NL192715C - Videobandapparaat. - Google Patents

Videobandapparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL192715C
NL192715C NL7702190A NL7702190A NL192715C NL 192715 C NL192715 C NL 192715C NL 7702190 A NL7702190 A NL 7702190A NL 7702190 A NL7702190 A NL 7702190A NL 192715 C NL192715 C NL 192715C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frequency
carrier
signal
recorded
track
Prior art date
Application number
NL7702190A
Other languages
English (en)
Other versions
NL7702190A (nl
NL192715B (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL7702190A publication Critical patent/NL7702190A/nl
Publication of NL192715B publication Critical patent/NL192715B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192715C publication Critical patent/NL192715C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/80Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback
    • H04N9/82Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded simultaneously only
    • H04N9/83Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded simultaneously only the recorded chrominance signal occupying a frequency band under the frequency band of the recorded brightness signal
    • H04N9/84Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback the individual colour picture signal components being recorded simultaneously only the recorded chrominance signal occupying a frequency band under the frequency band of the recorded brightness signal the recorded signal showing a feature, which is different in adjacent track parts, e.g. different phase or frequency
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N5/00Details of television systems
    • H04N5/76Television signal recording
    • H04N5/91Television signal processing therefor
    • H04N5/92Transformation of the television signal for recording, e.g. modulation, frequency changing; Inverse transformation for playback

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)
  • Signal Processing Not Specific To The Method Of Recording And Reproducing (AREA)

Description

1 192715
Videobandapparaat
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een videobandapparaat met een te roteren magneetkop-inrichting met twee magneetkoppen, dat is voorzien van registratiemiddelen voor het registreren van een 5 videokleurensignaal in opeenvolgende onderling evenwijdige sporen op een magnetische registratiedrager en van weergeefmiddelen voor het weergeven van het in opeenvolgende onderling evenwijdige sporen op een magnetische registratiedrager geregistreerd videokleurensignaal, waarbij de registratiemiddelen zijn voorzien van modulatiemiddelen voor het op een draaggolf moduleren van de luminantiecomponent van het te registreren videokleurensignaal voor het verschaffen van een frequentiegemoduleerd luminantiesignaal, 10 dat met gebruikmaking van de magneetkoppen wordt geregistreerd op de magnetische registratiedrager.
Een dergelijk videobandapparaat is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7410324, die ter inzage is gelegd op 5 september 1977. Het bekende videobandapparaat is voorzien van een te roteren magneet-kopinrichting met twee magneetkoppen waarvan de luchtspleet een onderling verschillende azimut-hoek vormt met de richting van de onderling evenwijdige registratiesporen op de in de vorm van een magneet-15 band uitgevoerde magnetische registratiedrager.
Bij toepassing van twee magneetkoppen met een luchtspleet met een onderling verschillende azimut-hoek kan het videokleurensignaal in aaneengrenzende, onderling evenwijdige sporen zonder tussenliggende beschermingsbanden worden geregistreerd omdat het overspraaksignaal dat bij het weergeven van de in de aaneengrenzende sporen geregistreerde videokleursignaal optreedt als de magneetkop van een spoor een 20 aan het af te tasten spoor grenzend ander spoor overlapt aanmerkelijk zwakker is dan het weer te geven videokleurensignaal uit het af te tasten spoor doordat de azimut-hoek van de luchtspleet van de magneetkop afwijkt van de hoek waaronder het videokleurensignaal in het andere spoor is geregistreerd.
Bij toepassing van een magneetkopinrichting met een dergelijke opbouw wordt een grote registratie-dichtheid op de registratiedrager bereikt door het weglaten van de zogenaamde beschermingsbanden 25 tussen opeenvolgende sporen, zodat opeenvolgende sporen direct naast elkaar worden gevormd.
Het door toepassing van twee magneetkoppen met een luchtspleet met een onderling verschillende azimut-hoek te verkrijgen azimut-verlies is afhankelijk van de breedte van de sporen zodat bij een spoorbreedte, kleiner dan een bepaalde waarde het overspraaksignaal uit de aangrenzende sporen alsnog een aanmerkelijk aandeel gaat vormen in het door de betreffende magneetkop voort te brengen signaal.
30 Dientengevolge vormt de spoorbreedte een hinderpaal voor het verkrijgen van een grote registratiedichtheid voor een magnetische registratiedrager.
De uitvinding beoogt te voorzien in een videobandapparaat met een te roteren magneetkopinrichting met twee magneetkoppen voor het met grote dichtheid registreren van videokleurensignalen op een magnetische registratiedrager.
35 Daartoe heeft een videobandapparaat van de in de aanhef beschreven soort volgens de uitvinding het kenmerkt dat, de modulatiemiddelen voor het op een draaggolf moduleren van de luminantiecomponent zijn ingericht voor het verschaffen van een frequentiegemoduleerd luminantiesignaal voor een draaggolf van een eerste draaggolffrequentie en van een frequentiegemoduleerd luminantiesignaal voor een draaggolf van een tweede draaggolffrequentie, waarbij de draaggolffrequentie voor ieder te registreren spoor wisselend wordt 40 ingesteld op een voor het betreffende spoor vaste waarde en de eerste en de tweede draaggolffrequentie zodanig zijn gekozen dat ze onderling verweven zijn en het verschil tussen de eerste en de tweede draaggolffrequentie een oneven veelvoud is van de helft van de frequentie van het signaal voor de horizontale synchronisatie van het te registreren videokleurensignaal.
Door toepassing van een dergelijk videobandapparaat met geschikte modulatormiddelen kan op de 45 registratiedrager een grote registratiedichtheid van registratiesporen worden bewerkstelligd doordat bij het weergeven van het videokleurensignaal dat met gebruikmaking van het videobandapparaat is geregistreerd het signaal voor de weer te geven luminantiecomponent van het videokleurensignaal dat is geregistreerd in het registratiespoor dat wordt afgetast kan worden gescheiden van de overspraaksignalen van de frequentiegemoduleerde luminantiesignalen van het videokleurensignaal dat is geregistreerd in de aan het af 50 te tasten registratiespoor grenzende registratiespoor.
Opgemerkt wordt dat uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7410324 ook bekend is dat de middelen voor het registreren van de chrominantiecomponent van het videokleurensignaal zijn voorzien van middelen voor het in frequentie omzetten of verschuiven van de chrominantiecomponent, die zijn ingericht voor het opwekken van een eerste hulpdraaggolf van een eerste frequentie en van een tweede draaggolf van een 55 tweede frequentie, die bij het in frequentie omzetten van de chrominantiecomponent afwisselend worden toegepast voor het verschaffen van het door de magneetkoppen te registreren chrominantiesignaal. De onderling verschillende frequenties van de hulpdraaggolven zijn zodanig gekozen dat de chrominantiecom- 192715 2 ponent in frequentie wordt omgezet in een eerste en een tweede chrominantiesignaal van twee onderling verschillende draaggolffrequenties, die tussen elkaar vallen en als zodanig onderling zijn verweven. Het verschil in de draaggolffrequenties is gelijk aan een oneven veelvoud van de helft van de frequentie van het signaal voor de horizontale synchronisatie van het videokleurensignaal.
5 De eerste en de tweede chrominantiesignalen worden met gebruikmaking van de magneetkoppen op een zodanige wijze geregistreerd in de registratiesporen dat voor elk lijninterval van de registratiesporen het geregistreerde chrominantiesignaal een andere draaggolffrequentie heeft dan het in het overeenkomende lijninterval van de aangrenzende registratiesporen geregistreerde chrominantiesignaal.
