NL7906845A - Apparaat voor weergave van een op een bewegend registratiemedium opgenomen videosignaal. - Google Patents
Apparaat voor weergave van een op een bewegend registratiemedium opgenomen videosignaal. Download PDFInfo
- Publication number
- NL7906845A NL7906845A NL7906845A NL7906845A NL7906845A NL 7906845 A NL7906845 A NL 7906845A NL 7906845 A NL7906845 A NL 7906845A NL 7906845 A NL7906845 A NL 7906845A NL 7906845 A NL7906845 A NL 7906845A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- signal
- recording medium
- voltage
- pulse
- recording
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B5/00—Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
- G11B5/48—Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
- G11B5/58—Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
- G11B5/584—Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following on tapes
- G11B5/588—Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following on tapes by controlling the position of the rotating heads
Landscapes
- Adjustment Of The Magnetic Head Position Track Following On Tapes (AREA)
- Control Of Velocity Or Acceleration (AREA)
- Television Signal Processing For Recording (AREA)
- Indexing, Searching, Synchronizing, And The Amount Of Synchronization Travel Of Record Carriers (AREA)
Description
’* C/Ca/eh/1044 79-DU36 S79P121 "Apparaat voor weergave van een op een bewegend registratiemedium opgenomen videosignaal"
De uitvinding heeft betrekking op een apparaat voor weergave van een volgens opeenvolgende, onderling evenwijdige registratiesporen op een bewegend registratiemedium opgenomen videosignaal, waarbij de registratiesporen zich schuin ten 5 opzichte van de bewegingsrichting van het registratiemedium uitstrekken.
Wanneer een dergelijk apparaat, bijvoorbeeld een apparaat van het bekende type met schroeflijnvormige aftasting van een als registratiemedium dienende magneetband door middel 10 van twee roterende magneetkoppen, wordt gebruikt voor video-signaalweergave of -uitlezing bij een bewegings- of transport-snelheid van het registratiemedium, welke afwijkt van de tijdens de oorspronkelijke registratie van het signaal toegepaste transportsnelheid, kunnen zich verschillende problemen voor-15 doen, zoals in het hierna volgende aan de hand van enige figuren van de bijbehorende tekening zal worden uiteengezet.
Figuur 1 van de tekening toont schematisch het registratie sporenpatroon, dat tijdens signaalopname door middel van een videobandapparaat (VTR) van het bekende type met 20 schroeflijnvormige aftasting van de magneetband door middel van twee roterende magneetkoppen wordt gevormd. De magneetband en de videosignaalregistratiesporen zijn respectievelijk met de verwijzingscijfers 1 en 2 aangeduid. Tijdens signaalopname vindt continu transport van de magneetband 1 plaats 25 in de met de pijl 5 aangeduide richting? daarbij worden de registratiesporen opeenvolgend als in de richting van de pijl 6 schuin ten opzichte van de bandtransportrichting 5 lopende, onderling evenwijdige registratiesporen 2 gevormd. Tussen de registratiesporen 2 strekt zich steeds een be-30 schermingsband uit? in ieder registratiespoor 2 vindt opname plaats van het op ëên raster van het televisiebeeld betrekking hebbende luminantiesignaal, dat de gedaante van een fre-quentiegemoduleerd of FM signaal heeft. Daarbij komt de ver- 7906845 - 2 ~ ï Sf ' J -f - ticale synchronisatieimpuls van het luminantiesignaal steeds nabij het beginpunt van een registratiespoor 2 terecht, terwijl de in opeenvolgende registratiesporen 2 opgenomen, horizontale synchronisatieimpulsen P^ in ten opzichte van de re-5 gistratiespoorlangsrichting loodrechte richting op één lijn terecht komen, hetgeen wel wordt aangeduid als "H-alignering".
Langs de ene langsrand van de magneetband 1 wordt een stuurimpuls P_ van de beeldfrequentie opgenomen, welke wordt verkregen door frequentiedeling van de verticale synchro-10 nisatieimpuls; op deze wijze' ontstaat een registratiespoor 3 met stuurimpulsen P . Langs de andere langsrand van de mag-
C
neetband wordt een geluidsregistratiespoor 4 gevormd.
Tijdens normale signaalweergave, dat wil zeggen signaalweergave bij normaal bewegend beeld, wordt iedere uit 15 het registratiespoor 3 uitgelezen stuurimpuls P in fase ver-
O
geleken met een impuls, die een weergave vormt van de rotatie-fase van de magneetkoppen van het apparaat; het resulterende vergelijkingsuitgangssignaal wordt gebruikt voor besturing of regeling van de rotatiefase van de magneetkoppen, zodanig, dat 20 servobesturing van de aftasting van de registratiesporen 2 door de magneetkoppen wordt verkregen.
Wanneer de schuin verlopende videoregistratiesporen 2 tijdens signaalweergave door de magneetkoppen worden afgetast bij een zelfde rotatiesnelheid of -frequentie van deze 25 koppen als tijdens signaalopname, terwijl het langstransport van de magneetband 1 daarentegen plaatsvindt met een snelheid, welke N maal dié tijdens signaalopname bedraagt (wanneer N^O, vindt bandtransport in teruggaande richting plaats), wordt weergave of uitlezing bij een N-voudige snelheid verkregen.
30 Ter verduidelijking wordt opgemerkt, dat normale signaalweergave wordt verkregen wanneer N=l, signaalweergave bij stilstaand beeld wordt verkregen wanneer N=0, signaalweergave bij langzaam bewegend beeld wordt verkregen wanneer 0(n(j, signaalweergave bij snel bewegend beeld wordt verkregen wanneer N^l 35 en signaalweergave bij terugbewegend beeld wordt verkregen wanneer N<0.
In geval van speciale of abnormale vormen van signaal- 7906845
Cf - * - weergave, dat wil zeggen de gevallen N/l, kunnen de magneet-koppen de registratiesporen 2 niet nauwkeurig aftasten, waardoor een aanzienlijke daling van de beeldweergavekwaliteit wordt veroorzaakt. ^ 5 Teneinde te voorkomen, dat dergelijke aftastfouten of "spoorvolgfouten" optreden, is het noodzakelijk een constructie toe te passen, waarbij de magneetkoppen worden ondersteund door electromechanische transducenten, bijvoorbeeld met electrostrictie werkende elementen, waaraan een correctiespan-10 ning wordt toegevoerd voor zodanige verplaatsing van de magneetkoppen in de breedterichting van een registratiespoor, dat een juiste aftasting van het spoor of spoorvolging wordt verkregen. Daarbij treden echter enige problemen op welke, evenals de door de uitvinding voorgestelde oplossing, in het 15 hierna volgende zullen worden behandeld.
(1) Als eerste voorbeeld wordt een situatie van signaalweergave bij langzaam bewegend beeld beschouwd, waarbij met een bandtransportsnelheid wordt gewerkt, welke 1/5 van de tijdens signaalopname toegepaste bandtransportsnelheid 20 bedraagt, zodat N=l/5. In figuur 2A zijn de tijdens een dergelijke signaalweergave door de magneetkoppen gevolgde aftast-banen met gebroken lijnen weergegeven. Zoals uit de figuur blijkt, vertoont iedere groep van 5 opeenvolgende aftastbanen i-v steeds een zelfde positierelatie ten opzichte van de re-25 gistratiesporen 2; terwille van de eenvoud is verondersteld, dat het beginpunt van de aftastbaan i samenvalt met dat van een registratiespoor 2.
Indien aan de onderlinge afstand in de bandlangs-richting tussen opeenvolgende registratiesporen 2 de waarde 30 p wordt gegeven en wanneer de aftastbanen i-v elkaar van rechts naar links in figuur 2A opvolgen, wordt hier gesproken van een afwijking in positieve richting. De met "d" aangeduide mate van afwijking of afwijkingshoeveelheid, dat wil zeggen de afwijking die de aftastbanen i-v steeds ten opzichte 35 van een registratiespoor 2 vertonen, is weergegeven in figuur 2B. Aan het beginpunt van de aftastbaan i heeft de afwijking d de waarde 0, aangezien het beginpunt van de aftastbaan i samenvalt met dat van het registratiespoor 2, zoals hiervoor 7906845 .-4-- s * ! : reeds is opgemerkt; in het eindpunt van de aftastbaan i heeft de afwijking d de waarde -4/5p, aangezien dit eindpunt over een lengte van 4/5p naar rechts ten opzichte van het eindpunt van het registratiespoor 2 verschoven ligt. In het beginpunt.
5 van de volgende aftastbaan ii heeft de afwijking d een waarde van l/5p, aangezien het beginpunt van de aftastbaan ii over een lengte van l/5p naar links ten opzichte van het beginpunt van het registratiespoor 2 is verschoven; in het eindpunt van de aftastbaan ii bedraagt de afwijking -3/5p, aangezien het eind-10 punt over een lengte van 3/5pnaar lechts ten opzichte van het eindpunt van het registratiespoor 2 is verschoven, enzovoorts. Ieder van de aftastbanen i-v wordt afgelegd tijdens één raster-periode.
Het voorgaande heeft tot gevolg, dat tijdens signaal— 15 weergave bij langzaam bewegend beeld (N=l/5) correctie van de spoorvolgfout of -afwijking d van de magneetkoppen kan worden verkregen door gebruikmaking van het feit, dat de magneetkop— pen in de breedterichting van een registratiespoor kunnen worden verplaatst door middel van met electrostrictie werkende 20 elementen of andere dergelijke transducenten, welke worden gevoed met een correctiespanning E met een golf vorm volgens figuur 2B.
c
Deze correctiespanning E kan worden ontbonden in een trapvormig oplopende spanning E , waarvan de golfvorm ge-durende iedere rasterperiode 5 niveauveranderingen laat zien, -- -25 zoals met een volle lijn in figuur 2C is weergegeven, en een zaagtandgolfvormige spanning En met een periodeduur ter waarde van de rasterduur, zoals figuur 2D laat zien.
