NL192849C - Inrichting voor automatische spoorvolgbesturing bij schroeflijnvormige bandaftasting met twee of meer weergeefkoppen. - Google Patents

Inrichting voor automatische spoorvolgbesturing bij schroeflijnvormige bandaftasting met twee of meer weergeefkoppen. Download PDF

Info

Publication number
NL192849C
NL192849C NL8101134A NL8101134A NL192849C NL 192849 C NL192849 C NL 192849C NL 8101134 A NL8101134 A NL 8101134A NL 8101134 A NL8101134 A NL 8101134A NL 192849 C NL192849 C NL 192849C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
magnetic head
tape
voltage
tape transport
Prior art date
Application number
NL8101134A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192849B (nl
NL8101134A (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8101134A publication Critical patent/NL8101134A/nl
Publication of NL192849B publication Critical patent/NL192849B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192849C publication Critical patent/NL192849C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B5/00Recording by magnetisation or demagnetisation of a record carrier; Reproducing by magnetic means; Record carriers therefor
    • G11B5/48Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed
    • G11B5/58Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following
    • G11B5/584Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following on tapes
    • G11B5/588Disposition or mounting of heads or head supports relative to record carriers ; arrangements of heads, e.g. for scanning the record carrier to increase the relative speed with provision for moving the head for the purpose of maintaining alignment of the head relative to the record carrier during transducing operation, e.g. to compensate for surface irregularities of the latter or for track following for track following on tapes by controlling the position of the rotating heads
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/18Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
    • G11B15/1808Driving of both record carrier and head

Landscapes

  • Adjustment Of The Magnetic Head Position Track Following On Tapes (AREA)