Door deze maatregelen wordt bereikt dat bij het weergeven van het geregistreerde videokleurensignaal 10 de chrominantiecomponent uit het met gebruikmaking van de magneetkoppen te verkrijgen signaal van het in de registratiesporen geregistreerde videokleurensignaal voor elk af te tasten registratiespoor op een eenvoudige wijze kan worden gescheiden van het optredende overspraaksignaal uit de aan het afgetaste registratiespoor grenzende registratiesporen.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van het videobandapparaat zijn de modulatiemiddelen voor het op een 15 draaggolf moduleren van de luminantiecomponent voorzien van een spanningsdeler met een stuurbare schakelaar voor het verschaffen van een eerste of een tweede van de spanningsdeler afgeleide instel-spanning en een optelschakeling voor het optellen van de luminantiecomponent van het te registreren videokleurensignaal en de door de stand van de schakelaar bepaalde instelspanning voor het vormen van het ingangsignaal voor de modulator voor het verschaffen van het op de registratiedrager te registreren 20 luminantiesignaal, waarbij de eerste en de tweede instelspanning zodanig zijn gekozen dat een frequentie-gemoduleerd luminantiesignaal voor een draaggolf van de eerste of de tweede draaggolffrequentie wordt gevormd.
In dit verband wordt opgemerkt dat uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7500380, die ter inzage is gelegd op 15 juni 1975 een videobandapparaat met registratiemiddelen die zijn ingericht om de chrominantiecom-25 ponent van het te registreren videokleurensignaal afwisselend om te zetten in een eerste of een tweede chrominantiesignaal van onderling verschillende draaggolffrequenties bekend is, waarbij in de fase· vergrendelde lusschakeling voor het afwisselend opwekken van een eerste of een tweede frequentieomzet-signaal van onderling verschillende frequenties een optelschakeling wordt toegepast om een met de stand van een schakelaar wisselende eerste of tweede voorspanning van onderling verschillende grootte toe te 30 voegen aan het van de fasevergelijkingsschakeling afkomstige stuursignaal voor de spaninggestuurde oscillator voor het opwekken van de frequentieomzetsignalen. Door het afwisselend toevoegen van de eerste of de tweede voorspanning wordt bij het wisselen van de frequentie van het frequentieomzetsignaai een snelle stabilisatie van de gewenste frequentie van het frequentieomzetsignaai bewerkstelligd.
35 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening tonen: figuur 1, een bovenaanzicht van een magneetkopinrichting voor een inrichting voor registratie en/of weergave van videokleurensignalen; figuren 2A en 2B, de opstelling van de luchtspleten van magneetkoppen in de in figuur 1 weergegeven magneetkopinrichting; 40 figuur 3, een gedeelte van een magneetband, waarop opeenvolgende evenwijdige sporen van geregistreerde videokleurensignalen zijn aangebracht; figuur 4, een blokschema van een basisschakeling voor registratie van videokleurensignalen in opeenvolgende evenwijdige sporen op de magneetband, zoals in figuur 3 is weergegeven; figuur 5, een grafische voorstelling van de werking van de in figuur 4 weergegeven schakeling; 45 figuur 6, een blokschema van een inrichting voor registratie en/of weergave van videokleurensignalering; figuur 7, golfvormen die optreden bij de werking van een gedeelte van de in figuur 6 weergegeven inrichting; en figuren 8A-8G, frequentiespectra die door frequentie-omzetting van de chrominantiecomponent optreden bij de werking van de in figuur 6 weergegeven inrichting voor registratie en/of weergave van videokleuren-50 signalen.
In figuur 1 is weergegeven, dat bij registratie en/of weergave van videosignalen op een magneetband T, gebruik gemaakt wordt van een roteerbare magneetkop 10 die voorzien van een leidtrommel 11 met een sleuf langs de omtrek daarvan, en een tweetal recht tegenover elkaar opgestelde transducenten of 55 magneetkoppen 12A en 12B, die op tegengestelde uiteinden van een roteerbare draagarm 13 aangebracht zijn, zodat zij in een cirkelvormige baan langs de sleuf van de trommel 11 bewogen kunnen worden. De magneetband T wordt door de leidrollers 14A en 14B geleid langs een schroeflijnvormige baan die zich over 3 192715 een aanzienlijk gedeelte van de buitenste omtrek van de trommel 11 uitstrekt. Wanneer de draagarm 13 in de richting van de pijl 15 geroteerd wordt en tegelijkertijd de band T in de door de pijl 16 aangegeven longitudinale richting voortgedreven wordt zullen de koppen 12A en 12B afwisselend opeenvolgende evenwijdige sporen 17 aftasten, die zich over de band T uitstrekken met een bepaalde hoek ten opzichte 5 van de lengterichting van de band (figuur 3). Daarbij tast de kop 12A afwisselende sporen af, bijvoorbeeld 17A·,, 17A2, 17Aa, 17A4.....terwijl de kop 12B de overblijvende afwisselende sporen 17B,, 17B2,17B3, 17B4....aftast. Wanneer men elk van de elkaar opvolgende aangrenzende sporen op de band T beschouwt, bijvoorbeeld de sporen 17A, en 17B,, dan blijkt dat deze sporen afgetast worden door de koppen 12A en 12B.
10 Over het algemeen, maar niet noodzakelijkerwijs, staat in elk van de sporen 17 de signaalinformatie corresponderend met een betreffend rasterinterval van de videosignalen geregistreerd, terwijl elk spoor verdeeld is in opeenvolgende gebieden of gedeelten, waarbij in elk daarvan de signaalinformatie corresponderend aan een iijninterval van het betreffende raster van de videosignalen geregistreerd staat. Elk lijninterval en elk rasterinterval van de videosignalen bevat een terugslag- en een synchronisatiegedeelte, 15 waarbij de betreffende bewegingen in de richtingen van de pijltjes 15 en 16 bij voorkeur geregeld worden in overeenstemming met de synchronisatiesignalen van de te registreren videosignalen teneinde een zogenaamde H-opstelling te verkrijgen van de gebieden waarin lijnintervallen in elk spoor geregistreerd worden ten opzichte van de gebieden waarin lijnintervallen geregistreerd worden in de volgende aangrenzende sporen. Zoals in figuur 3 schematisch is weergegeven worden dus de uiteinden van de marges 20 tussen de gebieden waarin de lijnintervallen in elk van de sporen 17 geregistreerd staan bij voorkeur in de dwars op de lengte van de sporen staande richting volgens een bepaalde opstelling ten opzichte van de aangrenzende uiteinden van deze marges in de volgende aangrenzende sporen opgesteld.