Opgemerkt wordt, dat wanneer het beginpunt van de aftastbaan i samenvalt met dat van het^registratiespoor 2, zo-30 als in het voorgaande is verondersteld, de stuurimpuls P
c steeds aan de beginpunten van afwisselende aftastbanen i verschijnt, zoals figuur 2E laat-.zien; een voor de rotatiefase van de magneetkoppen representatieve impuls P verschijnt dan 9 steeds bij het beginpunt van iedere rasterperiode, zoals 35 figuur 2F laat zien. De stuurimpuls P kan nu worden gebruikt c voor opwekking van een zaagtandgolfvormige spanning E^ met een periodeduur ter grootte van 5 rasterperioden (zie figuur 2C), welke spanning E^ in een bemonster- en houdschakeling met be- 7906845
t I
- 5 - *. s
hulp van de impuls P in een trapvormig oplopende spanning E
9 s kan worden omgezet. Bovendien kan de impuls P worden gebruikt voor vorming van de zaagtandgolfvormige spanning En·
De spanning E^ wordt daarbij gevormd op basis van de 5 stuurimpuls P en vervolgens aan een bemonster- en houdbewerking met behulp van de impuls P onderworpen ter verkrijging van de 9 spanning E ; de spanning E kan eveneens uit de impuls P_ S XI y worden gevormd. De spanningen Eg en worden daarna gesommeerd ter verkrijging van de correctiespanning E . Op deze wijze wordt 10 zelfs voor dié gevallen, waarin het beginpunt van een werkelijk gevolgde aftastbaan i niet samenvalt met dat van het registratie-spoor 2, een werkzame correctiespanning E verkregen.
O
In het algemeen kan een zaagtandgolfvormige spanning worden verkregen door oplading van een capaciteit met een 15 constante stroom. Wanneer de genoemde spanning E^ op deze gebruikelijke wijze wordt gevormd, treedt echter een probleem op, zoals nu zal worden beschreven.
Figuur 2 toont enige golfvormen voor signaalweergave bij langzaam bewegend beeld voor N=l/5, terwijl figuur 3 op 20 soortgelijke wijze enige golfvormen voor signaalweergave bij langzaam bewegend beeld voor N=l/3 laat zien. Uit figuur 3C komt naar voren, dat de spanning Ek in het geval N=l/3 drie rasterperiodeduren bestrijkt, terwijl de amplitude van deze spanning dezelfde waarde als wanneer N=l/5 dient te hebben. · - 25 Wanneer de spanning E^. echter door oplading van een capaciteit met een constante stroom wordt gevormd, dient de grootte van de oplaadstroom echter in afhankelijkheid van de relatieve signaal-weergeefsnelheid N te worden gewijzigd teneinde op dié wijze de amplitude onafhankelijk van de periodeduur constant te 30 houden; bovendien moet het gelijkspanningsniveau constant blijven. Het voldoen aan deze eisen heeft tot gevolg, dat met een zeer gecompliceerde oplaadschakeling moet worden gewerkt, terwijl desondanks een betrekkelijk beperkt regel- of correc-tiegebied wordt verkregen en bovendien een analoge instelling 35 of bijregeling dient plaats te vinden.
Volgens een door de uitvinding voorgestelde oplossing voor dit probleem (1) wordt de spanning E, gevormd door 7906845 - 6 - . * , ' telling van het aantal uitgangsimpulsen van een met een kaapstander van het apparaat gekoppelde frequentiegenerator. Daarbij wordt in herinnering gebracht, dat de bandtransportsnelheid in overeenstemming met de gewenste relatieve weergeefsnelheid 5 N moet worden ingesteld, waartoe in het algemeen servobestu-ring van de rotatiesnelheid van de kaapstander wordt toegepast. Terwille van een dergelijke servobesturing is de kaapstander-motor of de kaapstander zelf gewoonlijk uitgerust met een frequentiegenerator voor afgifte van een signaal, waarvan de fre-10 quentie op een met de gewenste relatieve weergeefsnelheid N overeenkomende, constante waarde wordt gehouden. De frequentie van de door de frequentiegenerator afgegeven uitgangsimpulsen varieert derhalve met de transportsnelheid van de magneetband 1. Een vergroting van de transportsnelheid met een factor 15 N zal een vergroting van de impulsherhalingsfrequentie met een factor N tot gevolg hebben.
De frequentie van de uit de magneetband 1 uitgelezen stuurimpulsen P is eveneens evenredig met de bandtransport- v snelheid. Ook daarbij zal een vergroting van de snelheid met 20 een factor N een vergroting van de impulsherhalingsfrequentie met de factor N tot gevolg hebben.
Dit wil zeggen, dat bij iedere willekeurige bandtransportsnelheid door de generator gedurende het tussen twee stuurimpulsen P gelegen tijdsinterval een constant aantal c ► ... .
25 uitgangsimpulsen P^ wordt afgegeven. Indien de frequentie van de uitgangsimpulsen P^ bijvoorbeeld 960 Hz bedraagt voor N=l, zal het aantal tijdens het interval van een stuurimpuls P tot de volgende stuurimpuls P verschijnende uitgangsimpulsen c c P^ 32 bedragen; dit aantal is constant, onafhankelijk van de 30 relatieve bandtransportsnelheid N, zoals de figuren 4A en 4B laten zien. Opgemerkt wordt, dat de waarde N=1 als voorbeeld dient; de frequentie van de impuls P is in dit geval gelijk
V
aan de beeldfrequentie, dat wil zeggen 30 Hz.
De uitgangsimpulsen Pf worden nu als telingangsim-35 pulsen aan een hexadecimale teller toegevoerd, terwijl de stuurimpulsen P als terugstelimpulsen aan de teller worden
C
toegevoerd; de tellerinhoud, dat wil zeggen het aldus bereikte telresultaat, wordt van een digitale waarde in een analoge 7906845 +: * * 5 - 7 - waarde omgezet, waardoor de zaagtandgolfvormige spanning E^ wordt verkregen, welke met de impuls P is gesynchroniseerd, zoals figuur 4C laat zien.
Aangezien deze spanning E^ wordt gevormd door tel- 5 ling van de impulsen P^, blijft de amplitude constant, zelfs wanneer de periodeduur of de bandtransportsnelheid verandert.
(2) Figuur 5B toont dezelfde zaagtandgolfvorm als figuur 2C. Zoals uit figuur 5B naar voren komt, is de spanning
IQ E^. in het midden van iedere rasterperiode gelijk aan de spanning Eg. De bemonster- en houdbewerking van de spanning E^ ter verkrijging van de spanning E wordt nu op de met "X” gemar-keerde tijdstippen uitgevoerd. Daarbij treedt echter een vertraging over 1/2 rasterperiodeduur van de uitgangsspanning E
s 15 van de bemonster- en houdschakeling op, zoals figuur 5C laat zien. Een dergelijke spanning E is echter niet geschikt voor s de beoogde toepassing.
(3) De als electromechanische transducenten die- 20 nende elementen met electrostrictiewerking worden door de toegevoerde correctiespanning aan vervorming onderworpen, doch daarbij treedt een vertraging op. Wanneer nu de spanning E volgens
M
figuur 5B aan dergelijke met electrostrictie werkende elementen worden toegevoerd, zal aan het begin van de door de magneetkop 25 gevolgde aftastbaan een spoorvolgfout optreden, die veroorzaakt wordt door de vertraging in de reactie van de met electrostrictie werkende elementen.
Ter oplossing van de zojuist genoemde problemen (2) en (3) stelt de uitvinding de volgende maatregèlen voor. Daar- 30 bij wordt er van uitgegaan, dat het registratiesporenpatroon volgens figuur 1 wordt uitgelezen door middel van twee roterende magneetkoppen A en D, die de registratiesporen tijdens iedere rasterperiode afwisselend aftasten, zoals figuur 5A laat zien.
35 Zoals nu figuur 5D laat zien, wordt de spanning E^ over de duur van één rasterperiode in fase naar voren geschoven; de aldus verkregen, in fase voorijlende spanning E, wordt nu in het midden van iedere rasterperiode aan een bemonster- en 7906845 -8 - % * ï houdbewerking onderworpen, zoals door de markeringen X is aangeduid; daarbij wordt een spanning Ega verkregen, die aan het . voor ondersteuning van de magneetkop Ά dienende element met electrostrictiewerking wordt toegevoerd.
5 Zoals figuur 5E laat zien, wordt de over de duur van ëën rasterperiode in fase voorijlende spanning E^ bovendien op de met de markeringen 0 aangeduide tijdstippen aan een bemonster- en houdbewerking onderworpen? deze tijdstippen 0 zijn over de duur van ëën rasterperiode ten opzichte van 10 de tijdstippen X volgens figuur 5D verschoven; de bij deze laatstgenoemde bewerking verkregen spanning E^ wordt toegevoerd aan het voor ondersteuning van de magneetkop B dienende element met electrostrictiewerking. Daardoor wordt het hiervoor genoemde probleem (2) opgelost.
15 Hoewel de met electrostrictie werkende elementen met enige vertraging op de spanningen E en E . volgens res-pectievelijk de figuren 5D en 5E reageren, wordt opgemerkt, dat de magneetkoppen A en B de registratiesporen 2 slechts gedurende de met dikke lijnen in respectievelijk de"figuren 20 5d en 5E getekende tijdsperioden aftasten. Binnen deze tijdsperioden kunnen de met electrostrictie werkends elementen volledig op de respectievelijk toegevoerde spanningen E__ en Esb rea9eren' zodat uit de genoemde reactievertraging geen spoorvolgfouten resulteren. Dit wil zeggen, dat ook het pro-25 bleem (3) is opgelost.
