NL7907173A - Videobandweergeefapparaat voor toepassing bij verschillende bandtransportsnelheden. - Google Patents

Description

w u/uu/ycv. J.UDZ.

' I - *' -1-

Videobandweergeefapparaat voor toepassing bij verschillende bandtransports nelheden.

De uitvinding heeft betrekking op een videoband-weergeefapparaat voor toepassing bij verschillende band-transportsnelheden, en meer in het bijzonder op een bandtrans-portsnelheidsbesturingsstelsel voor een dergelijk apparaat.

5 Sedert enige tijd vindt ook voor omroepdoeleinden toepassing op grote schaal plaats van een videobandweergeef-apparaat met schroeflijnvormige bandaftasting. Het belagnrijk-. ste voordeel van een dergelijke toepassing is gelegen in de mogelijkheid van verschillende vormen van signaalweergave, 10 zoals signaalweergave bij langzaam bewegend beeld, signaalweergave bij stilstaand beeld, signaalweergave bij snel bewegend beeld en zelfs signaalweergave bij terugbewegend beeld. Dit is het gevolg van het feit, dat bij signaalopname door middel van een videobandopneemapparaat met schroeflijnvormige 15 bandaftasting meestal opname van steeds êén videoraster per schuinverlopend registratiespoor op de magneetband plaats vindt.

Bij een bekend videobandweergeefapparaat van het hier genoemde type heeft het aan het apparaat toegevoerde be-20 sturingssignaal de vorm van een gelijkspanningspotentiaal. Daarmede is echter geen zeer nauwkeurige besturing van de bandtransportsnelheid mogelijk. Wanneer de transportsnelheid een nabij nul gelegen waarde dient te hebben, treden vaak instabiliteiten op. Dit is bijvoorbeeld het geval, wanneer ter 25 wille van bepaalde signaalbewerkingen (editing) een bepaald punt op de band moet worden uitgekozen; de genoemde instabili— teiten kunnen in dat geval een foutieve bepaling van het in aanmerking komende punt van, respectievelijk de in aanmerking komende plaats op, de band veroorzaken.

30 De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel, een videobandweergeefapparaat met schroeflijnvormige bandaftasting van nieuw type te verschaffen.

790 7 1 7 3 * '-9 % -2-

Voorts stelt de uitvinding zich. ten doel/ een videobandweergeefapparaat met schroeflijnvormige bandaftasting te verschaffen, dat werkt met een niwue type bandtransport-snelheidsbesturingsstelsel voor doelmatige besturing van de 5 bandtransportsnelheid tijdens een speciale of van de normale afwijkende signaalweergave, zoals signaalweergave bij stilstaand, langzaam bewegend of snel bewegend beeld.

Daartoe stelt de uitvinding voor, dat het voor besturing van de bandtransportsnelheid van een dergelijk video-10 bandapparaat toegepaste besturingssignaal wordt gevormd door een signaal van bepaalde frequentie, waarbij het videobandweergeefapparaat is voorzien van een frequentiesignaalgenera-tor, welke bijvoorbeeld aan de kaapstander van het apparaat is toegevoegd en in de bekrachtigde toestand van een drukrol 15 een signaal afgeeft, waarvan de frequentie met de bandtransportsnelheid overeenkomt. De transportsnelheid van de videoband wordt daarbij zodanig bestuurd, dat de frequentie van het genoemde signaal gelijk wordt aan die van het toegevoerde besturingssignaal. Tijdens signaalweergave bij normale beeldsnel-20 heid wordt de kaapstandermotor van het videobandapparaat bestuurd door middel van een servolusschakeling, welke werkt met een uitwendig referentiesignaal, zoals een signaal van 60 Hz.

De bedrijfstoestand van het bandapparaat, waarvoor de onderhavige in het bijzonder, van belang is, kan worden aangeduid als 25 "zoeken"; de bandtransportsnelheid wordt tijdens een dergelijke bedrijfstoestand bepaald door de kaapstander en de bekrachtigde drukrol. Dit is ook bij normale signaalweergave het geval, doch in de bedrijfstoestand "zoeken", kunnen bandtrans-portsnelheden van 0-5 maal de normale bandtransportsnelheid 30 in voorwaartse en teruggaande richting optreden. Het videobandweergeefapparaat bevindt zich dan uiteraard in een toestand "signaalweergave", waarbij uitgelezen videobeelden op een monitor kunnen worden waargenomen. Voorts kan bij het videobandweergeefapparaat zowel een bedrijf stoestand "snel 35 vooruit" als een bedrijfstoestand "snel terug" worden gebruikt, waarbij de bepaling van de bandtransportsnelheid echter door een haspelaandrijfmotor plaats vindt, daar de 790 7 1 7 3 * -3- drukrol onder deze omstandigheden in zijn onbekrachtigde toestand verkeert, i-iogelijk is het, dat de bandtransportsnelheid ook bij de bedrijfstoestanden "snel vooruit" en "snel terug" met de behulp van de frequentie van het genoemde besturings-5 signaal wordt geregeld. Zoals algemeen bekend is, bevindt de drukrol van een videobandapparaat zich in de beide laatstgenoemde toestanden op enige afstand van de kaapstander, terwijl bovendien geen uitleesschakeling in bdrijf is.