Description

1 192849
Inrichting voor automatische spoorvoigbesturing bij schroeflijnvormige bandaftasting met twee of meer weergeefkoppen
De uitvinding heeft betrekking op een in een video-afspeelapparaat opgenomen inrichting voor automatische 5 spoorvoigbesturing met een type met schroeflijnvormige bandaftasting met ten minste twee signaal- weergeefkoppen en de mogelijkheid van signaalweergave van bij de nominale weergeefsnelheid afwijkende snelheden, omvattende: - koppositioneringsmiddelen voor verplaatsing van de signaalweergeefkoppen in de ten opzichte van de bandaftastrichting loodrechte richting; 10 - middelen voor afwisselende geleiding van de videoband in signaaloverdrachtsrelatie langs de signaalweergeefkoppen; - middelen voor detectie van de bandtransportsnelheid en voor het opwekken van een snelheidssignaal, waarvan de frequentie evenredig is met de bandtransportsnelheid; - middelen voor het opwekken van een kopwisselsignaal; 15 - een verschuivingssignaalgenerator voor toevoer van een verschuivingssignaal aan de koppositioneringsmiddelen wanneer de bandtransportdetectiemiddelen een van de nominale snelheid afwijkende bandtransportsnelheid detecteren.
Een dergelijke inrichting is bekend ut GB-A-2.017.352.
Bij deze, uit de stand der techniek bekende inrichting, is steeds sprake van een afzonderlijke fase-20 besturingsschakeling voor het bepalen van het initiëringspunt van een af te tasten spoor, en een afzonderlijke verschuivingssignaalgenerator voor het bepalen van het signaal, waarmee de kop dwars op de bewegingsrichting van de videoband wordt verplaatst.
Dit leidt tot een gecompliceerde schakeling.
Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke schakeling, waarbij 25 componenten dubbel gebruikt kunnen worden, dat wil zeggen, dat zij voor meerdere functies kunnen worden gebruikt, zodat het aantal componenten wordt gereduceerd. Dit doel wordt bereikt, doordat de verschuivingssignaalgenerator omvat: - een monostabiele multivibrator, waaraan het snelheidssignaal wordt toegevoerd; - een op de uitgangsaansluiting van de monostabiele multivibrator aangesloten integratorschakeling; 30 - een op de uitgangsaansluiting van de integrator aangesloten tekenveranderschakeling voor het in afhankelijkheid van de draairichting van de kaapstander al of niet veranderen van de polariteit van het uitgangssignaal van de integrator; - een niveauveranderschakeling voor het veranderen van het niveau van het uitgangssignaal van de integrator; 35 - een voor elk van de koppen aangebrachte terugstelbare intgratorschakeling voor het opwekken van het verschuivingssignaal, waarbij het kopwisselsignaal als terugstelsignaal aan de terugstelbare integratorschakeling wordt toegevoerd.
Als gevolg van deze maatregelen wordt het uitgangssignaal van de verschuivingssignaalgenerator 27 zowel gebruikt voor het opwekken van het verschuivingssignaal als het opwekken van het fasesignaal.
40
De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich echter niet beperkt. In de tekening tonen: figuur 1 een schematische weergave, gedeeltelijk uitgevoerd als blokschema, van een weergeefstelsel van een videobandapparaat, waarbij de uitvinding kan worden toegepast; 45 figuren 2A-2C enige grotendeels als blokschema uitgevoerde schema's van spoorvolgbesturingsstelsels volgens de uitvinding; figuren 3A en 3B respectievelijk een schematische weergave van de relatie tussen registratiesporen op een magneetband en de door een magneetkop tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld over de magneetband gevolgde aftastbaan en de gotfvorm van de door de magneetkop tijdens de aftasting 50 uitgevoerde verplaatsing; figuren 4A en 4B, op soortgelijke wijze als respectievelijk de figuren 3A en 3B, respectievelijk een schematische weergave en de golfvorm in geval van signaalweergave bij tweemaal zo snel als normaal bewegend beeld; figuren 5A-5C enige golfvormen van het bandtransportsnelheidsdetectiestelsel volgens figuur 2C; 55 figuren 6A-6D enige grafische weergaven van de relatie tussen de bandtransportsnelheidsverhouding en de detectiespanning op verschillende plaatsen in het bandtransportsnelheidsdetectiestelsel volgens figuur 2C; 192849 2 figuren 7A-7C enige golfvormen van het zaagtandgolfvomn-opwekstelsel volgens figuur 2C; figuur 8 golfvormen van een bij verschillende bandtransportsnelheden optredende, zaagtandgolfvormige spanning; figuren 9A-9L enige golfvormen van de in verschillende punten van het fasefoutcorrectiestelsel volgens 5 figuur 2B optredende signalen; figuur 10 enige golfvormen van de bekrachtigingsspanning voor het bimorfe blad; figuren 11A-11E enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van het verschuivingsspanningsop-wekstelsel volgens figuur 2C bij wijziging van de bandtransportsnelheidsverhouding van twee in drie; en figuren 12A-12E respectievelijk soortgelijke golfvormen als in de figuren 11A-11E bij wijziging van 10 signaalweergave bij stilstaand beeld in signaalweergave bij teruggaand beeld.
Figuur 1 toont een gedeeltelijk als blokschema uitgevoerde weergave van het signaalweergeefstelsel van een videobandapparaat, waarbij de uitvinding kan worden toegepast. Daarbij ondergaat een magneetband 1 een zodanig bandtransport, dat hij onder een bepaalde schuinloophoek om het buitenoppervlak van een 15 roterende boventrommel 2 en een stilstaande ondertrommel 3 loopt, waaromheen hij zich over een hoek van ongeveer 180° uitstrekt. De roteerbare boventrommel 2 is uitgerust met ten minste twee videomagneet-koppen 4A en 4B, welke over een omtrekshoek van 180° ten opzichte van elkaar verschoven zijn door middel van respectievelijk bijbehorende, bimorfe bladen 5A en 5B aan de onderzijde van de boventrommel 2 zijn aangebracht. De magneetkoppen 4A en 4B, welke tijdens signaaiopname bij normale bandtransport· 20 snelheid op de magneetband respectievelijk registratiesporen T vormen, welke zich onderling evenwijdig doch ten opzichte van de bandlangsrichting schuin uitstrekken, tijdens signaalweergave, bijvoorbeeld bij van de normale bandtransportsnelheid afwijkende bandtransportsnelheid, respectievelijk door middel van de bimorfe bladen 5A en 5B in ten opzichte van de registratiespooriangsrichting loodrechte richting worden verplaatst, zodanig, dat tijdens signaalweergave bij afwerkende bandtransportsnelheid een zodanige 25 schuinloopfoutcompensatie wordt verkregen, dat een videobeeld van hoge kwaliteit zonder stoorbalk of -band kan worden zichtbaar gemaakt.
De roteerbare boventrommel 2 wordt door middel van een bandleitrommelaandrijfmotor 6 met een frequentie van 30 Hz in rotatie aangedreven. De magneetband 1 wordt getransporteerd door de combinatie van een niet in de tekening weergegeven drukrol en een kaapstander 7, welke laatstgenoemde op zijn beurt 30 door een kaapstanderaandrijfmotor 8 met voorafbepaalde snelheid in rotatie wordt aangedreven. De rotatiesneiheid van de kaapstanderaandrijfmotor 8 wordt gedetecteerd door middel van een frequentie-generator 9, waarvan het detectie-uitgangssignaal FG bij normale signaalweergave, waarvoor de bandtran-sportsnelheïdsverhouding een waarde 1 heeft, een frequentie van 1920 Hz heeft. Tijdens signaalweergave wordt bovendien door een stuursignaalmagneetkop een langs de zijrand van de magneetband 1 opgenomen 35 stuursignaal CTL uitgelezen, dat na versterking door een stuursignaalversterker 11 bij de spoorvolg-servobesturing van de magneetkoppen kan worden gebruikt als signaal, dat een aanwijzing omtrent de positie van de registratiesporen T op de magneetband geeft.
De rotatiefase van de bandleitrommelaandrijfmotor 6 wordt gedetecteerd door een impulsgenerator-magneetkop 12, waarvan de uitgangsimpuls PG worden toegevoerd aan een magneetkopwisselimpulsop-40 wekschakeling 13 voor vorming van magneetkopwisselimpulsen RF-SW voor de magneetkoppen 4A en 4B. Deze magneetkopwisselimpulsen worden toegevoerd aan een schakeleenheid 14, welke de respectievelijk door de magneetkoppen 4A en 4B uitgelezen signaaldelen in een opeenvolgend signaal omzet. De magneetkopwisselimpulsen vertonen tijdens aftasting door de magneetkop 4A een hoog niveau en tijdens aftasting door de magneetkop B een laag niveau.