Zoals in figuren 2A en 2B schematisch is weergegeven bezitten de magneetkoppen 12A en 12B luchtspleten 18A en 18B, die met een althans tenminste nagenoeg verschillende azimut-hoek Θ1 en θ2 ten 25 opzichte van het rotatievlak van de koppen 12A en 12B opgesteld staan. Als gevolg van het bovenstaande zal elk van de koppen 12A en 12B bij de registratie van videosignalen in de betreffende sporen op de band T magnetisatie van magnetische gebiedjes in de magnetische laag op de band T teweeg brengen in wat schijnbaar, wanneer deze gebiedjes zichtbaar zouden zijn, een aantal evenwijdige lijnen of strepen langs het betreffende spoor lijken, waarbij de oriëntatie van elk van deze lijnen overeenkomt met de azimuthoek 30 0! of θ2 van de luchtspleet van de betreffende kop 12A of 12B. Bij de weergave van op deze wijze geregistreerde videosignalen wordt elk van de sporen 17A1-17A4 door de magneetkop 12A afgetast, terwijl elk van deze sporen 176,-1704 door de kop 12B afgetast wordt, waaruit volgt dat de luchtspleet 18A of 18B van de kop 12A of 12B tijdens aftasting van een spoor voor weergave van de daarin geregistreerde videosignalen, een bepaalde hoek vertoont ten opzichte van de lijnen van de sporen, die zich het dichtste 35 bij het afgetaste spoor bevinden. Uit het bovenstaande volgt, dat wanneer de kop 12A of 12B tijdens het aftasten van één van de sporen 17A of 17B voor weergave van de daarin geregistreerde videosignalen een aangrenzend spoor 17B of 17A gedeeltelijk aftast, of op andere wijze de in deze aangrenzende sporen geregistreerde signalen weergeeft, het bekende azimutverlies verzwakking van de uit deze aangrenzende sporen weergegeven signalen tot gevolg heeft.
40 In figuur 4 is weergegeven, dat in een basisschakeling 20 voor de registratie van videosignalen, de te registreren videosignalen over een ingangsaansluiting 21 toegevoerd worden aan een laagdoorlatend filter 22, waarna het gedeelte van de videosignalen die het filter 22 gepasseerd zijn aan een frequentiemodulator 23 toegevoerd worden voor het in frequentie moduleren van een relatief hoogfrequentie draaggolf. Het in frequentie gemoduleerde gedeelte van de videosignalen die aan de uitgang van de modulator 23 verkregen 45 wordt wordt over een opneemversterker 24 aan de koppen 12A en 12B toegevoerd ten einde door deze koppen in afwisselende sporen op de band T geregistreerd te worden.
In de basisschakeling zijn middelen aangebracht voor het verschuiven van de draaggolffrequentie van het in frequentie gemoduleerde gedeelte van de videosignalen uit de modulator 23 tussen de van elkaar verschillende eerste en tweede draaggolffrequenties, die onderling verweven zijn waarbij deze middelen 50 voor verschuiving van de draaggolffrequentie zodanig gestuurd wordt, dat aan het in frequentie gemoduleerde gedeelte van de videosignalen de eerste draaggolffrequentie toegevoerd wordt wanneer de kop 12A in werking is teneinde de signalen in het betreffende spoor, bijvoorbeeld één van de sporen 17A,-17A4 in figuur 3 te registreren, terwijl aan het in frequentie gemoduleerde gedeelte van de videosignalen de tweede draaggolffrequentie toegevoerd wordt wanneer de kop 12B in werking is teneinde de signalen in het 55 betreffende spoor, bijvoorbeeld één van de sporen 17B,-17B4 in figuur 3 te registreren. Het in frequentie gemoduleerde gedeelte van de videosignalen wordt dus met de eerste draaggolffrequentie in elk van de sporen 17A,-17A4 geregistreerd, en wordt met de tweede draaggolffrequentie in elk van de sporen 17B,- 192715 4 17B4 geregistreerd.
In de in figuur 4 weergegeven schakeling 20 omvatten de middelen voor het verschuiven van de draaggolffrequentie van het in frequentie gemoduleerde gedeelte van de videosignalen een spanningsdeler, die gevormd wordt door in serie geschakelde weerstanden 25 en 26 en schakeltransistor 27, waarvan de 5 emitter-collector-schakeling parallel met de weerstand 26 opgenomen is, terwijl de basis van de transistor 27 verbonden is met een aansluiting 28 waaraan een blokvormige regelspanning Sy toegevoerd wordt. De regelspanning Sv wordt opgewekt ten behoeve van het toevoeren van afwisselend positieve en negatieve spanningen aan de basis van de transistor 27 gedurende opeenvolgende rasterintervallen van de te registreren videosignalen. Daar de transistor 27 van het NPN-type is geleidt de transistor 27 gedurende elk 10 rasterinterval wanneer de regelspanning Sv positief is en zal deze niet geleiden gedurende elk rasterinterval waarbij de regelspanning Sv relatief negatief is. Wanneer de transistor 27 bij afwisselende rasterintervallen geleidt wordt daarbij de weerstand 26 althans ten minste nagenoeg kortgesloten, terwijl de weerstand 25 een eerste instelspanning afgeeft aan de frequentiemodulator 23, waardoor de modulator een eerste draaggolffrequentie afgeeft. Wanneer daarentegen de transistor 27 niet geleidt bij de afwisselende 15 rasterintervallen zullen de weerstanden 25 en 26 in serie werken en een andere of tweede instelspanning aan de modulator 23 toevoeren, waardoor de modulator een andere of tweede draaggolffrequentie afgeeft.
De frequentie van de oscillator die de in de modulator 23 in frequentie te moduleren draaggolf opwekt is afhankelijk van de daaraan toegevoerde instelspanning, zodat bij het in de geleidende toestand verkeren van de transistor 27, het gedeelte van de videosignalen die door het filter 22 aan de modulator 23 20 toegevoerd wordt de frequentie van de draaggolf in de modulator 23 langs de karakteristieke kromme 29A (figuur 5) heen en weer doet verschuiven. Vanwege de lineaire werking van de frequentiemodulator 23 is de karakteristieke kromme 29A als een rechte lijn in figuur 5 weergegeven. Daarentegen zal gedurende elk rasterinterval waarbij de transistor 27 niet geleidt teneinde de aan de frequentiemodulator 23 toegevoerde instelspanning te veranderen, de frequentie van de draaggolf in de frequentiemodulator 23 langs de 25 karakteristieke kromme 29B in figuur 5 heen en weer schuiven.
Het verschil tussen de aan de frequentiemodulator 23 toegevoerde instelspanningen wanneer de transistor 27 afwisselend geleidt en niet-geleidt is zodanig gekozen, dat de daarmee overeenkomende draaggolffrequenties en de harmonischen daarvan een verweven relatie ten opzichte van elkaar vertonen. Een dergelijke relatie treedt op wanneer de eerste en de tweede, gedurende het registreren in de sporen 30 17A en 17B toegepaste, draaggolffrequenties een hoeveelheid (m+V2)fH ten opzichte van elkaar verschillen, waarbij m een positief geheel getal is en fH de lijnfrequentie of horizontale synchronisatiesignaalfrequentie van de videosignalen is. Dit heeft tot gevolg, dat zelfs wanneer gelijke videosignalen aan de ingangs-aansluiting 21 toegevoerd worden gedurende het registreren in twee aangrenzende sporen, bijvoorbeeld de sporen 17A., en 17B., in figuur 3, de frequenties van de in deze aangrenzende sporen 17A1 en 17B1 35 geregistreerde signalen ten opzichte van elkaar een hoeveelheid (m+1/2)fH verschillen.