(4) Zoals reeds is opgemerkt, dient ter oplossing van het hiervoor genoemde probleem (2) de spanning E^ over een periodeduur van ëën raster in fase naar voren te worden ge-30 schoven, zoals de figuren 5D en 5E laten zien. Aangezien de desbetreffende spanning E^ is verkregen door telling van de uitgangsimpulsen van de aan de kaapstander toegevoegde fra-quentiegenerator en door omzetting van de aldus verkregen, digitale waarde in een analoge waarde, zal de faseverschuiving 35 over de duur van één rasterperiode in voorwaartse richting van de spanning E^ vergezeld dienen te gaan van een verplaatsing van het telresultaat van de teller op het terugsteltijdstip over de duur van één rasterperiode. Het aantal impulsen P^, 7906845
• I
Λ ^ - 9 - dat binnen de duur van één rasterperiode als ingangsimpulsen aan de teller wordt toegevoerd, is echter afhankelijk van de relatieve weergeefsnelheid N.
Figuur 6A toont de relatie tussen deze weergeefsnel-5 heid N en het aantal tijdens de duur van één trasterperiode verschijnende impulsen P^.
Bij de oplossing van het hiervoor genoemde probleem (1) vindt terugstelling van de teller plaats na iedere telling van 16 impulsen P^, zoals aan de hand van figuur 4C is 10 beschreven, zodat de teller een periodiciteit van "16" heeft. Indien nu het aantal impulsen Pf tijdens de duur van één rasterperiode wordt gecorrigeerd of genormaliséerd voor een op de "16"-telling gebaseerde periodiciteit, wordt uit de grafiek volgens figuur 6A de grafiek volgens figuur 6B verkregen.
15 Deze laatstgenoemde grafiek wordt nu bovendien aan omzetting op basis van de verschuivingshoeveelheid "16" onderworpen, zodat de grafiek volgens figuur 6C wordt verkregen.
Dit wil zeggen, dat het telresultaat van de teller ten opzichte van de relatieve weergeefsnelheid N wordt ver-20 traagd, zodat ook het probleem (4) wordt opgelost.
(5) Zoals uit de figuren 2D en 3D naar voren komt, wordt het gelijkspanningsniveau van de spanning En bij een wijziging van de relatieve weergeefsnelheid N constant gehouden, 25 doch de amplitude van de spanning Er vertoont onderling verschillende waarden voor N=l/5 en N=l/3. Figuur 7 toont de relatie tussen de genoemde weergeefsnelheid N en de amplitude van de spanning En·
Uit figuur 7 blijkt, dat de spanning naar rechts 30 gaand afvalt wanneer n£i, doch naar rechts gaand stijgt wanneer N>L·
Bij de vorming of opbouw van de spanning En dient derhalve met deze aspecten rekening te worden gehouden. Aangezien de periodeduur van de spanning En onafhankelijk van de relatieve 35 weergeefsnelheid N constant wordt gehouden, kan de spanning En door oplading en ontlading van een capaciteit worden verkregen, hetgeen een oplossing van het probleem (5) vormt.
7906845 1 » - 10 - (6) Bij de door de uitvinding voorgestelde oplossingen van de problemen (1) en (5) kan in principe spoorvolg-foutcorrectie tijdens speciale of abnormale vormen van signaal-weergave worden verkregen; aangezien de desbetreffende scha-5 keling het karakter van een open-lus-schakeling heeft, is op dié wijze echter geen correctie mogelijk van kleine fouten, bijvoorbeeld een fout als gevolg van rek of krimp van de magneetband 1.
Teneinde ook in een dergelijke correctie te voor-10 zien, is het noodzakelijk om met een correctieschakeling te werken welke het karakter van een gesloten lus heeft. Daartoe worden de magneetkoppen aan een slingerende beweging (wobbling) bij constante frequentie in de breedterichting van de regis-tratiesporen onderworpen, waarbij uit de niveauveranderingen 15 van het daarbij uitgelezen signaal een correctiespanning wordt afgeleid, welke naar de met electrostrictie werkende elementen wordt teruggekoppeld. Op deze wijze wordt een oplossing voor het probleem (6) verkregen.
De onderhavige uitvinding verschaft oplossingen voor 20 de hiervoor genoemde, met elkaar samenhangende en/of uit elkaar volgende problemen (1)-(6) en meer in het bijzonder een oplossing voor het probleem (1), zodanig, dat de genoemde speciale of abnormale vormen van signaalweergave zonder bezwaar mogelijk zijn. .
25 De uitvinding zal meer in het bijzonder worden ver duidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van een uitvoeringsvoorbeeld, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: figuur 1, schematisch, het registratiesporen patroon, 30 dat tijdens signaalopname door middel van een videobandapparaat (VTR) van het bekende type met schroeflijnvormige aftasting van de magneetband door middel van twee roterende magneetkoppen wordt gevormd, figuren 2-7, 10-17 en 19-21, enige schematische weer-35 gaven en golfvormen ter verduidelijking van de uitvinding, figuren 8 en 9, blokschema's van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding, en figuur 18 het aansluitschema van een detail van het 7906845 * - η - apparaat volgens de uitvinding.
Het blokschema volgens figuur 8 bestaat in hoofdzaak uit de volgende secties: een signaalweergeefsectie 10, een bandaandrijfsectie 30, een magneetkopservoschakeling 40, een 5 systeembesturingsschakeling voor overschakeling van het video-bandapparaat naar zijn verschillende bedrijfswijzen, waaronder de speciale bedrijfswijze "signaalweergave bij de snelheid N", een spoorvolgcorrectiesectie 100 voor oplossing van de hiervoor genoemde problemen (1)-(5) en een spoorvolgcorrectiesectie 200 10 voor oplossing van het hiervoor genoemde probleem (6).
Tot de signaalweergeefsectie 10 behoren de magneet-koppen 11A en 11B welke, zoals de figuren 10 en 11 laten zien, worden ondersteund door middel van met electrostrictie werkende bandvormige elementen 21, die bijvoorbeeld de gedaante hebben 15 van een twee vormen vertonend blad, waarvan het ene uiteinde 21A door middel van bijvoorbeeld een kleefstof 22 aan een mag-neetkopdrager 23 is bevestigd en waarvan het andere einde 21B de magneetkop 11A, 11B draagt; de magneetkop is bijvoorbeeld doorniddel van een kleefstof aan het einde 21B bevestigd? tus-20 sen het element 21 en de drager 23 bevindt zich een hoeveelheid dempend materiaal 24. De polarisatierichting van de elementen 21 is bij het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld zodanig gekozen, dat wanneer een spanning aan het element 21 wordt aangelegd, de bijbehorende magneetkop 11A, 11B in afhankelijkheid van 25 de polariteit en het niveau van de desbetreffende spanning in de registratiespoorbreedterichting wordt verplaatst, zoals in figuur 11 met een dubbelpijl 25 is aangeduid.
Zoals figuur 8 bovendien laat zien, zijn de magneet-koppen 11A en 11B over een hoek van 180° ten opzichte van elkaar 30 verschoven aangebracht; dit is geschied door de magneetkopdrager 23 op geschikte wijze op de niet in de tekening weergegeven bandleitrommel van het bandapparaat aan te brengen. De magneet-koppen worden via een aandrijfas met de videobeeldfrequentie door een motor 42 in rotatie aangedreven. De magneetband 1, 35 welke een registratiesporenpatroon volgens figuur 1 laat zien, wordt over een hoek van 180° of meer schuin om het omwentelings-oppervlak van de magneetkop 11A, 11B geleid en met een vooraf 79 0 68 45 - 12 - bepaalde transportsnelheid N in zijn langsrichting aangedreven door middel van een kaapstander 31 en een drukrol 32.
Bij het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld is de ;.····’·'„· kaapstander 31 rechtstreeks gekoppeld met een motor 33, waar-5 aan een frequentiegenerator 34 is toegevoegd voor afgifte van impulsen P^ met een impulsherhalingsfrequentie van bijvoorbeeld 960 Hz voor N=l. Deze impulsen worden toegevoerd aan een servoschakeling 35, waaraan door de systeembesturingsschakeling 50 bovendien een referentiesignaal wordt toegevoerd, dat een 10 weergave van de (relatieve) weergeefsnelheid N is. Het uitgangssignaal van de servoschakeling 35 wordt aan de motor 33 toegevoerd, zodanig, dat deze roteert met een snelheid, welke overeenkomt met de genoemde (relatieve) weergeefsnelheid N, die door’ de systeembesturingsschakeling 50 wordt ingesteld.
15 Dit wil zeggen dat het transport van de magneetband 1 met een weergeefsnelheid N plaats, vindt.
Tot de magneetkopservosectie 40 behoort een magneet— kop 43, die tijdens normale signaalweergave een registratie-spoor 3 van de magneetband 1 aftast voor uitlezing van de 20 stuurimpulsen P , die via een weergeefversterker 44 en een aan normale signaalweergave toegevoerd contact N van een kies-schakelaar 61 aan een fasecomparator 45 worden toegevoerd.
Aan de rotatie-aandrijfas 41 is bovendien een impulsopwekin-richting 46 toegevoerd, welke bij iedere omwenteling van de 25 magneetkop 11A, 11B één impuls P^a afgeeft. Deze impuls P wordt via een golfvormcorrectieversterker 47 aan de comparator 45 toegevoerd. Het uitgangssignaal van de comparator 45 wordt via een versterker 48 aan de motor 42 toegevoerd, zodanig, dat de omwentelingsfase van de magneetkop 11A, 11B aan 30 servobesturing door de magneetkopservosectie 40 onderworpen is.