45 Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm wordt ervan uitgegaan, dat de videosignaalregistratie zodanig plaatsvindt, dat de chrominantiecomponent van het videosignaal naar een lagere dan zijn normale draaggofffrequentie wordt omgezet; in verband daarmee wordt het uitgangssignaal van de schakeleenheid 14 toegevoerd aan een hoogdoorlaatfilter 15; de resulterende, frequentiegemoduleerde luminantiecompo-nent van het videosignaal wordt vervolgens door een FM-demodulator 16 tot het luminantiesignaal 50 gedemoduleerd. Het uitgangssignaal van de schakeleenheid 14 wordt voorts toegevoerd aan een laag-doorlaatfilter 17, dat de chrominantiecomponent doorlaat naar een balansmodulator 18, welke de chrominantiecomponent met behulp van een frequentie-omzetsignaal met een frequentie fc omzet in het (oorspronkelijke) chrominantiesignaal van het geregistreerde videosignaal; dit chrominantiesignaal ligt in een hogere frequentieband. De aldus herwonnen luminantie- en chrominantiesignalen worden gemengd door een 55 menger 19, waarvan het uitgangssignaal als uitgelezen videosignaal voor zichtbaarmaking aan een televisie-ontvanger kunnen worden toegevoerd.
Het uitgangssignaal van de schakeleenheid 14 wordt voorts toegevoerd aan een omhullende- 3 192849 detectieschakeling 20 voor detectie van de omhullende van het door de magneetkoppen uitgelezen signaal. Aangezien het bij deze detectie verkregen omhullende signaal e informatie omtrent de hoeveelheid en de richting van de spoorvolgfout van de beide magneetkoppen bevat, dient dit omhullende signaal e als basis voor de vorming van het aan de bimorfe bladen 5A en 5B voor spoorvolgcorrectie toe te voeren 5 bekrachtigingssignaai, zoals nog meer in details zal worden beschreven.
De figuren 2A-2C tonen enige grotendeels als biokschema’s uitgevoerde schema’s van een spoorvolg-besturingsstelsel volgens de uitvinding; de figuren 3A en 3B tonen respectievelijk een schematische weergave van de relatie tussen registratiesporen en de door een magneetkop gevolgde aftastbaan tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld, en de golfvorm van een daarbij door de magneetkop uitgevoerde 10 verplaatsing. Op soortgelijke wijze tonen de figuren 4A en 4B respectievelijk een dergelijke schematische weergave en verplaatsingsgolfvorm tijdens signaalweergave bij tweemaal zo snel als normaal bewegend beeld.
Aangezien de magneetband 1 tijdens zijn transport langs de beide trommels 2 en 3 een voorafbepaalde schuinloophoek vertoont, zoals figuur 1 laat zien, treedt bij aftasting tijdens signaalweergave bij stilstaand 15 beeld een maxmale afwijking ter waarde van één steekwaarde van de registratiesporen op in de aftasting van een registratiespoor TA of TB, zoals figuur 3A laat zien; in figuur 3A is de door een magneetkop gevolgde aftastbaan met gebroken lijnen weergegeven. De bimorfe bladen 5A en 5B dienen derhalve zodanig te worden bekrachtigd, dat zij een verplaatsing van hun respectievelijk bijbehorende magneetkop in ten opzichte van de aftastbaan loodrechte richting teweegbrengen, welke de genoemde aftastafwijking 20 tenietdoet, respectievelijk de schuinloopfout tussen de registratiesporen en de door de magneetkop gevolgde aftastbaan corrigeren of opheffen. De magneetkoppen 4A en 4B dienen daarbij een zaagtandgolf-vormige verplaatsing in ten opzichte van hun aftastrichting loodrechte richting te ondergaan, zoals figuur 3B laat zien.
Tijdens signaalweergave bij tweemaal zo snel als normaal bewegend beeld, dat wil zeggen bij een 25 bandtransportsnelheidsverhouding +2, treedt eveneens een maximale aftastbaanafwijking van één registratiespoorsteekwaarde op, nu echter in de bandtransportrichting D, zoals met gebroken lijnen in figuur 4A is weergegeven. In dit geval dient de door de bimorfe bladen 5A en 5B uit te voeren correctie-verplaatsing van de respectievelijk bijbehorende magneetkoppen 4A en 4B een zaagtandgolfvorm van tegengestelde polariteit te hebben, zoals figuur 4B laat zien.
30 Van de zaagtandgolfvorm van de verplaatsing, welke de magneetkoppen 4A en 4B voor correctie van de genoemde schuinloopfout dienen te ondergaan, wordt de gradiënt of helling bepaald door de bandtransport-snelheid. Deze laatstgenoemde kan worden gedetecteerd op basis van het uitgangssignaal van de aan de kaapstanderaandrijfmotor 8 toegevoegde frequentiegenerator 9. Zoals reeds is opgemerkt, heeft dit uitgangssignaal FG tijdens normale signaalweergave, dat wil zeggen bij een bandtransportsnelheidsverhou-35 ding gelijk +1, een frequentie van 1920 Hz.
Figuur 2C laat zien, dat dit uitgangssignaal FG (zie figuur 5A) van de frequentiegenerator 9 wordt toegevoerd aan een monostablele multivibrator 23, welke een signaal van voorafbepaalde impulsduur volgens figuur 5B afgeeft, dat wordt toegevoerd aan een integrator 24, welke een van de frequentie van het signaal FG afhankelijke gelijkspanning a volgens figuur 5C afgeeft, welke als ’’bandtransportsnelheidsdetec-40 tiespanning” kan worden aangeduid. Figuur 6A toont deze gelijkspanning als functie van de bandtransport-snelheidsverhouding n, dat wil zeggen, de aan de normale bandtransportsnelheid gerelateerde, actuele bandtransportsnelheid. Tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld heeft de bandtransportsnelheidsdetec-tiespanning a een waarde nul, zodat bij bandtransport in voorwaartse en in teruggaande richting een met de absolute waarde van de bandtransportsnelheid overeenkomende gelijkspanning a wordt afgegeven.
45 Deze bandtransportsnelheidsdetectiespanning a wordt toegevoerd aan een polariteitsomkeerschakeling 25, waarvan het uitgangssignaal a de gedaante volgens figuur 6B heeft. De beide detectiespanningen a en a worden toegevoerd aan een schakeleenheid 26 voor keuze van één van beide in afhankelijkheid van een op verkrijging van bandtransport in voorwaartse of bandtransport in teruggaande richting gericht bedienings-of stuursignaal (FWD/REV). Het signaal a wordt bijvoorbeeld gekozen wanneer het desbetref-50 fende stuursignaal het niveau ”1” vertoont ais aanwijzing, dat bandtransport in voorwaartse richting wordt gewenst; wanneer bandtransport in teruggaande richting wordt gewenst, vertoont het desbetreffende stuursignaal het niveau ”0", zodat dan de inverse spanning a als bandtransportsnelheidsdetectiesignaal b door de schakeleenheid 26 wordt afgegeven; figuur 6C toont dit bandtransportsnelheidsdetectiesignaal b als functie van de bandtransportsnelheidsverhouding n. Het signaal b wordt toegevoerd aan een operationele 55 versterker 27, welke een zodanige verschuiving teweegbrengt, dat de resulterende detectiespanning c tijdens normale signaalweergave, dat wil zeggen bij de normale bandtransportsnelheid in voorwaartse richting (n = +1), gelijk nul wordt. Duidelijk is, dat in dat geval geen schuinloopcorrectie behoeft plaats te 192849 4 vinden. Zoals figuur 6D laat zien, heeft de detectiespanning c bij een bandtransportsnelheidsverhouding n = +1 de waarde nul; bij toename van de bandtransportsnelheid vanaf de normale snelheidswaarde (n = +1) wordt de detectiespanning c sterker negatief, bij afname van de bandtransportsnelheid sterker positief.
Deze bandtransportsnelheidsdetectiespanning c ter waarde Vc wordt via een schakeleenheid 28 5 toegevoerd aan integrerende schakelingen 29A en 29B voor respectievelijk het kanaal A (behorende bij de magneetkop 4A) en het kanaal B (behorende bij de magneetkop 4B). De schakeleenheid 28 wordt bestuurd door de reeds genoemde magneetkopwisselimpulsen RF-SW volgens figuur 7A. Tijdens de aftasting door de magneetkop 4A ontvangt de integrerende schakeling 29 de bandtransportsnelheidsdetectiespanning Vc. Tijdens aftasting door de magneetkop 4B ontvangt de andere integrerende schakeling 29B de spanning Vc. 10 De integrerende schakelingen 29A en 29B bevatten respectievelijk de operationele versterkers 30a en 30b met respectievelijk daaraan toegevoegde terugkoppelcapaciteiten C1 voor integratie.
De integratieconstante van de schakelingen 29A en 29B wordt bepaald door de reeds genoemde terugkoppelcapaciteit C1, een ingangsweerstand R1 van de bijbehorende versterker 30 en de snelheids-detectiespanning Vc; de uit de integratie resulteren, zaagtandgolfvormige spanning W is voor de beide 15 integrerende schakelingen 29A en 29B respectievelijk weergegeven in de figuren 7B (A) en 7C (B) en heeft de algemene gedaante: W = - t emir 20 De gradiënt van de zaagtandgolfvormige spanning VI is evenredig met de bandtransportsnelheidsdetec-tiespanning Vc.