Bij weergave van de op de hierboven beschreven wijze geregistreerde, in frequentie gemoduleerde signalen in één van de sporen 17, bijvoorbeeld het spoor 17A2 in figuur 3, en bij de veronderstelling dat elk spoor een kleine breedte bezit om de registratiedichtheid te vergroten, zal de weergeefkop 12A de in het spoor 17A2 geregistreerde signalen detecteren, en eveneens, in enige mate, ten gevolge van het aan elkaar 40 grenzen of elkaar gedeeltelijk bedekken van de aangrenzende sporen, de in de volgende aangrenzende sporen 17B1 en 17B2 geregistreerde signalen. De uit de sporen 17B, en 17B2 weergegeven, in frequentie gemoduleerde signalen, dat wil zeggen de overspraaksignalen, bezitten echter een draaggolffrequentie die een hoeveelheid (m+1/2)fH verschilt van de draaggolffrequentie van de in frequentie gemoduleerde signalen, die gelijktijdig uit het door de kop 12A afgetaste spoor 17A2 weergegeven worden, oftewel het echte' 45 weergegeven signaal. De frequentie van de overspraaksignalen vertoont dus een verweven relatie ten opzichte van de frequentie van het echte weergegeven signaal. Het effect van de overspraaksignalen in het uitgangssignaal van de weergeefkoppen 12A of 12B kan men eveneens interpreteren alsof het frequentie-modulerende signaal van het echte signaal, dat wil zeggen het signaal dat de draaggolf in frequentie moduleert ter verkrijging van het echte weergegeven signaal, gemoduleerd werd door een signaal met 50 frequentie (m+1/2)fH. Wanneer de weergegeven signalen, dat wil zeggen het echte signaal en de overspraaksignalen, in frequentie gedemoduleerd worden, zullen de gedemoduleerde signalen de gewenste videosignalen eveneens een interfered of ruissignaal met de frequentie (m+1/2)fH bevatten. Als gevolg van de frequentie van het interferentie signaal oftewel het ruissignaal zal de fase van laatstgenoemde in opeenvolgende horizontale intervallen van de videosignalen geïnverteerd worden. Bij het toevoeren van de 55 gedemoduleerde signalen aan een kathodestraalbuis zal het ruissignaal als gevolg van overspraak zichzelf visueel op het scherm elimineren en niet als opvallend ruissignaal op het weergegeven beeld zichtbaar zijn.
In figuur 6 is weergegeven, dat in het registratiegedeelte van de inrichting 30 voor registratie en/of 5 192715 weergave van videokleurensignalen een ingangsaansluiting 31 aanwezig is voor ontvangst van de videokleurensignalen die helderheids- of luminantie- en kleur- of chrominantiecomponenten bevatten en bestaan uit lijn-, raster- en beeldintervallen met terugslag- en synchronisatiegedeelten in elk van deze intervallen. De videokleurensignalen worden van de ingangsaansluiting 31 aan een laagdoorlaatfilter 32 5 toegevoerd, die althans ten minste nagenoeg slechts het helderheidsignaal SY aan een automatische versterkingsregelaar 33 toevoert. De helderheidcomponent van de versterker 33, waarvan de versterking gestuurd wordt, wordt toegevoerd aan een klemschakeling 34, die de helderheidscomponent op de gebruikelijke wijze op een vast referentieniveau houdt en voorts de helderheidscomponent afgeeft aan een vooraccentueringsschakeling 35, waarin de hoogfrequente responsie van de helderheidscomponent 10 versterkt wordt voordat deze aan een optelschakeling 36 toegevoerd wordt. Het uitgangssignaal S'Y van de optelschakeling 36 wordt toegevoerd aan een begrenzer 37, waarin het doorschot en de uitslinger-verschijnseien van de in de vooraccentueringsschakeling 35 opgewekte helderheidscomponent geëlimineerd of begrensd worden. Het begrensde uitgangssignaal van de begrenzer 37 wordt toegevoerd aan een frequentiemodulator 38 voor het in frequentie moduleren van een hoogfrequente draaggolf in de modulator 15 38. De in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM uit de modulator 38 wordt via een hoog-doorlaatfilter 39 aan een meng- of optelschakeling 40 toegevoerd.
De draaggolffrequentie van de in frequentiegemoduleerde helderheidscomponent Y'FM uit de modulator 38 wordt verschoven tussen de eerste en de tweede draaggolffrequenties, die ten opzichte van elkaar een frequentie onderling verweven relatie vertonen, waarbij de verschuiving van de draaggolffrequentie zodanig 20 gestuurd wordt dat de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent die in naast elkaar gelegen sporen geregistreerd zijn de eerste en de tweede draaggolffrequenties als frequentie hebben.
In de in figuur 6 weergegeven inrichting 30 voor registratie en/of weergave van videokleurensignalen wordt de verschuiving van de draaggolffrequentie van de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y’fm verkregen door het op selectieve wijze toevoeren van van elkaar verschillende eerste en tweede 25 instelspanningen aan de optelschakeling 36 teneinde opgeteld te worden bij de helderheidscomponent SY voor het op daarmee overeenkomende wijze variëren van de instelspanning van de helderheidscomponent S’v» die door de begrenzer 37 aan de frequentiemodulator 38 toegevoerd wordt. In de inrichting 30 is de schakeling 41 voor het op selectieve wijze toevoeren van de van elkaar verschillende eerste en tweede instelspanningen aan de optelschakeling 36 voorzien van een gelijkspanningsbron in de vorm van een 30 batterij 42, een spanningsdeler bestaande uit een serieschakeling van de weerstanden r1 en r2 die parallel aan de batterij 42 geschakeld zijn, en een schakelinrichting 43. De schakelinrichting 43 is schematisch weergegeven als bestaande uit twee vaste contacten a en b, die verbonden zijn met het gemeenschappelijke punt tussen de weerstand r1 en de batterij 42 en met het gemeenschappelijke punt tussen de weerstanden r1 en r2, en uit een beweegbaar contact c dat afwisselend in contact komt met de contacten a 35 en b en bovendien verbonden is met de ingang van een optelschakeling 36. De schakelinrichting 43 wordt gestuurd door een regelsignaal Sv, dat op een hierna te beschrijven wijze opgewekt wordt voor het toevoeren van een eerste regelspanning aan de schakelinrichting 43 teneinde het beweegbare contact c in contact te brengen met het contact a gedurende de aftasting van een spoor op de band T door de kop 12A, en voor het toevoeren van een andere regelspanning aan de schakelinrichting 43 teneinde het beweegbare 40 contact c in aangrijping te brengen met het contact b gedurende de aftasting van een spoor door de kop 12B.
Daar het gebruikelijk is om een raster van de videokleurensignalen in elk spoor op de band T te registreren zal als gevolg van het regelsignaal Sy het beweegbare contact c van de schakelinrichting 43 van het ene vaste contact a naar het andere vaste contact b en weer terug geschakeld worden gedurende elke 45 verticale terugslagperiode van de videosignalen. Gedurende het in aangrijping verkeren van het beweegbare contact c met het vaste contact a, wordt een relatief hoge instelspanning door de schakelinrichting 43 aan de optelschakeling 36 toegevoerd voor het insteispanningsniveau van de helderheidscomponent SY. Gedurende het in aangrijping verkeren van het beweegbare contact c met het vaste contact b wordt daarentegen een relatief lagere instelspanning door de schakelinrichting 43 aan de optelschakeling 36 50 toegevoerd voor het insteispanningsniveau van de helderheidscomponent SY. Het verschil tussen de aan de optelschakeling 36 toegevoerde instelspanningen gedurende het in aangrijping verkeren van het beweegbare contact c met de vaste contacten a en b wordt bijvoorbeeld bepaald door een geschikte keuze van de waarden van de weerstanden r, en r2, teneinde in de frequentiemodulator 38 het gewenste verschil (m+1/2)fH tussen de eerste en de tweede draaggolffrequenties te verkrijgen, waarmede de in frequentiegemoduleerde 55 helderheidscomponent Y'FM door de koppen 12A en 12B in elkaar afwisselende sporen op de band T geregistreerd wordt.