Als gevolg hiervan zal de magneetkop 11A, 11B het respectievelijke registratiespoor A, B bij normale signaalweergave op juiste wijze aftasten.
Daarbij tasten de magneetkoppen 11A en 11B afwisse-35 lend de registratiesporen 2 af, waarbij zij bij iedere raster- .....periode een frequentiegemoduleerd signaal afgeven, dat via een weergeefversterker 12A, respectievelijk 12B, aan een scha-keleenheid 13 wordt toegevoerd.
7906845 - 13 -
De rotatie-aandrijfas 41 is bovendien uitgerust met een tweede impulsafgifte-inrichting 76, die bij iedere omwenteling van de magneetkoppen 11A, 11B een impuls P ^ afgeeft, welke over de duur van één rasterperiode in fase ten opzichte 5 van de impuls P is verschoven; zoals figuur 2F laat zien, ga leidt de optelling van een impuls P^a bij een impuls P ^ tot het ontstaan van een impuls Pg. De impuls P^ wordt via een golfvormcorrectieversterker 77 aan een flip-flop 78 van het RS-type, terwijl de impuls P door de versterker 47 aan de 10flip-flop 78 van het RS-type wordt toegevoerd. De flip-flop 78 geeft derhalve een rechthoekgolf vormig signaal af dat, zoals de figuren 12A en 12B laten zien is gesynchroniseerd met de omwentelingen van de magneetkop 11A, 11B en bij ieder raster van teken omkeert.
15 Dit signaal S^. wordt als stuursignaal aan de schakel- eenheid 13 toegevoerd, welke daarop het continue FM signaal Sf afgeeft, dat via een begrenzer 14 wordt toegevoerd aan een FM demodulator 15; in de schakeling 15 wordt het signaal gedemoduleerd tot het luminantiesignaal dat via een desac-2Ocentueringsschakeling 16 aan een uitgangsaansluiting 17 ter beschikking komt.
De in dit geval optredende aftastfout of spoorvolg-fout wordt gecorrigeerd door middelman de correctiesectie 100, waarvan figuur 9 een uitvoeringsvoorbeeld in blokschemavorm 25laat zien.
De door de frequentiegenerator 34 afgegeven impuls P^ (zie figuur 4B) wordt via een golfvormcorrectieversterker 108 als telimpuls aan een hexadecimale teller 101 toegevoerd.
Het uitgangssignaal, respectievelijk het telresulaat, van de 30teller 101 wordt toegevoerd aan een digitaal/analoog-omzetter 21, die een zaagtandgolfvormige spanning E^ volgens de figuren 5D en 5E afgeeft, welke aan de bemonster- en houdschakelingen 103A en 103B wordt toegevoerd. Het rechthoekgolf vormige signaal Sv wordt door de flip-flop 78 van het RS-type toegevoerd aan 35een monostabiele multivibrator 106A, waarvan het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan de monostabiele multivibrator 107A. De beide multivibratoren zijn van het door een dalende flank gestarte type. Op de in figuur 5D met X gemarkeerde tijdstippen 7906845 - 14 - h
* I
dat wil zeggen steeds in het midden van iedere rasterperiode waarin, de magneetkop 11B een. registratiespoor 2 aftast, wordt door de magneetkop een impuls P uitgelezen, zoals figuur 12C
Cl laat zien. Het signaal, Sv wordt bovendien toegevoerd aan een 5 monostabiele multivibrator 106B van het door een stijgende flank gestarte typer het uitgangssignaal van de laatstgenoemde multivibrator wordt toegevoerd aan een monostabiele multivibrator 107B van het door een dalende flank gestarte type. Op de met een markering O in figuur 5E aangeduide tijdstippen, dat 10 wil zeggen steeds in het midden van iedere rasterperiode waarin de magneetkop 1IA een registratiespoor 2 aftast, leest de magneetkop derhalve een impuls P^ uit, zoals figuur 12D laat zien. De aldus verkregen impulsen Pa en P^ worden respectievelijk als stuursignalen aan respectievelijk de bemonster-15 en houdschakelingen 103A en 103B toegevoerd.
Als gevolg van het voorgaande geven de schakelingen 103A en 103B respectievelijk de trapsgewijs oplopende spanningen E „ en E , volgens respectievelijk de figuren 5D en 5E af. sa. s d
Deze spanningen Ega en E ^ worden respectievelijk aan de optel-20 schakelingen 104A en 104B toegevoerd.
Bij het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld dient een schakeling 110 voor oplossing van het hiervoor genoemde probleem (4). Daartoe worden de door de versterker 108 afge- . geven impulsen P^ toegevoerd aan een frequentiediscriminatqr .
25 111 van het impulstellende type met bijvoorbeeld een monostabiele multivibrator en een integrator. De frequentiediscrimi-nator 111 geeft een gelijkspanning Ef af, waarvan het niveau daalt met een toename van de (relatieve) weergeefsnelheid JnJ, zoals figuur 13Aslaat zien; deze gelijkspanning E^ wordt 30 aan een spanningscomparator 121 toegevoerd.
De comparator 121 en de schakelingen 122-126 vormen te zamen een analoog/digitaal-omzetter 120 voor digitalisering van de spanning E^. De oscillatorschakeling 122 geeft een klokimpuls van voldoende hoge frequentie af, bijvoorbeeld een 35 frequentie van 119 Khz zoals figuur 14A laat zien; deze klokimpuls wordt aan de ingang van een bijvoorbeeld 64-schalige teller 123 toegevoerd. Het uitgangssignaal, dat wil zeggen het 7906845 - 15 - telresultaat, van de teller 123 wordt aan de digitaal/analoog-omzetter 124 toegevoerd voor omzetting in een analoge spanning E , die eveneens aan de comparator 121 wordt toegevoerd. Wan- d neer de spanning E& gelijk is aan de spanning E^, geeft de 5 comparator 121 een uitgangsimpuls P^ af, die aan de vertra-gingsschakeling of -netwerk 125 wordt toegevoerd voor afgifte van een vertraagde impuls P^, die als terugstelimpuls aan de teller 123 wordt toegevoerd.
Wanneer geen terugstelimpuls aan de teller 123 10 verschijnt, krijgt de spanning E een zaagtandgolfvorm, waar-van de periodeduur overeenkomt met dié van 64 klokimpulsen, zoals figuur 14B laat zien.
Wanneer de spanning E het niveau van de spanning α
Ejr bereikt, wordt door de schakeling 120 de impuls Pe volgens 15 de figuren 14C en 14D gevormd, waarna de impuls P^ verschijnt, zoals figuur 14Ξ laat zien, welke voor terugstelling van de teller 123 dient. De spanning E verandert derhalve, zoals α figuur 14C laat zien met een periodeduur, welke in overeenstemming is met het niveau van de spanning E^, en tot een 20 piekwaarde, die gelijk is aan de amplitude van de spanning Ef.
Het uitgangssignaal, respectievelijk het telresultaat, van de teller 123 zal op het desbetreffende tijdstip overeenkomen met het niveau van de spanning E , terwijl de span- ... _ 25 ning E^ in overeenstemming met de (relatieve weergeefsnelheid) 14 verandert, zoals figuur 13A laat zien; het gevolg is, dat de piekwaarde van het telresultaat met de weergeefsnelheid|n| verandert, zoals figuur 13B laat zien. De vier minst significante bits van het telresultaat, die zich respectievelijk op 0 3 30 de bitplaatsen 2 -2 bevinden·, veranderen met de weergeefsnelheid 14 zoals figuur 13C laat zien; deze figuur komt overeen met dié volgens figuur 6C. Deze 4 bits worden toegevoerd aan de grendelschakeling 126, waaraan als grendelbesturings-signaal de uitgangsimpuls P van de comparator 121 wordt toe-35 gevoerd. De grendelschakeling 126 grendelt dan de desbetreffende bitwaarden, zoals figuur 13C laat zien.
Het uitgangssignaal van de grendelschakeling 126 wordt toegevoerd aan een programmeerbare teller 115 voor instelling 7906845 t *! Λ * - 16 - van de deelverhouding van de teller; de impulsen van de versterker 108 worden als telimpulsen aan de teller 115 toegevoerd.
De stuurimpuls P , afkomstig van de weergeefversterker 44, wordt als terugstelimpuls aan de teller 115 toegevoerd. Vervolgens 5 wordt een "carry”-uitgangssignaal P^, afkomstig van de teller 115, toegevoerd aan de stelingang S van een flip-flop 116 van het RS-type; de van de weergeefversterker 44 afkomstige impulsen P worden aan de terugstelaansluiting R van de flip— c flop 116 toegevoerd.
10 Indien de (relatieve) weergeefsnelheid N de waarde N heeft, zal de teller 115 derhalve fungeren als een daartoe geprogrammeerde, X-schalige teller, zulks in overeenstemming met de )Nj/vergrendelde waarde-karakteristiek volgens figuur 13C. Op het ogenblik, waarop de teller 115 X impulsen P^ heeft 15 geteld vanaf het ogenblik, waarop hij door een impuls P is teruggesteld, zal derhalve het "carry"-uitgangssignaal Pu volgens de figuren 15A en 15B verschijnen. De flip-flop 116 wordt door deze uitgangsimpulsen P^ ingesteld en door de impulsen P teruggesteld, waarbij steeds een uitgangssignaal.