De operationele versterker 30a en 30b van de respectievelijk schakeling 29a en 29b zijn voorts voorzien van een ontlaadweerstand R2 en een respectievelijk bijbehorende schakeleenheid 31a en 31b, welke met elkaar in serieschakeling aan de integratiecapaciteit C1 parallel geschakeld zijn (zie figuur 2C). De 25 schakeleenheden 31a en 31b verkeren in hun gesloten toestand, wanneer de integrerende schakelingen 29 buiten werking zijn; deze worden daardoor teruggesteld. Meer in het bijzonder komt de schakeleenheid 31b van de integrerende schakeling 29B van het kanaal B in zijn gesloten of doorlaattoestand in reactie op de magneetkopwisselimpulsen RF-SW (zie figuur 7A), die tijdens aftasting door de magneetkop 4A een hoog niveau vertonen. De schakeleenheid 31a van de integrerende schakeling 29A komt daarentegen in zijn 30 gesloten of doorlaattoestand in reactie op de inverse impulsen RF-SW, welke tijdens aftasting door de magneetkop 4B een hoog niveau vertonen.
Als gevolg van het voorgaande zal het integrerende uitgangssignaal van de schakelingen 29 een geleidelijke niveaudaling ondergaan, welke met gebroken lijnen in de figuren 7B en 7C is weergegeven en waarvan de tijdsconstante wordt bepaald door de waarden van de weerstand R2 en de capaciteit C1. Indien 35 de terugstelschakelingen voor de integrerende schakelingen 29A en 29B niet een dergelijke ontlaadweerstand R2 zouden bevatten, zou het integratie-uitgangssignaal snel naar nul dalen, zoals in figuur 7B en 7C met een volle lijn is weergegeven. In dat geval zouden de bimorfe bladen 5A en 5B sprongsgewijze naar hun neutrale stand terugkeren, waardoor zij mogelijkerwijs in een oscillerende toestand bij een bepaalde resonantie-frequentie zouden kunnen geraken, hetgeen een nadelige invloed op de daaropvolgende 40 registratiespooraftasting door de bijbehorende magneetkop zou kunnen hebben. Indien de bimorfe bladen 5A en 5B daarentegen geleidelijk worden terugbewogen, zoals met de gebroken lijnen in de figuren 7B en 7C is weergegeven, kunnen zij in hun neutrale stand worden gebracht zonder het optreden van ongewenste overgangsslingerverschijnselen.
Zoals figuur 8 laat zien, kunnen aan de uitgangen van de integrerende schakelingen 29A en 29B 45 zaagtandgolfvormige spanningen worden afgenomen, waarvan de gradiënt steeds met een bepaalde bandtransportsnelheidsverhouding n overeenkomt, bijvoorbeeld de integratie-uitgangsspanningen W(+3), W(+2), W(+1), W(0) en W(-1), welke behoren bij signaalweergave bij respectievelijk driemaal zo snel als normaal bewegend beeld, tweemaal zo snel als normaal bewegend beeld, normaalbewegend beeld, stilstaand beeld en met normale snelheid terugbewegend beeld. Deze integratie-uitgangsspanningen worden 50 via omkeerversterkers 32a en 32b aan respectievelijk de bekrachtigingsschakelingen 33a en 33b voor de bimorfe bladen 5A en 5B toegevoerd, welke door de respectievelijke uitgangsspanningen VA en VB van de laatstgenoemde schakelingen worden bekrachtigd, zodanig, dat de schuinloophoek van de door de magneetkoppen 4A en 4B gevolgde aftastbanen althans ten minste nagenoeg komen samen te vallen met respectievelijk registratiesporen TA en TB; daaruit resulteert zichtbaarmaking van een videobeeld van hoge 55 kwaliteit zonder stoorbalk.
Zoals in het voorgaande is beschreven, krijgen de bimorfe bladen 5A en 5B niet alleen de zaagtandgolfvormige integratie-uitgangsspanningen W toegevoerd, doch bovendien een laagfrequentie slingerspanning, 5 192849 welke een slingerbeweging van de respectievelijk bijbehorende magneetkoppen 4A en 4B in ten opzichte van hun aftastbaan loodrechte richting veroorzaken. De informatie omtrent de richting en de grootte van de spoorvolgfout komt derhalve als een amplitude gemoduleerde component in de uitgangssignalen van de magneetkoppen tot uiting. Bij de schakeling volgens figuur 2A wordt een van een externe bron afkomstig, 5 verticaal referentiesynchronisatiesignaal VD met een frequentie van 60Hz toegevoerd aan een oscillator 36 van het injectietype, welke een oscillatie-uitgangssignaal van 540 x 9 Hz afgeeft. Dit signaal wordt door een frequentiedeler 37 aan frequentiedeling door 9 onderworpen tot een signaal van 540 Hz, dat door een sinusgolfvormopwekschakeling 38 tot een sinusgolfvormig signaal wordt omgezet. Dit laatstgenoemde signaal wordt als slingersignaal w via weerstanden R3 en R4 aan de respectievelijk omkeerversterker 32a 10 en 32b toegevoerd, zodanig, dat het wordt opgeteld bij de zaagtandgolfvormige integratie- uitgangsspanningen W. De magneetkoppen 4A en 4B worden derhalve aan een slingerbeweging in dwarsrichting met een frequentie fo = 540 Hz onderworpen, bijvoorbeeld met een amplitude van 10pmp - p, zodanig, dat de door de magneetkoppen 4A en 4B uitgelezen, frequentiegedemoduleerde hoogfrequent-signalen aan amplitudedemodulatie onderworpen zijn. Aangezien de amplitudedemodulatie wordt bepaald 15 door de grootte en de richting van de spoorvolgfout, dat wil zeggen de afwerking naar links of naar rechts tussen de registratiesporen T en de door de magneetkoppen gevolgde aftastbaan, kan de informatie omtrent de spoorvolgfout uit de amplitudegemoduleerde omhullende van de uitgelezen hoogfrequent-signalen worden afgeleid.
Zoals figuur 1 laat zien, worden de door de magneetkoppen 4A en 4B uitgelezen hoogfrequentsignalen 20 door de schakeleenheid 14 toegevoerd aan de omhullende-detectieschakeling 20, zodat het omhullende signaal e wordt verkregen. Dit omhullende signaal e wordt, zoals figuur 2A laat zien, via een versterker 39 toegevoerd aan een bemonster- en houdschakeling 40, waaraan tevens door een bemonsterimpulsgenera-tor 41 bemonsterde impulsen SP worden toegevoerd, welke synchroon met het uitgelezen horizontale synchronisatiesignaal PB.H worden opgewekt, zodat het omhullende signaal e met de periode van het 25 horizontale synchronisatiesignaal wordt bemonsterd en vastgehouden. Aangezien het weergeefstelsel, waardoor het in principe uit een frequentiegemoduleerd signaal bestaand uitgangssignaal van de magneetkoppen wordt gevoerd, een zekere frequentie-afhankelijkheid vertoont, is het mogelijk om bij bemonstering tijdens de horizontale synchronisatiesignaalperiode het omhullende signaal te detecteren zonder nadelige beïnvloeding door de videocomponent, welke de frequentiezwaai van het hoogfrequente signaal vertoont.
30 Het uitgangssignaal van de bemonster- en houdschakeling 40 wordt via een versterker 42 toegevoerd aan een vermenigvuldiger 43, waaraan tevens het van de sinusgolfvormopwekschakeling 38 afkomstige slingersignaal w (fo) wordt toegevoerd, zodat de synchrone detectie van het omhullende signaal op basis van dit slingersignaal plaatsvindt. De vermenigvuldiger 43 geeft dan het spoorvolgfoutsignaal E af, dat zowel door zijn niveau als zijn polariteit informatie omtrent de spoorvolgfout verschaft. Het signaal wordt via een 35 versterker 45 via een invangfilter 44 voor uitfiltering van de tevens uit de vermenigvuldiging resulterende component met de frequentie 2 fo en voorts via een weerstand R5 toegevoerd aan een schakeleenheid 46 voor verdeling over het kanaal A en het kanaal B.
De schakeleenheid 46 is uitgerust met de beweegbare contacten 46A en 46B en de vaste contacten 46A1, 46A2, 46B1 en 46B2; als schakelstuursignaal dienen de magneetkopwisselimpulsen RF-SW.
40 Wanneer deze impulsen het niveau ”1” vertonen, dat wil zeggen tijdens aftasting door de magneetkop 4A, is het beweegbare contact 46a van de schakeleenheid 46 verbonden met het vaste contact 46A2, zodat het spoorvolgfoutsignaal E via een spanningsvolgschakeling 47a en een weerstand R7 van het kanaal A bij de desbetreffende zaagtandgolfvormige spanning W wordt opgeteld. Het beweegbare contact 46B van de schakeleenheid 46 is dan verbonden met het vaste contact 46B2, zodat de van een nog nader te beschrij-45 ven fasefoutcorrectiespanningsstelsel afkomstige fasefoutcorrectiespanning Vs (B) voor het kanaal B via een weerstand R10 en de schakeleenheid 46 aan de spanningsvolgschakeling 47B van het kanaal B wordt toegevoerd. Het uitgangssignaal van de spanningsvolgschakeling 47b wordt via een weerstand R8, een omkeerversterker 32b en de bekrachtigingsschakeling 33b aan het bimorfe blad 5B toegevoerd, zodat de magneetkop 4B tijdens aftasting door de magneetkop 4A in een voorafbepaalde positie wordt geplaatst voor 50 correctie van de fasefout tussen de registratiesporen en de magneetkop.
Vervolgens, wanneer de magneetkopwisselimpulsen RF-SW hun lage niveau "0” vertonen, dat wil zeggen tijdens aftasting van de magneetkop 4B, is het beweegbare contact 46B van de schakeleenheid 46 verbonden met het vaste contact 46B1, zodat het spoorvolgfoutsignaal E aan het kanaal B wordt toegevoerd. Het beweegbare contact 46A is daarbij verbonden met een vast contact 46A1, zodat de fasefout-55 correctiespanning Vs (A) aan het kanaal A wordt toegevoerd.
