NL8100097A - Afdichting voor de nok van een dak. - Google Patents

Description

. r·' -- i

Teewen B.V. 3192

Uitvinder: Octave W.M. Hansen te St. Odiliënberg -1-

AFDICHTING VOOR DE NOK VAN EEN DAK

De uitvinding heeft betrekking op een afdichting voor de nok van een dak, welke afdichting onder de nokstukken aangebracht kan worden en bestaat uit een strook buigzaam materiaal waarin ventilatie-openingen zijn aangebracht en die met een langszijde aan een nokbalk of ruiter kan 5 worden bevestigd en met de andere langszijde op de dakbedekking kan aanliggen, waarbij deze laatste zijde een zodanige vorm heeft dat het profiel van de dakbedekking gevolgd wordt.

Een dergelijke afdichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7016668.

10 Bij deze afdichting bestaat het nadeel dat door de wind, water in de ruimte onder het dak kan geraken. Een ander nadeel is dat het op de dakbedekking aanliggende gedeelte van de afdichting groot is, zodat een groot gedeelte van de afdichting in doorsnede geprofileerd moet zijn om het profiel van de dakbedekking te kunnen volgen. Dit gedeelte van de 15 afdichting moet daarom vrij stijf uitgevoerd zijn om flapperen hiervan ten gevolge van de wind te vermijden. Bij een vrij stijve uitvoering heeft men echter het nadeel dat de wind tussen dakbedekking en het hierop . aanliggende gedeelte van de afdichting kan komen, waardoor valse luchtstromen ontstaan die de ventilatie nadelig beïnvloeden en het water 20 opgestuwd kan worden tot pnder de dakbedekking. Bovendien is de afdichting als gevolg van de stijve en geprofileerde uitvoering duur, terwijl de montage arbeitsintensief is en zeer deskundig moet plaatsvinden. Omdat een groot gedeelte van de afdichting onder de nokpan uitsteekt zal door zonbestraling verschil in uitzetting optreden, 25 hetgeen de afdichtende werking niet ten goede komt. Bovendien is dit uitstekende gedeelte in estetisch opzicht minder acceptabel. Verder liggen de ventilatieopeningen in de afdichting buiten het dakvlak waardoor eventueel lekwater ook in de ruimte onder het dak kan geraken.

De open ruimte tussen de pannen en de nokstukken moet afgedicht 30 worden tegen regen en sneeuw. Ook kan men niet toelaten dat in deze open ruimte de wind vrij spel heeft, omdat de ventilatiestromen onder het dak daardoor ongunstig beïnvloed worden. Een oplossing die veel wordt toegepast om dit te voorkomen is het dichtsmeren van de ruimten en voegen tussen de nokstukken onderling en de nokstukken en de pannen met 8100097 Λ· * -2- cementmortel, doch hierdoor wordt ook de zeer gewenste ven-tilatiemogelijkheid geëlimineerd.

Doel van de uitvinding is een afdichting voor de nok van een dak te verschaffen welke genoemde nadelen niet heeft en die toepasbaar is 5 bij verschillende dakhellingen.

Volgens de uitvinding wordt dit verkregen doordat de afdichtingsstrook, welke aan een langszijde een zodanige vorm heeft dat het profiel van de dakbedekking gevolgd wordt als deze strook onder een hoek op de dakbedekking aanligt, voorzien is van, in de aangebrachte 10 stand, naar de dakbedekking gerichte slabben, welke met een van hun zijden met de afdichtingsstrook beneden de ventilatieopeningen zijn verbonden en met de andere, tegenoverliggende zijden kunnen reiken tot op de dakbedekking en aan deze zijden een zodanige vorm hebben dat het profiel van de dakbedekking gevolgd wordt (bijvoorbeeld gegolfde dakpannen).