De onderhavige uitvinding leent zich in het bij-10 zonder voor toepassing bij een videobandweergeefapparaat, dat bij speciale signaalbewerkingen wordt toegepast, welke wel als "editing" worden aangeduid. Voor de bepaling van een voor "editing" in aanmerking komend punt van, respectievelijk plaats op, de magneetband is het voldoende, dat het videoband-15 apparaat in zijn bedrijfstoestand "zoeken" wordt gebracht en besturing met de hand van een oscillator van variabele frequentie plaats vindt. Voor de fase-aanpassing van de magneetband tijdens de gewenste signaalbewerking wordt door een signaalbewerkingsbesturingsinrichting (editing controller) 20 een besturingssignaal van variabele frequentie afgegeven.

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van een uitvoeringsvoorbeeld, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonenr 25 figuur 1 een schematische weergave, gedeeltelijk uitgevoerd als blokschema, van een videobandapparaat van het type met twee magneetkoppen en schroeflijnvontiige bandaftas-ting, waarbij de uitvinding is toegepast, figuur 2 een schematische weergave van enige be-30 drijfstoestanden van een videobandapparaat met respectievelijk bijbehorende bedrij fsomstandigheden, figuur 3 een blokschema van een uitvoeringsvoorbeeld van een bij de uitvinding toegepaste frequentiecompara- . tor, 35 figuur 4 enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de frequentiecomparator volgens figuur 3 en figuur 5 een schema van een uitvoeringsvoorbeeld 790 7 1 7 3 1 ' , * ¥ -4- van een voor handbesturing van het videobandapparaat volgens figuur 1 dienende besturingsinrichting.

Zoals figuur 1 laat zien, kan de onderhavige 5 uitvinding worden toegepast op een videobandapparaat van het type met twee magneetkoppen en schroeflijnvormige bandaftas-ting. Daarbij voeren twee magneetkoppen afwisselend aftasting van een videomagneetband in schuine richting ten opzichte van de bandlangsas uit voor zodanige opname van een videosignaal 10 op de magneetband, dat ieder videoraster steeds volgens ëën registratiespoor op de magneetband wordt opgenomen. Een der-gelijk type. videobandapparaat is bijvoorbeeld bekend onder het. type "U-matic", dat een geregistreerd merk van Sony Corporation vormt; daarbij wordt gebruik gemaakt van een nor-15 male magneetband met een breedte van 3/4 inch. Volstaan wordt met een beschrijving van de belangrijkste onderdelen van een dergelijk videobandapparaat; een gedetailleerde, volledige beschrijving wordt achterwege gelaten.

Tot de in figuur 1 schematisch weergegeven onder- 20 delen behoort een kaapstander 1, waarmede een vliegwiel 2 is gekoppeld, terwijl een drukrol 3 in aanraking met de kaapstander 1 kan worden gebracht. Voorts toont figuur 1 een roteerbare bandleitrommel 4 met een paar magneetkoppen 5a en 5b. haspelassen 6a en 6b dienen respectievelijk voor geleiding en 25 aandrijving in rotatie van respectievelijk een bandtoevoerhas-pel en een bandopneemhaspel. Bij het in figuur' 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn met de kaapstander 1, de bandleitrommel 4 en de haspelassen 6a, 6b, respectievelijk aandrijf-motoren 7, b, 9a en 9b gekoppeld. Het de haspelaandrijfassen 30 6a en 6b verkeren respectievelijk ëen bandhaspel 10a en een bandhaspel 10b in aangrijping. Figuur 1 toont voorts een band-spanningsregelaar 11, bandgeleiders 12, een videomagneetband 13 en een stuursignaalmagneetkop 14 voor opname/weergave van een stuursignaal van bijvoorbeeld 30 Hz.