De capaciteiten C2, welke met de ingangsaansluiting van de spanningsvolgschakeling 47a en 47b zijn verbonden, dienen als integratiecapaciteit, zodanig, dat de foutspanningswaarde van het spoorvolgfout- 192849 6 signaal E wordt geïntegreerd met een tijdsconstante, welke wordt bepaald door de waarden van de weerstand R5 en de capaciteit C2. De fasefoutcorrectiespanning Vs wordt daarentegen geïntegreerd met een tijdsconstante, welke wordt bepaald door de waarden van een weerstand R9 en de capaciteit C2 en door de waarden van de weerstand R10 en de capaciteit R2. Tijdens de perioden, waarin de magneet-5 koppen 4A en 4B geen registratiespooraftasting uitvoeren, wordt verhinderd, dat in de respectievelijk bijbehorende bladen 5A en 5B door de fasefoutcorrectiespanning een plotselinge verplaatsing wordt opgewekt; in plaats daarvan worden de magneetkoppen geleidelijk vooringesteld of teruggevoerd, waarbij ongewenste resonantietrillingen worden vermeden.
Aan de hand van figuur 2B en de figuren 9A-9L zal vervolgens de fasefoutcorrectiespanningsop-10 wekschakeling worden beschreven. Daarbij wordt eerst opgemerkt, dat tussen het beginuiteinde van ieder registratiespoor TA en TB van de magneetband 1 en het aftastbegin van de magneetkoppen 4A en 4B een fasefout van maximaal een halve steekwaarde optreedt. Het is derhalve noodzakelijk, de fasefout zodanig vooruit te "vóórspellen”, dat iedere magneetkop gedurende de periode, waarin hij geen aftasting van een registratiespoor uitvoert, naar een voor de daaropvolgende aftasting geschikte uitgangspositie wordt 15 verplaatst, waardoor het faseverschil tussen de desbetreffende magneetkop en het desbetreffende registratiespoor aan het begin van de aftasting zo klein mogelijk wordt gemaakt.
Figuur 9A toont de registratiesporen TA en TB op een magneetband 1, terwijl figuur 9B het door de stuursignaalmagneetkop 10 volgens figuur 1 uitgelezen stuursignaal CTL laat zien. Zoals blijkt, vallen de vóórflank S van het registratiespoor TA en de positie van de positie impulsen van het uitgelezen stuursignaal 20 CTL met elkaar samen. Dit wil zeggen, dat een zaagtandgolfvormig signaal met een periodeduur van één steekwaarde en een zaagtandgolfvorm, welke in zijn midden met het stuursignaal CTL in fase verkeert, uit het uitgelezen stuursignaal CTL kan worden gevormd, zoals figuur 9C laat zien, en vervolgens kan worden gebruikt als referentiesignaal, waarvan de golfvorm zijn punt van oorsprong steeds bij de vóórflank S van de registratiesporen TA en TB heeft. Meer in het bijzonder kan worden gesteld, dat iedere afstand binnen een 25 gebied van ± Vz steekwaarden (in de bandlangsrichting) van de vóórflank S van ieder registratiespoor T kan worden weergegeven of uitgedrukt in een spanningswaarde van dit zaagtandgolfvormige signaal.
De periodeduur van het uitgelezen stuursignaal CTL wordt bepaald door de bandtransportsnelheid, doch het aantal door de kaapstanderfrequentiegenerator tijdens één periodeduur van het stuursignaal CTL afgegeven impulsen is steeds constant, onafhankelijk van de bandtransportsnelheid. Aangezien bij de 30 hierbeschreven uitvoeringsvorm de kaapstanderfrequentiegenerator een uitgangssignaal FG met een bij normale bandtransportsnelheid aan 1920 Hz gelijke frequentie heeft, bedraagt het aantal impulsen van dit uitgangssignaal 64 per stuursignaal CTL. Het aantal van deze impulsen van het uitgangssignaal FG van de kaapstanderfrequentiegenerator wordt geteld door een teller, waarvan het uitgangstelresultaat in een analoog signaal wordt omgezet, zodanig, dat zaagtandgolfvormige signalen volgens figuur 9C worden 35 verkregen. Zoals figuur 2B laat zien, bevat de schakeling een in twee richtingen werkzame 4-bits teller 50, waarvan de klokimpulsingangsaansluiting CK impulsen 1/2 FG volgens figuur 9D krijgt toegevoerd, welke zijn verkregen door frequentiedeling door twee in een frequentiedeler 51 van het uitgangssignaal FG van de kaapstanderfrequentiegenerator. De teller 50 bereikt zijn maximale uitgangstelwaarde na telling van 16 impulsen 1/2 FG. Aan de invoeringangsaansluiting L van de teller 50 worden de stuursignalen CTL volgens 40 figuur 9B toegevoerd, zodat de teller in reactie op ieder stuursignaal CTL op zijn centrale telwaarde 8 wordt ingesteld. Bovendien ontvangt de teller 50 aan zijn telrichtingsingangsaansluiting het reeds genoemde bandtransportrichtingsstuursignaal FWD/REV, dat de gewenste bandtransportrichting weergeeft; als gevolg daarvan voert de teller 50 optelling uit wanneer dit richtingsstuursignaal FWD/REV het niveau "1” vertoont, dat wil zeggen bij bandtransport in voorwaartse richting.
45 Het door omzetting van de digitale teluitgangswaarde van de teller 50 verkregen, analoge signaal zal derhalve gedurende de periode van één registratiespoorsteek een niveautoename volgens figuur 9C vertonen. Wanneer het bandtransportrichtingsstuursignaal FWD/REV tijdens bandtransport in teruggaande richting het niveau ”0" vertoont, zal de in een analoog signaal omgezette telwaarde van de teller daarentegen een aan die volgens figuur 9C tegengestelde gradiënt vertonen. Bij de genoemde omzetting van de 50 door de teller 50 bereikte telwaarde in een analoog signaal, waaruit bemonstering van de zaagtandgolfvorm in de in figuur 9C met een klein cirkeltje aangeduide punten resulteert, dat wil zeggen aan de vóórflanken van de magneetkopwisselimputsen RF-SW volgens figuur 9F, zal het faseverschil tussen aftastbeginpunt van de magneetkop 4A en de vóórflank S van het afgetaste met registratiespoor TA in termen van een spanningsniveau ter beschikking komen. Indien de bemonstering daarentegen bij de in figuur 9C met een 55 klein kruisje weergegeven punten plaatsvindt, dat wil zeggen aan de achterflank van de respectievelijk magneetkopwisselimpulsen RF-SW, zal het faseverschil tussen het aftastbeginpunt van de magneetkop 4B en de vóórflank S van het af te tasten registratiespoor TB eveneens in termen van een spanningsniveau ter 7 192849 beschikking komen. Aangezien bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 9A en 9B sprake is van een bandtransportsnelheidsverhouding n = +0,25 (signaalweergave bij een met een kwart van de normale snelheid bewegend beeld), omvat één steekwaarde van het stuursignaal CTL vier videobeeldperioden.
Op deze wijze kan het faseverschil tussen registratiesporen T en door een magneetkop gevolgde 5 aftastbaan worden bepaald; volgens de uitvinding wordt dit faseverschil voorspeld op een tijdstip, dat één videobeeldraster voorafgaat aan het desbetreffende tijdstip, dat wil zeggen gedurende de periode, waarin de desbetreffende magneetkop geen aftasting van een registratiespoor uitvoert; de voorspelling is zodanig, dat de magneetkop voorafgaande aan het begin van aftasting kan worden verplaatst naar een zodanig geschikte positie, dat het faseverschil tussen de magneetkop en het af te tasten registratiespoor tot nul TO teruggebracht wordt.
Daartoe wordt gebruik gemaakt van een verdere in twee richtingen werkzame, 4-bits teller 52 met derhalve 16 telwaarden. Aangezien deze teller 52 aan zijn klokimpulsingangsaansluiting CK de van de kaapstanderfrequentiegenerator afkomstige impulsen FG krijgt toegevoerd, zal zijn telwaarde toenemen of afnemen met een tweemaal zo hoge snelheid als die van de teller 50 (zie figuur 9E). Bovendien ontvangt de 15 teller 52 aan zijn invoeringangsaansluiting L beeldrasterimpulsen g volgens figuur 9G, welke zijn verkregen door frequentieverdubbeling van de magneetkopwisselimpulsen RF-SW volgens figuur 9F door middel van een frequentieverdubbelingsschakeling 53. Bij ieder verschijnen van een dergelijke beeldrasterimpuls g wordt de telwaarde van de teller 50 in de teller 52 ingevoerd. Als gevolg daarvan zal het door analoog/ digitaal-omzetting van de telwaarde h van de teller 52 gevormde signaal een golfvorm vertonen, welke wordt 20 verkregen door optelling van de golfvorm volgens figuur 9E bij die volgens figuur 9C; figuur 9H toont het resultaat. Zoals daaruit blijkt, valt de door de teller 50 bereikte telwaarde samen met de door de teller 52 één beeldraster eerder bereikte telwaarde. Als gevolg daarvan kan het faseverschil tussen een af te tasten registratiespoor en de daarbij door de desbetreffende magneetkop te volgen aftastbaan één beeldraster-periode vooraf worden voorspeld uit de telwaarde h van de teller 52.