15 De slabben hebben als functie het geleiden van de ventilatiestromen in de richting van de ventilatieopeningen alsmede het creëren van ontspan-ningsruimten tussen de slabben en het op de dakbedekking aanliggende deel van de afdichtingsstrook. Deze functie wordt optimaal vervuld als de slabben relatief stijf bevestigd zijn.

• / 20 In het geval de dakbedekking vlak.is kan met een doorlopende slabbe worden volstaan. Is de dakbedekking echter niet vlak (gegolfd) dan worden de slabben aangebracht in de golfdelen van de dakbedekking. Op deze plaatsen worden dan ook bij voorkeur de ventilatie-openingen en afstandhouders aangebracht.

25 De afdichtingsstrook is onder het nokstuk aangebracht en kan in doorsnede zodanig geprofileerd zijn dat het nagenoeg overeenkomt met het profiel van de onderzijde van het nokstuk. Een van de langszijden van de afdichtingsstrook kan op de nokbalk of ruiter bevestigd worden. Voor zadeldaken is het mogelijk om twee van deze afdichtingsstroken overlap-30 pend op de nokbalk of ruiter aan te brengen. Deze twee stroken kunnen vooraf ook tot een geheel verenigd worden of uit een geheel bestaan.

Om te voorkomen dat water via de ventilatieopeningen in de dakkonstruktie kan geraken zijn deze ventilatieopeningen, bijvoorkeur aan de omtrek, voorzien van een opstaande rand. Deze rand zorgt ervoor 35 dat het lekwater in de richting van de dakbedekking wordt afgevoerd. De opstaande rand kan over de gehele of gedeeltelijke omtrek van de ope-ningen zijn aangebracht. Fabrikagetechnisch heeft het aanbrengen van een gedeeltelijke rand geen voordeel, vandaar dat de voorkeur uitgaat naar 8100097 • * * % -3- een over de gehele omtrek van de ventilatieopeningen aangebrachte opstaande rand.

Aan weerszijden van ventilatieopeningen zijn bij voorkeur aan de afdichtingsstrook naar de nokpan gerichte afstandhouders aangebracht, 5 welke tussen de ventielatieopeningen en het nokstuk ingeklemd kunnen worden om te voorkomen dat deze openingen bij het aanbrengen van het nokstuk afgesloten worden. Verder geven deze afstandhouders aan de afdichtingsstrook een voldoende druk om een effectieve afdichting met de dakbedekking te waarborgen.

10 De slabben en eventueel ook het onder het nokstuk bevindende gedeelte van de afdichtingsstrook kunnen uit goedkoper materiaal zijn vervaardigd als het op de dakbedekking aanliggende deel van de afdichtingsstrook, omdat dit laatste gedeelte bloot staat aan de zon en andere invloeden van buitenaf, zoals aan door wind of regen meegevoerde 15 aggressieve verontreinigingen en derhalve van hoogwaardig en/of optimaal gestabiliseerd materiaal moet zijn vervaardigd.

Het op dè dakbedekking aanliggende deel van de afdichtingsstrook kan door windvlagen gaan flapperen. Om dit zoveel mogelijk te vermijden is het gewenst om slechts het uiteinde van dit deel op de dakbedekking te laten 20 aanliggen. Daartoe is dit deel zodanig uitgevoerd dat het makkelijker vervormbaar is als de rest van de afdichtingsstrook.

Zoals reeds vermeld zijn de slabben bijvoorkeur relatief stijf bevestigd. De bevestiging aan de afdichtingsstrook kan verstijfd zijn door een of meer verstijvingsribben. Het voordeel hiervan is dat bij 25 variërende dakhelling de afdichtingsstrook nabij de ruiter zal buigen, waardoor de op het dak aanliggende zijden van de slabben alsook van de afdichtingsstrook goed passend op de dakbedekking gaan aanliggen. Met andere woorden, de afdichting volgens de uitvinding is zelfzoekend.

Aan de hand van een tekening zal de uitvinding nader ver-30 duidelijkt worden.