20 S.^ verschijnt dat, zoals figuur 15C laat zien, begint te stijgen na afloop van een met de weergeefsnelheid N overeenkomend tijdsinterval na de toevoer van de stuurimpuls Pc aan de terugstelaansluiting van de flip-flop 116.
Het signaal wordt toegevoerd aan een differen-'· ' 25 tierende schakeling 117 voor differentiatie aan zijn stijgende flank, zodat de schakeling 117 een differentiëringsimpuls P^ volgens figuur 15D afgeeft, welke als terugstelimpuls aan de teller 101 wordt toegevoerd. De teller 101 begint zijn tel-werking derhalve met een vertraging van een met de (relatieve 30 weergeefsnelheid) N overeenkomend aantal impulsen P^ , zoals figuur 13C laat zien, na ontvangst van een stuurimpuls P ,
O
zodat een spanning E , waartoe het uitgangssignaal van de
S
teller 101 aan digitaal/analoog-omzetting is onderworpen, zoals figuur 15E laat zien; de desbetreffende vertraging is 35 derhalve in overeenstemming met de (relatieve weergeefsnelheid) N, zoals in het voorgaande reeds aan de hand van figuur 6C is beschreven. Op deze wijze verschaft de uitvinding derhalve 7906845 - 17 - oplossing van het hiervoor genoemde probleem (4), zodanig, dat een spanning Ek van de gewenste gedaante wordt verkregen.
Wanneer het Landtransport tijdens signaalweergave in dezelfde richting als tijdens signaalopname verloopt, dat 5 wil zeggen N=0, zal de spanning E naar rechts toe oplopen, 5 zoals figuur 15E laat zien; wanneer het bandtransport in tegengestelde richting plaats vindt, dat wil zeggen N<0, dient de spanning E naar rechts af te lopen, s
De systeembesturingsschakeling 50 is derhalve zo-10 danig uitgevoerd, dat hij een spanning afgeeft, waarvan het niveau, afhankelijk van de richting van het bandtransport, "0" of "1" bedraagt. De desbetreffende uitgangsspanning wordt aan de teller 101 toegevoerd voor bepaling van de telrichting, dat wil zeggen optelling of aftelling. Wanneer N=0, dient 15 de teller 101 op te tellen; wanneer dient de teller af te tellen.
Voor vorming van een zaagtandgolfvormige spanning En ter lengte van een rasterperiodeduur (zie figuur 2D) dient een schakeling 150. Daarbij worden de van respectievelijk de 20 versterkers 47 en 77 afkomstige impulsen P en P , toegevoerd 3^ 9*^ aan een OF-poortschakeling 151, die aan zijn uitgang de impuls P ter lengte van een rasterperiodeduur afgeeft op het tijd- 3 stip, waarop de magneetkoppen 11A en 11B hun aftastbeweging beginnen; in dit verband wordt naar de figuren 2F en 16A ver-25 wezen. De desbetreffende impuls P^ wordt toegevoerd aan een golfvormspanningsopwekschakeling 152, welke nog meer in details zal worden beschreven en dient voor vorming en afgifte van de met de impuls P gesynchroniseerde, zaagtandgolfvormige spanning En; in dit verband wordt weer naar de figuren 2D en 30 16B verwezen. De desbetreffende spanning Er wordt aan een ge-lijkspanningsniveaucorrectieschakeling 160 toegevoerd.
De gelijkspanningsniveaucorrectieschakeling 160 dient om het gelijkspanningsniveau van de spanning E^ gelijk te maken aan het niveau van het uitgangssignaal van de cor-35 rectieschakeling 200, zoals nog nader zal worden beschreven.
De van de zaagtandgolfvormspanningsopwekschakeling 152 afkomstige spanning En wordt via een operatieve versterker 161 toegevoerd aan een bemonster- en houdschakeling 162. De res- 7906845 - 18 - pectievelijk van de multivibratoren 107A en 107B afkomstige impulsen P& en P^ worden aan een OF-poortschakeling 165 toegevoerd voor vorming van een impuls P , die voor ieder raster verschijnt/ zoals de figuren 12E en 16C laten zien. Deze im-5 puls P^ wordt als stuursignaal aan de bemonster- en houdscha-keling 162 toegevoerd, die een gelijkspanning afgeeft, waarvan het niveau gelijk is aan het niveau ter plaatse van het midden van de schuin oplopende golf vorm van cfe spanning En, dat wil zeggen aan het gelijkspanningsniveau van de spanning 10 E„. n
De door de bemonster- en houdschakeling 162 afgegeven gelijkspanning wordt toegevoerd aan een operatieve versterker 163/ waaraan een referentiespanningsbron 164 bovendien een referentiespanning Er levert, waarvan het niveau 15 overeenkomt met het gelijkspanningsniveau van het uitgangssignaal van de correctieschakeling 200. De versterker 163 geeft derhalve het spanningsverschil tussen beide genoemde spanningen aan de versterker 161 af. Wanneer nu tussen het gelijkspanningsniveau van de door de versterker 161 afgegeven 20 spanning En enerzijds en de referentiespanning Er anderzijds een verschil optreedt, zal het gelijkspanningsniveau van de door de versterker 161 afgegeven spanning En derhalve worden verhoogd of verlaagd met het genoemde spanningsverschil, zodat het Gelijkspanningsniveau van de door de versterker 161'·· ·· - 25 af gegeven spanning En gelijk wordt aan het niveau van de referentiespanning Er? figuur 16D verduidelijkt dit.
De van de versterker 161 afkomstige spanning ER wordt toegevoerd aan een bemonster- en houdschakeling 153, waarvoor het stuursignaal in de vorm van de impuls P door de OF-30 poortschakeling 151 wordt geleverd. Zoals figuur 16E met een volle lijn laat zien, geeft de bemonster- en houdschakeling 153 derhalve een gelijkspanning E^ af, waarvan het niveau gelijk is aan dat van de spanning En op het begintijdstip van ieder raster. Deze spanning E^ wordt toegevoerd aan een scha-35 keleenheid 154, waaraan de van de versterker 161 afkomstige spanning En wordt toegevoerd, evenals het rechthoekgolfvormige signaal S volgens de figuren 16F en 12B, dat afkomstig is van 7906845 4 i - 19 - de flip-flop 78 en de gedaante van een bij iedere rasterperiode van teken omkerend stuursignaal. De schakeleenheid 154 werkt derhalve zodanig, dat twee spanningen Ena en E^ verschijnen, die bij ieder raster met respectievelijk de spanningen En en E^ 5 afwisselen, zoals de figuren 16G en 16H laten zien, doch een onderling verschillende herhalingsfase vertonen.
De spanningen E^a en E^ worden respectievelijk aan de optelschakelingen 104A en 104B toegevoerd voor optelling bij respectievelijk de spanningen Em en E . (zie de figuren 10 5D en 5E). Zoals de figuren 17A-17D laten zien, bevinden de schuin oplopende golfvormgedeelten van de spanningen Ena en E^h zich ter plaatse van de dik getekende lijnen Ega en Esb· Opgemerkt wordt nog dat de figuren 17A en 17B met respectievelijk de figuren 5A en 5B gelijkwaardig zijn, terwijl de figuren 15 17C en 17D met respectievelijk de figuren 16G en 16H gelijkwaardig zijn. -Èe optelschakelingen 104A en 104B geven respectievelijk de correctiespanningen Eca en E ^ volgens respectievelijk de figuren 17E en 17F af.
Deze correctiespanningen Eca en E ^ worden via res-20 pectievelijk de versterkers 105A en 105B toegevoerd aan de ene electroden van respectievelijk de met electrostrictie werkende elementen 21 en 21.
De elementen 21 reageren op deze spanningstoevoer door zodanige vervorming, dat zij respectievelijk de magneet-25 koppen 11A en 11B in de breedterichting van een registratie-spoor 2 verplaatsen. Als gevolg van deze werking voeren de magneetkoppen 11A en 11B tijdens een afwijkende of abnormale signaalweergave een juiste aftasting van een registratiespoor 2 uit.
30 Aan de hand van figuur 18 zal een speciaal uitvoe- ringsvoorbeeld van een zaagtandgolfvormopwekschakeling 152 volgens de uitvinding worden beschreven.
Bij deze schakeling vindt toepassing plaats van een tweetal als emitter-volger geschakelde transistoren en C^/ 35 waarvan de emitters met elkaar zijn gekoppeld via een weerstand en de collector-emitterbaan van een schakeltransis-tor · De collector van de transistor Q3 is gekoppeld met een oplaad-/ontlaadcapaciteit C^, waarbij het verbindingspunt van 7906845 - 20 - beide componenten met de ingangsaansluiting van de versterker 161 is verbonden.
Bovendien geeft de discriminator 111 de spanninge E^ volgens figuur 13A af, welke bovendien met een gebroken lijn 5 in figuur 19 is weergegeven. Deze spanning Ef wordt toegevoerd aan een schakeleenheid 156 en voorts aan een invertor 157 voor niveau-omkering tot een spanning E^, die met een kettinglijn in figuur 19 is weergegeven. Deze spanninge E^ wordt eveneens aan de schakeleenheid 156 toegevoerd. De systeembesturings-10 schakeling 50 geeft een spanning af, die in afhankelijkheid van de bandtransportrichting het niveau "0n of "1" vertoont en als stuursignaal of schakelsignaal aan de schakeleenheid 156 wordt toegevoerd. Wanneer N=0, wordt de spanning E^ doorgelaten, terwijl wanneer n£0, de spanning Ëf wordt doorgelaten. 15 De uitgangsspanning Ej van de schakeleenheid 156 heeft derhalve het met een volle lijn in figuur 19 weergegeven verloop.