25 Deze telwaarde h van de teller 52 wordt toegevoerd aan een digitaal/anaioog-omzetter 54 voor omzetting in een zaagtandgolfvormig signaal i volgens figuur 9I, dat aan de bemonster- en houdschakelingen 55a en 55b van respectievelijk het kanaal A en het kanaal B wordt toegevoerd. De magneetkopwisselimpulsen RF-SW volgens figuur 9J worden via een vertragingsschakeling 56a (stijgende start) toegevoerd aan een bemonsterimpulsgenerator 57a, welke bemonsterimpulsen k afgeeft, welke ten opzichte van de stijgende 30 flank van de magneetkopwisselimpulsen RF-SW met een bedrag IV -a zijn verschoven, waarbij V de verticale aftastperiodeduur en α een tijdsfractie bedragen; figuur 9K laat dit zien. Indien de zaagtandgoivor-mige signalen i volgens figuur 9I op de met een klein cirkelde aangeduide punten in figuur 9I worden bemonsterd door de bemonsterimpulsen k, kan het faseverschil tussen de aftastbaan van een magneetkop en het af te tasten registratiespoor aan het begin van de aftasting één beeldrasterperiode vooraf worden 35 voorspeld en als informatie worden verkregen in de gedaante van het spanningsuitgangssignaal van de bemonster- en houdschakeling 55a.
Op soortgelijke wijze worden de door een omkeerschakeling 58 aan inversie onderworpen impulsen RF-SWvia een vertragingsschakeling 56 toegevoerd aan een bemonsterimpulsopwekschakeling 57, welke bemonsterimpulsen € volgens figuur 9L afgeeft, welke met een bedraagt IV -a ten opzichte van de stijgende 40 flank van de impulsen RF-SW verschoven zijn. Bij bemonstering in de met een klein kruisje in figuur 9I aangeduide punten door middel van deze bemonsterimpulsen l kan het faseverschil tussen de magneetkop B en een daardoor af te tasten registratiespoor TB aan het begin van aftasting één beeldrasterperiode vooraf worden voorspeld en worden verkregen in de vorm van het spanningsuitgangssignaal van de bemonster- en houdschakeling 55b.
45 Het uitgangsspanningssignaal van de bemonster- en houdschakeling 55a voor het kanaal A wordt als fasefoutcorrectiespanning Vs (A) via de omkeerversterker 59a en 60a en via een weerstand R9 aan de schakeleenheid 46 toegevoerd. Het uitgangsspanningssignaal van de bemonster- en houdschakeling 55b van het kanaal B wordt als fasefoutcorrectiespanning via de omkeerversterkers 59b en 60b en via een weerstand R10 aan de schakeleenheid 46 toegevoerd. Aangezien deze schakeleenheid 46 de fasefout-50 correctiespanning Vs aan de bimorfe bladen 5A en 5B toevoert gedurende de perioden, waarin de respectievelijk bijbehorende magneetkoppen 4A en 4B geen aftasting uitvoeren, zoals reeds is opgemerkt, kunnen de uitgangsposities van de beide magneetkoppen zodanig worden vooringesteld, dat de faseverschillen tussen deze uitgangsposities en de respectievelijk af te tasten registratiesporen TA en TB tot nul worden teruggebracht, zodanig, dat tijdens de daaropvolgende registratiespooraftasting de door een 55 magneetkop gevolgde aftastbaan met een af te tasten registratiespoor samenvalt.
Zoals in het voorgaande is beschreven, vinden de schuinloophoekcorrectie en de fasefoutcorrectie van de gevolgde aftastbanen en de compensatie van de door de door de slingerbeweging van de magneet-
13£OT9 B
koppen gedetecteerde spoorvolgfout zodanig plaats, dat signaalweergave bij willekeurig geschikte bandtransportsnelheid zonder stoorbalk in het zichtbaar gemaakte beeld mogelijk is.
Figuur 10 toont een aantal golfvormen van bij verschillende bandtransportsnelheden aan de bimorfe bladen toegevoerde bekrachtigingsspanningen. Tijdens signaalweergave bij tweemaal zo snel als normaal 5 bewegend beeld wordt een bekrachtigingsspanning van maximaal ongeveer 100 V aan een bimorfe blad toegevoerd ter verkrijging van een magneetkopverplaatsing over één registratiespoorsteekwaarde. Tijdens signaalweergave bij stilstaand beeld wordt een spanning van maximaal ongeveer -100 V aan het bimorfe blad toegevoerd voor magneetkopverplaatsing in tegengestelde richting over één steekwaarde. Tijdens signaalweergave bij driemaal zo snel als normaal bewegend beeld, dat wil zeggen n = +3, en tijdens 10 signaalweergave bij met normale snelheid teruggaand beeld, dat wil zeggen n = -1, dienen echter bekrachtigingsspanningen van respectievelijk +200 V en -100 V te worden aangelegd. De fasefoutcorrectie-spanning, overeenkomende met maximaal een 1/2 steekwaarde in de ene of de andere richting, zoals het gebied van de pijl P in figuur 10 is weergegeven, wordt aan de bimorfe bladen 5A en 5B als voorinstel-spanning toegevoerd, voorafgaande aan de zaagtandgolfvormige spanning, dat wil zeggen voorafgaande 15 aan de werkelijke aftastbeweging van een magneetkop.
Indien de toelaatbare spanningsniveaus van de aan de bimorfe bladen 5A en 5B toe te voeren bekrachtigingsspanningen maximaal ± 200 V bedragen, bijvoorbeeld in verband met de elektrische eigenschappen en de vorm van de bladen 5A en 5B, is het bij de in de vorige alinea genoemde bandtransportsnelheden mogelijk om deze maximale waarden te overschrijden wanneer met de fasefoutcorrectie-20 spanningen rekening wordt gehouden. Uitgaande van een normale beperking van het gebied, waarbinnen de bandtransportsnelheidsverhouding n mag variëren met grenzen van respectievelijk -0,5 en +2,5, blijkt dan een verruiming mogelijk tot een gebied met grenzen van -1 en +3; daarbij wordt de uitgangspositie van de magneetkop over één steekwaarde in de ene of de andere richting verplaatst.
Bij de schakeling volgens figuur 2C wordt de van de operationele versterker 27 afkomstige bandtrans-25 portsnelheidsdetectiespanning Vc volgens figuur 6D toegevoerd aan twee vergelijkingsschakelingen 63 en 64. De eerstgenoemde dient om vast te stellen of de bandtransportsnelheidsverhouding n zich bevindt binnen een gebied, waarvan de grenswaarde wordt bepaald door de ongelijkheid n * - 0,5; de omkeer-ingangsaansluiting van de vergelijkingsschakeling 63 krijgt een referentiespanning +REF volgens figuur 6D toegevoerd, zodat het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 63 voor n s - 0,5 het hoge niveau ”1" 30 vertoont.
De vergelijkingsschakeling 64 dient om vast te stellen of de bandtransportsnelheidsverhouding n hoger ligt dan een gebied, waarvan de grenswaarde wordt bepaald door de vergelijking n s + 2,5 en krijgt aan zijn niet-omkeeringangsaansluiting de referentiespanning -REF volgens figuur 6D toegevoerd. Het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 54 zal als gevolg daarvan het hoge niveau ”1 ” laten zien voor n s + 35 2,5.
De uitgangssignalen van de vergelijkingsschakelingen 63 en 64 worden toegevoerd aan de D-ingangsaansluitingen van de flip-flops 65A en 66A van het kanaal A en voorts aan de D-ingangsaansluitingen van de flip-flops 65B en 66B van het kanaal B. De startingangsaansluitingen T van de flip-flops 65A en 66A krijgen de magneetkopwisselimpulsen RF-SW toegevoerd, terwijl de startingangs-40 aansluitingen T van de flip-flops 65B en 66B van het kanaal B de aan inversie door de omkeerschakeling 67 onderworpen impulsen RF-SW krijgen toegevoerd.
De figuren 11A-11E en 12A-12E tonen enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de schakeling volgens figuur 2 bij een bandtransportsnelheidsvariatie van respectievelijk n = +2 naar n is gelijk +3 en van n = 0 naar n = -1.
45 Indien de bandtransportsnelheid op een tijdstip tg van signaalweergave bij tweemaal zo snel als normaal bewegend beeld wordt overgeschakeld naar signaalweergave bij driemaal zo snel als normaal bewegend beeld, zoals figuur 11A laat zien, zal het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 64 het hoge niveau ”1” volgens figuur 2C vertonen, zodat de flip-flop 66A door de achterflanken van de impulsen RF-SW volgens figuur 11A wordt ingesteld. Het uitgangssignaal A2 van hoog niveau (zie figuur 11) van de flip-flop 50 66A wordt toegevoerd aan de omkeeringangsaansluiting van de omkeerversterker 60a van de fasefout-correctiestelsei voor optelling in vaste verhouding bij de fasefoutcorrectiespanning, zodat het uitgangssignaal van de versterker 60a over één registratiespoorsteekwaarde in negatieve richting wordt verschoven. Aangezien het uitgangssignaal van deze versterker 60a door middel van de capaciteit C2 wordt geïntegreerd en vervolgens via de bekrachtigingsschakeling 33a aan het bimorfe blad 5A wordt toegevoerd, zal de 55 aan het blad aangelegde bekrachtigingsspanning tijdens de voorinstelperiode van de magneetkop A over één steekwaarde in negatieve richting zijn verschoven, zoals figuur 11B laat zien. Tijdens de voorinstelperiode van de magneetkop 4A, dat wil zeggen tijdens aftasting door de magneetkop 4B, wordt de