De aan de ingangsaansluiting 31 toegevoerde videokleursignalen worden van daaruit eveneens aan een 192715 6 banddoorlatend filter 44 toegevoerd, die de chrominantiecomponent S, van de videokleurensignaal scheidt en de chrominantiecomponent door een automatische kleurregelschakeling 45 toevoert aan een frequentie-omzetter 46, waarin de chrominantiecomponent omgezet wordt naar een frequentieband, die lager is dan de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM, die aan de mengschakeling 40 toegevoerd wordt.
5 De resulterende in frequentie omgezette chrominantiecomponent S, wordt van de frequentieomzetter 46 toegevoerd aan een andere ingang van de mengschakeling 40, teneinde hierin gecombineerd te worden met de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM ter verkrijging van een samengesteld signaal Sc, dat door een registratieversterker 47 en een registratieaansluiting R van een registratie-weergaveschakelaar 48 aan de roteerbare 12A en 12B toegevoerd wordt.
10 De helderheidscomponent Sy van de automatische versterkingsregelschakeling 33 wordt eveneens toegevoerd aan een verticale synchronisatie-afscheider 49 en, over een registratie-aansluiting R van een registratie-weergaveschakelaar 50, aan een horizontale synchronisatieafscheider 51, waardoor de afscheider 49 en 51 de verticale synchronisatiesignalen Pv en de horizontale synchronisatiesignalen Ph van de helderheidscomponent scheiden. De afgescheiden verticale synchronisatiesignalen Pv worden van de 15 afscheider 49 afgegeven aan een deler 52, die bijvoorbeeld als flip-flop uitgevoerd is, en regelsignalen afgeeft met een herhalingsfrequentie die een bepaald gedeelde (Y2 χ n) van de herhalingsfrequentie van de afgescheiden verticale synchronisatiesignalen is, waarbij n het aantal in elk van de sporen te registreren rasterintervallen is. In het geval waarbij één rasterinterval in elk van de sporen geregistreerd wordt bedraagt de herhalingsfrequentie van de uit de deler 52 komende regelsignalen de helft van de herhalingsfrequentie 20 van de verticale synchronisatiesignalen, waarbij de deler 52 zoals is weergegeven gevormd wordt door een flip-flop. Het is uiteraard duidelijk, dat de uit de deler of flip-flop 52 komende regelsignalen in overeenstemming met de registratie van videokleurensignalen in elkaar afwisselende sporen, oftewel om het andere spoor, optreden teneinde de sporen te kunnen herkennen waarin de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent geregistreerd is met de eerste en de tweede draaggolffrequentie en de chrominantie-25 component geregistreerd is met de eerste en de tweede draaggolffrequentie, zoals hierna nader zal worden beschreven. De regelsignalen van de deler of flip-flop 52 worden door een versterker 53 en een registratieaansluiting R van een registratie-weergaveschakelaar 54 afgegeven aan een vaste transducent of magneetkop 55 die nabij een longitudinaal randgedeelte van de band T opgesteld is voor registratie van de regelsignalen op enige afstand van elkaar gelegen plaatsen langs de zich in lengterichting uitstrekkende 30 randgedeelten, zoals in figuur 3 met het cijfer 56 is aangegeven.
De regelsignalen uit de deler of flip-flop 52 worden gebruikt voor het regelen van de bewegingen van de koppen 12A en 12B ten opzichte van de band T. Een dergelijk regelstelsel omvat bijvoorbeeld de impulsgenerator 57 voor afgifte van impuissignalen PG bij een bepaalde stand van één van de koppen 12A en 12B ten opzichte van de band T, waarbij bijvoorbeeld de generator 57 een impulssignaal PG afgeeft 35 wanneer de kop 12A een betreffend spoor op de band begint af te tasten. De impulsgenerator 57 omvat bijvoorbeeld een op een aandrijfas 58, waarmee de koppen 12A en 12B geroteerd worden, aangebrachte magneet en een op geschikte wijze langs de cirkelvormige baan van deze magneet opgestelde transducent of spoel, zodat wanneer de kop 12A langs een spoor op de band T in beweging begint te komen, de magneet op de as 58 langs de spoel van de impulsgenerator 57 voortbewogen wordt, waardoor de 40 impulsgenerator een impulssignaal afgeeft. De opeenvolgende impulssignalen van de impulsgenerator 57 worden door een functiegenerator 58 aan een fasecomparator 59 toegevoerd, waaraan eveneens over een registratie-aansluiting R van een registratie-weergaveschakelaar 60 de regelsignalen van de deler of flip-flop 52 toegevoerd worden. De comparator 59 vergelijkt de fases van de regelsignalen van de flip-flop 52 en van de impulssignalen van de generator 57 en geeft een daarmee overeenkomend afremregelsignaal af, die 45 door een regelversterker 61 gevoerd wordt voor het zowel doen af- als toenemen van de snelheid, waarmee de koppen 12A en 12B aangedreven worden door een motor 62, die zodanig met de as 58 gekoppeld is dat de koppen 12A en 12B langs de betreffende sporen op de band T voortbewogen beginnen te worden bij de aanvang van de afwisselende rasterintervallen van de geregistreerde videokleursignalen.
De afgescheiden horizontale synchronisatiesignalen Ph worden van de afscheider 51 toegevoerd aan een 50 flip-flop 63, die een aan een ingang van een EN-poortschakeling 64 toe te voeren regeisignaal Sh afgeeft. Het uitgangssignaal van de functiegenerator 58 wordt eveneens toegevoerd aan een signaalgenerator 65 die het regeisignaal Sv afgeeft, dat aan een schakelinrichting 43 en een tweede ingang van de EN-poortschakeling 64 toegevoerd wordt.
Daar het uitgang- of regeisignaal Sh van de flip-flop 63 in A in figuur 7 weergegeven is als een blokvor-55 mig signaal met hoge en lage intervallen die elk gelijk zijn aan één lijninterval H, terwijl het uitgangs- of regeisignaal Sv van de signaalgenerator 65 in B in figuur 7 weergegeven is als een blokvormig signaal met hoge en lage intervallen die elk gelijk zijn aan één rasterinterval V, en het uitgangs- of regeisignaal Sx van 7 192715 de EN-poortschakeling 64 laag blijft gedurende één geheel rasterinterval Ta en slechts het hoge niveau aanneemt gedurende afwisselende lijnintervallen van het afwisselende rasterinterval Tb, zoals in C in figuur 7 is weergegeven. In de weergegeven opneem- en/of weergeefinrichting 30 wordt het uitgang- of regel-signaal Sx van de EN-poortschakeling 64 gebruikt voor regeling van de verschillende draaggolven voor de 5 in frequentie omgezette chrominantiecomponent Sj, die in naast elkaar gelegen sporen geregistreerd wordt.
In de weergegeven inrichting 30 omvat de schakeling voor het in frequentie omzetten van de chrominantiecomponent Si en voor het afgeven van de verschillende draaggolven waarmee de in frequentie omgezette chrominantiecomponent Sj in naast elkaar gelegen sporen geregistreerd wordt een spanningsgestuurde oscillator 66, die een uitgangssignaal S0 met een centrale frequentie van bijvoorbeeld 44fH afgeeft. Het 10 uitgangssignaal S0 met een centrale frequentie van bijvoorbeeld 44fH afgeeft. Het uitgangssignaal SQ van de oscillator 66 wordt toegevoerd aan een deler 67, teneinde hierin door het getal 44 gedeeld te worden, waarna het uitgangssignaal van de deler 67 toegevoerd wordt aan een comparator 68, waaraan eveneens de afgescheiden horizontale synchronisatiesignalen Ph van de afscheider 51 toegevoerd worden. De comparator 68 vergelijkt de frequentie van het uitgangssignaal van de deler 67 met de frequentie fH van de 15 afgescheiden horizontale synchronisatiesignalen Ph en geeft bij een verschil tussen deze twee frequenties een regelspanning af aan de spanningsgestuurde oscillator 66, waardoor de frequentie van het uitgangssignaal S0 automatisch gestuurd wordt oftewel op de waarde 44 x fH gehouden wordt. Het uitgangssignaal SD van de oscillator 66 wordt toegevoerd aan een frequentie-omzetter 69 die bijvoorbeeld uitgevoerd is als balansmodulator, en waarin het uitgangssignaal Sc in frequentie omgezet wordt door een frequentie-20 omzettend signaal Sp van een spanningsgestuurde oscillator 70 met een centrale frequentie van f-1/4fH, waarbij ή de oorspronkelijke frequentie of standaarddraaggolffrequentie van de chrominantiecomponent S, van de geregistreerde videokleurensignalen is. De balansmodulator of frequentie-omzetter 69 bezit twee uitgangen van tegengestelde polariteit, waarin de frequentie omzettende signalen +Sq en -Sq verschijnen.
De signalen +Sp en -Sqbezitten een onderling tegengestelde fase of polariteit en hebben de frequentie 25 (fj+44fH-V4fH).
De frequentie omzettende signalen +SP en -Sq worden afwisselend aan de frequentie-omzetter 46 toegevoerd over een schakelinrichting 71, die schematisch weergegeven is als bestaande uit een vaste contact a en b die verbonden zijn met de uitgangen van de balansmodulator 69 en uit een beweegbaar contact c dat afwisselend contact maakt met de vaste contacten a en b en verbonden is met de frequentie-30 omzetter 46. De schakelinrichting 71 wordt gestuurd door het regelsignaal Sx van de EN-poortschakeling 64, zodat het beweegbare contact c en de schakelinrichting 71 op het contact a aangrijpt voor toevoer van het frequentie-omzettende signaal +Sq aan de omzetter 46 wanneer het regelsignaal Sx een lage waarde aanneemt, en dat het beweegbare contact c aangrijpt op het vaste contact b en daarbij het frequentie-omzettende signaal -Sp aan de omzetter 46 afgeeft wanneer het regelsignaal Sx een hoge waarde bezit. De 35 afwisselend aan de frequentie-omzetter 46 toegevoerde frequentie-omzettende signalen +Sq en -Sq zetten in de frequentie-omzetter 46 de draaggolffrequentie van de chrominantiecomponent om van de oorspronkelijke frequentie f, naar een relatief lagere draaggolffrequentie fc=44fH-1AfH. Dit heeft tot gevolg, dat de in frequentie omgezette chrominantiecomponent Sj, die van de frequentie-omzetter 46 aan de mengschakeling 40 afgegeven wordt, een frequentieband bezit die lager is dan die van de in frequentie gemoduleerde 40 helderheidscomponent Y'FM. Gedurende die intervallen waarin het frequentie-omzettende signaal -Sq aan de frequentie-omzetter 46 toegevoerd wordt, wordt de polariteit of fase van de draaggolf van de in frequentie omgezette chrominantiecomponent S, omgekeerd ten opzichte van de fase of polariteit van de draaggolf gedurende de intervallen waarin het frequentie-omzettende signaal +Sq aan de frequentie-omzetter 46 toegevoerd wordt.
45 Opgemerkt dient te worden, dat de draaggolffrequentie fc van de in frequentie omgezette chrominantiecomponent Sj voldoet aan de vergelijking fc = 1/4fH (2m-1), waarin m een positief geheel getal is. In het van belang zijnde geval, waarin fc = 44fH -¼ fH, bedraagt de waarde voor m in de hierboven gegeven vergelijking het getal 88. Als gevolg van de hierboven beschreven keuze van de draaggolffrequentie van de in frequentie omgezette chrominantiecom-50 ponent Sj wordt de tweede harmonische van de draaggolf van de in frequentie omgezette chrominantiecomponent zodanig gekozen dat deze een verweven relatie vertoont met de helderheidscomponent, teneinde op deze wijze interferentie tussen deze twee componenten te vermijden. Door het vermijden van deze interferentie kan de in frequentie omgezette chrominantiecomponent met een betrekkelijk hoge amplitude ten opzichte van de amplitude van de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent geregistreerd 55 worden ter verkrijging van een goed signaal-ruisverhouding van de chrominantiecomponent. De in frequentie omgezette chrominantiecomponent Sj en de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM worden in de mengschakeling 40 gecombineerd waardoor de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent 192715 8 Y'fm in amplitude gemoduleerd wordt, waardoor het gecombineerde of samengestelde signaal Sc verkregen wordt, dat door de versterker 47 en een registratie-weergaveschakelaar 48 in de registratiestand aan de koppen 12A en 12B toegevoerd wordt voor registratie in opeenvolgende evenwijdige sporen op de band T.
De schakelaars 48, 50, 54 en 60 zijn met elkaar gekoppeld zodat zij gelijktijdig van de in figuur 6 5 weergegeven registratieposities naar de weergaveposities geschakeld worden, waarbij het beweegbare contact van elk der genoemde schakelaars aangrijpt op de daarmee overeenkomende weergave-aansluiting of -contact P. In het weergavegedeelte van de inrichting 30 is de weergave-aansluiting P van de schakelaar 48 verbonden met een weergeefversterker 72 teneinde hieraan de afwisselend door de koppen 12A en 12B uit de opeenvolgende evenwijdige sporen op de band T weergegeven signalen toe te voeren. De uitgang 10 van de weergeefversterker 72 is gekoppeld met een banddoorlatend filter 73 en een laagdoorlatend filter 74, die de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM en de in frequentie omgezette chrominantie-component Sj van de weergegeven signalen scheiden. De van de weergegeven signalen afgescheiden in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM wordt door een versterker 75 toegevoerd aan een frequentiedemodulator 76 teneinde een gedemoduleerd helderheidscomponent S'Y te verkrijgen. De uit de 15 demodulator 76 verkregen gedemoduleerde helderheidscomponent S'Y bevat veranderingen in het niveau daarvan, die overeenkomen met de verschillende draaggolffrequenties waarmee de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM in de volgende aangrenzende sporen op de band T geregistreerd werden. Om deze veranderingen in het niveau van de gedemoduleerde helderheidscomponent S'Y te elimineren wordt laatstgenoemde toegevoerd aan een aftrekschakeling 77, die eveneens verbonden is met 20 de uitgang van de schakelinrichting 43 teneinde hieruit afwisselend de van elkaar verschillende eerste en tweede instelspanningen te verkrijgen. Deze eerste en tweede instelspanningen worden afwisselend afgetrokken van de gedemoduleerde helderheidscomponent S'Y in de aftrekschakeling 77, waardoor de weergegeven helderheidscomponent Sy verkregen wordt, die door een desaccentueringsschakeling 78 toegevoerd wordt aan een meng- of optelschakeiing 79, waarvan de uitgang verbonden is met een 25 uitgangsaansluiting 80.
De in frequentie omgezette chrominantiecomponent S(, die door het filter 74 van de weergegeven signalen afgescheiden is, wordt door een automatische kleurregelschakeling 81 toegevoerd aan een frequentieheromzetter 82, die afwisselend de frequentie-omzettende signalen +Sq en -Sq uit de schakelinrichting 71 ontvangt, en waardoor de draaggolf van de weergegeven chrominantiecomponent Sj weer 30 omgezet wordt in de oorspronkelijke draaggolffrequentie fj. De resulterende in frequentie omgezette chrominantiecomponent S’j wordt over een kamfilter 83 gevoerd, waarin de chrominantiecomponenten van de overspraaksignalen geëlimineerd of onderdrukt worden, waardoor alleen de chrominantiecomponent Cs van de uit een bepaald spoor door de kop 12A of 12B weergegeven videosignalen aan de mengschakeling 79 toegevoerd wordt teneinde gecombineerd te worden met de helderheidscomponent Sy van de schakeling 35 78, waardoor de gewenste weergegeven en aan de uitgangsaansluiting 80 afgegeven videosignalen verkregen worden.
De uitgang van het kamfilter 83 is eveneens verbonden met een salvopoortschakeling 84 die de salvosignalen uit de heromgezette chrominantiesignaalcomponent S'j afscheidt en deze afgescheiden salvosignalen toevoert aan een ingang van een fasecomparator 85. Een oscillator 86 geeft voor de 40 chrominantiecomponent een uitgangssignaal af op de standaard of oorspronkelijke draaggolffrequentie fj, waarna dit uitgangssignaal toegevoerd wordt aan een tweede ingang van de comparatorschakeling 85.
De uitgang van de fasecomparator 85 is verbonden met een weergave-aansluiting P van een schakelaar 87, die eveneens gekoppeld is met de schakelaars 48, 50, 54 en 60, zodat bij weergave het uitgangssignaal van de fasecomparator 85 als regelspanning aan de spanningsgestuurde oscillator 70 wordt afgegeven. Bij 45 weergave heeft elk faseverschil tussen de door de poortschakeling 84 uit de heromgezette chrominantiecomponent afgescheiden salvosignalen en het uitgangssignaal van de oscillator 86 tot gevolg, dat de comparator 85 een regelspanning afgeeft aan de spanningsgestuurde oscillator 70 ter verkrijging van een gewenste verandering in de fase van de omzettende signalen +Sq en -Sp, waardoor automatische faseregeling verkregen wordt voor het elimineren van zogenaamde jitter van een in reactie op aan de 50 uitgangsaansluiting 80 verkregen videosignalen op een kathodestraalbuis weergegeven beeld.
Bij weergave wordt wederom het regelsignaal Sx voor het in werking brengen van de schakelinrichting 71 verkregen uit de EN-poortschakeling 64 en wel in reactie op de regelsignalen Sv en Sh van de signaal-generator 65 en de flip-flop 63. De signaalgenerator 65 reageert weer op het uitgangssignaal van de functiegenerator 58, die reageert op de impulssignalen PG van de impulsgenerator 57. Bij weergave geeft 55 de vaste kop 55 echter de geregistreerde regelsignalen 56 weer, die de sporen 17A, - 17A< van de sporen 17B-, - 17B4 onderscheidt. De door de kop 55 weergegeven regelsignalen worden over de weergave-aansluiting P van de schakelaar 54 toegevoerd aan de versterker 88, waarna het uitgangssignaal van deze 9 192715 versterker een weergave-aansluiting P van de schakelaar 60 aan de comparator 59 afgegeven wordt. De comparator 59 vergelijkt de fase van de weergegeven regelsignalen 56 met die van het uitgangssignaal van de functiegenerator 58 teneinde een geschikt regelsignaal af te geven, dat door versterker 61 toegevoerd wordt voor regeling van de rotatie van de koppen 12A en 12B door de motor 62. De beschreven servorege-5 ling is werkzaam teneinde te waarborgen, dat elk van de sporen op de band T door de voor registratie van videosignalen in een dergelijk spoor gebruikte zelfde kop 12A of 12B afgetast zal worden, en dat bovendien het aan de EN-poortschakeling 64 toegevoerde regelsignaal Sv dezelfde relatie met de weergegeven videosignalen zal vertonen als met de geregistreerde videosignalen. Dat wil zeggen dat, wanneer het regelsignaal Sv een lage en een hoge waarde aanneemt gedurende de registratie van videosignalen door 10 middel van de koppen 12A en 12B, het regelsignaal Sv identiek hieraan een lage en een hoge waarde aanneemt gedurende de weergave van de signalen door middel van de koppen 12A en 12B. Voorts is de weergave-aansluiting van de schakelaar 50 verbonden met de uitgang van de schakeling 78, zodat bij weergave de horizontale synchronisatie-afscheider 51 de horizontale synchronisatiesignalen van de weergegeven helderheidscomponent βγ zal afscheiden voor regeling van de oscillator 66 en de flip-flop 63. 15 Bij registratie bevindt elk van de schakelaars 48, 50, 54, 60 en 87 zich in de registratiepositie teneinde in aangrijping te komen met de betreffende registratie-aansluiting R, zoals in figuur 6 is weergegeven. Bij registratie wordt het uitgangssignaal van de flip-flop 52, die gestuurd wordt door de van de helderheidscomponent SY van de aan de ingangsaansluiting 31 toegevoerde videosignalen afgescheiden verticale synchronisatiesignalen Pv in de fasecomparator 59 vergeleken met het uitgangssignaal van de functie-20 generator 58, die door impulssignalen PG van de impulsgenerator 57 gestuurd wordt, waardoor een geschikt servoregelsignaal ontstaat waarmee de roterende bewegingen van de koppen 12A en 12B gestuurd worden teneinde de koppen 12A en 12B het aftasten van de afwisselende sporen 17 op de band T te doen beginnen bij de aanvang van de betreffende rasterintervallen van de videokleurensignalen.
Gedurende registratie wordt de werking van de schakelinrichting 44 gestuurd door het regelsignaal Sv 25 van de signaalgenerator 65, die reageert op het uitgangssignaal van de functiegenerator 58, waardoor de schakeling 41 vein elkaar verschillende eerste en tweede instelspanningen toevoert aan de optelschakeling 36 gedurende de rasterintervallen van de binnenkomende videokleurensignalen, welke door de koppen 12A en 12B geregistreerd zullen worden. Bij optelling met van de binnenkomende videokleurensignalen afgescheiden chrominantiecomponent SY in de schakeling 36 hebben deze eerste en tweede instel-30 spanningen tot gevolg, dat in de frequentiemodulator 38 het gewenste verschil van (m+y2)fH tussen de draaggolffrequenties verkregen wordt, waarmede de resulterende in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'fm ïn elkaar afwisselende sporen op band T geregistreerd wordt door middel van de koppen 12A en 12B. Dat wil zeggen, dat de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM van het samengestelde of gecombineerde signaal Sc, die door de koppen 12A en 12B in op de band T naast elkaar 35 liggende sporen, bijvoorbeeld in de sporen 17A2 en 17B, in figuur 3 geregistreerd zijn, verschillende draaggolffrequenties vertonen, die ten opzichte van elkaar een verweven relatie vertonen.