Deze spanning Ej wordt toegevoerd aan de basis van de transistor Q^, terwijl aan de basis van de transistor een spanning E1 wordt toegevoerd, waarvan het niveau gelijk 20 is aan dét van de spanning Ej wanneer N=l. De van de OF-poort— schakeling 151 afkomstige impuls P wordt toegevoerd aan de · basis van de transistor Q^/ die steeds bij ontvangst van een impuls P naar zijn geleidende toestand overgaat.
Aangezien Ej^E^ voor N{l, wordt de capaciteit 25 rechtstreeks via de transistor Q3 opgeladen, wanneer deze in zijn geleidende toestand verkeert, zodat de spanning En over de capaciteit C.^ het niveau E1 bereikt, waarbij de spanningen over de transistoren Q^-Q^ worden verwaarloosd. Wanneer de transistor in zijn niet-geleidende toestand komt, wordt 30 de spanning En over de capaciteit ontladen via de weerstand R^, daar dan Ej<En (=E1), zodat de spanning En geleidelijk daalt. De spanning En vettoont daarbij het links in figuur 16B weergegeven verloop.
Indien met een lage (relatieve weergeefsnelheid N) 35 wordt gewerkt, zal de spanning Ej zijn gedaald met als gevolg, dat het verschil tussen de spanning En bij het begin van de ontlading (E^) en de spanning Ej groot wordt, zodat de amplitude van de spanning En toeneemt. De amplitude van de span- 7906845 - 21 - ning Εβ heeft derhalve voor n£l de gedaante volgens figuur 7.
Aangezien Ej>l wanneer N>1, wordt de capaciteit oraniddellijk via de transistor Q3 ontladen wanneer deze geleidend wordt? de spanning En over de capaciteit bereikt dan de waarde 5 E^ Wanneer de transistor Q3 vervolgens naar zijn niet-gelei-dende toestand overgaat, wordt de capaciteit C1 opgeladen via de weerstand aangezien Ε^>Εη(=Εχ)? de spanning over de weerstand daalt dan geleidelijk. De spanning En over de capaciteit heeft het rechts in figuur 16B weergegeven verloop.
10 De spanning Ej zal, wanneer de relatieve weergeef- snelheid N hoog is, toenemen, zodat het spanningsverschil tussen de spanning E^ (=E^) aan hst begin van hst opladen en de spanning Ej toeneemt met als gevolg, dat de amplitude van de spanning En groter wordt. Deze amplitude heeft voor N^l het 15 karakter volgens figuur 7.
Wanneer N=l, is de spanning Ej gelijk aan de spanning E^, zodat de capaciteit noch opgeladen, noch ontladen wordt; de spanning En over de capaciteit blijft constant.
Aan de hand van figuur 8 zal vervolgens de spoor-20 volgfoutcorrectiesectie of -schakeling 200 worden beschreven.
Zoals deze figuur laat zien, geeft een oscillator 201 een oscillatiesignaal van een frequentie van bijvoorbeeld 450 Hz af, dat via de optelschakelingen 104A, 1Q4B en de versterkers 105A, 105B aan de met electrostrictie werkende' 25 elementen 21 wordt toegevoerd. Als gevolg daarvan zullen de magneetkoppen 11A, 11B tijdens hun aftasting van een regis-tratiespoor 2 een slingerende of trillende beweging (wobbling) in de breedterichting van het spoor uitvoeren; de rechte lijn 2C vertegenwoordigt de langsas van het registratiespoor 2, ter-30 wijl de kromme 11C de door het middelpunt van de magneetkoppen 11A, 11B gevolgde aftastbaan laat zien. Voor de amplitude van de slingerbeweging wordt een waarde van bijvoorbeeld 10% van de breedte Tw van een registratiespoor gekozen.
Het door de magneetkoppen 11A, 11B uitgelezen FM 35 signaal zal derhalve wat betreft zijn niveau (omhullende) met de slingerende bewegingen van de magneetkoppen variëren.
Het via de schakeleenheid 13 doorgelaten FM signaal 7906845 - 22 - wordt toegevoerd aan een afgestemde versterker 202, die een signaal afgeeft, dat de frequentiecomponenten van het signaal bevat ingeval van frequentiemodulatie van het signaal door de horizontale synchronisatieimpuls Dit signaal 5 S^_ wordt toegevoerd aan een bemonster- en houdschakeling 203, terwijl het van de desaccentueringsschakeling 16 afkomstige luminantiesignaal wordt toegevoerd aan een synchronisatie-scheidingsschakeling 204 voor afscheiding van de horizontale synchronisatie-impulsen P^. Deze impulsen P^ worden aan de be-10 monster- en houdschakeling 203 toegevoerd, zodat bij het verschijnen van een impuls P^ door de schakeling 203 een signaal wordt afgegeven, dat door de synchronisatie-impuls P^ is gemoduleerd. Aangezien het signaal een uit frequentiemodulatie door de horizontale synchronisatie-impuls P^ resulterend 15 PM signaal is, vertoont het signaal in het begin een constante frequentie en een constant niveau; als gevolg van de hiervoor genoemde slingerbeweging van de magneetkoppen, zal het niveau (de omhullende) van het signaal echter met de slingerbewegingen van de magneetkoppen 11A en 11B variëren.
20 Het signaal Sh wordt aan een synchrone detector 206 toegevoerd via een versterker 205, die op de slingerbewegings-frequentie van 450 Hz kan worden afgestemd; het van de oscillator 201 afkomstige oscillatiesignaal wordt als stuursignaal via een faseverschuiver 207 aan de synchrone detector 25 206 toegevoerd. Het signaal wordt door de detector 206 aan synchrone detectie onderworpen, resulterende in een detec-tiespanning E ,- die bij iedere horizontale synchronisatie-impuls P^ verschijnt en van niveau verandert met de afstand tussen het slingermiddelpunt van de magneetkop 11A, 11B ener-30 zijds en het middelpunt van een registratiespoor 2 anderzijds, dat wil zeggen met een gemiddelde hart-op-hart-afstand X, zoals in figuur 21 is weergegeven.
Deze spanning Ew wordt toegevoerd aan bemonsteren houdschakelingen 208A en 208B, waaraan als stuursignalen 35 respectievelijk het signaal Sy (zie figuur 12B) en het geïnverteerde signaal Sv worden toegevoerd, welke afkomstig zijn van de flipflop 78 en bij ieder videobeeldraster van po- 7906845 - 23 - lariteit oinkeren. Wanneer de magneetkop UB gedurende een raster-periode een registratiespoor 2 aftast, is de bemonster- en houdschakeling 208A werkzaam. Tijdens een volgende rasterpe-riode is de bemonster- en houdschakeling 208B werkzaam.
5 Op deze wijze produceren de schakelingen 2Q8A en 208B ononderbroken de spanningen E^a en E^, die in polariteit en in niveau veranderen met de gemiddelde aftastpositie X van respectievelijk de magneetkoppen 11A en 11B, zoals figuur 21 laat zien. Deze spanningen Ewa en E ^ worden respec-10 tievelijk via versterkers 209A en 209B aan de andere electroden van de met electrostrictie werkende elementen 21 toegevoerd.
De spoorvolgfoutcorrectieschakeling 200 werkt derhalve meteen gesloten lus.
Zoals in het voorgaande is uiteengezet, is de spoor-15 volgfoutcorrectie volgens de uitvinding gericht op het verkrijgen van een goede beeldkwaliteit bij een willekeurige waarde van de relatieve weergeefsnelheid N. Bovendien is het belangrijkste gedeelte van het apparaat volgens de. uitvinding uitgevoerd voor digitale bewerking van signalen, zodat een 20 zeer betrouwbare werking van het. apparaat wordt verkregen.
Hoewel bij het voorgaande er van uitgegaan is, dat de in een videoregistratiespoor 2 opgenomen videosignalen van het zwart-wit-type zijn, is het mogelijk een kleurenvideo-• signaal of een aan de onderzijde van het frequentiespectrum 25 van het FM signaal Sf gelegen, aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiesignaal in een dergelijk registratiespoor op te nemen door voor de slingerbewegingsfrequentie f van de magneetkoppen 11A, 11B de volgende waarde te kiezen: 30 waarin n een positief geheel getal en f de videobeeldraster-frequentie is.
In dat geval is het zelfs hoewel het niveau van het door de magneetkoppen 11A en 11B uitgelezen signaal varieert met de periode van de slingerbeweging van de magneetkoppen, 35 waardoor een onregelmatigheid in de kleurverzadigingsdicht-heid optreedt, mogelijk om deze onregelmatigheid bij ieder videobeeldraster te elimineren door zogenaamde "interleaving"; 7906845 - 24 - it' •ν'* dit is zodanig mogelijk, dat de onregelmatigheid onzichtbaar wordt.
De onderhavige uitvinding kan worden toegepast voor signaalweergave uit een magneetband 1, waarop de signalen in 5 afwisselende registratiesporen 2 met een bepaalde azimuthhoek en in de andere afwisselende registratiesporen 2 met een afwijkende azimuthhoek zijn opgenomen.
Voorts kan een signaal, waarvan de constante frequentie aanzienlijk hoger ligt dan dié van de stuurimpulsen 10 Pc, bijvoorbeeld in het registratiespoor 3 worden opgenomen; een dergelijk signaal kan dan in plaats van de impulsen P^ worden uitgelezen en gebruikt.
De uitvinding beperkt zich niet tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld; verschillende wijzi-15 gingen kunnen in de beschreven componenten en in hun onderlinge samenhang worden aangebracht, zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden.