'35 Via een ingangsaansluiting 15 kan een extern synchronisatiesignaal worden toegevoerd. Bij opname van een * televisiesignaal of bij electronische signaalbewerking van het 790 717 3 φ· -5- type "editing" wordt een dergelijk synchronisatiesignaal van 30 Hz, dat is gesynchroniseerd met het verticale synchronisa-tiesignaal van het op te nemen videosignaal, via de ingangs-aansluiting 15 toegevoerd. Dit synchronisatiesignaal van 30 Hz 5 en het in reactie op rotatie van de bandleitrommel 4 door een impulsgenerator 19 afgegeven rotatiesignaal van 30 Hz worden aan fasevergelijking met elkaar onderworpen in een fasebestu-ringsservoschakeling 20, waarvan het uitgangsfoutsignaal aan de aandrijfmotor 8 van de bandleitrommel 4 wordt toegevoerd 10 voor besturing van de rotatiefase.

Via de ingangsaansluiting 16, 17 en 18 worden van buitenaf verder besturingssignalen toegevoerd. Via de ingangs-aansluiting 16 wordt een besturingssignaal toegevoerd, dat is gericht op normale signaalweergave; via de ingangsaansluiting 15 17 wordt een snelheidsbesturingssignaal toegevoerd voor wijziging van de transportsnelheid van de magneetband 13; via de ingangsaansluiting 18 wordt een omkeerbesturingssignaal toegevoerd voor wijziging van de transportrichting van de magneetband 13.

20 Aan de kaapstander 1 is een generator 21, hierna aangeduid als 11 kaapstander gener a tor aangeduid, voor detectie van de rotatiesnelheid van de kaapstander 1 toegevoerd. Bij het in figuur 1 beschreven uitvoeringsvoorbeeld zijn ter de- ~ tectie van de transportnselheid van de band 13 aan de haspel-25 aandrijfassen 6a en 6b respectievelijk de generatoren 22a en 22b, hierna ook wel als "haspelgenerator" aangeduid, toegevoegd. De kaapstandergenerator 21 en de haspelgeneratoren 22a en 22b zijn van bekend type, zodat geen gedetailleerde beschrijving van deze generatoren wordt gegeven. De transport-30 snelheid van de band 13 kan worden bepaald door toevoeging van een in rechtstreekse aanraking met de magneetband 13 verkerende rol, waarvan het aantal omwentelingen wordt gemeten, of door middel van een stuursignaalmagneetkop 14, die stuurimpul-sen uit de band 13 uitleest voor bepaling van het impulsinter-35 val; in dat geval behoeven geen afzonderlijke haspelgeneratoren te worden toegepast.

Bij het in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvoor- 790 7 1 7 3 f *560 -6- beeld worden de verschillende bedrijfstoestanden wat betreft hun relatie tot de bandtransportsnelheid op de volgende wijze gedefinieerd: de bedrijfstoestanden "signaalweergave bij normaal bewegend beeld", "zoeken" en "signaalweergave bij stil-5 staand beeld" worden aangeduid als "signaalweergave". Deze laatstgenoemde bedrijfstoestand wordt veelal tot stand gebracht voor het onderzoeken en waarnemen van een uitge-lezen -videosignaal op het beeldscherm van een "monitor"; daarbij vindt het transport van de magneetband 13 plaats door middel 10 van de kaapstander 1. De normale signaalweergave vindt plaats bij een normale bandtransportsnelheid, tijdens welke de kaap-standermotor 7 onder de inwerking van zowel snelheidsservobe-sturing als faseservobesturing staat. De bedrijfstoestand "zoeken" omvat zowel signaalweergave bij teruggaand beeld als 15 signaalweergave bij vooruit bewegend beeld, dat wil zeggen signaalweergave zowel bij langzaam als bij snel bewegend beeld. Wanneer de bandtransportsnelheid hoger ligt dan bij "zoeken", vindt het bandtransport uitsluitend door middel van een haspel aandrijfmotor plaats. In dat geval spreekt men, afhankelijk 20 van de bandtransportrichting van "snel vooruit" en "snel terug"; de drukrol 3 is daarbij uiteraard niet bekrachtigd.

Figuur 2 toont een schematische weergave van deze bedrijfstoestanden voor bandtransportsnelheden, welke van -5 tot +5 maal de normale bandtransportsnelheid variëren.

25 ' Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 1 . vindt automatische overschakeling van de bedrijfstoestand "zoeken" naar de bedrijfstoestand "snel vooruit" of "snel terug" plaats op basis van frequentiediscriminatie van het via de ingangsaansluiting 17 toegevoerde snelheidsbesturings-30 signaal. Bij normale signaalweergave wordt door de kaapstander-c,enerator 21 een rotatieimpuls met een impulsherhalingsfre-quentie van 300 Hz afgegeven, terwijl via de ingangsaansluiting 17 een snelheidsbesturingssignaal met een frequentie van 300 Hz wordt toegevoerd voor besturing van de rotatiesnel-35 heid van de kaapstandergenerator 21. Daartoe is een snelheids-servobesturingsschakeling 23 aanwezig, waaraan de van de kaapstandergenerator 21 afkomstige impulsen en het via de in- 790 7 1 7 3 * ·> -7- gangsaansluiting 17 toegevoerde snelheidsbesturingssignaal voor frequentievergeiljking worden toegevoerd. Het uit deze vergelijking resulterende uitgangssignaal van de snelheidsser-vobesturingsschakeling 23 wordt via een optelschakeling 24 5 aan de kaapstanderaandrijfmotor 7 toegevoerd voor op het ver-gelijkingsresultaat gebaseerde besturing van de rotatiesnel-heid van de motor 7.

