NL7906963A - Nokafdichting. - Google Patents

Description

! ' - ) 49 315/Jo/AS 1 _ i _ -§

Oskar Fleck, te Datteln, Bondsrepubliek Duitsland.

Nokafdichting. \ i i r ;

De uitvinding heeft betrekking op een nok-afdichting voor met dakbedekkingsplaten bedekte daken, bestaande uit onder de nokpannen aan de nokbalk van de dak- ; constructie bevestigde langwerpige, betrekkelijk stijve : 5 afdichtingselementen, die over hun lengte een constante j : dwarsdoorsnede hebben, die elkaar aan hun einden overlappen j en die met hun middendeel ten minste gedeeltelijk op de j | nokbalk liggen, terwijl hun beide zijdelen over de naar de ; nok gekeerde randen van de nokzijdige dakbedekkingsplaten 10 j afdichtend grijpen en met hun horizontaal of slechts licht j | hellend lopende vrije langsranden een oplegvlak vormen voor j | de langsranden van de nokpannen. j | Wanneer hieronder sprake is van een "nok- j j afdichting", gelden deze uitvoeringen ook steeds voor hoek- j 15 j keperbedekkingssystemen (Grateindeckungssysteme), omdat in ! principe dezelfde problematiek aanwezig is.

{ i ; Uit het Duitse octrooischrift 2 258 811 is ! 'ygÖWFS 1

L

f ’ ί f - 2- I -__________________ verschillende vormen van de gebruikte pannen nodig is. De nokpannen moeten daarbij door de afdichtingselementen worden gefixeerd en er moet een snelle en veilige plaatsing moge-lijk zijn. j 5 Dit probleem wordt volgens de uitvinding op- ; i gelost, doordat de afdichtingselementen zijn voorzien van over de buitenzijde van hun zijdelen uitstekende oplegdelen j voor de in de bedekking een cilindrisch binnenvlak vormende nokpannen en de afstand van deze oplegdelen kleiner is dan 10 de deklengte van de nokpannen.

Om een effectieve ontluchting van de ruimte boven en onder de nokkap te waarborgen, hebben de afdich- j tingselementen bij voorkeur ten minste aan één zijde van j de nokbalk een rij luchtdoortreedgaten. j 15 Het is gunstig gebleken het afglijden van de j· nokpannen doelmatig te verhinderen, doordat de vrije langs- j randen van de zijdelen van de afdichtingselementen een aan- j slag hebben voor de langsranden van de nokpannen. j

Verder wordt voorgesteld, dat de zijdelen ] 20 j van de afdichtingselementen een concave dwarsdoorsnedevorm | hebben. Deze concave omtrek is verrassend buigelastisch,

! zodat door het gewicht van de nokpannen een goede afdich-! ting mogelijk wordt. I

Bij voorkeur zijn de oplegdelen als dwars 25 op de langsrichting van de afdichtingselementen staande, ! doorlopende goten uitgevoerd. Daardoor wordt bereikt, dat een betrekkelijk groot oplegvlak onder de nokpanwelving i aanwezig is, waarbij ondanks de met de techniek samenhangende> onregelmatigheden onder de nokkap een voldoende ventilatie j 30 in de richting van de nokbalk is gegeven.

Als materiaal voor de afdichtingselementen is kunststof, in het bijzonder hard polyvinylchloride, gunstig gebleken.

De uitvinding zal hieronder nader worden toe-35 gelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van fj 7906963 * > - 3 - > voorbeeld een uitvoeringsvorm van de nokafdichting volgens de uitvinding is weergegeven. Daarin, toont:

Fig. 1 een nokafdichting volgens de uitvin-j ding in perspectief en j 5 [ Fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II.

In fig. 1 is een nokafdichting, in het bijzon- ' der het daarvoor bestemde afdichtingselement 1, weergegeven. I De nokafdichting voor met dakbedekkingsplaten bedekte daken : bestaat uit aan een nok- of hoekkeperbalk 2 bevestigde, 10 de bovenste afsluiting van de nok vormende nokpannen 3 en 4, [ waarvan een pan op de nokkap liggend en de andere boven, j | dus vóór het opleggen is weergegeven. Tussen de nokpannen i | en de (niet weergegeven) dakbedekkingsplaten wordt het af-! dichtingselement 1, dat is vervaardigd uit betrekkelijk ! 15 ; stijf hard polyvinylchloride volgens de dieptrekwerkwijze, j aangebracht voor het afdekken van de vrije ruimte tussen i I nokpannen en dakbedekkingsplaten. Het afdichtingselement 1 I heeft een op de bovenzijde van de nokbalk 2 ten minste j j gedeeltelijk liggend, betrekkelijk plat middenvlak 5, waarop ] 20 , zich aan beide zijden zijdelen 6 eh 7 aansluiten, die om de | nokzijdige einden van de dakbedekkingsplaten afdichtend i . .

j grijpen. De zijdelen lopen in horizontale of licht hellende

i O

i (0 ... 45°) kantstroken 8 en 9 uit, waarop de nokpannen ! met hun randen 10 liggen. j 25 | Bij de weergegeven nokpannen gaat het om ! • j I z.g. zerk-nokpannen, die een lichaam met een cilindrisch ; ! i | binnenvlak hebben. Het afdichtingselement heeft dienover- · komstig op zijn gehele lengte ongeveer dezelfde welving \ en is in het zijgebied voorzien van over de welving staande ;

30 oplegdelen 12, die een afstand a hebben, die ongeveer over- ] eenkomt met eenderde van de nokpanlengte. De kantstroken J

bezitten aan de randzijde aanslagen 13 voor de kanten van de nokpannen 3.