20 ------ 7906845
Claims (19)
1. Apparaat voor weergave van een volgens opeenvolgende/ onderling evenwijdige registratiesporen op een bewegend registratiemedium opgenomen videosignaal, waarbij de registratiesporen zich schuin ten opzichte van de bewegingsrichting van het registratiemedium uitstrekken, voorzien van: een signaaltransducent voor herhaaldelijke aftasting van het registratiemedium in een hoofdzakelijk volgens de registratiesporen verlopende aftastrichting voor uitlezing van het videosignaal uit de registratiesporen? op de waarden van een spoorvolgstuursignaal in ten opzichte van de registratiesporen loodrechte richting reagerende, bestuurbare steunmiddelen voor beweegbare ondersteuning van de signaaltransducent? en van een systeembesturingsschakeling voor wijziging van de transportsnelheid van het registratiemedium ten opzichte van de door de signaaltransducent uitgevoerde aftastbeweging? gekenmerkt door: impulstreinopwekmiddelen voor opwekking en afgifte van een impulstrein met een met de transportsnelheid van het registratiemedium veranderlijke impulsherhalingsfrequentie? koppositie-aanwijsmiddelen voor aanwijzing van de positie van de signaaltransducent in de aftastrichting? *- " ' telmiddelen voor telling van het aantal van de impulstreinopwekmiddelen afkomstige impulsen? een bemonster- en houdschakeliiig voor bemonstering en vasthouding van een signaalniveau, dat overeenkomt met het aantal impulsen, dat de telmiddelen hebben geteld op een vooraf bepaald tijdstip (Ρ&, P^) dat wordt afgeleid uit een refe-rentiesignaal, zoals de door de koppositie-aanwijsmiddelen af gegeven koppositie-aanwijs signalen (P , ? en door spoorvolgsignaalmiddelen voor toevoer van een van de bemonster- en houdschakeling afkomstig, eerste spoorvolgstuursignaal aan de bestuurbare steunmiddelen.
2. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste spoorvolgstuursignaal wordt gevormd door een gelijksoanningssignaal (Ε_, E , ), waarvan het signaalniveau 7 Q I) fi fi A R sa sb * V - 26 - synchroon met het koppositie-aanwijssignaal trapsgewijze stijgt.
3. Apparaat volgens conclusie 2, gekenmerkt door registratiemediumaanwijsmiddelen voor afgifte van een. regis-tratiemediumpositieaanwijssignaal (P ) , dat een aanwijzing van de positie van het registratiemedium in de transport-richting verschaft, en door tellerbesturingsmiddelen voor besturing van het terugstelt!jdstip van de teimiddelen, één , en ander zodanig, dat het trapsgewijs in niveau stijgende spoorvolgstuursignaal (Ega, E wordt teruggesteld door middel van een terugstelimpuls (P^), die door de tellerbesturingsmiddelen synchroon met het registratiemediumpositie- aanwijssignaal (P ) wordt afgegeven. c
4. Apparaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bemonster- en houdschakeling een digitaal/analoog-omzetter bevat voor omzetting van een door de tellermiddelen afgegeven, digitaal signaal in een analoog signaal (E^), welke omzetting geschiedt door impulsintegratie, waarbij het niveau van het geïntegreerde, analoge signaal op het vooraf bepaalde tijdstip (Pa, P^) wordt bemonsterd en vastgehouden.
5. Apparaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het geïntegreerde, analoge signaal (Efc) een zaagtandgolf-vorm heeft, waarvan de terugslag door de genoemde terugstelimpuls (P^) wordt bepaald.
6. Apparaat volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de voor bepaling van de terugslag van het zaagtandgolf-vormige signaal dienende terugstelimpuls (P^) op de regis-tratiemediumpositie-aanwijsimpuls (P_) voorijlt met een be-drag, ter grootte van een vooraf bepaalde rasterlengte, dat overeenkomt met één of meer lengten van één op het registratiemedium opgenomen registratiesporen.
7. Apparaat volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tellerbesturingsmiddelen een terugstelimpuls (P^) afgeven, waarvan het tijdstip van verschijnen met de transport-snelheid van het registratiemedium verandert, één en ander zodanig, dat de impulsherhalingsfrequentie van de door de opwekmiddelen afgegeven impulstrein (P^) wordt gedetecteerd voor zodanige wijziging van het beginteltijdstip van de teller, dat de vooraf bepaalde mate van voorijling van het 790 6Ö 45 - 27 - zaagtandgolfvormige signaal (E^) op de registratiemediumposi-tie-aanwijsimpuls (P ) op de juiste waarde wordt gehouden. v
8. Apparaat volgens conclusie 1, gekenmerkt door middelen voor opwekking en afgifte, synchroon met het van de koppositie-aanwijsmiddelen afkomstige aanwijssignaal (P^) van een tweede spoorvolgstuursignaal (E^, E^), en door optel-middèlen voor optelling van het tweede spoorvolgstuursignaal (Ena/ Enij? hij het eerste spoorvolgstuursignaal (Ega, E^) in de spoorvolgsignaaalmiddelen.
9. Apparaat volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het tweede spoorvolgstuursignaal een hoofdzakelijk zaag-tandgolfvormig signaal is, waarvan het niveau en de helling afhankelijk zijn van de transportsnelheid van het registratiemedium.
10. Apparaat volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de richting van de helling van het tweede spoorvolgstuursignaal zich met de transportrichting van het registratiemedium wijzigt.
11. Apparaat volgens conclusie 8, gekenmerkt door met een gesloten lus werkende spoorvolgbesturingsmiddelen, welke de volgende componenten omvatten: een referentieoscillator voor opwekking en afgifte van een signaal, dat de bestuurbare steunmiddelen te zamen met de signaaltransducent (ΙΙΑ,ΙΙΒ) in een slingerbeweging brengt; een omhullende detector voor omhullende detectie van een signaal; een synchrone detector voor fasevergelijking van het uitgangssignaal van de omhullende detector met het uitgangssignaal van de referentieoscllator; en een aandrijfschakeling voor toevoer van het uitgangssignaal van de synchrone detector aan de bestuurbare steunmiddelen.
12. Apparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de systeembesturingsschakeling de volgende componenten omvat: een kaapstander, een kaapstandermotor en een drukrol voor aandrijving van het registratiemedium, terwijl de imouls- 7906845 Λ - 28 - treinopwekmiddelen een generator voor opwekking en afgifte van een impulstrein (P^) omvatten, waarvan de impulsherhalings-frequentie een functie van de rotatiesnelheid van de kaap-standermotor is.
13. Apparaat volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de generator met. de kaapstander is gekoppeld.
14. Apparaat volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de koppositie-aanwijsmiddelen een met een rotatie-aandrij f-as van de signaaltransducent gekoppelde impulsgenerator omvatten.
15. Apparaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de registratiemediumpositie-aanwijsmiddelen een magneet-kop voor uitlezing van een registratiemediumpositie-aanwijs-signaal uit het registratiemedium omvatten.
16. Apparaat volgens één of meer der conclusies 1, 8 en 11, waarbij de signaaltransducent wordt gevormd door een magneetkop met een luchtspleet, met het kenmerk, dat de onder— steuningsmiddelen in reactie op het spoorvolgstuursignaal een zodanige beweging uitvoeren, dat de. magneetkop in de langs-richting van de luchtspleet en tevens althans ten minste nagenoeg in dwarsrichting ten opzichte van de langsrichting van de onderling evenwijdige registratiesporen wordt verplaatst.
17. Apparaat volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de steunmiddelen voor beweegbare ondersteuning van de mag- ·· -neetkop van piëzo-keramisch materiaal vervaardigd zijn of zulk materiaal bevatten.
18. Apparaat volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het piëzo-keramische materiaal de vorm heeft van een bimorf blad, dat in staat is om de magneetkop vanuit een vooraf bepaalde opneempositie in beide richtingszinnen langs de luchtspleet te verplaatsen.