Tijdens normale signaalweergave wordt een desbetreffend snelheidsbesturingssignaal door de besturingsinrich-10 ting via de ingangsaansluiting 16 aan een schakeleenheid 25 toegevoerd, welke daardoor in zijn geleidende toestand wordt gebracht. Het via de ingangsaansluiting 15 toegevoerde, verticale synchronisatiesignaal en de via de stuursignaalmagneet-kop 14 uitgelezen stuurimpuls worden toegevoerd aan een fase-15 besturingsservoschakeling 26, waarvan het vergelijkingsuit-gangssignaal in de geleidende toestand van de schakeleenheid 25 via deze en de optelschakeling 24 aan de kaapstanderaandrijfmotor worden toegevoerd voor besturing van de rotatiefase van de kaapstander 1. Tijdens normale signaalweergave wordt de 20 kaapstander 1 derhalve aangedreven onder snelheidsbesturing door middel van het via de ingangsaansluiting 17 toegevoerde snelheidsbesturingssignaal en onder fasebesturing door middel van het van de fasebesturingsservoschakeling 26 afkomstige signaal.

25 Tijdens normale signaalweergave wordt het via de ingangsaansluiting 17 ontvangen snelheidsbesturingssignaal aan een frequentiedetectieschakeling zoals een frequentiedis-criminator 27 toegevoerd. Het uitgangssignaal van deze frequentiedetectieschakeling wordt aan een aandrijfinrichting van 30 de drukrol 3, zoals een solenoide 28, toegevoerd om de drukrol 3 in aangrijping met de kaapstander 1 te brengen; dit geschiedt wanneer de frequentie van het snelheidsbesturingssignaal zich in een waardengebied van -f2 tot tf^ bevindt.

Tijdens normale signaalweergave ligt de frequentiewaarde 35 300 Hz binnen dit gebied van -f2 tot zodat de transport- snelheid van de magneetband 13 vdan door aanraking van de drukrol 3 aan de kaapstander 1 wordt bepaald.

790 7 1 7 3 . ·* . f....

-8- «

Wanneer via de ingangsaansluiting 18 een omkeer-besturingssignaal wordt ontvangen, dan wordt dit signaal aan de snelheidsservobesturingsschakeling 23 en voorts aan èen haspelsnelheidsservobesturingsschakeling 29 toegevoerd. Het 5 uitgangssignaal van laatstgenoemde schakeling wordt aan de haspelaandrijfmotoren 9a en 9b respectievelijk de haspelassen 6a en 6b toegevoerd voor respectievelijk aandrijfbekrachtiging van de motor 9a en bandspanningsbekrachtiging van de motor 9b wanneer de magneetband 13 in voorwaartse richting dient te ]_0 worden getransporteerd. Wanneer het bandtransport in tegengestelde of teruggaande richting dient plaats te vinden, vindt respectievelijk tegengestelde bekrachtiging van de beide haspelaandrijfmotoren plaats. Zo kan bijvoorbeeld zodanig te werk te worden gegaan, dat het omkeerbesturingssignaal voor band-15 transport in normale richting de binaire waarde ”1" en voor bandtransport in teruggaande richting de binaire waarde "O” (of "rl") heeft, waarbij de servobesturingsschakelingen 23 en 29 respectievelijk bijbehorende omkeerschakelaars bevatten.

20 De van de haspelaandrijfasgeneratoren 22a en 22b afkomstige signalen worden toegevoerd aan een bandtransport-snelheidsdetector 30, waarvan het bijvoorbeeld impulsvormige uitgangssignaal een frequentie, respectievelijk impulsherha-lingsfrequentie, heeft welke met de bandtransportsnelheid in 25 voorwaartse of teruggaande richting overeenkomt.·Dit uitgangssignaal. van detector 30 wordt aan de haspelsnelheidsservobe-sturingsschakeling 29 toegevoerd, evenals het via de ingangsaansluiting 17 ontvangen snelheidsbesturingssignaal en het van de kaapstandergenerator 21 afkomstige signaal. De servo-30 besturingsschakeling 29 bevat dan een frequentievergelijkings-schakeling; op zich zelf is het bekend om van de haspelgenera-toren 22a en 22b afkomstige signalen voor bandtransportsnel-heidsdetectie aan een desbetreffende detector, zoals de detector 30, toe te voeren.

