NL8900720A - Slabbe voor het versperren van tussen een recht en een geprofileerd gedeelte van een dak aanwezige opening. - Google Patents

Description

Slabbe voor het versperren van tussen een recht en een geprofileerd gedeelte van een dak aanwezige openingen.

De uitvinding heeft betrekking op een slabbe voor het versperren van tussen een in hoofdzaak recht gedeelte en een geprofileerd gedeelte van een, bijvoorbeeld, hellend dak overblijvende openingen, voorzien van een bevestigingsdeel waarmee de slabbe aan het rechte dakgedeelte, zoals een deel van het dakbeschot nabij een onderrand daarvan of nabij een dakraam, een nokvorst of hoekkeper, bevestigbaar is en tevens voorzien is van een slabbedeel dat uitgevoerd is om zich soepel aan te sluiten tegen het geprofileerde gedeelte van het dak, zoals dakpannen.

De uitvinding beoogt de genoemde openingen, zoals bijvoorbeeld tussen dakpannen en een dakvorst of hoekkeper of tussen dakpannen en een daklichtraam of tussen de laagste rij dakpannen van een hellend dak en de dakconstructie zodanig te versperren, dat geen stuifsneeuw en/of regenwater door die openingen kunnen binnendringen. Dit doel beoogt de uitvinding te bereiken door een slabbe, waarbij uitvoeringsvormen van de uitgevonden slabbe eenvoudig en goedkoop te vervaardigen en aan de dakconstructie bevestigbaar zijn.

Daartoe is de uitgevonden slabbe in hoofdzaak gekenmerkt doordat het slabbedeel tenminste gedeeltelijk gegolfd is, waarbij de golfhoogte vanaf de tegen het geprofileerde dakgedeelte plaatsbare buitenrand van het slabbedeel afneemt in de richting van het bevestigingsdeel en waarbij het slabbedeel tenminste in hoofdzaak vrij is van dikke delen en van soepel ontplooibaar materiaal is, waardoor het slabbedeel soepel waaierachtig spreidbaar en meegevend buigbaar is als gevolg van door het geprofileerde dakgedeelte uit geoefende druk zodat het verloop van de buitenrand van het slabbedeel zich aanpast aan het geprofileerde dakgedeelte.

Doordat het uitgevonden slabbedeel soepel spreidbaar en meegevend buigbaar is en als één geheel vervaardigd is zonder samenstellende onderdelen, is de gehele slabbe eenvoudig en goedkoop vervaardigbaar, terwijl toch het slabbedeel door waaierachtig soepel spreiden en meegevend buigen goed aansluit aan het geprofileerde dakgedeelte zonder dat daarvoor werkzaamheden noodzakelijk zijn, hetgeen ook kosten bespaart.

Om verder tot een gemakkelijk te bevestigen en goedkope slabbe te komen, kunnen de kenmerken van de bijgaande conclusies 2 tot en met 5 op zich of in combinaties met voordeel op de uitgevonden slabbe van toepassing zijn.

Bovendien heeft de uitvinding betrekking op een slabbe van de bovengenoemde soort waarbij het bevestigingsdeel uitgevoerd is om aan de dakconstructie onder een dakvorst of via de dakvorst te worden bevestigd.

Een gemakkelijk bevestigbare en goedkope combinatie van een dakvorstpan en slabbe is volgens de uitvinding gekenmerkt door aan het bevestigingsdeel aangevormde pennen of bussen waarin bussen of pennen aan de dakvorstpan steekbaar zijn.

Andere belangrijke varianten van de uitgevonden slabbe voor dakvorsten zijn aangegeven in de bijgaande conclusies 8 tot en met 11, op zich of in combinaties.

Verder is een uitvoeringsvorm van de uitgevonden slabbe volgens één der bijgaande conclusies 1 tot en met 5 bovendien gekenmerkt doordat het bevestigingsdeel uitgevoerd is om aan de dakconstructie onder de dakbekking, zoals dakpannen, nabij de onderrand van een hellend dak te worden bevestigd.