Hierin is:

Fig. 1 een doorsnede van de nok van een dak met een afdichting volgens de uitvinding en

Fig. 2 een aanzicht van een variant van bovenstaande afdichtingsstrook.

35 Zoals Fig. 1 laat zien is met 1 het dakbeschot aangegeven, bestaande uit planken of platen waarop of waaronder een laag isolatiemateriaal kan zijn aangebracht. Het dakbeschot is voorzien van panlatten 2 voor het opleggen van de dakpannen 3. Deze pannen kunnen vlak of gegolfd 8100097 * * zijn. Boven een ruiter 4 zijn nokstukken 5 (nokvorstpannen) geplaatst die door spijkers 6 aan de ruiter 4 zijn bevestigd. De ruimte tussen de pannen 3 en de nokstukken 5 wordt afgedicht met behulp van afdichtingsstro-ken 7, 8 die enerzijds aan de ruiter 4 zijn bevestigd en anderzijds op de 5 dakbedekking 3 aanliggen. Het op de dakbedekking 3 aanliggende gedeelte heeft een zodanige vorm dat het profiel van de dakbedekking gevolgd wordt. De afdichtingsstrook is voorzien van op regelmatige afstand van elkaar aangebrachte ventilatie-openingen 9, die aan de omtrek van een opstaande rand 10 zijn voorzien. Het doel hiervan is om eventueel onder 10 het nokstuk 5 binnendringend water langs deze randen 10 in de richting van de dakbedekking te laten afvloeien. Op deze wijze wordt vermeden dat lekwater in de dakkonstruktie binnendringt. Mocht dit toch het geval zijn dan zal door de plaatsing van de ventilatieopeningen 9 het lekwater op de dakbedekking 3 terecht komen.

15 Het gedeelte 8 van de afdichting is uit soepel vervormbaar materiaal, b.v. polyetheen of dergelijke, vervaardigd om te bereiken dat door invloed van de wind dit gedeelte op de dakbedekking gedrukt wordt.

Een goede ventilatie en voorkomen van binnendringen van water in de dakkonstruktie wordt verkregen doordat de afdichtingsstrook 7, 8 mede 20 voorzien is van naar de dakbedekking gerichte slabben 12, welke beneden de ventilatieopeningen 9 plaatselijk met een zijde met de strook 7, 8 zijn verbonden en met de andere zijde reiken tot nabij de dakbedekking 3. Deze vrije zijden hebben eveneens een zodanige vorm dat het profiel van de dakbedekking gevolgd wordt. De slabben zijn 25 stijver uitgevoerd als het gedeelte 8 van de afdichtingsstrook omdat deze slabben de ventilatiestromen in de richting van de ventilatieopeningen 9 moeten geleiden. De slabben 12 vervullen dus eigenlijk de functie van een' geleidings- of keerschot, terwijl er nu bovendien tussen deze slabben 12 en het deel 8 van de afdichtingsstrook ontspanningskamers A worden 30 gevormd. De slabben 12 alsook het gedeelte 7 van de afdichting kunnen uit goedkoper materiaal zijn vervaardigd als het gedeelte 8, daar dit gedeelte bloot staat aan de zon en aan door wind en regen meegevoerde aggressieve verontreinigingen. Aan weerszijden van de slabben 12 zijn verstijvingsribben 14 en 15 aangebracht die ook met de afdichtingsstrook 35 7, 8 zijn verbonden. Op deze wijze bereikt men dat de slabben 12 in de gewenste positie gehandhaafd blijven.

8 1 0 0 0 9 7 % $ % -5-

In het geval dat de dakbedekking niet vlak is (gegolfde pannen) gaat de voorkeur sterk uit naar een afdichtingsstrook waarbij de slabben zijn bevestigd in de dalen van de pannen, op welke plaatsen eveneens de ventilatie-openingen 9, afstandhouders 13, en eventueel verstijvingsrib-5 ben 14, 15 zijn aangebracht.