Claims (3)

  1. 9 192849 magneetkop 4A na beëindiging van zijn na het tijdstip t0 volgende aftasting over één steekwaarde verplaatst. Dit heeft tot gevolg, dat zelfs tijdens signaalweergave bij driemaal zo snel als normaal bewegend beeld, dat wil zeggen n = +3, de aan het bimorfe blad 5A aangelegde bekrachtigingsspanning niet de toelaatbare waarde van +200 V overschrijdt, zoals met gebroken lijnen in figuur 11B is weergegeven.
  2. 5 Voor het kanaal B geldt op soortgelijke wijze, dat de flip-flop 66B wordt gestart door de vóórflank van de impulsen RF-SW, terwijl het uitgangssignaal B2 volgens figuur 11E van de flip-flop 66B wordt toegevoerd aan de omkeeringangsaansluiting van de omkeerversterker 60B van het kanaal B. Tijdens de voorinstel-periode van de magneetkop 4B is de aan het bimorfe blad 5B toegevoerde bekrachtigingsspanning VB derhalve over één steekwaarde in negatieve richting verschoven, zoals in figuur 11D is te zien. Dit heeft tot 10 gevolg, dat zelfs tijdens signaalweergave bij driemaal zo snel als normaal bewegend beeld, dat wil zeggen n = +3, de bimorfe bladen 5A en 5B binnen toelaatbare grenzen worden bekrachtigd. De figuren 12A-12E hebben betrekking op het geval, waarbij de bandtransportsnelheid op het tijdstip t„ van n s o wordt overgeschakeld naar n = -1. Daarbij krijgt het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 63 volgens figuur 2C het hoge niveau ”1”, terwijl de flip-flop 65A wordt ingesteld door de achterflanken van 15 de impulsen RF-SW volgens figuur 12A, zoals figuur 12C iaat zien, zodat aan de omkeeringangsaansluiting van de omkeerversterker 59a een signaal A1 van hoog niveau ”1” wordt toegevoerd. Als gevolg daarvan wordt de bekrachtigingsspanning VA over een met één steekwaarde overeenkomend bedrag in positieve richting verschoven (dat wil zeggen gedurende de voorinstelperiode van de magneetkop A), zoals figuur 12B laat zien. De bekrachtigingsspanning VA komt derhalve niet onder een waarde van - 200 V te liggen, 20 zoals met gebroken lijnen in figuur 12B is weergegeven. In het kanaal B wordt de flip-flop 65B door de stijgende flank van de impulsen RF-SW gestart, zoals figuur 12E laat zien, zodat aan de omkeeringangsaansluiting van de omkeerversterker 59B een signaal B1 van hoog niveau verschijnt. De bekrachtigingsspanning VB wordt derhalve tijdens de voorinstelperiode van de magneetkop 4B over een met één steekwaarde overeenkomend bedrag in positieve richting verschoven, 25 zoals bij VB in figuur 12D is weergegeven. Dit heeft tot gevolg, dat zelfs bij signaalweergave bij met normale snelheid terugbewegend beeld een bekrachtiging van de bimorfe bladen 5A en 5B mogelijk is, zonder dat de grenzen van het toelaatbare gebied met bekrachtigingsspanningen worden overschreden. Hoewel de uitvinding in het voorgaande is beschreven voor het geval van toepassing bij een videoband-apparaat van het type met twee magneetkoppen en schroefiijnvormige bandaftasting, kan de uitvinding 30 eveneens worden toegepast bij een videobandapparaat met één enkele magneetkop en schroeflijnvormige bandaftasting. Zoals uit het voorgaande blijkt, krijgt de positiebesturingsinrichting of verplaatsingsinrichting van de roteerbare magneetkop een spanning toegevoerd, waarvan de polariteit tegengesteld aan die van de voor correctie van de schuinloophoek dienende, zaagtandgolfvormige spanning is, waardoor de magneetkoppen 35 over een met één steekwaarde overeenkomend bedrag worden verplaatst, zodat de werkelijke spoorvolg-correctie plaatsvindt binnen het toelaatbare gebied van bekrachtigingsspanningen, zelfs indien dit toelaatbare gebied zodanig beperkt is, dat zonder toepassing van de uitvinding geen signaalweergave mogelijk is bij bandtransportsnelheden, welke buiten de grenzen van het gebied liggen. Toepassing van de uitvinding verruimt derhalve de grenzen van het gebied van bij signaalweergave toepasbare bandtransportsnelheden 40 onder behoud van een stoorbalkvrije beeldkwaliteit.
  3. 45 In een video-afspeelapparaat opgenomen inrichting voor automatische spoorvolgbesturing van het type met schroeflijnvormige bandaftasting met ten minste twee signaalweergeefkoppen en de mogelijkheid van signaalweergave bij van de nominale weergeefsnelheid afwijkende snelheden, omvattende: - koppositioneringsmiddelen voor verplaatsing van de signaalweergeefkoppen in de ten opzichte van de bandaftastrichting loodrechte richting; 50. middelen voor afwisselende geleiding van de videoband in signaaloverdrachtsrelatie langs de signaalweergeefkoppen; - middelen voor detectie van de bandtransportsnelheid en voor het opwekken van een snelheidssignaal, waarvan de frequentie evenredig is met de bandtransportsnelheid; - middelen voor het opwekken van een kopwisselsignaal; 55. een verschuivingssignaalgenerator voor toevoer van een verschuivingssignaal aan de koppositione ringsmiddelen wanneer de bandtransportdetectiemiddelen een van de nominale snelheid afwijkende bandtransportsnelheid detecteren, 192849 10 met het kenmerk, dat de verschuivingssignaalgenerator omvat: - een monostabiele multivibrator (23), waaraan het snelheidssignaal wordt toegevoerd; - een op de uitgangsaansluiting van de monostabiele multivibrator (23) aangesloten integratorschakeling (24); 5. een op de uitgangsaansluiting van de integrator aangesloten tekenveranderschakeling (25, 26) voor in het afhankelijkheid van de draairichting van de kaapstander (7) al of niet veranderen van de polariteit van het uitgangssignaal van de integrator (24); - een niveauveranderschakeling (27) voor het veranderen van het niveau van het uitgangssignaal van de integrator (24); 10. een voor elk van de koppen (4A, 4B) aangebrachte terugstelbare integratorschakeling (29A, 29B) voor het opwekken van het verschuivingssignaal, waarbij het kopwisselsignaal als terugstelsignaal aan de terugstelbare integratorschakeling wordt toegevoerd. Hierbij 11 bladen tekening
NL8101134A 1980-03-13 1981-03-09 Inrichting voor automatische spoorvolgbesturing bij schroeflijnvormige bandaftasting met twee of meer weergeefkoppen. NL192849C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP3190080A JPS56127925A (en) 1980-03-13 1980-03-13 Tracking device of magnetic head
JP3190080 1980-03-13