Varianten van deze voor bevestigen nabij de onderrand van een hellende dakconstructie bestemde slabbe kunnen volgens de kenmerken van de bijgaande conclusies 13 tot en met 16 op zich of in combinaties uitgevoerd zijn.

Een andere variant van de uitgevonden slabbe is gekenmerkt doordat de slabbe uitgevoerd is om een aansluiting te vormen tussen een daklichtraam en de daaromheen liggende dakpannen.

De uitvinding zal nader verduidelijkt worden in de nu volgende beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden van de uitgevonden slabbe als aangegeven in de bijgaande tekeningen waarin: figuur 1 een eindaanzicht is van een uitvoeringsvorm van de uitgevonden slabbe bestemd en opgesteld om aan te sluiten op de onderste rij dakpannen en bevestigd op het dakbeschot van een hellend dak dat in verticale doorsnede is aangegeven; figuur 2 een onderaanzicht is in perspectief van de uitvoeringsvorm van de slabbe volgens figuur 1, waarbij de pijl I de richting aangeeft waarin het eindaanzicht volgens figuur 1 is gezien; figuur 3 een aanzicht is op het gegolfde deel van een slabbe gezien in de richting van de pijl III in figuur 2; figuur 4 een doorsnede is van een uitvoeringsvorm van de uitgevonden slabbe en een daaraan aangepaste nokvorstpan; figuur 5 een aanzicht in perspectief is van de slabbe, nokvorstpannen en dakpannen, waarbij de pijl IV de richting aangeeft waarin de doorsnede volgens figuur 4 is gezien; figuur 6 een aanzicht is op de slabbe en een doorsnede is van de nokvorstpan gezien in de richting van de pijl VI in figuur 4.

Eerst zal de hoofduitvoeringsvorm volgens figuur 1, 2 en 3 van de uitgevonden slabbe besproken worden. In figuur 1 is een verticale doorsnede van de onderrand van een dakbeschot 1 van een hellend dak aangegeven. Op dat op zich bekende dakbeschot is een gootbeugellat 4 bevestigd, waarvan figuur 1 een dwarsdoorsnede toont en waarbij op die gootbeugellat op zich bekende beugels 2, waarvan in figuur 1 slechts één beugel getekend is, bevestigd zijn voor het dragen van een op zich bekende dakgoot 3 waarvan in figuur 1 slechts het rechter deel in verticale doorsnede is weergegeven.

Boven op de gootbeugellat 4 is een uitvoeringsvorm van de uitgevonden slabbe 5 volgens figuur 1 bevestigd door spijkers, houtschroeven of andere op zich bekende bevestigingsmiddelen 6. De slabbe 5 omvat volgens het eindaanzicht in figuur 1 en het onderaanzicht in figuur 2 een bevestigingsdeel 7 en een slabbedeel 8 die bij voorkeur als één geheel uit kunststof zijn vervaardigd.

Het bevestigingsdeel 7 van de slabbe 5 is volgens figuur 1 en 2 voorzien van bevestigingsvlakken 13 met tussen elk paar naburige bevestigingsvlakken 13, een doorgang waarvan de bodem 14 in figuur 2 lager ligt dan de bevestigingsvlakken 13 hetgeen in overeenstemming is met figuur 1. Daardoor liggen in figuur 1 de bevestigingsvlakken 13 plat tegen de gootbeugellat 4, terwijl de bo dems 14 op afstand van van de gootbeugellat 4 liggen, zodat tussen elke bodem 14 en de gootbeugellat een doorgang aanwezig is waarlangs ventilatie langs de stippellijnen in figuur 1 plaats kan hebben vanaf de buitenlucht naar de ruimte tussen de dakpannen 11 en het dakbeschot 1 of in omgekeerde richting. Voorts maken de wandde-len 15 tussen de bodems 14 en de bevestigingsvlakken 13 het beves-tigingsdeel 7 stijver, hetgeen gewenst is. Bovendien kan elke goot-beugel 2 door een bijbehorende doorgang, dus tussen de gootbeugellat 4 en de betrokken bodem 14 reiken. Hierdoor wordt de noodzaak van doorgangen in de gootbeugellat 4 voor de gootbeugels 2 vermeden en kunnen de gootbeugels eenvoudig bovenop de gootbeugellat worden bevestigd.