ï i j Onder de kantstroken zijn dichtstroken 14 35 ! van schuimkunststof .gekleefd, die een breed aanligvlak 15 L___________i 7906963 * < ί - 4 _ en in de richting van de bedekkingsplaten een smaller wordende, bij voorkeur driehoekige dwarsdoorsnede met een punt 16 hebben.

De beschreven oplegdelen 12 bestaan, zoals j 5 uit fig. 1 blijkt, uit dwars over de welving van de af- 5 j dichtelementen lopende goten, die als aan hun punt geronde, holle, ongeveer 1-3 cm hoge uitstulpingen uit de welving ! van de nokkap zijn gevormd. Opgemerkt wordt, dat de omtrek van de oplegdelen, d.w.z. in het bijzonder van de beschreven .

10 goten, zich aan de binnenómtrek van de te leggen nokpannen j aanpast, zodat een zo groot mogelijk oplegvlak is gegeven. !

Om een luchtuitwisseling mogelijk te maken, i zijn twee rijen langwerpige ventilatiegaten 18 aan beide i zijden van de nokbalk aangebracht. De ventilatiegaten zijn ! 15 | omgeven door een opstaande kraag rondom om het inlopen van ! water te verhinderen. ] j i i Het afdichtingselement heeft bij voorkeur j j een lengte, die overeenkomt met de lengte van drie gelegde j j nokpannen. Het is in de nokrichting met andere afdichtings- ] 20 I elementen zodanig gelegd, dat delen van de elementen elkaar overlappen. iBij het leggen wordt het afdichtingselement eerst op de hoekkeperbalk gelegd en daar met spijkers be- j I vestigd. Daarna worden de nokpannen met behulp van klemmen * of met spijkers bevestigd, die door de kunststof van het ! I * 25 ] afdichtingselement in de hoekkeperbalk worden geslagen. !

Zoals in het bijzonder uit fig. 2 blijkt, · i bezitten de zijdelen 6, 7 een aan de kanten van het midden- : vlak beginnende, concave omtrek, die in de kantstroken 8,9! { uitloopt en waarboven slechts de oplegdelen 12 resp. goten i 30 uitsteken. De dwarsdoorsnede van het afdichtelement is daarmede ongeveer die van een pagodendak, dat bij opliggende hoekkeperpannen een goede buigzaamheid voor het samendrukken van de dichtingsstroken geeft, anderzijds een optimale ligging van de afdichtingselementen tegen de nok-35 balk mogelijk maakt en bovendien een zeer groot wateraf- L·».

\ jj 7906963 - 5 - > > druppelvermogen waarborgt. Door de nokafdichting volgens de uitvinding wordt dus bij gebruik van verschillende nokpannen ! een goede afdichting verkregen en de nokpannen worden be- ! trouwbaar gefixeerd. Een eenvoudig en snel leggen is moge- 5 lijk. Daarom kan van een uitstekende oplossing van de I ï aanwezige problemen worden gesproken.

ê ï i ! ! j i ï i * t t ! ! 1 i j l i i ï i ! f * i

I I

i ! i !

! I

; | ·___ Conclusies. : ^'9 0 6 9 6 3 1

Claims (6)

1. Nokafdichting voor met dakbedekkingsplaten ' bedekte daken, bestaande uit onder de nokpannen aan de nokbalk van de dakconstructie bevestigde langwerpige, betrek- i kelijk stijve afdichtingselenienten, die over hun lengte een 5 constante dwarsdoorsnede bezitten, die elkaar aan hun einden overlappen en die met hun middendeel ten minste gedeeltelijk ] op de nokbalk liggen, terwijl hun beide zijdelen over de I naar de nok gekeerde randen van de nokzijdige dakbedekkings- ® \ platen afdichtend grijpen en met hun horizontaal of slechts i 10 licht hellend lopende vrije langsranden een oplegvlak voor J de langsranden van de nokpannen vormen, met het ken-' i jmerk, dat de afdichtingselementen (1) zijn voorzien van ; j I over de buitenzijde van hun zijdelen (6, 7) uitstekende j j oplegdelen (12) voor de in de bedekking een cilindrisch j 15. binnenvlak vormende nokpannen (3,4) en dat de afstand (a) i ! van deze oplegdelen (12) kleiner is dan de deklengte van ' j j de nokpannen (3,4). j I · ' I

2. Nokafdichting volgens conclusie 1, m e t ] jhet kenmerk, dat de afdichtelementen (1) ten minste 1 20 aan één zijde van de nokbalk (2) een rij lüchtdoortreed- j gaten (18) bezitten. I ! |

3. Nokafdichting volgens conclusie 1 of 2, ‘ met het kenmerk, dat de vrije langsranden (8, 9) I ( van de zijdelen (6, 7) van de afdichtelementen (1) een aan- ί 25 slag (13) hebben voor de langranden van de nokpannen (3, 4). j

4. Nokafdichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zijdelen j (6, 7) van de afdichtelementen (1) een concave dwarsdoor- | j snedevorm hebben. j 1 j , < I ________________________;________________________I 7906963 _ 7- t _ _______m m _ _____ Μ I || M I II. II ~ ~

5. Nokafdichting volgens een der voorgaande conclusies, met het k enmerk, dat de oplegdelen » (12) zijn uitgevoerd als dwars op de langsrichting van de | i afdichtelementen (1) staande, doorlopende goten. j i f * 5 i

6. Nokafdichting volgens een der voorgaande ' conclusies, met het kenmerk, dat de afdicht- ΐ elementen (1) bestaan uit kunststof, in het bijzonder uit hard polyvinylchloride. i ί i 4 i i i 1 · ! ) i ï j i ί ï : ! ! j ( ! ! i ί i ! I ! i i i j i I ? | ; i | j t ! { i | i S ï Li_________i 7906963