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8101134A NL8101134A (nl) 1981-10-01
NL192849B NL192849B (nl) 1997-11-03
NL192849C true NL192849C (nl) 1998-03-04

Family

ID=12343877

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8101134A NL192849C (nl) 1980-03-13 1981-03-09 Inrichting voor automatische spoorvolgbesturing bij schroeflijnvormige bandaftasting met twee of meer weergeefkoppen.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4370685A (nl)
JP (1) JPS56127925A (nl)
AT (1) AT389790B (nl)
AU (1) AU542423B2 (nl)
CA (1) CA1160741A (nl)
DE (1) DE3109279A1 (nl)
FR (1) FR2482398B1 (nl)
GB (1) GB2071873B (nl)
NL (1) NL192849C (nl)

Families Citing this family (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5727421A (en) * 1980-07-23 1982-02-13 Sony Corp Track following device
JPS57203229A (en) * 1981-06-09 1982-12-13 Sony Corp Magnetic recorder and reproducer
JPS57203228A (en) * 1981-06-09 1982-12-13 Sony Corp Tracking adjuster
US4481544A (en) * 1981-09-18 1984-11-06 Ampex Corporation Automatic tracking system with apparatus to prevent mistracking by a limited range transducer during stop motion
JPS58171715A (ja) * 1982-04-02 1983-10-08 Sony Corp 再生装置
AT376860B (de) * 1983-03-15 1985-01-10 Philips Nv System zum wiedergeben von auf einem magnetband gespeicherten informationssignalen
US4680648A (en) * 1983-10-24 1987-07-14 Canon Kabushiki Kaisha Information signal reproducing apparatus
JPH0626039B2 (ja) * 1983-10-31 1994-04-06 ソニー株式会社 磁気ヘツドの変位駆動装置
JPS60158781A (ja) * 1984-01-27 1985-08-20 Sony Corp ビデオテ−プレコ−ダ−
JPS60158782A (ja) * 1984-01-27 1985-08-20 Sony Corp ビデオテ−プレコ−ダ−
US4991031A (en) * 1984-02-10 1991-02-05 Canon Kabushiki Kaisha Rotating head type reproducing apparatus
EP0327289B1 (en) * 1988-01-30 1996-03-13 Sony Corporation Magnetic recording and playback apparatus
US5448367A (en) * 1992-07-02 1995-09-05 Goldstar Co., Ltd. Apparatus for automatically controlling generation of a head switching signal
JP3290512B2 (ja) * 1992-08-24 2002-06-10 三菱電機株式会社 磁気記録再生装置
US6233109B1 (en) 1999-01-11 2001-05-15 Storage Technology Corporation Magnetic tape drive having a set of heads configured such that at least one of the heads reads a desired data track
US9955969B2 (en) * 2005-05-26 2018-05-01 Texas Heart Institute Surgical system and method for attaching a prosthetic vessel to a hollow structure

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3663764A (en) * 1970-04-06 1972-05-16 Ampex Automatic tracking circuit for transverse scan magnetic tape transport
US4080636A (en) * 1976-03-19 1978-03-21 Ampex Corporation System for damping vibrations in a deflectable transducer
US4165523A (en) * 1976-03-19 1979-08-21 Ampex Corporation Automatic scan tracking using an additional sensing means on a bimorph
US4151570A (en) * 1976-03-22 1979-04-24 Ampex Corporation Automatic scan tracking using a magnetic head supported by a piezoelectric bender element
JPS6031009B2 (ja) * 1976-12-02 1985-07-19 ソニー株式会社 自動トラツキング装置
DE2722977A1 (de) * 1977-05-20 1978-11-23 Grundig Emv Anordnung zur exakten spurhaltung
JPS5432307A (en) * 1977-08-17 1979-03-09 Victor Co Of Japan Ltd Magnetic reproducer
JPS5460522A (en) * 1977-10-24 1979-05-16 Sony Corp Reproducer
US4308560A (en) * 1978-03-23 1981-12-29 Ampex Corporation Method of operating a signal reproducing apparatus for effecting synchronous reproduction of recorded signals
CA1147456A (en) * 1978-03-23 1983-05-31 Raymond F. Ravizza Automatically compensated movable head servo circuit and method
JPS6019074B2 (ja) * 1978-04-08 1985-05-14 ソニー株式会社 映像信号記録再生装置
JPS5538649A (en) * 1978-09-07 1980-03-18 Sony Corp Tracking unit of magnetic head
JPS55138982A (en) * 1979-04-18 1980-10-30 Victor Co Of Japan Ltd Magnetic recording/reproducing device

Also Published As

Publication number Publication date
GB2071873A (en) 1981-09-23
NL192849B (nl) 1997-11-03
AT389790B (de) 1990-01-25
ATA118381A (de) 1989-06-15
CA1160741A (en) 1984-01-17
GB2071873B (en) 1983-11-16
JPS56127925A (en) 1981-10-07
DE3109279C2 (nl) 1991-06-27
AU6792881A (en) 1981-09-17
US4370685A (en) 1983-01-25
DE3109279A1 (de) 1982-03-18
AU542423B2 (en) 1985-02-21
JPS6319930B2 (nl) 1988-04-25
FR2482398B1 (fr) 1985-11-08
NL8101134A (nl) 1981-10-01
FR2482398A1 (fr) 1981-11-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL192849C (nl) Inrichting voor automatische spoorvolgbesturing bij schroeflijnvormige bandaftasting met twee of meer weergeefkoppen.
US4315283A (en) High density recording system using side-by-side information and servo tracks
NL7906845A (nl) Apparaat voor weergave van een op een bewegend registratiemedium opgenomen videosignaal.
US5189572A (en) Magnetic control of a transducer signal transfer zone to effect tracking of a path along a record medium
US4680648A (en) Information signal reproducing apparatus
NL8100740A (nl) Apparaat voor weergave van op een registratiemedium opgenomen informatiesignalen.
NL8007045A (nl) Rotatieregelstelsel in een weergeefinrichting voor een roterend registratiemedium.
GB2036407A (en) System for reproducing video signals in slowmotion mode
SE438042B (sv) Foljestyrsystem for ett magnethuvud
NL7906680A (nl) Apparaat voor weergave van op een magneetband opgeno- men video- of andere informatiesignalen.
JPH0363273B2 (nl)
US3934262A (en) Video disc and method of playback
GB2035731A (en) Rf envelope detector with automatic gain control
NL192811C (nl) Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal.
NL193515C (nl) Digitale servobesturingsschakeling.
CA1193717A (en) Method and apparatus for tracking control
NL8001145A (nl) Servobesturingsschakeling voor een signaalopneem- en/of -weergeefinrichting met een of meer roteerbare signaaltransducenten.
NL192715C (nl) Videobandapparaat.
NL8002645A (nl) Weergeefstelsel voor hoge snelheid in een inrichting voor het weergeven van informatiesignalen geregistreerd op een roterend registratiemedium.
US3569808A (en) Servo system for magnetic recording and reproducing apparatus
CA1281129C (en) Apparatus for reproducing video signals as slow-motion pictures
US4638390A (en) Recording apparatus
US4599660A (en) Video signal reproducing apparatus
US4544957A (en) Time base correction apparatus
US5089919A (en) Tracking control information signal recording device

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20010309