Op die plaatsen waar het nokstuk 5 de afdichtingsstrook 7, 8 raakt is deze strook voorzien van afstandhouders 13, die tussen de ventilatieopeningen 9 en het nokstuk 5 ingeklemd worden. Op deze wijze blijft er ruimte vrij tussen nokstuk 5 en afdichting, zodat zich onder het nokstuk 10 bevindend water vrij weg kan vloeien. Bovendien wordt tevens vermeden dat de ventilatieopeningen afgesloten worden door het nokstuk 5, zodat een ventilatiestroom is gegarandeerd. Verder wordt daardoor een aandrukking van de afdichtingsstrook op de dakbedekking verkregen.

In de figuur 1 is de uitvoering voor een zadeldak weergegeven.

15 Aan weerszijden van de nokbalk 4 worden afdichtingsstroken 7, 8, 12, aangebracht. Het is natuurlijk vanzelfsprekend dat deze afdichting ook uit een geheel vervaardigd kan zijn. Bij een lessenaarsdak heeft men slechts een afdichtingsstrook nodig. Door de luchtstroom onder het nokstuk 5 worden de ventilatiestromen tussen dakbeschot en dakbedekking 20 aangezogen. Bij wijziging van de dakhelling zal, de afdichtingsstrook om een punt nabij de bevestiging hiervan op de ruiter 4 buigen, waardoor de slabben 12 alsook het gedeelte 8 van de afdichting zich aanpassen aan de gewijzigde dakhelling en weer sluitend gaan aanliggen op de dakbedekking. Met andere woorden, de afdichting volgens de uitvinding is 25 zelfzoekend.

8100097

Claims (9)

1. Afdichting voor de nok van een dak, welke afdichting onder de nokstukken aangebracht kan worden, bestaande uit een strook buigzaam materiaal waarin ventilatie-openingen zijn aangebracht, welke strook met een langszijde aan een nokbalk of ruiter kan worden bevestigd en 5 met de andere langszijde op de dakbedekking kan aanliggen, waarbij deze laatste zijde een zodanige vorm heeft dat het profiel van de dakbedekking gevolgd wordt, met het kenmerk, dat de afdichtingsstrook, welke aan een langszijde een zodanige vorm heeft dat het profiel van de dakbedekking gevolgd wordt als deze strook onder een hoek op de 10 dakbedekking aanligt, voorzien is van een of meer slabben die in de aangebrachte stand naar de dakbedekking toe gericht zijn, welke slabben met een van de langszijden met de afdichtingsstrook beneden de ventilatieopeningen zijn verbonden en met de andere, tegenoverliggende langszijden reiken tot op de dakbedekking en een zodanige vorm hebben 15 dat het profiel van de dakbedekking gevolgd wordt.

2. Afdichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afdichtingsstrook in doorsnede gebogen is nagenoeg overeenkomstig de -doorsnede van het nokstuk.

3. Afdichting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de ven- 20 tilatieopeningen over de gehele of gedeeltelijke omtrek voorzien zijn van een opstaande rand.

4. Afdichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de afdichtingsstrook in de nabijheid van de ventilatieopeningen aan de naar het nokstuk gekeerde zijde voorzien is van afstandhouders.

5. Afdichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de bevestiging van de slabben aan de afdichtingsstrook verstijfd is door een of meer verstijvingsribben.

6. Afdichting volgens conclsie 1-5, met het kenmerk, dat het uiteinde van de afdichtingsstrook, dat op de dakbedekking aanligt makkelijker 30 vervormbaar is als de rest van de afdichtingsstrook.

7. Werkwijze voor het af dichten van de nok van een dak, met het kenmerk dat een afdichtingsstrook volgens conclusie 1-6 wordt toegepast.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een langszijde van de afdichtingsstrook aan de nokbalk of ruiter, wordt bevestigd.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de nokbalk of ruiter een afdichtingsstrook wordt aangebracht. 8100097 MHP/TS