35 Figuur 3 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een frequentievergelijkingsschakeling, welke bij de servobesturingsschakelingen 23 en 29 kan worden toegepast. Zoals figuur 3 laat zien, bevat de schakeling een paar tellers 36a, 36b -»90 7 1 7 3 * -9- en een paar respectievelijk met de uitgangssignalen van de tellers gevoede schuifregisters 37a, 37b. De uitgangssignalen van de schuifregisters 37a en 37b worden toegevoerd aan een als comparator werkende, digitale aftrekschakeling 38, waarvan 5 het uitgangssignaal in frequentie overeenkomt met het verschil tussen de uitgangssignalen van de schuifregisters 37a en 37b.

Het uitgangssignaal van de digitale aftrekschakeling 38 wordt aan een digitaal/analoog-omzetter 39 toegevoerd. Via een in-gangsaansluiting 41 wordt een klokimpuls P1 volgens figuur 4A 10 aan de teller 36a en 36b toegevoerd? aan hun wisaansluiting ontvangen deze tellers via respectievelijk de ingangsaansluitingen 31 en 32 via respectievelijk de faseomkeerschakelingen 40a en 40b signalen van respectievelijk de frequentie F-^ en P2.

15 Aan de hand van de figuren 4Α-4Ξ zal de werking van de vergelijkingsschakeling volgens figuur 3 worden beschreven.

De signalen en S2 volgens respectievelijk de figuren 4B en 4C worden respectievelijk via de ingangsaan-20 sluitingen 31 en 32 aan respectievelijk de faseomkeerschakelingen 40a en 40b toegevoerd. De signalen en S2 worden daarbij, aan fase-omkering onderworpen, waaruit de signalen en volgens respectievelijk de figuren 4D en 4E resulteren.

De klokimpuls P1 wordt derhalve gedurende de perioden en 25 T2 van respectievelijk de signalen S3 en S4 door de respectievelijk bijbehorende tellers 36a en 36b geteld en vervolgens sequentieel als geheugeninformatie in de schuifregisters 37a en 37b ingevoerd. De uitleessignalen van de schuifregisters worden met elkaar vergeleken in een digitale aftrekschakeling 30 38. Het frequentieverschil van de respectievelijk via de aansluitingen 31 en 32 toegevoerde signalen S-^ en S2 wordt derhalve weergegeven door het vergelijkingsuitgangssignaal van de digitale aftrekschakeling 38.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 3 is 35 het mogelijk, dat het uitgangssignaal van de kaapstandergenerator 21 aan de aansluiting 31 wordt toegevoerd en dat het via de ingangsaansluiting 17 ontvangen snelheidsbesturings- 790 71 7 5 -10- signaal aan de aansluiting 32 wordt toegevoerd, of omgekeerd. Voorts is het mogelijk, dat het uitgangssignaal van de band-transportsnelheidsdetector 30 aan de ing'angsaansluiting 31 wordt toegevoerd en dat het snelheidsbesturingssignaal van de 5 aansluiting 17 aan de aansluiting 32 wordt toegevoerd, of omgekeerd .

Vervolgens zal de werking van het videobandweer-geefapparaat volgens figuur 1 worden beschreven.

In de eerste plaats wordt verondersteld, dat toe-10 passing plaats vindt van twee videobandweergeefapparaten volgens figuur 1, waarbij de aansluitingen 15-18 van deze video-bandapparaten met de besturingsinrichting zijn verbonden, terwijl de weergeefuitgangsaansluiting van het ene videobandappa-raat voor electronische "editing"-doeleinden met de ingangs-15 aansluiting van het andere videobandapparaat is gekoppeld. Voorts wordt verondersteld, dat tijdscodesignalen voor bepaalde adressen (plaatsen op een magneetband) vooraf op de videobanden van de respectievelijke apparaten zijn opgenomen; deze tijdscodesignalen worden tijdens bandtransport door -afzonder·-2Q lijke, niet in de tekening weergegeven magneetkoppen uitgele-· zen en vervolgens aan de besturingsinrichting toegevoerd. De besturingsinrichting is uitgerust met een besturingsknop 50 (zie figuur 5), welke voor rotatie mechanisch is gekoppeld met een potentiometer 51 en een draaischakelaar 52. Met de 25 potentiometer 51, waarvan het uitgangssignaal via een aansluiting 55 als snelheidsbesturingssignaal aan de aansluiting 17 wordt toegevoerd, is een spanningsgestuurde oscillator 53 gekoppeld. De draaischakelaar 52 geeft een spanning van het binaire niveau "1" of. "0" via een aansluiting 54 af, welke als 30 omkeerbesturingssignaal aan de aansluiting 18 wordt toegevoerd.