19. Apparaat volgens conclusie 18, waarbij het registratiemedium wordt gevormd door een magneetband, met het kenmerk, dat de magneetkop aan rotatie wordt onderworpen voor aftasting van de magneetband onder een vooraf bepaalde schuin ten opzichte van de bandlangsrichting verlopende hoek, terwijl de registratiesporen zich onder althans ten minste nagenoeg 7906845 - 29 - dezelfde hoek schuin ten opzichte van de bandlangsrichting uitstrekken. * 7906845
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP11344578A JPS5539478A (en) | 1978-09-14 | 1978-09-14 | Regenerator of video signal |
JP11344578 | 1978-09-14 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL7906845A true NL7906845A (nl) | 1980-03-18 |
Family
ID=14612402
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL7906845A NL7906845A (nl) | 1978-09-14 | 1979-09-13 | Apparaat voor weergave van een op een bewegend registratiemedium opgenomen videosignaal. |
Country Status (9)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4255768A (nl) |
JP (1) | JPS5539478A (nl) |
AT (1) | AT387121B (nl) |
AU (1) | AU532201B2 (nl) |
CA (1) | CA1131357A (nl) |
DE (1) | DE2937314C2 (nl) |
FR (1) | FR2437755A1 (nl) |
GB (1) | GB2031640B (nl) |
NL (1) | NL7906845A (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0051428A1 (en) * | 1980-11-12 | 1982-05-12 | Sony Corporation | Video signal recording and reproducing apparatus |
Families Citing this family (33)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS5683835A (en) * | 1979-12-07 | 1981-07-08 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | Tracking device |
JPS56101621A (en) * | 1980-01-17 | 1981-08-14 | Victor Co Of Japan Ltd | Tracking system of magnetic reproducing device |
JPS56157182A (en) * | 1980-05-07 | 1981-12-04 | Victor Co Of Japan Ltd | Tracking system |
JPS5720073A (en) * | 1980-07-09 | 1982-02-02 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | Tracking device |
JPS5746318A (en) * | 1980-09-01 | 1982-03-16 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | Tracking device |
JPS57140083A (en) * | 1981-02-24 | 1982-08-30 | Sony Corp | Video signal reproducing device |
JPS57181284A (en) * | 1981-04-30 | 1982-11-08 | Mitsubishi Electric Corp | Magnetic video recording and reproducing device |
JPS57203229A (en) * | 1981-06-09 | 1982-12-13 | Sony Corp | Magnetic recorder and reproducer |
US4481544A (en) * | 1981-09-18 | 1984-11-06 | Ampex Corporation | Automatic tracking system with apparatus to prevent mistracking by a limited range transducer during stop motion |
US4447835A (en) * | 1982-01-11 | 1984-05-08 | Sony Corporation | Method and apparatus for single frame recording on video tape |
US4544967A (en) * | 1982-04-02 | 1985-10-01 | Ampex Corporation | Automatic scan tracking servo system |
JPS58220582A (ja) * | 1982-06-16 | 1983-12-22 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | ビデオテ−プレコ−ダ |
US4595960A (en) * | 1982-11-03 | 1986-06-17 | Rca Corporation | Phase-reversed dithered automatic scan tracking system |
JPH0644368B2 (ja) * | 1982-12-24 | 1994-06-08 | 株式会社日立製作所 | Vtrの可変速再生装置 |
AT376860B (de) * | 1983-03-15 | 1985-01-10 | Philips Nv | System zum wiedergeben von auf einem magnetband gespeicherten informationssignalen |
AT378301B (de) * | 1983-06-17 | 1985-07-25 | Philips Nv | System zum wiedergeben von auf einem magnetband gespeicherten signalen |
GB2142462B (en) * | 1983-06-30 | 1986-12-17 | Samsung Electronics Co Ltd | Variable slow-motion playback |
JPH0626039B2 (ja) * | 1983-10-31 | 1994-04-06 | ソニー株式会社 | 磁気ヘツドの変位駆動装置 |
WO1985005522A1 (en) * | 1984-05-11 | 1985-12-05 | Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. | Magnetic recording/reproducing apparatus |
JPS61211040A (ja) * | 1985-03-15 | 1986-09-19 | 大日本印刷株式会社 | 光干渉性模様を有する化粧シ−ト |
JPH0615234B2 (ja) * | 1985-12-05 | 1994-03-02 | 東洋メタライジング株式会社 | 虹彩模様を呈する積層体及びその製造方法 |
DE3783373T2 (de) * | 1987-05-22 | 1993-05-13 | Kudelski Sa | Magnetische oder andere aufnahmevorrichtung mit einem oder mehreren drehenden aufnahmekoepfen. |
EP0327289B1 (en) * | 1988-01-30 | 1996-03-13 | Sony Corporation | Magnetic recording and playback apparatus |
JPH0296963A (ja) * | 1988-10-03 | 1990-04-09 | Hitachi Ltd | 半導体集積回路装置 |
US4933784A (en) * | 1988-10-31 | 1990-06-12 | Ampex Corporation | Automatic head position tracking system for video signals recorded in a segmented format |
JP2728544B2 (ja) * | 1990-05-18 | 1998-03-18 | 株式会社日立製作所 | 磁気記録再生装置の自動トラッキング装置 |
JP2885650B2 (ja) * | 1993-11-11 | 1999-04-26 | 株式会社東芝 | ディスク再生装置 |
JP2835823B2 (ja) * | 1994-10-12 | 1998-12-14 | アキレス株式会社 | 装飾板 |
JP3774929B2 (ja) * | 1996-03-21 | 2006-05-17 | ソニー株式会社 | データ再生装置およびデータ再生方法 |
EP1176588A1 (en) * | 2000-07-28 | 2002-01-30 | THOMSON multimedia | Process for controlling the capstan in a video tape recorder (VTR) |
US8982099B2 (en) * | 2009-06-25 | 2015-03-17 | Semiconductor Energy Laboratory Co., Ltd. | Touch panel and driving method of the same |
JP5881288B2 (ja) * | 2010-11-24 | 2016-03-09 | 日本発條株式会社 | 圧電素子組付判別方法及びヘッド・サスペンション |
US20130163787A1 (en) * | 2011-12-23 | 2013-06-27 | Nancy Diane Moon | Electronically Orbited Speaker System |
Family Cites Families (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS5111886B1 (nl) * | 1970-05-13 | 1976-04-14 | ||
US3845500A (en) * | 1973-11-12 | 1974-10-29 | Ibm | Head to track alignment in a rotating head magnetic tape unit |
JPS6059787B2 (ja) * | 1975-10-14 | 1985-12-26 | ソニー株式会社 | 映像信号再生装置 |
JPS5810780B2 (ja) * | 1975-10-20 | 1983-02-28 | 松下電器産業株式会社 | ジキキロクサイセイソウチ |
GB1579854A (en) * | 1976-03-19 | 1980-11-26 | Ampex | Method and apparatus for producing time base altered effects in data recording and reproducing apparatus |
US4151570A (en) * | 1976-03-22 | 1979-04-24 | Ampex Corporation | Automatic scan tracking using a magnetic head supported by a piezoelectric bender element |
JPS5326107A (en) * | 1976-08-24 | 1978-03-10 | Sony Corp | Tracking correcting apparatus |
GB1560023A (en) * | 1976-10-05 | 1980-01-30 | Sony Corp | Automatic magnetic-head scan tracking arrangements |
JPS6031009B2 (ja) * | 1976-12-02 | 1985-07-19 | ソニー株式会社 | 自動トラツキング装置 |
JPS5460522A (en) * | 1977-10-24 | 1979-05-16 | Sony Corp | Reproducer |
-
1978
- 1978-09-14 JP JP11344578A patent/JPS5539478A/ja active Granted
-
1979
- 1979-09-12 CA CA335,521A patent/CA1131357A/en not_active Expired
- 1979-09-12 AU AU50773/79A patent/AU532201B2/en not_active Ceased
- 1979-09-13 GB GB7931759A patent/GB2031640B/en not_active Expired
- 1979-09-13 US US06/075,516 patent/US4255768A/en not_active Expired - Lifetime
- 1979-09-13 AT AT0602479A patent/AT387121B/de not_active IP Right Cessation
- 1979-09-13 NL NL7906845A patent/NL7906845A/nl not_active Application Discontinuation
- 1979-09-14 DE DE2937314A patent/DE2937314C2/de not_active Expired
- 1979-09-14 FR FR7923017A patent/FR2437755A1/fr active Granted
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0051428A1 (en) * | 1980-11-12 | 1982-05-12 | Sony Corporation | Video signal recording and reproducing apparatus |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
US4255768A (en) | 1981-03-10 |
AU532201B2 (en) | 1983-09-22 |
AU5077379A (en) | 1980-03-20 |
GB2031640B (en) | 1982-08-18 |
JPS6213873B2 (nl) | 1987-03-30 |
JPS5539478A (en) | 1980-03-19 |
DE2937314C2 (de) | 1985-07-18 |
CA1131357A (en) | 1982-09-07 |
GB2031640A (en) | 1980-04-23 |
FR2437755B1 (nl) | 1984-08-03 |
DE2937314A1 (de) | 1980-03-27 |
ATA602479A (de) | 1988-04-15 |
FR2437755A1 (fr) | 1980-04-25 |
AT387121B (de) | 1988-12-12 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL7906845A (nl) | Apparaat voor weergave van een op een bewegend registratiemedium opgenomen videosignaal. | |
US4322755A (en) | System for reproducing video signals in slow-motion mode | |
NL193230C (nl) | Inrichting voor het besturen van de spoorvolging van tenminste een roterende weergavekop. | |
NL8100740A (nl) | Apparaat voor weergave van op een registratiemedium opgenomen informatiesignalen. | |
US4246616A (en) | System for reproducing a video signal in a slow motion or still picture reproduction | |
US4328518A (en) | Video signal, speed-change reproducing system | |
NL7906680A (nl) | Apparaat voor weergave van op een magneetband opgeno- men video- of andere informatiesignalen. | |
NL8003209A (nl) | Inrichting voor weergave van informatiesignalen. | |
US4342053A (en) | Video signal, speed-change reproducing system | |
JPH0363273B2 (nl) | ||
US4338631A (en) | Video signal, speed-change reproducing system | |
NL192849C (nl) | Inrichting voor automatische spoorvolgbesturing bij schroeflijnvormige bandaftasting met twee of meer weergeefkoppen. | |
US4433350A (en) | Tracking error detection system in a magnetic reproducing apparatus | |
JPS6318246B2 (nl) | ||
US4510533A (en) | System for reproducing a video signal in a slow motion or still picture reproduction | |
NL192556C (nl) | Apparaat voor videosignaalweergave uit schuin op een magneetband gelegen registratiesporen. | |
NL8001145A (nl) | Servobesturingsschakeling voor een signaalopneem- en/of -weergeefinrichting met een of meer roteerbare signaaltransducenten. | |
US4470079A (en) | Tracking control system in a magnetic recording and reproducing apparatus | |
JPS644395B2 (nl) | ||
EP0138457A2 (en) | Reproduced signal switching circuit for reproducing apparatus having rotary heads for special reproduction | |
JPS6258056B2 (nl) | ||
JPS6364957B2 (nl) | ||
KR910001063B1 (ko) | 횡형기록방식의 자기테이프장치를 위한 트래킹 제어시스템 | |
GB2056153A (en) | Slow motion or still picture video reproduction system | |
CA1281129C (en) | Apparatus for reproducing video signals as slow-motion pictures |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |