NL192811C - Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal. - Google Patents

Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal. Download PDF

Info

Publication number
NL192811C
NL192811C NL7712631A NL7712631A NL192811C NL 192811 C NL192811 C NL 192811C NL 7712631 A NL7712631 A NL 7712631A NL 7712631 A NL7712631 A NL 7712631A NL 192811 C NL192811 C NL 192811C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frequency
signal
voltage
circuit
output
Prior art date
Application number
NL7712631A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192811B (nl
NL7712631A (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP13807976A external-priority patent/JPS5362421A/ja
Priority claimed from JP13981176A external-priority patent/JPS5364417A/ja
Priority claimed from JP14456676A external-priority patent/JPS5368515A/ja
Priority claimed from JP15524176A external-priority patent/JPS5378725A/ja
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL7712631A publication Critical patent/NL7712631A/nl
Publication of NL192811B publication Critical patent/NL192811B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192811C publication Critical patent/NL192811C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/87Regeneration of colour television signals
    • H04N9/898Regeneration of colour television signals using frequency multiplication of the reproduced colour signal carrier with another auxiliary reproduced signal, e.g. a pilot signal carrier
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/80Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N9/82Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded simultaneously only
    • H04N9/83Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded simultaneously only the recorded chrominance signal occupying a frequency band under the frequency band of the recorded brightness signal
    • H04N9/84Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded simultaneously only the recorded chrominance signal occupying a frequency band under the frequency band of the recorded brightness signal the recorded signal showing a feature, which is different in adjacent track parts, e.g. different phase or frequency

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)
  • Processing Of Color Television Signals (AREA)
  • Signal Processing Not Specific To The Method Of Recording And Reproducing (AREA)

Description

1 192811
Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatie-signaal, omvattende een signaalgenerator met een spanningsgestuurde oscillator voor het opwekken van 5 een frequentie-omzettingssignaal voor het omzetten van de frequentie van het informatiesignaal, een automatische fasebesturingsschakeling met een fasevergelijkingschakeling, die is ingericht om binnen een vooraf bepaald vergrendelingsgebied in reactie op afwijkingen van een tijdbasissignaai van het informatiesignaal ten opzichte van een vast referentiesignaal een fasefoutsignaal te verschaffen, voor het besturen van een spanningsgestuurde oscillator voor het opwekken van het frequentie-omzettingssignaal, een 10 automatische frequentie-besturingsschakeling met frequentie detectiemiddelen, die zijn ingericht om in reactie op tijdbasisfouten van het informatiesignaal een frequentiefoutsignaal te verschaffen en een optelschakeiing voor het vormen van een uit de foutsignalen samengesteld stuursignaal voor de spanningsgestuurde oscillator voor het opwekken van het frequentie-omzettingssignaal.
Een dergelijke inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal is bekend uit het 15 Amerikaanse octrooischrift 3.629.491. De bekende inrichting wordt toegepast bij het weergeven van een op een magneetband vastgelegd kleurenvideosignaal om de als gevolg van onvolmaaktheden van de middelen optredende fasehoekfouten te elimineren.
Bij de bekende inrichting worden het fasefoutsignaal en het frequentiefoutsignaal bij elkaar opgeteld in de optelschakeiing en wordt het verkregen somsignaal als stuursignaal toegevoerd aan de spanningsgestuurde 20 oscillator voor het opwekken van het frequentie-omzettingssignaal. Een aldus verkregen somsignaal kan als stuursignaal voor de spanningsgestuurde oscillator de goede werking van de automatische fasebesturings-schakeling verstoren, als een onder bepaalde omstandigheden te verkrijgen somsignaal een zodanige aanpassing van het opgewekte frequentie-omzettingssignaal bewerkstelligt dat de automatische fasebesturingsschakeling, ongewenst, buiten het vergrendelingsgebied raakt.
25 De uitvinding beoogt te voorzien in een inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten, die zodanig is ingericht dat de spanningsgestuurde, oscillator voor het opwekken van het frequentie-omzettingssignaal alleen in reactie op een frequentiefoutsignaal wordt bijgeregeld, als het frequentiefoutsignaal het gevolg is van tijdbasisfouten buiten het vergrendelingsgebied van de automatisch fasebesturingsschakeling.
Daartoe heeft een inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal volgens de 30 uitvinding het kenmerk, dat de automatische frequentiebesturingsschakeling is voorzien van een drempelniveau versterker met een eerste en tweede drempelgnns voor het omzetten van het frequentiefoutsignaal in een aan de drempelschakeling toe te voeren signaal, waarbij de drempelniveauversterker zodanig is ingericht dat geen signaal aan de opstelschakeling wordt toegevoerd als het frequentiefoutsignaal hoger is dan de laagste drempelgrens en lager is dan de hoogste drempeigrens, het aan de optelschakeiing toe te 35 voeren signaal van positieve polariteit is als het frequentiefoutsignaal hoger is dan de hoogste drempelgrerss in van negatieve polariteit is ais het frequentiefoutsignaal lager is dan de laagste drempelgrens, waarbij de eerste en tweede drempelgrens van de drempelniveauversterker zijn gekozen in samenhang met de grenzen van het vergrendelingsprofiel van de automatische fasebesturingsschakeling.
Door deze maatregelen wordt bereikt dat de goede werking van de automatische fasebesturings-40 schakeling binnen het vergrendelingsgebied niet wordt verstoord door een binnen het vergrendelingsgebied optredend frequentiefoutsignaal.
De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening tonen: figuur 1 een blokschema van een uitvoeringsvorm van een schakeling voor bewerking van de chrominan-45 tiecomponent van een kleurenvideosignaal bij de opname en de weergave daarvan, die is voorzien van een drempelniveauversterker, figuren 2 en 3 enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de schakeling volgens figuur 1, figuur 4 een schema van een frequentiedetector en een drempelniveauversterker voor toepassing bij de schakeling volgens figuur 1, 50 figuren 5A en 5B enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de frequentiedetector en de drempelniveauversterker volgens figuur 4, i figuur 6 een grafische voorstelling van de uitgangsspanningskarakteristiek van de drempelniveau versterker volgens figuur 4, figuur 7 een blokschema van een kleurenvideosignaalopneem- en/of -weergeefinrichting met een 55 schakeling voor bewerking van de chrominantiecomponent die is voorzien van een drempelniveauversterker volgens figuur 1, en figuren 6-12 blokschema van andere uitvoeringsvormen van schakelingen voorbewerking van de 192811 2 chrominantiecomponent, die zijn voorzien van een drempelniveauversterker.
Figuur 1 toont een schakeling 10 voor bewerking van de chrominantiecomponent van een kleurenvideo-signaal tijdens opname en weergave van een dergelijk signaal. De schakeling 10 is voorzien van opneem/ 5 weergeef-schakelaars SW^SWg, die op geschikte wijze zodanig mechanisch met elkaar zijn gekoppeld, dat zij gelijktijdig kunnen worden overgeschakeld van een opneemstand naar een weergeefstand, waarin hun beweegbare contacten respectievelijk met een vast opneemcontact R en een vast weergeefcontact P in aanraking verkeren.
Tijdens opname door middel van de bewerkingsschakeling 10 wordt een informatiesignaal, bijvoorbeeld 10 de chrominantiecomponent van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type met een standaardkleurhulp-draaggolffrequentie van 3,58 MHz aan het vaste opneemcontact R van de schakelaar SW, toegevoerd voor overdracht naar een frequentie-omzetter 11, waarin de chrominantiecomponent aan frequentie-omzetting wordt onderworpen, zodat een uitgangssignaal met een betrekkelijk lage kleurhulpdraaggolffrequentie-waarde van bijvoorbeeld 688 kHz wordt verkregen. De resulterende, aan frequentie-omzetting onderworpen 15 chrominantiecomponent, dat wil zeggen het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 11, verschijnt aan het vaste opneemcontact R van de schakelaar SW2; de frequentieband van dit signaal is verschoven tot beneden de frequentieband van een frequentiegemoduleerde luminantiecomponent, die gewoonlijk wordt verkregen door een draaggolf van betrekkelijk hoge frequentie aan frequentiemodulatie met de luminantiecomponent van het kleurenvideosignaal te onderwerpen. De frequentiegemoduleerde luminantiecomponent 20 en de aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent worden vervolgens gecombineerd tot een samengesteld videosignaal, dat op gebruikelijke wijze in de opeenvolgende, onderling evenwijdige en schuinverlopende registratiesporen van een magneetband kan worden opgenomen.
De frequentieomzetting van de chrominantiecomponent van de standaardkleurhulpdraaggolf-frequentiewaarde fs van 3,58 MHz naar de betrekkelijk lage kleurhulpdraaggolffrequentiewaarde van 688 25 kHz - welke waarde gelijk is aan (44 - 1/4) fH waarin fH de horizontale of lijnfrequentiewaarde van 15,75 kHz van het videosignaal is - vindt plaats in de frequentie-omzetter 11, waaraan een frequentieomzetsignaal van de frequentie fs + (44 - 1/4) fH wordt toegevoerd. Ter verkrijging van een dergelijk frequentieomzetsignaal is de schakeling 10 voorzien van een spanningsgestuurde oscillator 12 van variabele frequentie, die een uitgangssignaal met een centrale frequentiewaarde van 175 fH afgeeft. Dit uitgangssignaal wordt 30 toegevoerd aan een frequentiedeler 13, waarin frequentiedeling door vier plaats vindt, zodat de frequentie-deler 13 een uitgangssignaal met een frequentie van (44 - 1/4) fH afgeeft. Dit uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een frequentie-omzetter 14, waaraan tevens een van een referentie-oscillator 15 afkomstig signaal met de standaardkleurhulpdraaggolffrequentiewaarde fs = 3,58 MHz wordt toegevoerd. Als gevolg hiervan geeft de frequentie-omzetter 14 aan de frequentie-omzetter 11 het gewenste frequentie-35 omzetsignaal met een frequentie van fs + (44 - 1/4) fH af.
Het door de spanningsgestuurde oscillator 12 afgegeven oscillatiesignaal wordt voorts aan het vaste opneemcontact R van de schakelaar SW4 toegevoerd voor overbrenging van dit signaal, tijdens signaal-opname, naar een frequentiedeler 16, waarin frequentiedeling door vijf plaats vindt. Het uitgangssignaal van de frequentiedeler 16 wordt toegevoerd aan een frequentiedeler 17, waarin verdere frequentiedeling door 40 zeven plaats vindt. Het uitgangssignaal van de frequentiedeler 17 wordt aan het vaste opneemcontact R van de schakelaar SW5 toegevoerd voor transmissie van dit signaal, tijdens signaalopname, naar een zaagtandgolfvormer 18. Als gevolg van de opeenvolgende frequentiedelingen van het uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12 door vijf en vervolgens door zeven in respectievelijk de frequentiedelers 16 en 17 zal het tijdens opname door de zaagtandgolfvormer 18 afgegeven zaagtandgolfvormige signaal SR 45 (zie figuur 2) een frequentie van 5fH hebben. Dit zaagtandgolfvormige signaal SR wordt aan een bemonsteren houdschakeling 19 toegevoerd voor bemonstering door horizontale synchronisatie-impulsen PH met een frequentie fH, welke op geschikte wijze uit de luminantiecomponent van het opgenomen kleurenvideosignaal worden afgescheiden, leder bemonsterd niveau van het zaagtandgolfvormige signaal SR wordt in de schakeling 19 vastgehouden gedurende een voorafbepaalde tijdsperiode, bijvoorbeeld gedurende één 50 horizontaal interval, en dit bemonsterde niveau wordt nu door de schakeling 19 via het vaste opneemcontact R van de schakeling SW3 als stuurspanning aan de spanningsgestuurde oscillator 12 toegevoerd, zodanig, dat door de horizontale synchronisatiesignalen PH steeds constante niveau’s van het zaagtandgolfvormige signaal SR worden bemonsterd. Zoals uit figuur 2 naar voren komt, wordt het zaagtandgolfvormige signaal SR derhalve na iedere vijf cycli op constant niveau bemonsterd door de horizontale synchronisatiesignalen 55 PH; dit geschiedt zo lang als het uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12 de juiste frequentiewaarde van 175 fH vertoont. Voorts zal het duidelijk zijn, dat de spanningsgestuurde oscillator 12 de frequentiedelers 16 en 17, de zaagtandgolfvormer 18 en de bemonster- en houdschakeling 19 tezamen 3 192811 een automatische frequentieregelschakeling vormen, die tijdens signaalopname het van de oscillator 12 afkomstige oscillatiesignaal synchroniseert met de horizontale synchronisatiesignalen PH van het op te nemen kleurenvideosignaal.
Voor signaalweergave door middel van de bewerkingsschakeling 10 dienen de schakelaars SW, - SW5 5 met hun beweegbaar contact te worden overgeschakeld naar de bijbehorende vaste weergeefcontacten P; in dat geval wordt de uit het uitgelezen samengestelde videosignaal afgescheiden chrominantiecomponent met een kleurhulpdraaggolffrequentiewaarde van 688 kHz via de schakelaar SW1 toegevoerd aan de frequentie-omzetter 11 voor heromzetting van dit signaal naar de standaardkleurhulpdraaggolf-frequentiewaarde van 3,58 MHz. Daarna kan de aan het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW2 10 toegevoerde en aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent worden gecombineerd met de na frequentiedemodulatie resulterende luminantiecomponent, zodat een standaardkleurenvideosignaal als uitgelezen signaal resulteert. Zoals de tekening laat zien, wordt de aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent bovendien via het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW2 toegevoerd aan een kleursalvopoortschakeling 20, die het kieursalvosignaal uit de aan frequentieher-15 omzetting onderworpen chrominantiecomponent afscheidt en vervolgens toevoert aan een fasevergelijkings-schakeling of fasecomparator 21, waarin het afgescheiden kieursalvosignaal op fase wordt vergeleken met het van de referentie-oscillatie 15 afkomstige referentiesignaal. Zoals algemeen bekend is, geeft de fasecomparator 21 een gelijkspanning af, waarvan het niveau overeenkomt met een eventueel gedetecteerd faseverschil tussen het afgescheiden kieursalvosignaal en het referentiesignaal, welk laatstgenoemde met 20 de frequentie fs door de oscillator 15 wordt aangeboden. De door de comparator 21 afgegeven gelijkspanning wordt toegevoerd aan een opteller 22, waarvan het uitgangssignaal via het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW3 als stuursignaal aan de spanningsgestuurde oscillator 12 wordt toegevoerd. Zoals in het voorgaande is beschreven, wordt het door de spanningsgestuurde oscillator 12 afgegeven oscillatiesignaal in de deler 13 aan frequentiedeling onderworpen en vervolgens aan frequentie-omzetting door 25 middel van het van de referentie-oscillator 15 afkomstige referentie-oscillatiesignaal onderworpen, zodat een frequentie-omzetsignaal met een frequentie fs + (44 - 1/4) fH wordt verkregen, dat aan de frequentie-omzetter 11 wordt toegevoerd. De frequentie-omzetters 11 en 14, de oscillatoren 12 en 15 en de fasecomparator 21 vormen derhalve een automatische faseregelschakeling, waarmede kleine tijdbasisfouten, zoals in de uitgelezen chrominantiecomponent aanwezige fasefouten, uit de aan frequentieheromzetting 30 onderworpen chrominantiecomponent worden geëlimineerd.
Zoals figuur 1 laat zien, wordt bij de signaalbewerkingsschakeling 10 bovendien het uitgangssignaal van de frequentiedeler 13 aan het vaste weergeefcontact van de schakelaar SW4 toegevoerd, terwijl tussen de uitgang van de frequentiedeler 16 en het vaste opneemcontact P van de schakelaar SW5 een frequentiedeler 23 voor deling door vier is opgenomen. Tijdens signaalweergave wordt derhalve het van de 35 spanningsgestuurde oscillator 11 afkomstige oscillatiesignaal met een centrale frequentiewaarde van 175fH achtereenvolgens door vier, vijf en vervolgens weer vier gedeeld (respectievelijk door de frequentiedelers 13, 16 en 23), zodat het door de zaagtandgolfvormer 18 aan de bemonster- en houdschakeling 19 geleverde zaagtandgolfvormige signaal Sp een frequentie van 175/80fH heeft. Tijdens signaalweergave wordt het zaagtandgolfvormige signaal Sp weer in de schakeling 19 bemonsterd door de horizontale 40 synchronisatiesignalen PH, die op geschikte wijze uit de gedemoduleerde luminantiecomponent van het uitgelezen kleurenvideosignaal kunnen worden afgescheiden. Echter dient te worden opgemerkt, dat het tijdens signaalweergave bemonsterde signaal een frequentie heeft, die overeenkomt met de zwevings-frequentie of het frequentieverschil tussen het via de frequentiedelers 13, 16 en 23 aan de zaagtandgolfvormer 18 toegevoerde signaal enerzijds en de horizontale synchronisatiesignalen PH anderzijds. Zoals 45 reeds is opgemerkt, heeft de spanningsgestuurde oscillator 12 een centrale frequentiewaarde van 175fH, zodat de frequentie van het tijdens signaalweergave aan de zaagtandgolfvormer 18 toegevoerde, aan deling onderworpen oscillatiesignaal zal fluctueren rondom de frequentie 175/80fH, hetgeen kan worden herschreven tot (2 + 3/16)fH. Dit wil zeggen, dat de frequentie fx van het te bemonsteren zaagtandgolfvormige signaal SP (zie figuur 3) kan worden weergegeven als (2 + k)fH. In het algemeen geldt volgens de bemon-50 steringstheorie, dat indien een signaal met een frequentie van kfH of (1 ± k)fH, of (2 + k)fH, —, of (n ± k)fH wordt bemonsterd door een bemonsteringssignaal met een frequentie van fH, het bemonsterde signaal in ieder van de genoemde gevallen een frequentie van kfH zal hebben. Wanneer nu het zaagtandgolfvormige signaal SP met de frequentie fx = (2 + k)fH wordt bemonsterd door horizontale synchronisatiesignalen PH met de frequentie fH, zal het door de bemonster- en houdschakeling 19 bemonsterde signaal de frequentie 55 kfH hebben; bij het hier besproken voorbeeld, zal het door de schakeling 19 afgegeven, bemonsterde signaal derhalve een centrale frequentie van 3/1€fH hebben.
Het door de schakeling 19 afgegeven, bemonsterde signaal wordt toegevoerd aan een frequentiedetector 192811 4 24, die discriminatie op de frequentie kfH of 3/16fH van het bemonsterde signaal uitvoert en een detectie-spanning ED afgeeft, die varieert met het frequentieverschil tussen de werkelijke of gedetecteerde frequentiewaarde van het bemonsterde signaal en van de voorafbepaalde centrale frequentiewaarde 3/16fH daarvan. Deze detectiespanning ED van de detector 24 wordt toegevoerd aan een drempelniveauversterker 5 25, die slechts een bijbehorend gelijkspanningsuitgangssignaal aan de teller 22 afgeeft wanneer de detectiespanning ED van de detector 24 buiten een voorafbepaald gebied ligt. In het algemeen kan de frequentiedetector 24 worden gevormd door een filtemetwerk, dat een voorafbepaalde spanning afgeeft bij de centrale frequentiewaarde 3/16fH van het bemonsterde signaal, waarbij de uitgangsspanning van een dergelijk filtemetwerk toeneemt, respectievelijk afneemt, wanneer de werkelijke frequentie kfH van het 10 bemonsterde signaal respectievelijk tot onder en tot boven de centrale frequentiewaarde 3/16fH verschuift.
De drempelniveauversterker 25 kan van een zodanige schakeling zijn voorzien, dat het voor de opteller 22 bestemde uitgangssignaal van de versterker 25 de waarde 0 heeft zo lang als de door de frequentiedetector 24 afgegeven detectiespanning ED binnen een voorafbepaald gebied ligt, bijvoorbeeld het gebied tussen de spanningswaarde Va en Vb in figuur 6. Wanneer de detectiespanning ED buiten het voorafbepaalde gebied 15 van Va tot Vb ligt, zal de door de drempelniveauversterker 25 aan de opteller 22 geleverde gelijkspanning echter in het algemeen evenredig zijn met het niveau van de detectiespanning ED. Daarbij dient te worden opgemerkt, dat het waardengebied van de detectiespanning ED, waarbinnen de drempelniveauversterker 25 een uitgangssignaal van de waarde 0 afgeeft, wordt bepaald in afhankelijkheid van de werking van de automatische faseregelschakeling; dit wil zeggen, dat de drempelniveauversterker 25 slechts een uitgangs-20 signaal van de waarde 0 aan de opteller 22 toevoert zo lang als de spanningsgestuurde oscillator 12 door het van de fasecomparator 21 afkomstige gelijkspanningssignaal kan worden ingevangen. Wanneer de gedetecteerde tijdbasisfout daarentegen buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling blijkt te liggen, zal de door de frequentiedetector 24 afgegeven detectiespanning ED buiten het gebied Va -Vb komen te liggen, waarbinnen de drempelniveauversterker 25 een uitgangsspanning van de waarde 0 25 afgeeft, zodat in dat geval door de versterker 25 een gelijkspanning uitgangssignaal aan de teller 22 wordt toegevoerd, waarvan de amplitude evenredig is met de detectiespanning ED, terwijl de polariteit van de door de versterker 25 afgegeven gelijkspanning afhankelijk zal zijn van de richting waarin de tijdbasisfout buiten het invanggebied ligt. Tijdens signaalweergave door middel van de signaalbewerkingsschakeling zal de opteller 22 slechts de uitgangsspanning van de fasecomparator 21 aan de spanningsgestuurde oscillator 12 30 toevoeren zo lang als de gedetecteerde tijdbasisfouten liggen binnen het invanggebied van de automatische frequentieregelschakeling. Zodra een in de uitgelezen chrominantiecomponent aanwezige tijdbasisfout buiten het invanggebied van de automatische frequentieregelschakeling komt te liggen, zal de automatische frequentieregelschakeling een van de drempelniveauversterker 25 afkomstige, geschikte besturingsgelijk-spanning via de opteller 22 aan de spanningsgestuurde oscillator 12 toevoeren voor onmiddellijke bijregeling 35 van de frequentie van de oscillator 12 in zodanig richting, dat weer bedrijf binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling wordt verkregen.
Figuur 4 laat zien, dat bij bepaalde schakelingen, die voor de frequentiedetector 24 en de drempelniveauversterker 25 kunnen worden gebruikt, het van de bemonster- en houdschakeling 19 afkomstige, bemonsterde signaal via een ingangsaansluiting 26 van de frequentiedetector 24 wordt toegevoerd aan een 40 bijbehorend filtemetwerk of -schakeling 27. Zo als in het voorgaande reeds is opgemerkt, kan deze filterschakeling 27 een zodanige karakteristiek hebben, dat een uitgangssignaal van voorafbepaalde amplitude wordt uitgegeven wanneer het bemonsterde signaal de frequentie 3/16fH heeft, waarbij de amplitude van het uitgangssignaal lineair vanaf deze voorafbepaaide amplitudewaarde toeneemt of afneemt wanneer de frequentie van het bemonsterde signaal ten opzichte van de frequentiewaarde 3/16fH respectie-45 velijk afneemt of toeneemt. Zoals figuur 5A laat zien, zal de filterschakeling 27 derhalve een uitgangssignaal S'p met een met de frequentie van het bemonsterde signaal variërende amplitude afgeven; dit wil zeggen dat het uitgangssignaal S'p een voorafbepaalde amplitudewaarde heeft wanneer de frequentie van het bemonsterde uitgangssignaal van de schakeling 19 gelijk is aan de middenfrequentiewaarde 3/16fH van de filterschakeling 27, terwijl de amplitudewaarde van het uitgangssignaal S’p toeneemt of afneemt wanneer de 50 frequentie van het bemonsterde signaal respectievelijk lager of hoger komt te liggen dan de centrale frequentiewaarde van de filterschakeling 27.
Dit uitgangssignaal S'p van de filterschakeling 27 wordt via een ontkoppelcondensator 28 toegevoerd aan een piekwaardedetector 29. Zoals de tekening laat zien, kan de piekwaardedetector 29 een gelijkrichtdiode 30 en een uit een condensator 31 en een weerstand 32 bestaande afvlakschakeling bevatten, waardoor de 55 detectiespanning ED wordt afgegeven. De frequentiedetector 24 bevat voorts een niveaufixatieschakeling 33, waardoor de spanning aan het punt Q, dat wil zeggen de ingangsspanning voor de piekwaardedetector 29, op een voorafbepaald spanningsniveau wordt gefixeerd. De schakeling 33 kan zijn voorzien van een 5 192811 transistor 34, waarvan de collector-emitterkring is opgenomen tussen een punt van voedingsspanning van de potentiaal +V en het genoemde punt Q, terwijl de schakeling voorts een weerstand 35 en een seriescha-keling van dioden 36 en 37 voor deling van de voedingsspanning van de potentiaal +V tot een geschikte instelgelijkspanning Vd voor de basis van de transistor 34 bevat. De niveaufixatieschakeling 33 dient om de 5 aan het punt Q verschijnende gelijkspanningspotentiaal te fixeren op de niveauwaarde (Vd - Ve), waarin VbB de basis-emitterovergangsspanning van de transistor 34 is. Als gevolg van het voorgaande en zoals figuur 5B laat zien, wordt het uitgangssignaal S'p van de filterschakeling 27 gesuperponeerd op de aan niveau-fixatie onderworpen spanning (Vd - Vbe); het resulterende, niveaugefixeerde uitgangssignaal wordt door de diode 30 gelijkgericht, waarna de uit de capaciteit 31 en de weerstand 32 bestaande afvlakschakeling de 10 detectiespanning ED afgeeft, die met een bedrag Vbe kleiner is of lager ligt dan de piekwaarde van het niveaugefixeerde uitgangssignaal S'p.
Zoals in het voorgaande is opgemerkt, wordt de door de frequentiedetector 24 afgegeven detectiespanning Ed toegevoerd aan de drempelniveauversterker 25 die, zoals figuur 4 laat zien, in wezen besiaat uit twee differentiaalversterkers 38 en 39 met respectievelijk een paar transistoren 40 en 41 en een paar 15 transistoren 42 en 43. Meer in het bijzonder wordt de detectiespanning ED toegevoerd aan de basis van de transistor 41 van de differentiaalversterker 38 en aan de basis van de transistor 42 van de differentiaal-versterker 39. Een aantal weerstanden 44-47 is in serieschakeling opgenomen tussen een punt van voedingsspanning van de potentiaal +V en een punt van referentiepotentiaal, zoals aarde, waardoor een spanningsdeler wordt verkregen, die een eerste referentiespanning Va voor de basis van de transistor 40 20 aan het verbindingspunt A van de weerstanden 44 en 45 afgeeft en een tweede referentiespanning Vb voor de basis van de transistor 43 aan het verbindingspunt B van de weerstanden 45 en 46 afgeeft. Het zal duidelijk zijn, dat de eerste referentiespanning Va een hogere waarde heeft dan de tweede referentiespanning Vb. De collectors van de transistoren 40 en 42 zijn met elkaar doorverbonden en voorts rechtstreeks verbonden met het voedingsspanningspunt van de potentiaal +V, terwijl de collectors van de 25 transistoren 41 en 43 zijn verbonden met een stroomspiegelschakeling, bestaande uit twee transistoren 48 en 49 van het PNP-type. Meer in het bijzonder zijn de emitter-collectorkringen van de transistoren 48 en 49 tussen het voedingsspanningspunt van de potentiaal +V en de collectors van de transistoren 41 en 43 opgenomen, terwijl de bases van de transistoren 48 en 49 met elkaar zijn doorverbonden en voorts met de collector van de transistor 41 zijn verbonden. De collector van de transistor 43 is voorts verbonden met een 30 belastingsweerstand 50 en met een uitgangsaansluiting 51, die met de opteller 22 volgens figuur 1 kan worden gekoppeld. De emitters van de transistoren 40 en 41 zijn met elkaar doorverbonden en via ee^-weerstand 52 geaard, terwijl de emitters van de transistoren 42 en 43 op soortgelijke wijze met elkaar zijn doorverbonden en via een weerstand 53 zijn geaard. Bij de schakeling volgens figuur 4 zijn de met elkaar in serie geschakelde dioden 36 en 37 van de niveaufixatieschakeling 33 voorts met het punt C tussen de 35 weerstanden 46 en 47 verbonden ter verkrijging van een geschikte instelspanning Vc voor de dioden 36 en 37.
De drempelniveauversterker 25 volgens figuur 4 heeft de volgende werking: wanneer de door de frequentiedetector 24 afgegeven detectiespanning ED een hogere waarde heeft dan de eerste referentiespanning Va, worden de transistoren 41 en 42 geleidend en worden de transistoren 40 en 43 geblokkeerd. 40 Onder die omstandigheden wordt de waarde van de stroom i, door de transistor 41 bepaald door de volgende vergelijking: i1 = — waarbij r de weerstandswaarde van ieder van met de emitters van de differentiaalversterkers 38 en 39 verbonden weerstanden 52 en 53 is. Het zal duidelijk zijn, dat de stroom \ althans ten minste nagenoeg evenredig met de detectiespanning ED is. Een dergelijke stroom i, vloeit door 45 de emitter-collectorkring van de transistor 48 van de stroomspiegelschakeling, zodat een zelfde stroom i, door de emitter-collectorkring van de transistor 49 en door de belastingsweerstand 50 vloeit, zoals met een gebroken lijn is figuur 4 is aangeduid. Als gevolg hiervan zal een met de stroom i, evenredige, positieve gelijkspanning over de belastingsweerstand 54 optreden en via de aansluiting 51 aan de opteller 22 volgens figuur 1 worden toegevoerd.
50 Wanneer de door de frequentiedetector 24 afgegeven detectiespanning ED in het gebied tussen de referentiespanningswaarden Va en Vb ligt, zullen de transistoren 40 en 42 geleidend zijn en de transistoren 41 en 43 geblokkeerd zijn. In dat geval zullen geen stromen vloeien door de stroomspiegelschakeling met de transistoren 48 en 49 of door de belastingsweerstand 50, zodat aan de uitgangsaansluiting 51 geen gelijkspanning voor de opteller 22 verschijnt.
55 Wanneer de detectiespanning ED van de frequentiedetector 24 lager ligt dan de tweede referentie-spanningswaarde Vb, zullen de transistoren 40 en 43 in hun geleidende toestand verkeren, terwijl de transistoren 41 en 42 in hun niet-geleidende toestand verkeren. Onder die omstandigheden zal een stroom 192811 6 i3 door de belastingsweerstand 50 en door de collector-emitterstroomkring van de transistor 43 vloeien, zoals met gebroken lijnen in figuur 4 is weergegeven; het gevolg hiervan is, dat een met de stroom i3 evenredige, negatieve gelijkspanning over de belastingsweerstand 50 verschijnt en via de uitgangs-aansluiting 51 aan de opteller 22 wordt toegevoerd. De waarde van deze stroom i3 wordt bepaald door de 5 vergelijking: i3 = E° - Vbe. Uit deze vergelijking volgt, dat de stroom i3 en de over de belastingsweerstand 50 verschijnende, negatieve gelijkspanning althans ten minste nagenoeg evenredig met de detectiespanning Ed zijn. Uit het voorgaande blijkt, dat het uitgangssignaal van de drempelniveauversterker 25 "een uitgeholde middenmoot” vertoont hetgeen wil zeggen, dat de door de versterker 25 aan de opteller 22 IQ geleverde uitgangsspanning voor tussen de eerste referentiespanningswaarde Va en de tweede referentie· spanningswaarde Vb gelegen waarden van de detectiespanning ED het niveau 0 vertoont, terwijl de via de uitgangsaansluiting 51 aan de opteller 22 geleverde gelijkspanning voor boven de referentiespanningswaarde Va gelegen waarde van de detectiespanning ED een positieve polariteit heeft en geleidelijk toeneemt met het bedrag, waarmede de detectiespanning ED de referentiespanningswaarde Va te boven gaat of 15 overschrijdt. Wanneer de detectiespanning ED daarentegen onder de referentiespanningswaarde Vb ligt, zal de via de uitgangsaansluiting 51 aan de opteller 22 toegevoerde gelijkspanning daarentegen een negatieve polariteit hebben en variëren met het bedrag, waarmede de detectiespanning ED lager ligt dan de referentiespanningswaarde Vb.
Uit het voorgaande wordt duidelijk, dat de opteller 22 slechts zo lang als de waarde van de detectie-20 spanning ED binnen het tussen de referentiespanningswaarden Va en Vb gelegen gebied ligt, de door de fasecomparator 21 afgegeven gelijkspanning aan de spanningsgestuurde oscillator 12 toevoert voor besturing daarvan door uitsluitend de automatische faseregelschakeling; daarbij zijn de referentiespanningswaarden Va en Vb speciaal in verband met het invanggebied van de automatische faseregelschakeling gekozen. Als gevolg van het voorgaande zal de automatische frequentieregelschakeling, zo lang als de 25 optredende tijdbasisfouten zich binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling bevinden, geen storende invloed uitoefenen op de snelle en nauwkeurige bijregeling van het oscillatie-uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12 door de automatische faseregelschakeling voor eliminatie van kleine tijdbasisfouten in de uitgelezen chrominantiecomponent. Wanneer echter een grote of abrupte tijdbasisfouten optreedt, die buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling terecht 30 komen, zal het resulterende horizontale synchronisatiesignaal PH de bijbehorende detectiespanning ED op soortgelijke wijze zover buiten het gebied tussen de referentiespanningswaarden Va en Vb brengen, dat de drempelniveauversterker 25 via de opteller 22 aan de spanningsgestuurde oscillator 12 een gelijkspanning toevoert, welke geschikt is om een betrekkelijk grote verandering van het uitgangssignaal daarvan teweeg te brengen, en wel in zodanige richting, dat het kleursalvosignaal van de aan frequentieheromzetting 35 onderworpen chrominantiecomponent weer binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling terecht komt. Tijdens signaalweergave door middel van de signaalbewerkingsschakeling volgens figuur 1 zal de automatische frequentieregelschakeling slechts in reactie op gedetecteerde frequentiefouten, welke met buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling gelegen tijdbasisfouten overeenkomen, met de frequentiedetector 24 en de drempelniveauversterker 25 samenwerken voor verdere 40 besturing van de spanningsgestuurde oscillator 12.
Figuur 7 laat zien, dat deze inrichting met voordeel kan worden toegepast voor eliminatie van tijdbasisfouten uit de chrominantiecomponent van een kleurenvideosignaal, dat eerst is opgenomen en vervolgens wordt weergegeven door middel van een inrichting met schroeflijnvormige bandaftasting, en meer in het bijzonder een dergelijke inrichting, waarbij door overspraak van chrominantiecomponenten veroorzaakte 45 stoorsignalen worden geëlimineerd door de chrominantiecomponent in aangrenzende registratiesporen met onderling verschillende draaggolven wordt opgenomen.
In het opneemgedeelte van de inrichting volgens figuur 7 wordt aan een ingangsaansluiting 55 een op te nemen kleurenvideosignaal toegevoerd, dat bestaat uit een luminantiecomponent en een chrominantiecomponent met lijn-, raster- en beeldintervalien, waarbij in ieder van deze intervallen "blanking”- en 50 synchronisatiegedeelten voorkomen. Een dergelijke kleurenvideosignaal wordt via de ingangsaansluiting 55 toegevoerd aan een laagdoorlaatfilter 56, dat slechts de luminantiecomponent Sy naar een schakeling 57 voor automatische versterkingsregeling doorlaat. De door deze schakeling 57 afgegeven en aan automatische versterkïngsregeling onderworpen luminantiecomponent wordt dan via een vangschakeling 58 toegevoerd aan een niveaufixatieschakeling 59, die het synchronisatiepiekniveau van de luminantiecompo-55 nent op een vast referentieniveau fixeert. Vervolgens wordt de aan niveaufixatie onderworpen luminantiecomponent via een accentueringsschakeling 60 toegevoerd aan een afsnijdschakeling 61, waarvan het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een frequentiemodulator€2, waarin de luminantiecomponent een 7 192811 draaggolf van geschikt hoge frequentie aan frequentiemodulatie onderwerpt. De door de modulator 62 afgegeven, frequentiegemoduleerde luminantiecomponent YFM wordt via een hoogdoorlaatfilter 63 en een opneemversterker 64 toegevoerd aan de ene ingang van een optel- of mengschakeling 65.
Het via de ingangsaansluiting 55 ontvangen kleurenvideosignaal wordt voorts toegevoerd aan een 5 bandfilter 66, dat de chrominantiecomponent S, afscheidt en via een automatische kleurregelschakeling 67 doorlaat naar een frequentie-omzetter 11 ’, die met de frequentie-omzetter 11 volgens figuur 1 overeenkomt en dient voor omzetting van de chrominantiecomponent naar een frequentieband, die lager is gelegen dan de frequentieband van de aan de meng- of optelschakeling 65 toegevoerde, frequentiegemoduleerde luminantiecomponent YFM. De door de frequentie-omzetter 11' afgegeven, aan frequentie-omzetting 10 onderworpen chrominantiecomponent S, wordt via een laagdoorlaatfilter 68 en een opneemversterker 69 aan een andere ingang van de meng- op optelschakeling 65 toegevoerd voor combinatie met de frequentiegemoduleerde luminantiecomponent YFM tot een samengesteld signaal S, dat tijdens signaalopname door middel van de inrichting via het vaste opneemcontact R van een schakelaar SW’, wordt toegevoerd aan de roterende magneetkoppen HA en He.
15 Zoals reeds in het voorgaande is opgemerkt, vertegenwoordigt de schematisch in figuur 7 weergegeven inrichting een inrichting van het type met schroeflijnvormige bandaftasting, waarbij roteerbare magneetkoppen Ha en Hb althans ten minste nagenoeg diametraal tegenover elkaar zijn aangebracht en door een niet in de tekening weergegeven motor in rotatie worden aangedreven voor afwisselende aftasting van zich schuin over een magneetband T uitstrekkende registratiesporen; dit geschiedt tijdens langstransport van de 20 magneetband T door middel van een niet in de tekening weergegeven en door een motor aangedreven kaapstander volgens een baan, die zich schroeflijnvormig om een gedeelte van de buitenomtrek van een evenmin in de tekening weergegeven, doch aan de roteerbare magneetkoppen toegevoegde leitrommel uitstrekt. Een geschikt servobesturingsstelsel (niet in de tekening weergegeven) kan dienen voor zodanige besturing van de rotatiebewegingen van de magneetkoppen HA en HB, dat de magneetkoppen steeds aan 25 het begin van afwisselende rasterintervallen van het via de ingangsaansluiting 55 voor opname op de band toegevoerde kleurenvideosignaal beginnen langs hun respectievelijk bijbehorende registratiespoor op de magneetband T te bewegen.
De aan versterkingsregeling onderworpen luminantiecomponent van de schakeling 57 wordt voorts via een vast opneemcontactas R van een schakelaar SW6 toegevoerd aan een horizontale synchronisatie-30 signaalscheider 70, die uit het ontvangen signaal de horizontale synchronisatiesignalen PH afscheidt voor toevoer daarvan, als bemonsteringssignalen, aan de bemonster- en houdschakeling 19. De afgescheiden horizontale synchronisatiesignalen PH worden voorts toegevoerd aan een flip-flop 71, die een rechthoekgolf-vormig stuursignaal SH afgeeft, waarvan de afwisselende intervallen van hoog en laag niveau steeds de duur van één lijninterval van het videosignaal hebben. Dit stuursignaal SH wordt toegevoerd aan de ene 35 ingang van een OF-poortschakeling 72, waarvan de andere ingang met een flip-flop 73 is verbonden, welke een rechthoekgolfvormig signaal Sv afgeeft waarvan de elkaar afwisselende intervallen van hoog en laag niveau steeds de duur van één rasterinterval van het opgenomen videosignaal hebben, zodat het stuursignaal Sv zich bijvoorbeeld gedurende de aftasting van ieder registratiespoor door de magneetkop HA op een hoog niveau bevindt en het stuursignaal Sy zich gedurende de aftasting van ieder registratiespoor door 40 de magneetkop HB op een laag niveau bevindt. Ter verkrijging van de hiervoor genoemde, rechthoekgolfvor-mige stuursignalen Sy kan de flip-flop 73 worden bestuurd door impulsgeneratoren PG, en PG2, die op geschikte wijze zijn toegevoegd aan een met de roterende magneetkoppen HA en HB gekoppelde as (niet in de tekening weergegeven) en dienen om een aanwijzing van de rotatiestanden van deze magneetkoppen te verschaffen. De impulsgenerator PG, kan bijvoorbeeld aan het begin van iedere aftastbeweging van de 45 magneetkop HA over de band T een impuls voor instelling van de flip-flop 73 afgeven, terwijl de imputs-generator PG2 dan aan het begin van iedere aftastbeweging van de magneetkop HB over de magneetband een impuls voor terugstelling van de flip-flop 73 afgeeft.
De met de hiervoor beschreven, rechthoekgolfvormige signalen SH en Sy gevoede OF-poortschakeling 72 geeft een uitgangsstuursignaal Sx af, dat tijdens de gehele duur van ieder door de magneetkop HA in 50 een bijbehorend registratiespoor op de magneetband T opgenomen rasterinterval een hoog niveau behoudt en slechts gedurende door de magneetkop HB in een aangrenzend registratiespoor opgenomen, afwisselende lijnintervallen van ieder rasterinterval een laag niveau aanneemt. Bij de inrichting volgens figuur 7 wordt dit uitgangsstuursignaal Sx van de OF-poortschakeling 72 gebruikt voor besturing van de vorming van onderling verschillende draaggolven voor de in aangrenzende registratiesporen op te nemen, aan 55 frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent Sji deze draaggolven verschillen ten opzichte van elkaar wat betreft hun polariteit.
Het zal duidelijk zijn, dat de inrichting volgens figuur 7 voor de bewerking van de chrominantiecomponent 192811 8 een schakeling bevat, welke van het aan de hand van figuur 1 beschreven type is en eveneens is aangeduid met het verwijzingscijfer 10. De componenten van de signaalbewerkingsschakeling 10 zijn weer met de zelfde verwijzingssymbolen aangeduid als in figuur 1.
Meer in het bijzonder kan worden gesteld, dat wanneer de chrominantiecomponent door de frequentie-5 omzetter 11 ’ van een standaardkleurdraaggolffrequentiewaarde fs van 3,58 MHz moet worden omgezet naar een lagere kleurhulpdraaggolffrequentiewaarde fc van 688 kHz, waarbij dan geldt fc = (44 - 1/4)fH, de schakeling 10 dient te zijn voorzien van een spanningsgestuurde oscillator 12 voor opwekking en afgifte van een signaal met een centrale frequentie van 175fH. Dit oscillatiesignaal wordt toegevoerd aan een frequentiedeler 13 voor deling door vier, welke derhalve een uitgangssignaal van de frequentie (44 - 1/4)fH 10 afgeeft. Dit uitgangssignaal van de frequentiedeler 13 wordt toegevoerd aan een frequentie-omzetter 14, waaraan tevens een referentie-oscillatiesignaal van de standaardkleurhulpdraaggolffrequentiewaarde fs = 3,58 MHz wordt toegevoerd door een referentie-oscillator 15 van vaste frequentie; het gevolg is, dat de frequentie-omzetter 14 een frequentie-omzetsignaal Sq van de frequentie fs = (44- 1/4)fH afgeeft.
Bij de inrichting volgens figuur 7 wordt het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 14 zonder 15 wijziging, als weergegeven door de uitdrukking +Sq, toegevoerd aan de ene ingang van een schakeleenheid 74, terwijl het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 14 voorts aan een omkeerschakeling 75 wordt toegevoerd, waardoor een frequentie-omzetsignaal -Sq van tegengestelde fase of polariteit wordt verkregen, dat aan de andere ingang van de schakeleenheid 74 wordt toegevoerd. De schakeleenheid 74 voert nu afwisselend de frequentie-omzetsignalen +Sq en -Sq toe aan de frequentie-omzetter 11’; op zijn beurt wordt 20 de schakeleenheid 74 bestuurd door het van de OF-poortschakeling 72 afkomstige stuursignaal Sx, zodat dit wanneer het stuursignaal Sx een hoge waarde heeft, het omzetsignaal +Sq aan de omzetter 11 ’ wordt toegevoerd, terwijl steeds wanneer het stuursignaal Sx een lage waarde heeft, het frequentie-omzetsignaal -Sq wordt toegevoerd aan de frequentie-omzetter 11’. De afwisselend aan de frequentie-omzetter 11’ toegevoerde frequentie-omzetsignalen +Sq en -Sq zetten nu afwisselend de draaggolf van de chrominantie-25 component van zijn oorspronkelijke draaggolffrequentiewaarde fs over naar een lager gelegen draaggolf-frequentiewaarde van (44 - 1/4)fH. Als gevolg daarvan zal de door de frequentie-omzetter 11’ via het filter 68 en de versterker 69 aan de meng- of optelschakeling 65 toegevoerde, aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent S, een frequentieband in beslag nemen, die lager is gelegen dan die van de frequentiegemoduleerde luminantiecomponent YFM. Gedurende diè intervallen, waarin het frequentie-30 omzetsignaal -Sq aan de frequentie-omzetter 11 ’ wordt toegevoerd, zal de polariteit of de fase van de draaggolf van de aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent Sj tegengesteld zijn aan diè tijdens de intervallen, waarin het frequentie-omzetsignaal +Sq aan de frequentie-omzetter 11’ wordt toegevoerd.
Voorts dient te worden opgemerkt, dat de draaggolffrequentie fc van de an frequentie-omzetting 35 onderworpen chrominantiecomponent Sj voldoet aan de vergelijking fc = 1/4fH (2m -1), waarin m een geheel positief getal vormt. Bij het hier beschreven voorbeeld, waarbij tc = (44 — 1/4)fH, zal de waarde van m in de zojuist genoemde vergelijking gelijk zijn aan 88.
' Als gevolg van de hiervoor beschreven keuze van de draaggolffrequentiewaarde van de aan frequentie- omzetting onderworpen chrominantiecomponent Sj zal de tweede harmonische van deze draaggolf in 40 frequentieverwevingsrelatie verkeren met de luminantiecomponent, zodat het optreden van zwevings-verschijnselen tussen beide componenten wordt vermeden. Daardoor wordt het mogelijk, dat de aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent met een ten opzichte van de amplitude van de frequentiegemoduleerde luminantiecomponent betrekkelijk hoge amplitude wordt opgenomen, zodat een goede signaal/ruis-verhouding voor de chrominantiecomponent wordt verkregen. Wanneer de aan 45 frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent Sj en de frequentiegemoduleerde luminantiecomponent YFM in de meng- of optelschakeling 65 worden gecombineerd tot het voor opname door de magneetkoppen HA en HB in opeenvolgende registratiesporen op de magneetband T geschikte, samengestelde signaal S, kan de chrominantiecomponent eventueel amplitudemodulatie van de frequentiegemoduleerde luminantiecomponent veroorzaken.
50 Zoals ook aan de hand van figuur 1 is beschreven, wordt bij de signaalbewerkingsschakeling 10 volgens figuur 7 het van de spanningsgestuurde oscillator 12 afkomstige oscillatie-uitgangssignaal bovendien toegevoerd aan het vaste opneemcontact R van een schakelaar SW4 voor doorlating naar een frequentiedeler 16, waarin het ontvangen signaal aan frequentiedeling door vijf wordt onderworpen. Het uitgangssignaal van de frequentiedeler 16 wordt toegevoerd aan een frequentiedeler 17, waarin de frequentie van 55 het ontvangen signaal door zeven wordt verder gedeeld. Het uitgangssignaal van de frequentiedeler 17 wordt aan het vaste opneemcontact R van een schakelaar SW5 toegevoerd voor doorlating naar de zaagtandgolfvormer 18. Als gevolg van de opeenvolgende delingen van de frequentie van het uitgangs- 9 192811 signaal van de spanningsgestuurde oscillator 12 in de frequentiedeler 16 en 17 zal het tijdens opname door de zaagtandgolfvormer 18 afgegeven, zaagtandgolfvormige signaal SR (zie figuur 2) een centrale frequentie van 5fH vertonen. Dit zaagtandgolfvormige signaal SR wordt aan een bemonster- en houdschakeling 19 toegevoerd voor bemonstering door de horizontale synchronisatiesignalen PH, die een frequentiewaarde fH 5 hebben en door middel van de scheider 70 uit de luminantiecomponent van het opgenomen kleurenvideo-signaal worden afgescheiden. Het bemonsterde niveau van het zaagtandgolfvormige signaal SR wordt door de schakeling 19 toegevoerd aan het vaste opneemcontact R van een schakelaar SW3 voor doorlating als stuurspanning naar de spanningsgestuurde oscillator 12. Zoals reeds aan de hand van figuur 1 is beschreven, zullen derhalve tijdens signaalopname de spanningsgestuurde oscillator 12, de frequentiedelers 16 en 10 17, de golfvormer 18 en de bemonster- en houdschakeling 19 een automatische frequentieregelschakeling vormen, waardoor het oscillatie-uitgangssignaal van de oscillator 12 wordt gesynchroniseerd met de horizontale synchronisatiesignalen PH van het op te nemen kleurenvideosignaal; de frequentie van de oscillator wordt op een waarde van 175fH gehouden.
De opneem/weergeef-kiesschakelaar SW, en SW3-SW6 zijn bij voorkeur mechanisch met elkaar 15 gekoppeld voor gelijktijdige bediening. Tijdens signaalweergave door middel van de inrichting volgens figuur 7 worden de afwisselend door de magneetkoppen HA en HB uit opeenvolgende registratiesporen van de magneetband T uitgelezen signalen via het weergeefcontact P van de schakelaar S\N\ toegevoerd aan respectievelijk de weergeefversterker 76A en 76B, waarvan de uitgangssignalen afwisselend via respectievelijk de schakeleenheden 77A en 77B worden toegevoerd aan een optel- of combineerschakeling 78; de 20 schakeleenheden 77A en 77B worden in tegenfase bestuurd door het rechthoekgolfvormige uitgangssignaal Sv van de flip-flop 73. Meer in het bijzonder bevinden de schakeleenheden 77A en 77B zich respectievelijk in hun gesloten en hun open toestand, zoals figuur 7 laat zien tijdens ieder rasterinterval, waarin het signaal Sv een hoog niveau vertoont, terwijl de schakeleenheid 77B zich in zijn gesloten en de schakeleenheid 77A zich in zijn open toestand bevindt gedurende ieder rasterinterval, waarin het signaal Sy een laag niveau 25 vertoont. De rasterintervallen van de afwisselend door de magneetkoppen HA en HB uitgelezen signalen worden derhalve in volgorde van de uitgang van de meng- of combineerschakeling 78 aan zowel een hoogdoorlaatfilter 79 als een laagdoorlaatfilter 80 doorgegeven. De filters 79 en 80 scheiden respectievelijk de frequentiegemoduleerde luminantiecomponent YFM en de aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent Sj uit de uitgelezen signalen af. De afgescheiden luminantiecomponent Yfm wordt 30 via een begrenzer 81 toegevoerd aan een frequentiedemodulator 82, zodat de gedemoduleerde luminantiecomponent wordt verkregen, welke dan via een laagdoorlaatfilter 83 en een desaccentueringsschakeling 84 aan een optel- of mengschakeling 85 wordt toegevoerd. De desaccentueringsschakeling 84 heeft een karakteristiek, welke althans ten minste nagenoeg complementair is met die van de reeds genoemde accentueringsschakeling 60.
35 De uit de uitgelezen signalen door het filter 80 afgescheiden, aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent Sj wordt via een automatische kleurregelschakeling 86 toegevoerd aan een frequentieheromzetter 11’, waaraan afwisselend de frequentieheromzetsignalen +Sq en -Sq door de schakeleenheid 74 worden toegevoerd; de frequentieheromzetter 11 ’ dient om de draaggolf van de uitgelezen chrominantiecomponent Sj aan frequentieheromzetting van de lage frequentiewaarde fc naar de 40 oorspronkelijke draaggolffrequentie fs te onderwerpen. De resulterende, nu aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent wordt achtereenvolgens via een bandfilter 87 en een kamfilter 88 aan de meng- of optelschakeling 85 toegevoerd voor combinatie met de gedemoduleerde luminantiecomponent tot een aan een uitgangsaansluiting 89 verschijnend, weer te geven kleurenvideosignaal van gewenst formaat. Het kamfilter 88 dient om door overspraak verkregen chrominantiecomponenten te elimineren, 45 zodat slechts de chrominantiecomponenten van het uit een bepaald registratiespoor de magneetkop HA of Hb uitgelezen videosignaal overblijft.
Het uitgangssignaal van het kamfilter 88 wordt voorts toegevoerd aan de salvopoortschakeling 20 van de bewerkingsschakeling 10, zodat de kleursalvosignalen uit de aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent worden afgescheiden en worden toegevoerd aan de ene ingang van een fasecom-50 parator 21, waarvan de andere ingang wordt gevoed met een referentiesignaal van de standaardkleurhulp-draaggolffrequentiewaarde fs, afkomstig van de referentieoscillator 15. Het gelijkspanningsuitgangssignaal van de fasecomparator 21, als verkregen door fasevergelijking van de afgescheiden kleursalvosignalen met het referentie-oscillatorsignaal van de oscillator 15, wordt via een optelschakeling 22 toegevoerd aan het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW3 voor doorlating naar de spanningsgestuurde oscillator 12. 55 Het zal duidelijk zijn, dat zowel tijdens signaalweergave als tijdens signaalopname enig faseverschil tussen de door de poortschakeling 20 uit de chrominantiecomponent afgescheiden kleursalvosignalen enerzijds en het uitgangssignaal van de referentieoscillator 15 anderzijds tot gevolg heeft, dat de fasecomparator 21 een 192811 10 geschikte gelijkspanning aan de spanningsgestuurde oscillator 12 toevoert om een verandering te brengen in de fase van de frequentieheromzetsignalen +SP en -Sql zodanig, dat automatische faseregeling wordt verkregen voor eliminatie van eventuele ’’jitter" uit een beeld, dat zichtbaar wordt gemaakt door een kathodestraalbuis, welke met aan de uitgangsaansluiting 89 verschijnende kleurenvideo-signalen wordt 5 gevoed.
Tijdens signaalweergave door middel van de inrichting volgens figuur 7 wordt het stuursignaal Sx voor besturing van de schakeleenheid 74 weer geleverd door de OF-poortschakeling 72; dit geschiedt in reactie op de rechthoekgolfvormige stuursignalen SH en Sy van respectievelijk de flip-flops 71 en 73. Evenals in het voorgaande geval wordt de flip-flop 73 afwisselend ingesteld en teruggesteld door impulsen van respectie-10 velijk de impulsgeneratoren PG, en PG2, zulks synchroon, met de rotatiepositie van respectievelijk de magneetkoppen HA en HB. Tijdens signaalweergave worden de van de mengschakeling 85 afkomstige, uitgelezen kleurenvideosignalen echter via het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW6 toegevoerd aan de horizontale synchronisatiesignaalscheider 70, zodat de bemonstering door de bemonster- en houdschakeling 19 en het starten van de flip-flop 71 plaats vinden in reactie op de uit de uitgelezen 15 kleurenvideosignalen afgescheiden, horizontale synchronisatiesignalen PH.
Zoals in het voorgaande voor signaalopname is beschreven, wordt tijdens signaalweergave het van de spanningsgestuurde oscillator 12 afkomstige oscillatie-uitgangssignaal aan frequentiedeling door de deler 13 onderworpen en vervolgens aan frequentieheromzetting door middel van het van de referentie-oscillator 15 afkomstige referentiesignaal. Daardoor wordt het frequentieheromzetsignaal met een frequentie fs + 20 (44 - 1/4)fH verkregen voor de frequentieheromzetter 11". Tijdens signaalweergave vormen derhalve de frequentieheromzetter 11', de frequentie-omzetter 14, de oscillatoren 12 en 15 en de fasecomparator 21 een automatische faseregelschakeling, waarmede kleine tijdbasisfouten, zoals fasefouten uit de uitgelezen chrominantiecomponent worden geëlimineerd.
Zoals in het voorgaande reeds aan de hand van figuur 1 is beschreven, wordt het uitgangssignaal van de 25 frequentiedeler 13 volgens figuur 7 eveneens toegevoerd aan het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW4, terwijl tussen de uitgang van de frequentiedeler 16 en het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW5 een frequentiedeler 23 voor frequentiedeling door vier is opgenomen. Tijdens signaalweergave door middel van de inrichting volgens figuur 7 wordt het door de spanningsgestuurde oscillator 12 afgegeven oscillatiesignaal met de centrale frequentie 175fH derhalve door tachtig gedeeld als gevolg van 30 de opeenvolgende delingen door de frequentiedeler 13, 16 en 23. Het gevolg is, dat het door de zaagtand-golfvormer 18 aan de bemonster- en houdschakeling 19 geleverde zaagtandgolfvormige signaal SP (zie figuur 13) een centrale frequentie van 175/80fH heeft. Dit zaagtandgolfvormige signaal SP wordt in de schakeling 19 bemonsterd door de synchronisatiesignalen PH, die door de scheider 70 uit de uitgelezen kleurenvideosignalen worden afgescheiden. Zoals eveneens reeds aan de hand van figuur 1 is beschreven, 35 heeft het door de schakeling 19 bemonsterde signaal een nominale frequentie van 3/16fH. overeenkomende met de zwevingsfrequentie of het frequentieverschil tussen het via de frequentiedeler 13, 16 en 23 aan de golfvormer 18 toegevoerde signaal enerzijds en de horizontale synchronisatiesignalen PH anderzijds. Het door de schakeling 19 bemonsterde signaal wordt toegevoerd aan een frequentiedetector 24, die het bemonsterde signaal weer op de frequentiewaarde 3/16fH discrimineert, zodat een detectie-40 uitgangsspanning ED wordt verkregen die met het frequentieverschil tussen de werkelijke of gedetecteerde frequentiewaarde van het bemonsterde signaal enerzijds en de vooraf bepaalde centrale frequentiewaarde 3/16fH anderzijds varieert. Deze detectie-uitgangsspanning ED van de detector 24 wordt toegevoerd aan een drempelniveauversterker 25 voor levering, slechts wanneer de detectie-uitgangsspanning E0 is gelegen buiten het voorafbepaalde gebied Va - Vb (zie figuur 6), van een overeenkomstig gelijkspanningsuitgangs-45 signaal van de opteller 22. Evenals voor figuur 6 is beschreven, zal het aan de opteller 22 door de drempelniveauversterker 25 geleverde gelijkspanningsuitgangssignaal een positieve polariteit vertonen en geleidelijk met de detectie-uitgangsspanning ED toenemen wanneer deze laatstgenoemde groter is dan de spanning Va, terwijl de aan de opteller toegevoerde gelijkspanning de negatieve polariteit heeft en geleidelijk toeneemt wanneer de detectiespanning ED lager ligt dan het referentiespanningsniveau Vb. Ook in dit geval 50 vertoont het gebied van de detectieuitgangsspanning ED ’’middenmoot-uitholling”, hetgeen wil zeggen, dat de drempelniveauversterker 25 slechts zo lang als de spanningsgestuurde oscillator 12 door het van de fasecomparator 21 afkomstige gelijkspanningssignaal kan worden ingevangen, een uitgangssignaal van de waarde nul aan de opteller 22 levert. Wanneer een gedetecteerde tijdbasisfout daarentegen buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling terecht komt, zal de detectie-uitgangsspanning ED 55 van de frequentiedetector 24 buiten het gebied Va - Vb komen te liggen, zodat dan een gelijkspanningsuitgangssignaal van de versterker 25 via de opteller 22 aan de spanningsgestuurde oscillator 12 wordt toegevoerd, waarbij de amplitude van dit gelijkspanningsuitgangssignaal evenredig is met de detectie- 11 192811 uitgangsspanning EDl terwijl de polariteit van dit signaal afhankelijk is van de richting, waarin de fout buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling ligt. Tijdens signaalweergave door middel van de inrichting volgens figuur 7 zal de opteller 22 derhalve slechts zo lang als de gedetecteerde tijdbasis-fouten binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling liggen, slechts de uitgangs-5 spanning van de fasecomparator 21 aan de spanningsgestuurde oscillator 12 leveren. Wanneer een gedetecteerde fout echter buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling blijkt te vallen, treedt de automatische frequentieregelschakeling in actie, waarbij de drempelniveauversterker 25 via de opteleenheid 22 een geschikte besturingsgelijkspanning aan de spanningsgestuurde oscillator 12 gaat leveren voor onmiddellijke bijregeling van de frequentie van de oscillator 12 in zodanig richting, dat deze 10 weer binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling komt te liggen.
Omtrent de werking tijdens signaalopname door middel van de inrichting volgens figuur 7, dient te nog te worden opgemerkt, dat de afwisselende toevoer van de frequentie-omzetsignalen +Sq en -Sp van onderling tegengestelde fase of polariteit aan de frequentie-omzetter 11 ’ erop is gericht om de resulterende, aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent Sj te voorzien van bijbehorende draaggolven Ca 15 en -Ca, die eveneens van onderling tegengestelde fase of polariteit zijn. Als gevolg van de hiervoor beschreven configuratie van het stuursignaal Sx voor besturing van de schakeleenheid 24 zal gedurende ieder door de magneetkop HA opgenomen rasterinterval het omzetsignaal +Sq ononderbroken aan de frequentie-omzetter 11’ worden toegevoerd, met als gevolg, dat de opeenvolgende intervallen van ieder door de magneetkop HA in een bijbehorend registratiespoor opgenomen rasterinterval steeds de draaggolf 20 Ca van de zelfde polariteit laten zien. Gedurende opeenvolgende lijnintervallen van ieder rasterinterval, welke door de mageneetkop HB worden opgenomen, worden de frequentie-omzetsignalen +Sq en -Sq afwisselend aan de frequentie-omzetter 11’ toegevoerd, zodat de opeenvolgende lijnintervallen van ieder door de magneetkop HB opgenomen rasterinterval afwisselend met de draaggolf Ca en -Ca van onderling tegengestelde polariteit worden opgenomen.
25 Zoals algemeen bekend is, kan het stoorsignaa! dat door overspraak van de luminantiecomponent wordt veroorzaakt, ten minste gedeeltelijk uit een kleurenvideosignaal worden geëlimineerd door de magneet-koppen HA en HB uit te rusten met luchtspleten van onderling verschillende azimuthhoek. Voorts, en zoals eveneens algemeen bekend is, kan een geschikt servobesturingsstelsel worden toegepast voor zodanige besturing van de rotatie van de magneetkoppen HA en HB, dat het voor besturing van de schakeleenheid 74 30 dienende stuursignaal Sx gedurende signaalweergave de zelfde relatie ten opzichte van de operatieve posities van de magneetkoppen HA en HB heeft als tijdens signaalopname.
Wat betreft aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent van het opgenomen kleurenvideosignaal kan nog worden opgemerkt, dat het effect van toevoeging van draaggolven Ca en -Ca van onderling tegengestelde fase of polariteit aan deze chrominantiecomponent gedurende opeenvolgende 35 lijnintervallen of gebieden ieder door de magneetkop HB opgenomen registratiespoor het zelfde is als toevoeging aan de chrominantiecomponent van een nieuwe draaggolf Cb, waarvan de frequentiecomponenten ten opzichte van elkaar zijn verschoven over l/2fH, dat wil zeggen in frequentieverweving verkeren met de frequentiecomponenten van de draaggolf Ca, waarmede de chrominantiecomponent in het aangrenzende registratiespoor door de magneetkop HA wordt opgenomen. Als gevolg hiervan kan worden 40 gesteld, dat wanneer tijdens signaalweergave door middel van de inrichting volgens figuur 7 bijvoorbeeld de magneetkop HA een bepaald registratiespoor van de magneetband T aftast voor uitlezing van de daarin opgenomen, aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent met de draaggolf Ca, het gelijktijdig door de magneetkop HA uit een aangrenzend registratiespoor dat oorspronkelijk door de magneetkop HB is geregistreerd, uitgelezen overspraaksignaal een aan frequentie-omzetting onderworpen 45 chrominantiecomponent vormt, waarvan de draaggolf Cb in frequentieverwevingsrelatie met de draaggolf Ca verkeert.
Zoals reeds is opgemerkt, wordt de schakeleenheid 74 tijdens signaalweergave door middel van de inrichting volgens figuur 7 zodanig door het van de OF-poortschakeling 72 afkomstige stuursignaal Sx bestuurd, dat de frequentieheromzetter 11" tijdens aftasting van een registratiespoor door de magneetkop 50 Ha ononderbroken het frequentie-omzetsignaal +Sq ontvangt, doch gedurende opeenvolgende lijnintervallen tijdens de aftasting van een registratiespoor door de magneetkop HB afwisselend de frequentie-omzetsignalen +Sq en -Sq ontvangt. Als gevolg daarvan zal tijdens de aftasting van het registratiespoor door magneetkop HA de frequentieheromzetter 11 ” de draaggolf Ca van de dan uitgelezen chrominantiecomponent in frequentie omzetten naar een draaggolf van de oorspronkelijke of standaarddraaggolffrequentie-55 waarde fs, terwijl de draaggolf Cb van de gelijktijdig uitgelezen overspraakchrominantiecomponent op soortgelijke wijze zodanig aan frequentieverschuiving wordt onderworpen, dat hij in het midden tussen de beide hoofdzijbanden van de gewenste draaggolf komt te liggen. Op soortgelijke wijze zal de frequentieher- 1192811 12 omzetter 11" tijdens aftasting van een registratiespoor van de magneetkop HB de draaggolf Cb van de uit het desbetreffende spoor uitgelezen chrominantiecomponent in frequentie omzetten naar een draaggolf van de eveneens oorspronkelijke of standaardfrequentiewaarde fs, terwijl de draaggolf Ca van de gelijktijdig uitgelezen overspraakchrominantiecomponent in frequentie zodanig wordt verschoven, dat hij in het midden 5 tussen de beide hoofdzijbanden van de na heromzetting gewenste draaggolf komt te liggen. De aan heromzetting onderworpen draaggoiven van de gedurende afwisselende rasterintervallen uitgelezen chrominantiecomponent hebben derhalve steeds de zelfde draaggolffrequentiewaarde fs, terwijl de chrominantiecomponent van het ongewenste of overspraaksignaal steeds terecht komt in het midden tussen de beide hoofdzijbanden van de gewenste draaggolf, zodat zij door het kamfilter 68 kunnen worden 10 geëlimineerd; hetgeen overblijft heeft dan de gewenste, aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent, vrij van enige overspraakchrominantiecomponent.
Figuur 8 laat zien, dat bij een signaalbewerkingsschakeling 10a volgens een andere uitvoeringsvorm, doch eveneens bestemd voor bewerking van de chrominantiecomponent van de kleurenvideosignaal tijdens opname en weergave daarvan, dié componenten van de schakeling 10a welke met de overeenkomstige 15 componenten van de schakeling volgens figuur 1 overeenkomen, weer met de zelfde verwijzingssymbolen zijn aangeduid. Tijdens signaalopname wordt in dit geval de chrominantiecomponent van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type toegevoerd aan het vast opneemcontact R van een schakelaar SW, voor doorlating van de component naar een frequentie-omzetter 11, waarin de chrominantiecomponent wordt onderworpen aan frequentie-omzetting naar een betrekkelijk laag gelegen kleurhulpdraaggolffrequentie, 20 bijvoorbeeld van de standaardkieurhulpdraaggolffrequentie van 3,58 MHz naar een frequentie van 688 kHz. De uit deze omzetting resulterende chrominantiecomponent, die door de omzetter 11 wordt afgegeven wordt aan het vaste contact R van de schakelaar SW2 toegevoerd en vertoont een frequentieband, die is verplaatst tot onder de frequentieband van de frequentiegemoduleerde luminantiecomponent; de laatstgenoemde component en de aan frequentie-omzetting onderworpen chrominantiecomponent kunnen dan weer 25 worden gecombineerd tot een samengesteld videosignaal, dat volgens opeenvolgende, onderling evenwijdige doch schuin over de magneetband verlopende registratiesporen, zoals in het voorgaande reeds aan de hand van figuur 7 is beschreven.
De frequentie-omzetting van de chrominantiecomponent van de standaardkleurhulpdraaggolf-frequentiewaarde fs van 3,58 MHz naar de betrekkelijk laag gelegen hulpdraaggolffrequentiewaarde van 688 30 kHz, dat wil zeggen (44 - 1/4)fH vindt in de frequentie-omzetter 11 plaats voor toevoer daaraan van een frequentie-omzetsignaal van de frequentie fs + (44- 1/4)fH. Ter verkrijging van een dergelijk frequentie-omzetsignaal tijdens signaalopname bevat de signaalbewerkingsschakeling 10a volgens deze uitvoeringsvorm een spanningsgestuurde oscillator 12a voor opwekking en afgifte van een oscillatie-uitgangssignaal met een centrale frequentie van 175fH. Dit signaal wordt toegevoerd aan een frequentiedeler 13a voor 35 deling door vier, zodat de deler 13a een uitgangssignaal van de frequentie (44 - 1/4)fH afgeeft, dat wordt toegevoerd aan het vaste opneemcontact R van de schakelaar SW’3 voor doorlating naar een frequentie-omzetter 14, waaraan eveneens een referentiesignaal van de standaardkleurhulpdraaggolffrequentiewaarde fs = 3,58 MHz wordt toegevoerd door een vaste of referentie-oscillator 15. De frequentie-omzetter 14 zal derhalve aan de frequentie-omzetter 11 het gewenste frequentie-omzetsignaal van de frequentie fs + 40 (44 - 1/4)fH leveren.
Het van de spanningsgestuurde oscillator 12a afkomstige signaal wordt eveneens toegevoerd aan een frequentiedeler 16a voor frequentiedeling door vijf. Het uitgangssignaal van de frequentiedeler 16a heeft een centrale frequentie van 35fH en wordt toegevoerd aan een volgende frequentiedeler 17a voor frequentiedeling door vijfendertig. Het uitgangssignaal van de frequentiedeler 17a heeft derhalve een nominale of 45 centrale frequentie van fH en wordt aan een faseeomparator 90 toegevoerd, welke eveneens de horizontale synchronisatiesignalen PH ontvangt, welke op geschikte wijze uit het op te nemen kleurenvideosignaal worden afgescheiden. Het zal duidelijk zijn, dat de comparator 90 een vergelijking van het uitgangssignaal van de frequentiedeler 17a met de horizontale synchronisatiesignalen uitvoert, in geval van een verschil zal de comparator een geschikte gelijkspanningsuitgangssignaal of foutsignaal afgeven, dat via een laag-50 doorlaatfilter 91 aan de spanningsgestuurde oscillator 12a wordt toegevoerd en dient om het uitgangssignaal van deze oscillator op de frequentie 175fH vast te houden en met de uit het opgenomen kleurenvideosignaal afgescheiden, horizontale synchronisatiesignalen PH te synchroniseren. De spanningsgestuurde oscillator 12a, de frequentiedelers 16a en 17a, de faseeomparator 90 en het laag-doorlaatfilter 91 vormen derhalve een automatische frequentieregelschakeling, die tijdens signaalopname 55 werkzaam is om het oscillatie-uitgangssignaal van de oscillator 12a en derhalve het aan de frequentie-omzetter 11 toegevoerde omzetsignaal te synchroniseren met de horizontale synchronisatiesignalen van het op te nemen kleurenvideosignaal.
13 192811
Voor overschakeling naar signaalweergave door middel van de signaalbewerkingsinrichting 10a worden de schakelaars SWt, SW2 en SW’3 zodanig overgeschakeld, dat het beweegbare contact steeds met het bijbehorende vaste weergeefcontact P in aanraking komt. In dat geval wordt de uitgelezen chrominantie-component, die uit het uitgelezen samengestelde videosignaal wordt afgescheiden en een kleurhulpdraag-5 golffrequentiewaarde van 688 kHz vertoont, via de schakelaar SW, aan de frequentie-omzetter 11 toegevoerd voor frequentieheromzetting naar zijn oorspronkelijke of standaardkleurhulpdraaggolffrequentie van 3,58 MHz, waarna de aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent kan worden gecombineerd met de uitgelezen luminantiecomponent (na frequentiedemodulatie daarvan) tot een standaardkleurenvideosignaal; dit is reeds beschreven aan de hand van figuur 7. De aan frequentieher-10 omzetting onderworpen chrominantiecomponent wordt voorts via het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW2 toegevoerd aan een kleursalvopoortschakeling 20, die het kleursalvosignaal uit de aan heromzetting onderworpen chrominantiecomponent afscheidt en aan een fasecomparator 21 toevoert voor vergelijking met het van de oscillator 15 afkomstige referentiesignaal. De fasecomparator 21 geeft dan weer een gelijkspanning of fasefoutsignaal af, waarvan het niveau overeenkomt met een gedetecteerd fase-15 verschil tussen het afgescheiden kleursalvosignaal en het referentiesignaal; dit door de comparator 21 afgegeven fasefoutsignaal wordt via een laagdoorlaatfilter 92 toegevoerd aan een opteller 22, waarvan de uitgang is gekoppeld met de spanningsgestuurde oscillator 12’a. Deze oscillator geeft een oscillatie-uitgangssignaal met een centrale frequentie van (44- 1/4)fH af en wordt bestuurd door de uitgangsspanning van de optelschakeling 22. Het oscillatie-uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12’a wordt 20 toegevoerd aan het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW'3 en voorts aan een frequentie-omzetter 93, waaraan bovendien het oscillatie-uitgangssignaal van de frequentiedeler 16a wordt toegevoerd. Als gevolg van het feit, dat de centrale frequentie van het oscillatie-uitgangssignaal van de oscillator 12’a de waarde (44 - 1/4)fH heeft, en dat de centrale frequentie van het oscillatie-uitgangssignaal van de frequentiedeler 16a de waarde 35fH heeft, zal het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 93 een centrale 25 frequentie van de waarde (9 - 1/4)fH hebben; dit uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een frequentie-detector 24a die op deze centrale frequentiewaarde discrimineert. De frequentiedetector 24a kan in grote lijnen overeenkomen met de reeds beschreven frequentiedetector 24 en een detectie-uitgangsspanning ED afgeven, die varieert met het frequentieverschil tussen de werkelijke of gedetecteerde frequentie van het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 93 enerzijds en de centrale frequentiewaarde (9 - 1/4)fH van het 30 genoemde uitgangssignaal anderzijds. Dit detectie-uitgangsspanning ED van de detector 24a kan toenemen en afnemen ten opzicht van een voorafbepaalde waarde daarvan wanneer de werkelijke uitgangsfrequentie van de omzetter 93 in benedenwaartse of bovenwaartse richting ten opzichte van de centrale frequentiewaarde (9— 1/4)fH verschuift. Evenals in het voorgaande geval, wordt de detectie-uitgangsspanning ED van de frequentiedetector 24a toegevoerd aan een drempelniveauversterker 25 met ’’middenmootuitholling", 35 zodat het uitgangssignaal van de versterker 25, dat aan de opteller 22 wordt toegevoerd, gelijk aan nul is zo lang als de detectie-uitgangsspanning ED ligt binnen het gebied Va - Vb; het uitgangssignaal van de versterker 25 zal geleidelijk met toenemende waarden van de detectie-uitgangsspanning E0 boven de referentiespanningswaarde Va stijgen, terwijl het signaal een negatieve polariteit zal vertonen en geleidelijk zal dalen voor waarden van de detectie-uitgangsspanning ED, welke in toenemende mate onder de 40 referentiespanningswaarde Vb liggen.
Tijdens signaalweergave door middel van de schakeling 10a vormen de frequentie-omzetters 11 en 14, de oscillatoren 12’a en 15 en de fasecomparator 21 een automatische faseregelschakeling voor het aan de frequentieheromzetter 11 toegevoerde frequentieheromzetsignaal, waarmede kleine tijdbasisfouten, zoals in de uitgelezen chrominantiecomponent optredende fasefouten, worden geëlimineerd uit de uitgelezen 45 chrominantiecomponent. Evenals in het geval van de schakeling volgens figuur 1 wordt het gebied van detectiespanningswaarden ED, waarbinnen de drempelniveauversterker 25 een uitgangssignaal van de waarde nul afgeeft, bepaald met het oog op het invanggebied van de automatische faseregelschakeling; dit wil zeggen, dat de drempelniveauversterker 25 slechts zo lang als de spanningsgestuurde oscillator 12'a door het van de fasecomparator 21 afkomstige gelijkspanningssignaal kan worden ingevangen, een 50 uitgangssignaal van de waarde nul aan de opteller 22 levert.
Voorts kan nog worden opgemerkt, dat tijdens signaalweergave door middel van de schakeling 10a de spanningsgestuurde oscillator 12a, de frequentiedeler 16a en 17a en de fasecomparator 90 een automatische frequentieregelschakeling vormen voor regeling van de uitgangsfrequentie van de frequentie-omzetter 93 in overeenstemming met de frequentie van de aan de fasecomparator 90 toegevoerde, horizontale 55 synchronisatiesignalen PH. Wanneer geen invang door de automatische faseregelschakeling meer mogelijk is, dat wil zeggen wanneer een in de uitgelezen chrominantiecomponent aanwezig tijdbasisfout buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling blijkt te liggen, zal de automatische frequentieregel- 192811 14 schakeling een bijbehorend frequentiefoutsignaal afgeven, dat door de drempelniveauversterker 25 via de opteller 22 aan de spanningsgestuurde oscillator 12’a wordt toegevoerd voor onmiddellijke bijregeling van de frequentie van deze oscillator, en zulks in zodanige zin, dat de draaggolf van de aan frequentieher-omzetting onderworpen chrominantiecomponent weer binnen het invanggebied van de automatische 5 faseregelschakeling wordt gebracht.
Figuur 9 toont een signaalbewerkingsschakeling 10b volgens een andere uitvoeringsvorm; daarbij zijn de met dié van de schakeling volgens figuur 1 of volgens figuur 8 overeenkomende componenten weer met de zelfde verwijzingssymbolen aangeduid. Meer in het bijzonder wordt in dit geval het oscillatie-uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12’a, dat een centrale frequentie van (44- 1/4)fH heeft, rechtstreeks 10 aan de frequentie-omzetter 14 toegevoerd, terwijl tussen het laagdoorlaatfilter 92 en de opteller 22 een schakelaar SW7 is opgenomen, welke dient om, behalve wanneer hij tijdens signaalweergave in zijn gesloten toestand verkeert, de automatische faseregelschakeling buiten werking te stellen. Bij de schakeling 10b volgens figuur 9 wordt bovendien aan een frequentie-omzetter 93b het oscillatie-uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12'a en bovendien het van de spanningsgestuurde oscillator 12b afkomstige 15 oscillatie-uitgangssignaal met een centrale frequentie van 40 fH toegevoerd. Als gevolg hiervan vertoont het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 93b een centrale frequentie van (4- 1/4)fH, hetgeen makkelijker kan worden gedetecteerd door de frequentiedetector 24b dan de hogere frequentie (9 - 1/4)fH van het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 93 van de schakeling 10a volgens figuur 7. Het door de frequentiedetector 24b afgegeven foutsignaal of detectie-uitgangssignaal ED wordt via een schakelaar SW8 20 toegevoerd aan een versterker 25a met een lineaire karakteristiek (tijdens signaalopname) of aan een drempelniveauversterker 25 (tijdens signaalweergave); de uitgangen van de versterkers 25 en 25a zijn beide aangesloten aan de opteller 22.
De automatische frequentieregelschakeling van de signaalbewerkingsschakeling 10b bevat een frequentiedeler 94 voor deling door veertig van het uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 25 12b en geeft derhalve zelf een uitgangssignaal af met een centrale frequentie van fH, dat aan de fasecom-parator 90 wordt toegevoerd voor vergelijking met de horizontale synchronisatiesignalen PH; het uit de vergelijking resulterende uitgangssignaal heeft de vorm van een besturingsgelijkspanning, die via het laagdoorlaatfilter 91 aan de spanningsgestuurde oscillator 12b wordt toegevoerd. Tijdens signaalopname en tijdens signaalweergave door middel van de signaalbewerkingsschakeling 10b wordt derhalve het oscillatie-30 uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12b, dat een centrale frequentie van 40fH heeft, gesynchroniseerd met de frequentie van de horizontale synchronisatiesignalen. Tijdens signaalopname detecteert de frequentiedetector 24b eventuele afwijkingen van het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 93b ten opzichte van de centrale frequentie (4 — 1 /4)fH en geeft een overeenkomstig detectie-signaal of frequentiefoutsignaal ED af, dat via de schakelaar SW8 en de drempelniveauversterker 25a aan 35 de opteller 22 wordt toegevoerd ter verkrijging van een overeenkomstige stuurspanning voor de oscillator 12’a. Tijdens signaalweergave van de schakeling 10b bevindt de schakelaar SW7 zich in zijn gesloten toestand, zodat hij het fasefoutsignaal ED via de opteller 22 aan de oscillator 12’a kan toevoeren, zodat de automatische faseregelschakeling dan kan werken voor eliminatie van tijd basisfouten uit de aan frequentie-heromzetting onderworpen chrominantiecomponent; deze werking vindt plaats door besturing van het aan 40 de frequentieheromzetter 11 toegevoerde frequentieheromzetsignaal zo lang als de tijdbasisfouten zich binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling bevinden. Wanneer de gedetecteerde tijdbasisfouten zich binnen dit invanggebied bevinden, zal ook de resulterende detectie-uitgangsspanning ED van de frequentiedetector 24b binnen het bijbehorende ”middenmoot”-gebied van de drempelniveauversterker 25 bevinden, zodat de laatstgenoemde geen uitgangssignaal aan de opteller 22 afgeeft, met als 45 gevolg, dat de automatische frequentieregelschakeling niet werkzaam is voor regeling van de spanningsgestuurde oscillator 12’a. Zodra de gedetecteerde tijdbasisfouten echter buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling blijken te vallen, zal ook de detectie-uitgangsspanning of het frequentiefoutsignaal Ed van de frequentiedetector 24b buiten het gebied, waarin de drempelniveauversterker 25 een uitgangssignaal van de waarde nul afgeeft, terecht komen, zodat de versterker 25 dan een geschikte 50 uitgangsgelijkspanning via de opteller 22 aan de spanningsgestuurde oscillator 12’a toevoert voor overeenkomstige verandering van de uitgangsfrequentie van de oscillator 12'a en van de frequentie-omzetter 14, waardoor de aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent weer automatisch binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling wordt gebracht, welke dan zijn functie hervat.
Figuur 10 toont een signaalbewerkingsschakeling 10c, waarvan de componenten weer grotendeels met 55 de zelfde verwijzingssymbolen als diè van voorgaande uitvoeringsvormen zijn aangeduid. Tijdens signaalopname door middel van de schakeling 10c ontvangt de frequentie-omzetter 14 het referentiesignaal van de frequentie fs van de referentieoscillator 15 enerzijds en een oscillatiesignaal van de centrale frequentie 15 192811 (44 - 1 /4)fH van een automatische frequentieregelschakeling anderzijds (namelijk via het vaste opneem-contact R van een schakelaar SW’3). De automatische frequentieregelschakeling van de signaalbewerkings-schakeling 10c bevat een spanningsgestuurde oscillator 12a, die een oscillatie-uitgangssignaal met een centrale frequentie van 175fH afgeeft aan een frequentiedeler 13, die na frequentiedeling door vier een 5 gewenst signaal met een centrale frequentie van (44 - l/4)fH afgeeft. Het oscillatie-uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12a wordt voorts toegevoerd aan een frequentiedeler 101 voor deling door 175, zodat een uitgangssignaal met een centrale frequentie van fH wordt verkregen, dat in een fasecompa-rator 90 wordt vergeleken met de horizontale synchronisatiesignalen PH. Het resulterende uitgangssignaal van de fasecomparator 90 wordt via een laagdoorlaatfilter 91 als stuursignaal toegevoerd aan de spannings-10 gestuurde oscillator 12a. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn geworden, dat het tijdens signaaiopname door middel van de schakeling 10c aan de frequentie-omzetter 11 toegevoerde frequentieomzetsignaal voor frequentie-omzetting in benedenwaartse richting van de chrominantiecomponent van zijn oorspronkelijke of standaardkleurhulpdraaggolffrequentiewaarde naar de lager gelegen hulpdraaggolffrequentiewaarde van 688 kHz is gesynchroniseerd met de uit het op te nemen kleurenvideosignaal afgescheiden, horizontale 15 synchronisatiesignalen.
Tijdens signaalweergave door middel van de signaalbewerkingsschakeling 10c worden uit de aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent door de kleursalvopoortschakeling 20 de kleursalvosignalen afgescheiden, welke vervolgens in de fasecomparator 21 worden vergeleken met het van de referentieoscillator 15 afkomstige referentiesignaal; uit deze vergelijking resulteert een gelijkspannings-20 signaal of fasefoutsignaal, dat via het laagdoorlaatfilter 92 en de opteller 22 als stuursignaal wordt toegevoerd aan de spanningsgestuurde oscillator 12’a, die een centrale frequentie van (44 - 1/4)fH heeft. Dit uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12’a wordt tijdens signaalweergave via het contact P van de schakelaar SW’3 toegevoerd aan de frequentie-omzetter 14, waaraan tevens het van de referentieoscillator 15 afkomstige oscillatie-signaal wordt toegevoerd, zodat het gewenste frequentieheromzetsignaal 25 wordt verkregen.
De van de spanningsgestuurde oscillator 12'a en van de oscillator 12a via de frequentiedeler 13 ontvangen signalen, die beiden nominale of centrale frequentiewaarde (44- 1/4)fH hebben, worden respectievelijk aan de contacten a en b van een schakeleenheid SW9 toegevoerd, voor afwisselende transmissie naar een frequentiedetector 95. Zoals schematisch is aangeduid, kan de frequentiedetector 95 30 een frequentie-omzetter 96 bevatten, waaraan het ingangssignaal voor de frequentiedetector 95 zowel rechtstreeks als via een geschikte faseverschui' *er 97 zodanig wordt toegevoerd, dat het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 96 de vorm heeft van een detectiespanning, die zich bevindt op een niveau, dat correspondeert met de afwijking, die de werkelijke frequentie van het dan via de schakeleenheid SW9 toegevoerde signaal vertoont ten opzichte van de centrale frequentiewaarde (44 - 1/4)fH. Het uitgangs-35 signaal van de frequentiedetector 95 wordt door de schakeleenheid SW10 afwisselend aan de contacten a en b van de schakeleenheid SW9 toegevoerd. De schakeleenheden SW9 en SW10 zijn zodanig met elkaar gekoppeld, dat zij slechts tijdens signaalweergave door middel van de schakeling 10c afwisselend met hun bijbehorende contacten a en b in aanraking verkeren; daarbij heeft de wisselfrequentie een waarde van 30Hz. Tijdens het ene beeld van een uitgelezen kleurenvideosignaal zullen de schakeleenheden SW9 en 40 SW10 derhalve met hun bijbehorende contact a in aanraking verkeren ter verkrijging, aan het contact a van de schakeleenheid SW10, van een detectie-uitgangsspanning, die een fasefout vertegenwoordigt, te weten de faseafwijking, die het oscillatie-uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12’a vertoont ten opzichte van het signaal van de centrale frequentie (44- 1/4)fH. Tijdens een volgende beeldinterval van het uitgelezen kleurenvideosignaal zullen de schakeleenheden SW9 en SW10 met hun bijbehorende contact b in 45 aanraking verkeren ter verkrijging, aan het contact b van de schakeleenheid SW10, van een detectie- uitgangsspanning, die in dit geval een frequentiefout vertegenwoordigt, te weten de frequentie-afwijking van het oscillatieuitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12a ten opzichte van de centrale frequentiewaarde 175fH.
De afwisselend door de frequentiedetector 95 aan de contacten a en b van de schakeleenheid SW10 50 toegevoerde detectie-uitgangsspanningen, die respectievelijk een fasefout en een frequentiefout vertegenwoordigen, worden respectievelijk via de versterkers 98a en 98b voor oplading van respectievelijk de capaciteiten 99a en 99b gebruikt. Deze capaciteiten houden derhalve de afwisselend bemonsterde fase- en frequentiefouten vast, waarbij de ladingen van de capaciteiten 99a en 99b worden toegevoerd aan respectievelijk de + en de - ingang van de drempelniveauversterker 100, waarvan de uitgang is verbonden 55 met de opteller 22. De drempelniveauversterker 100 reageert op het verschil tussen de door de ladingen op respectievelijk de capaciteiten 99a en 99b vertegenwoordigde fasefoutsignaal en frequentiefoutsignaal en dient voor toevoer van een met dit verschil overeenkomende gelijkspanning via de opteller 22 aan de 192811 16 spanningsgestuurde oscillator 12’a wanneer het verschil tussen de aan de genoemde ingangen van de versterker toegevoerde foutsignalen een voorafbepaald bedrag te boven gaat, welk bedrag overeenkomt met het genoemde ’’middenmootgebied” van de versterker 100.
Uit de voorgaande beschrijving de signaalbewerkingsschakeling 10c zal duidelijk zijn geworden, dat 5 tijdens signaalweergave eventuele kleine tijdbasisfouten uit de uitgelezen chrominantiecomponent worden geëlimineerd door middel van de automatische faseregelschakeling; zo lang als dergelijke fouten binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling liggen, zal de automatische frequentieregel-schakeling het uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12’a niet beïnvloeden. Wanneer een gedetecteerde tijdbasisfout echter buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling blijkt te 10 liggen, zal de toename van het frequentiefoutsignaal ten opzichte van het fasefoutsignaal tot gevolg hebben, dat de drempelniveauversterker 100 een uitgangssignaal afgeeft, dat de besturing van de spanningsgestuurde oscillator 12’a overneemt om deze weer binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling te brengen.
Figuur 11 toont een signaalbewerkingsschakeling 10d, die in hoofdzaak met de schakeling 10c volgens 15 figuur 10 overeenkomt, doch waarbij een enkel of één enkel spanningsgestuurde oscillator 12 wordt toegepast, welke een centrale frequentiewaarde van 175fH heeft. De met diè van de schakeling van eerder beschreven uitvoeringsvormen overeenkomende componenten zijn in figuur 11 ook weer met de zelfde verwijzingssymbolen aangeduid. Betreffende de schakeling volgens figuur 11 wordt opgemerkt, dat het oscillatie-uitgangssignaal van de oscillator 12 aan deling door vier in een frequentiedeler 13 wordt onderwor-20 pen teneinde een signaal met een centrale frequentie van (44 - 1/4)fH te verkrijgen, dat tezamen met het oscillatie-uitgangssignaal van de frequentie-oscillator 15 aan een frequentie-omzetter 14 wordt toegevoerd. Evenals in voorgaande gevallen vormt het uitgangssignaal van de frequentie-omzetter 14 het frequentie-omzetsignaal, dat aan de frequentie-omzetter 11 moet worden toegevoerd voor frequentie-omzetting van de chrominantiecomponent naar een lager gelegen kleurhulpdraaggolffrequentiewaarde, hetgeen geschiedt bij 25 signaalopname, of voor frequentieheromzetting van de uitgelezen chrominantiecomponent naar de standaardkleurhulpdraaggolffrequentiewaarde, hetgeen tijdens signaalweergave geschiedt.
Tijdens signaalopname door middel van de schakeling 10d wordt het uitgangssignaal van de oscillator 12 verder door 175 gedeeld in een frequentiedeler 101, waarvan het uitgangssignaal de centrale frequentie fH heeft en in een fasecomparator 90 wordt vergeleken met de uit het opgenomen kleurenvideosignaal 30 afgescheiden, horizontale synchronisatiesignalen PH. Het uitgangssignaal van de fasecomparator 90 wordt via een laagdoorlaatfilter 91 en het vaste opneemcontact R van de schakelaar SW3 als stuurspanning aan de spanningsgestuurde oscillator 12 toegevoerd voor zodanige besturing daarvan, dat het oscillatie-uitgangssignaal van deze oscillator met de horizontale synchronisatiesignalen wordt gesynchroniseerd.
Tijdens signaalweergave door middel van de schakeling 10d is de schakelaar SW3 overgeschakeld naar 35 het vaste weergeefcontact P, zodat de spanningsgestuurde oscillator 12 dan door het uitgangssignaal van de opteller 22 wordt bestuurd. Daarbij worden door middel van de poortschakeling 20 uit de aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent afgescheiden kleursaivosignalen in de fasecomparator 21 met het referentie-oscillatiesignaal van de referentieoscillator 15 vergeleken ter verkrijging van een bijbehorende gelijkspanning of fasefoutsignaal, dat via het filter 92 aan de opteller 22 wordt toegevoerd. Zo 40 lang als de optredende tijdbasisfouten binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling liggen, (de referentie-oscillator 15, de poortschakeling 20, de fasecomparator 21, het filter 92, de opteller 22, de oscillator 12, de deler 13 en de frequentie-omzetter 11 en 14), worden zij door de automatische faseregelwerking uit de aan frequentieheromzetting onderworpen chrominantiecomponent geëlimineerd.
Voorts kan worden opgemerkt, dat bij de signaalbewerkingsschakeling 10d het oscillatie-uitgangssignaal 45 van de frequentiedeler 101, dat een centrale frequentiewaarde van fH heeft, bovendien wordt toegevoerd aan het contact a van een schakeleenheid SW’9, die tevens een contact b bevat, waaraan de op geschikte wijze uit het uitgelezen kleurenvideosignaal afgescheiden, horizontale synchronisatiesignalen PH worden toegevoerd. De schakeleenheid SW’g is gekoppeld met de ingang van een frequentiedetector 95’ van soortgelijk type als de eerder beschreven frequentiedetector 95, welke in hoofdzaak bestaat uit een 50 faseverschuiver 97’ en een frequentie-omzetter 96’. Het uitgangssignaal van de frequentiedetector 95’ wordt toegevoerd aan een schakeleenheid SW’10 met contacten a en b, die respectievelijk via de versterkers 98a en 98b met de capaciteiten 99a en 99b zijn gekoppeld. Evenals in het geval van de schakeleenheden SWg en SW10 zijn de schakeleenheden SW’9 en SW’10 mechanisch met elkaar gekoppeld en worden zij tijdens signaalweergave met een schakelfrequentie van 30Hz bestuurd, zodat zij afwisselend detectiespanningen 55 afgeven, welke respectievelijk de frequentie-afwijking van het uitgangssignaal van de frequentiedeler 101 ten opzichte van de centrale frequentiewaarde fH en de afwijking van de horizontale sychronisatiesignalen PH ten opzichte van de frequentie fH vertegenwoordigen. Deze respectievelijk de fase- en de frequentie-

Claims (4)

17 192811 fouten vertegenwoordigende gelijkspanningen worden door respectievelijk de capaciteiten 99a en 99b vastgehouden; wanneer tussen beide spanningen een voldoende groot verschil optreedt, reageert de drempeiniveauversterker 100 door toevoer van een geschikte gelijkspanning via de opteller 22 en de schakelaar SW3 aan de spanningsgestuurde oscillator 12. Als gevolg daarvan, zal de drempelniveau-5 versterker 100 van de schakeling 10d steeds wanneer een in de uitgelezen chrominantiecomponent optredende tijdbasisfout buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling blijkt te liggen, een aanvullende correctiespanning aan de oscillator 12 toevoeren, waardoor deze naar het invanggebied van de automatische faseregelschakeling wordt teruggebracht. Figuur 12 toont een signaalbewerkingsschakeling 10e, die in grote lijnen met de schakeling 10a volgens 10 figuur 8 overeenkomt, zodat de met diè van deze schakeling overeenkomende componenten van de schakeling 10e ook weer met de zelfde verwijzingssymbolen zijn aangeduid. Tijdens signaalopname door middel van de schakeling 10e wordt het oscillatie-uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12a aan vier-deling onderworpen door de frequentiedeler 13a, zodat het signaal van de frequentie (44 - 1/4)fH wordt verkregen, dat via het vaste opneemcontact R van de schakelaar SW’3 aan de frequentie-omzetter 14 15 wordt toegevoerd voor combinatie met het oscillatiesignaal van de referentie-oscillator 15 tot het frequentie-omzetsignaal voor de frequentie-omzetter 11. Tijdens signaalweergave door middel van de schakeling 10e wordt het oscillatiesignaal met een centrale frequentiewaarde van (44- 1/4)fH via het vaste weergeefcontact P van de schakelaar SW’3 aan de frequentie-omzetter 14 toegevoerd door de oscillator 12’a, die normaal wordt bestuurd door eliminatie van binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling 20 gelegen tijdbasisfouten; deze besturing vindt plaats door middel van de gelijkspanning of het fasefout-signaal, dat door de fasecomparator 21 via het filter 92 en de opteller 22 aan de spanningsgestuurde oscillator 12'a wordt toegevoerd. Het uitgangssignaal van de opteller 22, dat het fasefoutsignaal vertegenwoordigt, wordt voorts toegevoerd aan een + ingang van een drempeiniveauversterker 100, die aan zijn -ingang een frequentiefoutsignaal ontvangt. Meer in het bijzonder wordt bij de automatische frequentieregel-25 schakeling van de signaalbewerkingsschakeling 10e volgens figuur 12 het uitgangssignaal van de spanningsgestuurde oscillator 12a achtereenvolgens aan frequentiedeling door de frequentiedelers 16a en 17a onderworpen, waardoor een uitgangssignaal met een centrale frequentie fH wordt verkregen. Dit uitgangssignaal van de frequentiedeler 17a wordt in de fasecomparator 90 vergeleken met de uit het uitgelezen kleurenvideosignaal afgescheiden, horizontale synchronisatiesignaal PH; de daaruit resulterende 30 gelijkspanning of frequentiefoutsignaal wordt via het filter 91 toegevoerd aan de spanningsgestuurde oscillator 12a en voorts aan de - ingang van de drempeiniveauversterker 100. Het zal duidelijk zijn, dat wanneer een in de uitgelezen chrominantiecomponent optredende tijdbasisfout buiten het invanggebied van de automatische faseregelschakeling komt te liggen, het verschil tussen de respectievelijk aan de + ingang en de - ingang van de drempeiniveauversterker 100 toegevoerde gelijkspanningen of foutsignalen het 35 ’’middenmootgebied” van de versterker zal overschrijden, dat wil zeggen voldoende groot zal zijn om de versterker 100 via de opteller 22 een gelijkspanning aan de spanningsgestuurde oscillator 12’a te laten toevoeren. Als gevolg daarvan wordt terugkeer naar het invanggebied van de automatische faseregelschakeling verkregen. Zo lang als de tijdbasisfouten daarentegen binnen het invanggebied van de automatische faseregelschakeling liggen, zal het uitgangssignaal van de drempeiniveauversterker 100 op 40 het niveau nul blijven, zodat de spanningsgestuurde oscillator 12’a dan slechts door de automatische faseregelschakeling wordt bestuurd. 45
1. Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal, omvattende een signaal-generator met een spanningsgestuurde oscillator voor het opwekken van een frequentie-omzettingssignaai voor het omzetten van de frequentie van het informatiesignaal, een automatische fasebesturingsschakeling met een fasevergelijkingsschakeling, die is ingericht om binnen een vooraf bepaald vergrendelingsgebied in 50 reactie op afwijkingen van een tijdbasissignaal van het informatiesignaal ten opzichte van een vast referentiesignaal een fasefoutsignaal te verschaffen, voor het besturen van de spanningsgestuurde oscillator voor het opwekken van het frequentie-omzettingssignaai, en automatische frequentiebesturingsschakfiling met frequentie detectiemiddelen, die zijn ingericht om in reactie op tijdbasisfouten van het informatiesignaal een frequentiefoutsignaal te verschaffen en een optelschakeling voor het vormen van een uit de fout-55 signalen samengesteld stuursignaal voor de spanningsgestuurde oscillator voor het opwekken van het frequentie-omzettingsignaal, met het kenmerk, dat de automatische frequentiebesturingsschakeling is voorzien van een drempeiniveauversterker met een eerste en tweede drempelgrens voor het omzetten van 192811 18 het frequentiefoutsignaal in een aan de drempelschakeling toe te voeren signaal, waarbij de drempelniveau-versterker zodanig is ingericht dat geen signaal aan de optelschakeling wordt toegevoerd als het frequentiefoutsignaal hoger is dan de laagste drempelgrens en lager is dan de hoogste drempelgrens, het aan de optelschakeling toe te voeren signaal van positieve polariteit is als het frequentiefoutsignaal hoger is dan de 5 hoogste drempelgrens in van negatieve polariteit is als het frequentiefoutsignaal lager is dan de laagste drempelgrens, waarbij de eerste en tweede drempelgrens van de drempelniveauversterker zijn gekozen in samenhang met de grenzen van het vergrendelingsprofiel van de automatische fasebesturingsschakeling.
2. Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal volgens conclusie 1, waarbij de automatische frequentiebesturingsschakeling is voorzien van eerste middelen voor het verschaffen van een 10 van een frequentie-omzettingssignaal afgeleid eerste frequentiesignaal en een tweede middelen voor het verschaffen van een van het signaal voor de horizontale synchronisatie van het informatiesignaal afgeleid tweede frequentiesignaal, met het kenmerk, dat de frequentiedetectiemiddelen zijn voorzien van een frequentiedetector voor het vormen van een met de frequentie van een aan de ingangsaansluiting toegevoerd frequentiesignaal evenredig uitgangssignaal, een met de ingangsaansluiting verbonden eerste 15 schakelaar voor afwisselende toevoer van het eerste en het tweede frequentiesignaal, een met de uitgangsaansluiting van de frequentiedetector verbonden tweede schakelaar, die synchroon met de eerste schakelaar wordt bedreven, een eerste en een tweede signaalniveaufixatieschakeling, die met de tweede schakelaar zijn verbonden om, afwisselend het uitgangssignaal van de frequentiedetector te ontvangen en te behouden en een drempelniveauversterker met twee ingangsaansluitingen die zijn verbonden met de 20 uitgangsaansluitingen van de eerste en de tweede signaalniveauschakeling, waarbij de drempelversterker is ingericht voor het verschaffen van het door het verschil van de aan de ingangsaansluitingen toegevoerde spanningssignalen bepaalde frequentiefoutsignaal dat wordt omgezet in het aan de optelschakeling toe te voeren signaal.
3. Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal volgens conclusie 1, waarbij de 25 automatische frequentiebesturingsschakeling is voorzien van eerste middelen voor het verschaffen van een van het frequentie-omzettingssignaal afgeleid eerste frequentiesignaal en van tweede middelen voor het verschaffen van een van het signaal voor de horizontale synchronisatie van het informatiesignaal afgeleid tweede frequentiesignaal, met het kenmerk, dat de automatische frequentiebesturingsschakeling is voorzien van een frequentie-omzetter die is ingericht voor het ontvangen van het eerste en het tweede frequentie-30 signaal en voor het vormen van een frequentiesignaal met een frequentie die gelijk is aan het verschil van de frequenties van het eerste en het tweede frequentiesignaal en de frequentie-detectiemiddelen zijn voorzien van een frequentiedetector die is ingericht voor het ontvangen van het door de frequentie-omzetter gevormde frequentiesignaal en voor het vormen van een met de frequentie van het ontvangen frequentiesignaal evenredig spanningsuitgangsignaal, dat als frequentiefoutsignaal wordt toegevoerd aan de 35 drempelniveauversterker.
4. Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de tweede middelen voor het verschaffen van een van het signaal van de horizontale synchronisatie van het informatiesignaal afgeleid tweede frequentiesignaal zijn voorzien van een lus-schakeling met een spanningsgestuurde oscillator en een vergelijkingsschakeling voor het verschaffen van 40 het aan de oscillator van de lusschakeling toe te voeren stuursignaal dat een maat vormt voor de afwijking tussen het signaal voor de horizontale synchronisatie van het informatiesignaal en een door frequentiedeling van het uitgangssignaal van de oscillator van de lusschakeling verkregen signaal. Hierbij 9 bladen tekening
NL7712631A 1976-11-16 1977-11-16 Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal. NL192811C (nl)

Applications Claiming Priority (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP13807976 1976-11-16
JP13807976A JPS5362421A (en) 1976-11-16 1976-11-16 Processing circuit for color video signal
JP13981176A JPS5364417A (en) 1976-11-20 1976-11-20 Process circuit for color video signal
JP13981176 1976-11-20
JP14456676A JPS5368515A (en) 1976-11-30 1976-11-30 Process circuit for color video signal
JP14456676 1976-11-30
JP15524176A JPS5378725A (en) 1976-12-23 1976-12-23 Process circuit for color video signal
JP15524176 1976-12-23

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL7712631A NL7712631A (nl) 1978-05-18
NL192811B NL192811B (nl) 1997-10-01
NL192811C true NL192811C (nl) 1998-02-03

Family

ID=27472115

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7712631A NL192811C (nl) 1976-11-16 1977-11-16 Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal.

Country Status (11)

Country Link
US (1) US4208674A (nl)
AT (1) AT380368B (nl)
AU (1) AU513705B2 (nl)
CA (1) CA1113182A (nl)
CH (1) CH626208A5 (nl)
DE (1) DE2751285C2 (nl)
FR (1) FR2371106A1 (nl)
GB (1) GB1567084A (nl)
IT (1) IT1090837B (nl)
NL (1) NL192811C (nl)
SE (1) SE423472B (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5831152B2 (ja) * 1977-10-17 1983-07-04 ソニー株式会社 カラ−映像信号の処理回路
JPS6033034B2 (ja) * 1978-12-19 1985-07-31 ソニー株式会社 Apc形色同期回路
US4490749A (en) * 1980-11-22 1984-12-25 Victor Company Of Japan, Ltd. Color video signal recording and/or reproducing system
JPS57124986A (en) * 1981-01-26 1982-08-04 Victor Co Of Japan Ltd Color video signal reproducing device
JPS57124985A (en) * 1981-01-26 1982-08-04 Victor Co Of Japan Ltd Color video signal reproducing device
US4370680A (en) * 1981-02-25 1983-01-25 Tokyo Shibaura Denki Kabushiki Kaisha Color signal processing device for video recorder
JPS59164918U (ja) * 1983-04-21 1984-11-05 ソニー株式会社 ビデオ信号及びデイジタル信号の再生装置
DE3520321C1 (de) * 1985-06-07 1986-12-18 Philips Patentverwaltung Gmbh, 2000 Hamburg Schaltungsanordnung fuer einen Videorecorder
US4745494A (en) * 1985-06-12 1988-05-17 Hitachi Video Eng. Inc. System for correcting time base error of information reproducing apparatus
KR100201244B1 (ko) * 1989-10-03 1999-06-15 다카노 야스아키 크로마 신호의 지터 제거 회로 및 이를 이용한 텔레비젼 수상기
US6449421B1 (en) * 1994-08-05 2002-09-10 Funai Electric Co., Ltd. Video signal processor having a reduced number of oscillation units
US5651036A (en) * 1996-05-09 1997-07-22 National Semiconductor Corporation Third harmonic suppression scheme for a wave used in a phase-to-frequency converter
US8000049B2 (en) * 2006-02-10 2011-08-16 Seagate Technology Llc Self-servo writing using reference patterns with timing correction

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3499984A (en) * 1965-08-17 1970-03-10 Victor Company Of Japan Timing error detecting system
DE1762131B1 (de) * 1968-04-13 1970-07-02 Fernseh Gmbh Schaltungsanordnung zur Nachregelung eines Grobzeitfehlerausgleichers fuer Farbfernsehsignale,die von einem Speicher,insbesondere von einem Magnetband,abgenommen werden
US3528026A (en) * 1968-05-01 1970-09-08 Hughes Aircraft Co Coarse-fine phase locked loop
JPS5714074B1 (nl) * 1969-02-21 1982-03-20
US3629491A (en) * 1969-11-03 1971-12-21 Bell & Howell Co Signal-correcting apparatus
US3804974A (en) * 1970-12-28 1974-04-16 Tokyo Shibaura Electric Co Apparatus for recording and reproducing color video signals
US3871020A (en) * 1973-05-07 1975-03-11 Rca Corp Chrominance signal correction
JPS5412167B2 (nl) * 1973-09-07 1979-05-21
JPS5625072B2 (nl) * 1974-01-12 1981-06-10
JPS5346570B2 (nl) * 1974-02-18 1978-12-14
JPS5430848B2 (nl) * 1975-02-20 1979-10-03
US4069462A (en) * 1976-12-13 1978-01-17 Data General Corporation Phase-locked loops

Also Published As

Publication number Publication date
GB1567084A (en) 1980-05-08
CA1113182A (en) 1981-11-24
CH626208A5 (nl) 1981-10-30
DE2751285A1 (de) 1978-05-18
SE7712848L (sv) 1978-05-17
AT380368B (de) 1986-05-12
US4208674A (en) 1980-06-17
DE2751285C2 (de) 1987-04-02
IT1090837B (it) 1985-06-26
SE423472B (sv) 1982-05-03
ATA818277A (de) 1985-09-15
NL192811B (nl) 1997-10-01
NL7712631A (nl) 1978-05-18
FR2371106A1 (fr) 1978-06-09
FR2371106B1 (nl) 1982-04-30
AU3068977A (en) 1979-05-24
AU513705B2 (en) 1980-12-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4825299A (en) Magnetic recording/reproducing apparatus utilizing phase comparator
NL192811C (nl) Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal.
US4200881A (en) Encoding and transcoding apparatus for video disc systems
US4110785A (en) Clock generator for video signal processing
CA1099813A (en) Color video signal recording and/or reproducing system
JPH06507297A (ja) ビデオレコーダーのナーバスクロック信号発生器
US4196445A (en) Time-base error correction
US4672469A (en) Delay time adjusting system for video signal reproducing apparatus having heads scanning across multiple tracks
NL192715C (nl) Videobandapparaat.
US4010490A (en) Video recording and reproducing apparatus with crosstalk reduction
US4208673A (en) Color recorder for reducing crosstalk
US4209800A (en) Magnetic color video recording and reproducing system with color killer circuit
US3974519A (en) Apparatus for reproducing a PAL color television signal which is recorded on a record carrier and drop out compensation
US4157565A (en) Apparatus for eliminating time base errors from an information signal
US4283738A (en) NTSC to PAL transcoder
US4236173A (en) Apparatus for reading a disc-shaped record carrier having a PAL color television signal
US4000511A (en) Device for the compensation of drop-outs in a angle-velocity modulated signal
US4079412A (en) Signal processing circuit in a color video signal recording and/or reproducing apparatus
US4466022A (en) Color video signal reproducing apparatus which transforms the recorded signal of one signal format into signals of another format upon reproduction
US5598274A (en) Image signal recording and reproducing system
US4745493A (en) Circuit arrangement for a color image recording and reproduction instrument or a color television receiver
JPS6310636B2 (nl)
US5298999A (en) Jitter detection circuit
GB2091971A (en) Apparatus for processing a PAL color video signal
JPH0625103Y2 (ja) 外部リセット機能付きfm変調回路

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 980203