Het slabbedeel 8 is van velvormige, dunne kunststof waarbij de hoogte van de golven 9 vanaf de buitenrand 10 van het slabbedeel afneemt in de richting van het bevestigingsdeel 7 van de slabbe. Het slabbedeel 8 is bij voorkeur vrij van verdikkingen. Door de golfvorm is het slabbedeel 8 soepel waaierachtig spreidbaar in dwars op de golven 9 staande richting. Daarbij worden de golven in naar de rand 10 toe toenemende mate ontplooid, zodat waaierachtig spreiden van het slabbedeel 8 plaatsheeft met de grootste spreiding bij de rand 10 van het slabbedeel.

In figuur 1 is de slabbe met het slabbedeel 8 in zijn van uitwendige invloeden vrije stand met punt—streeplijnen aangegeven. Tevens is in figuur 1 een dakpan 11 gedeeltelijk in zij-aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede aangegeven, waarbij die dakpan steunt op de bodem 14 van het bevestigingsdeel 7 van de slabbe. De dakpan 11 is in het vlak loodrecht op zijn lengte en dus loodrecht op het vlak van figuur 1 golfvormig of op andere wijze geprofileerd, zoals dat bij dakpannen algemeen gebruikelijk is. Door het dwarse profiel en het gewicht van de dakpan wordt het slabbedeel 8 op in figuur 1 schematisch aangegeven wijze niet alleen uit de met streepstippellijnen aangegeven vrije stand naar rechts ten opzichte van het op de gootbeugellat 4 vastgelegde bevestigingsdeel 7 omgebogen, maar ook sluit de rand 10 van het slabbedeel in hoofdzaak aan op het dwarsprofiel van de dakpan 11. Dat aansluiten is mogelijk door de golfvorm van het slabbedeel 8, door- dat de golven 9 waaierachtig spreiden mogelijk maken.

Terwijl de golftoppen bij van de dakpan 11 vrije toestand van het slabbedeel 8 op een rechte lijn 18 liggen volgens figuur 3, komen de golftoppen door het dwarse profiel van de dakpan op een dat profiel in hoofdzaak volgende lijn te liggen, waardoor de golftoppen niet alleen niet meer op een rechte lijn 18 liggen, maar ook verder van elkaar komen te liggen door waaierachtig spreiden. Dit waaierachtig spreiden heeft plaats door geen andere invloeden dan het gewicht en het dwarsprofiel van de dakpan, hetgeen slechts mogelijk is door het soepel aanpassingsvermogen van het materiaal waaruit het slabbedeel is vervaardigd. Dit soepele aanpassingsvermogen vloeit voort uit de geringe dikte van dat materiaal en de aard van dat materiaal, zoals PVC-folie, plus de golven 9.

Bovendien zorgen de flanken aan de golven 9 voor een meegevend drukken van het slabbedeel 8 tegen de dakpen 11, waardoor het slabbedeel uit zijn niet beïnvloede, met streepstip-pellijnen in figuur 1 aangegeven stand door de dakpan in de naar rechts in figuur 1 gebogen stand wordt gedrukt, terwijl toch tevens het slabbedeel die druk van de dakpan in zoverre weerstaat, dat de golftoppen tenminste in hoofdzaak tegen de dakpan drukken en daarbij zelfs het dwarsprofiel van de dakpan volgen.

De uitgevonden golven 9 in het slabbedeel 8 zorgen dus in de eerste plaats voor een waaierachtig spreidingsvermogen en in de tweede plaats voor meegevende druk in de richting van als het ware terugzwenken naar de stand van het slabbedeel zonder beïnvloeding door een dakpan. Overigens wordt opgemerkt dat in figuur 2 eenvoudigheidshalve slechts een gering deel van de golven 8 is getekend, maar in werkelijkheid is het slabbedeel 8 over zijn gehele lengte voorzien van golven 9.

Het doel van de uitvonden slabbe wordt door het slabbedeel 8 bereikt, namelijk de openinge tussen gootbeugellat 4 en de dakpan 11 te versperren, zonder geen stuifsneeuw tot de ruimte tussen de dakpannen 11 en het dakbeschot 1 kunnen doordringen.

Bij voorkeur is in elk bevestigingsvlak 13 een verdiepte gedeelte 16 aanwezig, waardoorheen een bevestigingsorgaan 6, zoals een spijker of houtschroef steekbaar is om de slabbe op de lat 4 te bevestigen.

In figuur 2 is slechts een deel van de slabbe 5 getekend omdat de rest op soortgelijke wijze uitgevoerd is als het getekende deel. Hierbij is het niet getekende linker einde complementair uitgevoerd en het rechter einde met tenminste één bevesti-gingsvlak 13/ zodat het rechter einde van de getekende slabbe over het linker einde van een niet getekende/ rechts van de getekende slabbe gelegen slabbe kan worden gelegd om een reeks van op elkaar aansluitende slabben langs de gehele lengte van de onderrand van een hellend dak te kunnen opstellen.

Bij een bijzondere uitvoeringsvorm volgens figuur 2 sluit het bevestigingsdeel 7 van de slabbe 5 aan op een schort 12 die volgens figuur 1 steekbaar is in de goot 3. Hierdoor wordt vermeden dat opspattend water, regen of stuifsneeuw in aanraking kan komen met het dakbeschot 1 en de lat 4, terwijl ventilatie mogelijk blijft langs de stippellijn in figuur 1, dus achter langs de schort 12 en/of de goot 3 en via de doorgangen tussen de gootbeugellat 4 en de bodems 14 van het slabbedeel 7.

Bij voorkeur is het schort 12 en de aansluiting daarvan met het bevestigingsdeel 7 verstijfd door ribben 17. De ribben 17 dienen tevens om het schort 12 op afstand van de rechter verticale wand van de goot 3 te houden ten behoeve van ventilatie volgens de stippellijn in figuur 1. Het slabbedeel 8, het bevestigingsdeel 7, het schort 12 en de ribben 17 zijn bij voorkeur als één geheel uit kunststof vervaardigd.

Een andere hoofduitvoeringsvorm van de uitvinding betreft het toepassen van het uitgevonden slabbedeel bij een nok-vorst volgens figuur 4, 5 en 6. Hierbij is figuur 4 een verticale doorsnede van de top van een naar links en rechts hellend dak met een linker en rechter dakbeschot 21 die aansluiten op een ruiter 22, dus een balk waarvan figuur 4 de dwarsdoorsnede geeft. Op het dakbeschot zijn panlatten 24 bevestigd voor het dragen van dakpannen 31. Dakbeschot, ruiter en panlatten zijn op zich bekend.

De uitgevonden slabbe 25 bestaat volgens figuur 4 uit een slabbedeel 28 en een bevestigingsdeel 27 die bij voorkeur als ién geheel uit kunststof zijn vervaardigd. Bij voorkeur is het bevetigingsdeel 27 bevestigd of bevestigbaar aan een nokpan 23, maar het bevestigingsdeel kan ook zodanig uitgevoerd zijn dat deze aan de ruiter 22 of een daarop aangebracht orgaan bevestigbaar is. In het laatste gevalkan de uitvoeringsvorm van de uitgevonden slab-be bestaan uit een centraal gelegen, aan de ruiter 22 bevestigbaar bevestigingsdeel met links en rechts een slabbedeel. Deze uitvoeringsvorm is eenvoudig uit figuur 4 af te leiden en daarom niet getekend.