In geval van "editing" van een videomagneetband dient eerst het "editing"-punt op de magneetband te worden vastgesteld. Bij een zo effectief mogelijke toepassing van de onderhavige uitvinding geschiedt dit op snelle en doeltreffen-35 de wijze door- bediening van de besturingsknop 50 tijdens waarneming van het beeld op de monitor. Daarbij is het mogelijk door bediening van slechts de besturingsknop 50 790 7 1 7 3 * -11- signaalweergave bij bandtransport in voorwaartse richting, signaalweergave bij bandtransport in teruggaande richting, signaalweergave bij snel bandtransport in voorwaartse richting en signaalweergave bij snel bandtransport in teruggaande rich-5 ting te kiezen.

Wanneer de besturingsknop 50 naar zijn in figuur 5 weergegeven stand is gedraaid, vindt bandtransport in teruggaande richting bij ongeveer driemaal de normale transport-snelheid plaats. Aan de aansluiting 54 verschijnt dan een po-10 tentiaal van de binaire waarde "0", terwijl een snelheidsbe-sturingssignaal met een frequentie van ongeveer 900 Hz (= 3rx 300 Hz.) aan de aansluiting 55 verschijnt. De tijdsco-designalen van alle voor "editing" in aanmerking komende punten op de band worden daarbij in een niet in de tekening weer-15 gegeven geheugen van de besturingsinrichting in opslag genomen.

Nadat een beslissing omtrent de in. aanmerking komende of gewenste "editing" punten op de band is genomen, kan de gehele "editing" onder automatische programmatesturing 20 plaats vinden, dat wil zeggen geheel automatisch. Dit zal nu worden beschreven.

Uit de besturingsinrichting worden adresaanwijs-signalen (tijdscodesignalen) voor signaaluitlezing uit het ene videobandapparaat en voor signaalopname via het andere video-25 bandapparaat uitgelezen, waarbij de desbetreffende signalen van de binaire waarde "1" of "0" aan de aansluitingen 18 van de videobandapparaten worden toegevoerd, afhankelijk van het feit, of de magneetbanden 13 van de apparaten in voorwaartse of in teruggaande richting dienen te worden getransporteerd? 30 wijzigingen van de respectievelijke bandtransportsnelhecen van de beide magneetbanden 13 is afhankelijk van de mate, waarin het punt (plaats op de band) of het adres van een gekozen tijdscodesignaal op de band is verwijderd van het huidi-gepunt of adres; de desbetreffende signalen worden toegevoerd 35 via de ingangsaansluitingen 17 van de bandapparaten.

Wanneer bij het ene videobandapparaat het door de besturingsinrichting geselecteerde adres zich op een nabij 790 7 1 7 3 i -12- het uiteinde van de desbetreffende magneetband 13 gelegen punt of plaats bevindt, dient bandtransport bij hoge snelheid in voorwaartse richting plaats te vinden. In dat geval wordt 'een signaal van hoge frequentie aan de ingangsaansluiting 17 5 toegevoerd, een signaal van de binaire waarde "1" aan de in-gangsaansluiting 18 toegevoerd en een signaal van de binaire waarde "0" aan de aansluiting 16 toegevoerd. Daardoor wordt " de schakeleenheid 26 in zijn niet-doorlatende toestand gebracht.

10 In dat geval, wordt de stroom aan de haspelaan- .

drijfmotor 9b toegevoerd voor opname van de.magneetband 10 op de bandhaspel 10b. Detectie van de bandtransportsnelheid vindt daarbij plaats door middel van de bandtransportsnelheidsdetec-tor 30, waarvan het uitgangssignaal aan de haspelsnelheids- 15.servobesturingsschakeling 29 wordt toegevoerd, evenals het via de ingangsaansluiting 17 ontvangen besturingssignaal van hoge frequentie. De servobesturingsschakeling 29 detecteert het verschil tussen de beide signalen voor aandrijving van de motor 9b op basis van dit verschil. 7.1s gevolg daarvan wordt band-20 transport verkregen bij een snelheid, die overeenkomt met de frequentie van het aan de aansluiting 17 toegevoerde besturingssignaal, dat wil. zeggen bandtransport bij hoge snelheid.