De nokpan 23 is in figuur 4 in dwarsdoorsnede en in figuur 6 in langsdoorsnede aangegeven, terwijl figuur 5 een aantal op elkaar aangesloten nokpannen in perspectief toont. De nokpan 23 is volgens figuur 4 en 6 voorzien van ribben 32 (volgens figuur 6 een zestal ribben) met daarin uitsparingen die in hoofdzaak complementair gevormd zijn aan de vorm van het bevestigingsdeel 27 van de slabbe 25, zodat het bevestigingsdeel 27 in de uitsparingen van de ribben 32 steekbaar is, waardoor de stand van de slabbe 25 ten opzichte van de nokpan 23 vastgelegd is. Bovendien is de nokpan voorzien van busvormige delen 33, waarin penvormige delen 34 van het bevestigingsdeel 27 steekbaar zijn, zodat het bevestigingsdeel dan gehecht is aan de nokpan.

Verder is de nokpan 23 volgens figuur 4 voorzien van een eerste vormpoort 35 en een tweede vormpoort 36 volgens figuur 6. Hierbij is de eerste vormpoort 35 van een nokpan, die rechts van de in figuur 6 aangegeven nokpan is gelegen, opstelbaar boven de tweede vormpoort 36 van de nokpan volgens figuur 6. Hierdoor zijn twee naburige nokpannen door een zelfde bevestigingsmiddel 26, zoals een spijker of een houtschroef, bevestigbaar op de ruiter 22 volgens figuur 4, zodat de nokpannen tegen regenwater en stuifsneeuw afdichtend op elkaar aansluiten.

Rechts in figuur 4 is de aan de nokpan 23 bevestigde slabbe 25 aangegeven met het slabbedeel 28 in van uitwendige invloeden vrije stand. Links in figuur 4 is het slabbedeel 28 aangegeven als steunend tegen een dakpan 31, waardoor het slabbedeel te gen de dakpan afdicht doordat het slabbedeel op dezelfde wijze is uitgevoerd en werkt als het slabbedeel 8 volgens de figuren 1, 2 en 3, zodat kortheidshalve naar de uitvoerige bespreking van het slabbedeel 8 wordt verwezen. Hierbij wordt slechts opgemerkt dat het slabbedeel 8 volgens figuur 1 onder tegen de dakpan 11 aandrukt, terwijl in figuur 4 en 5 het slabbedeel 28 bovenop een dakpan 31 drukt. Deze dakpan 31 is in figuur 4 gedeeltelijk in zij-aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede aangegeven, waarbij uit figuur 5 blijkt dat die dakpan in het vlak loodrecht op de lengte van de dakpan, dus loodrecht op het vlak van figuur 1 golfvormig of op andere wijze geprofileerd is, zoals dat bij dakpannen algemeen gebruikelijk is.

Het slabbedeel 28 volgens figuur 4 en 6 is evenals het slabbedeel 8 volgens figuur 2 en 3 uitsluitend van velvormig dunne kunststof vervaardigd en is gegolfd waarbij de hoogte van de golven 29 vanaf de buitenrand 30 van het slabbedeel afneemt in de richting van het bevestigingsdeel 27, waarbij de buitenrand 30 als volgens figuur 3 gegolfd kan zijn.

Evenals bij het slabbedeel 8 volgens figuur 1 zorgen de golven 29 volgens figuur 6 voor een soepel waaierachter spreidingsvermogen van het slabbedeel 28 en voor meegevende druk van het slabbedeel op de dakpan 31 omdat het slabbedeel als het ware terug wenst te zwenken naar zijn vrije stand die rechts in figuur 4 is aangegeven. Overigens wordt opgemerkt dat in figuur 6 eenvoudigheidshalve slechts een gering aantal golven 29 is getekend, maar dat in werkelijkheid het slabbedeel 28 over zijn gehele lengte voorzien is van golven 29.