Daarbij kan voor.de hoogste bandtransportsnelheid een waarde worden gekozen, welke 30 maal de bandtrans-25 portsnelheidswaarde bij normale signaalweergave of signaalop-name bedraagt. Zoals reeds is opgemerkt, wordt het via de ingangsaans lui ting 17 toegevoerde signaal aan detectie door de frequentiediscriminator 27 onderworpen. Wanneer de gedetecteerde frequentie zich binnen het gebied van -f2 tot +f^ bevindt, 30 wordt de drukrol 3 in aanraking met de kaapstander 1 gebracht, zoals reeds is opgemerkt. Het zojuist genoemde frequentiege-bied is vooraf zodanig gekozen, dat het overeenkomt met het frequentiegebied, waarin de bandtransportsnelheid een waarde heeft, welke 5 maal de normale transportsnelheidswaarde be-35 draagt. V*anneer de magneetband 13 op de hiervoor beschreven wijze bij hoge snelheid wordt getransporteerd, wordt de drukrol 13 van de kaapstander 1 verwijderd en geschiedt de 790 7 1 7 3 *5 -13- t bepaling van de bandtransportsnelheid op basis van de rotatie-snelheid van de haspelaandrijfmotor 9b. Dit is derhalve het geval, so lang als het bandtransport bij hoge snelheid plaats vindt. Wanneer het door de besturingsinrichting aangewezen ^ adres op de magneetband 13 dichterbij komt daalt de frequentie van het aan de snelheidsbesturingsaansluiting toegevoerde besturingssignaal, zodat ook de bandtransportsnelheid overeenkomstig lager wordt. Wanneer de bandtransportsnelheid de normale snelheidswaarde nadert en binnen een gebied van ongeveer ^0 5 maal die normale waarde terecht komt, wordt de drukrol 3 in . roterende aanraking met de kaapstander 1 gebracht. De bandtransportsnelheid wordt dan door de kaapstander 1 bepaald.

In dat geval worden de frequentie van het van de kaapstandergenerator 21 afkomstige signaal en de frequentie van het transportsnelheidsbesturingssignaal in de snelheids-servobesturingsschakeling 23 met elkaar vergeleken, waarbij de kaapstanderaandrijfmotor 7 door het uitgangssignaal van de servobesturingsschakeling 23 wordt bestuurd. Evenals in het voorgaande geval zal de bandtransportsnelheid dan met het 20 snelheidsbesturingssignaal overeenkomen.

De reden, dat bij lage snelheid het bandtransport door middel van de kaapstander 1 plaats vindt, is dat bij een daling van de transportsnelheid de belasting toeneemt, zodat een soepel, vlekkeloze aandrijving van de magneetband 13 25 uitsluitend door middel van de haspelaandrijfmotor 9b of 9a onmogelijk wordt. In verband daarmede wordt overgegaan op bandtransport door middel van de kaapstander 1, die bij lage bandtransportsnelheden een groter aandrijfkoppel kan uitoefenen. De reden, dat voor bandaandrijving door middel van de 30 kaapstander een binnen een gebied van ongeveer 5 maal de normale transportsnelheid gelegen snelheidswaarde wordt gekozen, is dat dit gebied zowel signaalweergave bij langzaam bewegend beeld als signaalweergave bij stilstaand beeld omvat, zodat bijna alle uitgelezen beelden kunnen worden waargenomen.

35 De voorafgaande beschrijving is gegeven voor band transport in voorwaartse richting; het zal echter duidelijk zijn, dat bandtransport in teruggaande richting op soortgelijke 790 7 1 7 3 i -14- wijze kan plaats vinden. In dat geval wordt de motor 9a aangedreven en wordt de kaapstandermotor 7 in tegengestelde richting in rotatie aangedreven.

Opgemerkt wordt nog, dat devvoorgaande beschrij-5 ving is gegeven voor het.voor signaalweergave of -uitlezing toegepaste videobandapparaat; het zal echter duidelijk zijn, dat het voor signaalopname toegepaste videobandapparaat op soortgelijke wijze door het van de besturingsinrichting afkomstige signaal kan worden bestuurd.

10 Zoals uit de in het voorgaande gegeven beschrij- .ving van de uitvinding naar voren komt, kan de bandtransport-snelheid binnen een gebied, dat zowel hoge als lage snelheids-waarden omvat, nauwkeurig worden bepaald aan. de hand van een signaal met een voor de snelheid karakteristieke frequentie, 15 zodat nauwkeurige besturing van de bandtransportsnelheid door middel van het via de ingangsaansluiting 17 toegevoerde snel-heidsbesturingssignaal kan worden verkregen. Aangezien de transportsnelheid van de magneetband 13 afhankelijk van een frequentie wordt bestuurd, kan de snelheid naar wens van een 20 waar 0 tot een hoge snelheidswaarde worden gevarieerd.

Zoals in het voorgaande is beschreven, vindt bij' betrekkelijk lage snelheid het bandtransport door middel van de kaapstander 1 plaats. Daardoor wordt een stabiel bandtrans-yort verkregen, zodat het op een monitor zichtbaar gemaakte 25· beeld nauwkeurig kan worden waargenomen en herkend.