Bij voorkeur is de nokpan 23 voorzien van schotten 40 die tezamen met flenzen 37 en 38 aan het bevestigingsdeel 27 van de slabbe een labyrinth-achtige doorgang vormen zodat ventilerende lucht langs de in figuur 4 aangegeven stippellijn kan stromen voor ventilatie tussen de ruimte onder de dakpannen 31 en de buitenlucht, terwijl tegelijkertijd binnendringen van regenwater en/of stuifsneeuw wordt tegengegaan door het slabbedeel 28 en door de combinatie van de schotten 40 met de flenzen 37 en 38.

Een variant van de slabbe 25 volgens figuur 4 kan voorzien zijn van een dun brugdeel 39 tussen het slabbedeel 28 en het bevestigingsdeel 27, waarbij dat brugdeel als een scharnier werkt zodat tijdens transport het rechter slabbedeel in figuur 4 naar links in een horizontale stand gezwenkt kan worden gehouden om te zorgen dat de nokpan 23 met de beide slabben 25 minder ruimte inneemt. Vanzelfsprekend is dan het linker slabbedeel 28 naar rechts gezwenkt.

Voor een hoekkeper, dat wil zeggen een hellende overgang tussen twee elkaar snijdende hellende delen van een dak, kunnen slabben worden toegepast met een vorm en een werking als in principe volgt uit de uitvoeringsvorm volgens de figuren 4, 5 en 6 en de daarbij behorende beschrijving. Hierbij kunnen nokvorstpannen toegepast worden met een vorm en werking als in principe volgt uit de figuren 4, 5 en 6 en de daarbij behorende beschrijving. De dakpannen sluiten dan echter geen rechte hoek met de nokvorstpan in als volgens figuur 5, maar een scherpe hoek, want de rij nokvorstpannen helt dan omlaag. Na de uitvoerige beschrijving van de uitvoeringsvorm volgens figuur 4, 5 en 6 is een beschrijving van de hoekkeper overbodig, want ook hier drukt het slabbedeel afdichtend tegen de dakpannen doordat het slabbedeel voorzien is van de uitgevonden golven en dus soepel waaierachtig spreidbaar is en meegevend verbogen drukt op de dakpannen, terwijl het bevestigingsdeel, al of niet via een dakvorstpan, aan de dakconstructie bevestigd is.

Ook kan het principe van de uitgevonden slabbe toegepast worden op een slabbe voor het sluiten van de overgang tussen de lijst van een dakraam en de omgevende dakbedekking. Ook dan sluit het slabbedeel aan op dakpannen doordat het slabbedeel voorzien is van de uitgevonden golven en dus soepel waaierachtig spreidbaar is en meegevend verbogen drukt tegen dakpannen, zodat geen stuifsneeuw, regenwater en/of vogels tot onder de dakpannen kunnen dringen. Daarom is een beschrijving van de voor deze toepassing ontworpen slabbe overbodig na de uitvoerige beschrijving bij de tekeningen.

Claims (14)

1. Slabbe voor het versperren van tussen een in hoofdzaak recht gedeelte en een geprofileerd gedeelte van een bijvoorbeeld hellend dakoverblijvende openingen, voorzien van een be-vestigingsdeel waarmee de slabbe aan het rechte dakgedeelte, zoals een deel van het dakbeschot nabij de onderrand daarvan of nabij een daklichtraam, een dakvorst of hoekkeper, bevestigbaar is en tevens voorzien van een slabbedeel dat uitgevoerd is om zich soepel aan te sluiten tegen het geprofileerde gedeelte van het dak, zoals dakpannen, gekenmerkt doordat het slabbedeel tenminste gedeeltelijk gegolfd is waarbij de golfhoogte vanaf de tegen het geprofileerde dakgedeelte plaatsbare buitenrand van het slabbedeel afneemt in de dichting van het hevestigingsdeel en waarbij het slabbedeel tenminste in hoofdzaak vrij is van dikke delen en van soepel ontplooibaar materiaal is, waardoor het slabbedeel soepel waaierachtig spreidbaar en meegevend buigbaar is als gevolg van door het geprofileerde dakgedeelte uitgeoefende druk, zodat het verloop van de buitenrand van het slabbedeel zich aanpast aan het geprofileerde dakgedeelte,

2. Slabbe volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het slabbedeel uit één geheel uit kunststof vervaardigd is. 3. slabbe volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat de gehele slabbe als één geheel uit kunststof vervaardigd is.

4. Slabbe volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het hevestigingsdeel voorzien is van en/of gevormd is met verstijvingsprofielen.

5. Slabbe volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het ene en het andere kopeinde van de slabbe onderling complementair gevormd zijn, zodat de slabben in een gesloten reeks op elkaar aansluitend opstelbaar zijn.

6. Slabbe volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat het bevestigingsdeel uitgevoerd is om aan de dakconstructie onder een dakvorst of via de dakvorst te worden bevestigd.

7. Slabbe volgens conclusie 6, gekenmerkt door aan het bevestigingsdeel aangevormde pennen of bussen waarin bussen of pennen aan de dakvorstpan steekbaar zijn. S. Slabbe volgens conclusie 6 of 7, gekenmerkt doordat de dakvorst en/of bevestigingsdeel voorzien zijn van in hoofdzaak verticale schotten die tezamen een labyrinth-achtige doorgang vormen voor uitsluitend ventilatielucht.

9. Slabbe volgens één der conclusies 6 tot 8, gekenmerkt door een als scharnier werkend dun bruggedeelte tussen het slabbedeel en het bevestigingsdeel, waarbij het bevestigingsdeel bij voorkeur aan een dakvorstpan bevestigd is en bij transport het slabbedeel in de richting van de dakvorstpan om het bruggedeelte omgeklapt is.

10. Slabbe volgens één der conclusies 6 tot 9, gekenmerkt doordat de slabbe en eventueel de bijbehorende dakvorstpan uit gevoerd zijn voor gebruik bij een hoekkeper, dus voor het vormen van de hellende overgang tussen twee elkaar snijdende hellende delen van een dak.

11. Slabbe volgens conclusie 6, gekenmerkt door in dwarsdoorsnede van de slabbe gezien een centraal aan een dakruiter te bevestigen bevestigingsdeel met daaraan een linker en rechter slabbedeel.

12. Slabbe volgens één der conclusies 1 tot 5, gekenmerkt doordat het bevestigingsdeel uitgevoerd is om aan de dakconstructie onder de dakbedekking, zoals dakpannen, nabij de onderrand van een hellend dak te worden bevestigd.

13. Slabbe volgens conclusie 12, gekenmerkt doordat het van het slabbedeel afgekeerde einde van het bevestigingsdeel op een met de rest van de slabbe één geheel vormend schort aansluit, waarbij dat schort eventueel in een dakgoot steekbaar is.

14. Slabbe volgens conclusie 12 of 13, gekenmerkt door over het bevestigingsdeel en het schort reikende verstij vingsribben, waardoor het schort zelve stijf is en bovendien het schort stijf op het bevestigingsdeel aansluit.

15. Slabbe volgens conclusie 14, gekenmerkt doordat de verstijvingsribben met de rest van de slabbe als een geheel uit kunststof gevormd zijn.

16. Slabbe volgens één der conclusies 11 tot 15 in verband met conclusie 4, gekenmerkt doordat de verstijvingspro-fielen van het bevestigingsdeel zodanig tegen de dakconstructie op-stelbaar zijn dat tussen de dakconstructie en het bevestigingsdeel ventilatiedoorgangen tussen de verstijvingsprofielen overblijven, waarbij eventueel draagbeugels voor bijvoorbeeld een dakgoot door die doorgangen kunnen reiken. 17. slabbe volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de slabbe uitgevoerd is om een aansluiting te vormen tussen een dakraam en de daarom heen liggende dakpannen.