Aangezien bij het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding voor de grenswaarde bij zowel voorwaarts als teruggaand bandtransport tijdens het zoeken een waarde gekozen is, welke '5 maal de snelheidswaarde be-30 draagt, kan worden volstaan met de keuze ί^=ί2=1500Hz. Het is echter niet steeds noodzakelijk om tijdens het "zoeken" door automatische discriminatie van "snel vooruit" naar"snel terug" over te schakelen; in plaats daarvan kan met een van een externe bron afkomstig besturingssignaal gewerkt worden.

35 landtransport bij constante snelheid wordt uitsluitend tijdens de beide zojuist genoemde bedrijfstoestanden toegepast.

De uitvinding beperkt zich niet tot het in het voorgaande beschreven en in de tekening weergegeven 790 7 1 7 3 -15- uitvoeringsvoorbeeld; verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven onderdelen en in hun onderlinge samenhang worden aangebracht, zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden.

7907173

Claims (8)

1. Videobandweergeefapparaat voor toepassing bij b verschillende bandtransportnselheden, voorzien van: a) roteerbare magneetkoppen voor schroeflijnvormige aftasting van schuin op een videomagneetband verlopende re-" gistratiesporen/ b) èen kaapstander-drukrol-eenheid voor bandtransportaan- 10 drijving bij verschillende transportsnelheden in zowel voorwaartse als teruggaande richting en van c) een rotatie-impulsgenerator voor opwekking en afgifte van een rotatie-impuls, die een aanwijzing van de rota-tiesnelheid van de kaapstander geeft, g e k e n - 15 merkt door: d) middelen voor toevoer van een besturingssignaal, waarvan de freguentie-informatie omtrent de besturingssnelheid bevat, e) , een frequentiecomparator voor detectie van het frequentie- 20 verschil tussen de rotatie-impuls en het besturings- signaal en door f) een kaapstanderaandrijfschakeling voor besturing van de rotatiesnelheid van de kaapstander in afhankelijkheid van het uitgangssignaal van de frequentiecomparator. 25

2. Videobandweergeefapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het besturingssignaal rich-tingsinformatie bevat en dat de kaapstanderaandrijfschakeling de rotatie-aandrijfrichting in afhankelijkheid van die rich- 30 tingsinformatie wijzigt.

3. Videobandweergeefapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de frequentie-informatie van het besturingssignaal wordt gevormd door instelling van 35 een potentiometer, die met een spanningsgestuurde oscillator is gekoppeld. 7.90 7 1 7 3 V -17-

4. Videobandweergeefapparaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de richtingsinformatie van het besturingssignaal synchroon met de potentiometer wordt gevormd. 5

5. Videobandweergeefapparaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de potentiometer zodanig is uitgevoerd, dat hij ten opzichte van zijn middenaftakking als spiegelniveau steeds althans tenminste nagenoeg de zelfde 10 potentiaal afgeeft, terwijl het richtingsbesturingssignaal een ten opzichte van de middenaftakking in voorwaartse of teruggaande richting gepolariseerde richtingsinformatie afgeeft.

6. Videobandweergeefapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de videomagneetband wordt getransporteerd tussen een paar haspels met ieder een eigen aandrijfschakeling, terwijl de kaapstander-drukrol-eenheid wordt bestuurd door middel van een solenoide. 20

7. Videobandweergeefapparaat volgens conclusie 6, gekenmerkt door een frequentiediscriminatiescha-keling voor detectie van de frequentie-informatie van het besturingssignaal of de frequentie van de rotatie-impuls, zoda- 25 nig, dat wanneer de gedetecteerde frequentie een voorafbepaalde frequentiewaarde overschrijdt, de solenoide de kaapstander-drukrol-eenheid buiten werking stelt.

8. Videobandweergeefapparaat volgens conclusie 7, 30 net het kenmerk, dat aan de beide haspels respectievelijk bijbehorende rotatie-impulsgeneratoren zijn toegevoegd, terwijl voorts een bandtransportsnelheidsdetector aanwezig is voor berekening van de bandtransportsnelheid uit de uitgangssignalen van de rotatie-impulsgeneratoren, een en an- 35 der zodanig, dat wanneer de kaapstander-drukrol-eenheid buiten werking is gesteld, de besturing van de bandtransportsnelheid plaats vindt door besturing van de haspelaanörijfschakeling 790 7 1 7 3 Λ. * -18- op basis van het resultaat van vergelijking van de frequentie-informatie van het besturingssignaal met de uitgangssignalen van de bandtranspo'rtsnelheidsdetector. 790 7 1 7 3