Gedurende registratie wordt bovendien de chrominantiecomponent S,, die van de binnenkomende videokleurensignalen afgescheiden is en de oorspronkelijke of standaarddraaggolffrequentie f| bezit, in de frequentieomzetter 46 door de frequentie omzettende signalen +Sq of -Sq beïnvloedt, waardoor de in 40 frequentie omgezette chrominantiecomponent Sj ontstaat met de gereduceerde draaggolffrequentie fc=44fH-1/ifH. De frequentieband van de in frequentie omgezette chrominantiecomponent Sj is dus lager dan die van in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent YFM, waarmee hij in de mengschakeling 40 gecombineerd werd ter verkrijging van het samengestelde of gecombineerde signaal Sc, die door de koppen 12A en 12B afwisselend in de opeenvolgende sporen op de band T geregistreerd werd. Het afwisselend 45 toevoeren van de frequentie omzettende signalen +Sq en -Sq aan de frequentie-omzetter 46 wordt bepaald door de schakelinrichting 71, die op zijn beurt weer gestuurd wordt door het regelsignaal Sx uit de EN-poortschakeling 64. Daar de frequentie omzettende signalen +Sq en -Sq een tegengestelde fase of polariteit vertonen zal het effect daarvan in de frequentie-omzetter 46 zodanig zijn, dat aan de resulterende in frequentie omgezette chrominantiecomponent Sj de draaggolven Ca en -Ca toegevoerd worden, die 50 eveneens van tegengestelde fase of polariteit zijn. Zoals uit de golfvorm C in figuur 7 blijkt blijft het regelsignaal Sx op een laag niveau gedurende één geheel rasterinterval Ta, bijvoorbeeld gedurende elk door de kop 12A geregistreerd rasterinterval, en zal het signaal Sx slechts gedurende afwisselende lijnintervallen van het afwisselend rasterinterval Tb een hoge waarde aannemen, bijvoorbeeld bij elk door de kop 12B geregistreerd rasterinterval. Gedurende elk door de kop 12A geregistreerd rasterinterval wordt dus het 55 frequentie omzettende signaal +sq ononderbroken toegevoerd aan de frequentie-omzetter 46, waardoor de opeenvolgende lijnintervallen van elk door de kop 12A geregistreerd rasterinterval voorzien wordt van een draaggolf van de zelfde polariteit, zoals bijvoorbeeld eerder met volle lijnen weergegeven pijltjes op het 192715 10 spoort 17A2 in figuur 3 is weergegeven. Gedurende opeenvolgende lijnintervallen van elk door de kop 12B geregistreerd rasterinterval worden daarentegen de frequentie omzettende signalen +Sq en -Sq afwisselend aan de frequentie-omzetter 46 toegevoerd, waardoor de opeenvolgende lijnintervallen van elk door de kop 12B geregistreerd rasterinterval afwisselend geregistreerd wordt met de draaggolven Ca en -Ca van 5 tegengestelde polariteit, zoals bijvoorbeeld door de met volle lijnen weergegeven pijltjes op het spoor 17Bn in figuur 3 weergegeven. Voor weergave worden de schakelaars 48, 50, 54, 60 en 87 overgeschakeld om aan te grijpen met de bijbehorende weergave-aansluitingen P, waardoor de afwisselend door de koppen 12A en 12B uit de opeenvolgende sporen op de band T weergegeven signalen door de schakelaar 48 en de weergeefversterker 72 aan de filters 73 en 74 toegevoerd worden, waardoor de frequentie gemoduleerde 10 helderheidscomponent Y'FM en de in frequentie omgezette chrominantiecomponent S, van de weergegeven signalen gescheiden worden. Tijdens weergave wordt de rotatie van de koppen 12A en 12B gestuurd op basis van een vergelijking van de door vaste kop 55 uit de band T weergegeven regelsignalen 56 met de impulssignalen PG uit de impulsgenerator 57, waardoor de signalen die in de betreffende sporen van de band T door de koppen 12A en 12B geregistreerd zijn ook door de koppen 12A en 12B weergegeven 15 worden. Als gevolg van deze servoregeling van de rotatie van de koppen 12A en 12B vertonen de regelsignalen sv van de signaalgenerator 65 voor regeling van de schakelinrichting 43 en het regelsignaal sx van de EN-poortschakeling 64 voor regeling van de schakelinrichting 71 dezelfde relatie ten opzichte van de positionering van de koppen 12A en 12B bij weergave als bij registratie.
De in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y'FM, die van de weergegeven signalen afgeschei-20 den is wordt in de frequentiedemodulator 76 gedemoduleerd waardoor de gedemoduleerde helderheidscomponent S'Y verkregen wordt, die zoals hierboven beschreven is, niveauveranderingen vertoont, welke corresponderen met de verschillende draaggolffrequenties waarmee de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent Y’FM in de volgende aangrenzende sporen op de band T geregistreerd wordt. Door het regelen van de schakelinrichting 43 door middel van het regelsignaal Sv worden de verschillende in de 25 aftrekschakeling 77 van de helderheidscomponent s'Y af te trekken instelspanningen zodanig gekozen, dat deze niveauveranderingen geëlimineerd worden en de gewenste weergegeven helderheidscomponent Sy via de schakeling 78 aan de mengschakeling 79 wordt afgegeven. Gedurende weergave wordt overspraak of interferentie met betrekking tot de helderheidscomponent van de videosignalen gedeeltelijk geëlimineerd als gevolg van de verschillende azimuthoeken, welke de luchtspleten van de koppen 12A en 12B vertonen, en 30 eveneens als gevolg van het feit dat de in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent met verschillende draaggolffrequenties in de aangrenzende sporen geregistreerd is. Wanneer elk van de sporen op de band T ter vergroting van de registratiedichtheid een breedte bezitten, waardoor het azimutverlies niet voldoende is om overspraak met betrekking tot de in aangrenzende sporen geregistreerde, in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent te voorkomen, zal de kop 12A bij het aftasten van het spoor 17Aj, de 35 in dat spoor geregistreerde signalen detecteren en eveneens in enige mate de in het volgende aangrenzende spoort 17B., geregistreerde signalen. De door de kop 12A uit het spoort weergegeven, in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent, oftewel de overspraakhelderheidscomponent, zal echter een draaggolffrequentie bezitten die een hoeveelheid (m+1/2)fH van de draaggolffrequentie van gelijktijdig uit het door de kop 12A afgetaste spoor 17Ag weergegeven, in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent 40 verschilt. De frequentie van de overspraakhelderheidscomponent vertoont dus een verweven relatie met de frequentie van de echte weergegeven helderheidscomponent.
Dit heeft tot gevolg, dat wanneer de van de weergegeven signalen afgescheiden en in frequentie gemoduleerde helderheidscomponent in de frequentiedemodulator 76 gedemoduleerd wordt, de gedemoduleerde helderheidscomponent SY de gewenste helderheidscomponent maar eveneens een interfererend 45 signaal of ruissignaal met frequentie (m+1/2)fH bevat, waardoor het ruissignaal in opeenvolgende horizontale intervallen van de videosignalen een fase-omkering ondergaat. Wanneer de aan de uitgangsaansluiting 80 verkregen, weergegeven videosignalen aan een kathodestraalbuis toegevoerd worden zal het interfererend signaal of ruïssignaal tengevolge van de overspraakhelderheidscomponent zichzelf op het scherm van de kathodestraalbuis elimineren, waardoor geen opvallend ruissignaal op het weergegeven beeld zichtbaar is. 50 Wat betreft de in frequentie omgezette chrominantiecomponent kunnen we stellen, dat het toevoeren van de draaggolven Ca, -Ca van tegengestelde fase of polariteit in opeenvolgende lijnintervallen of gebieden van elk door de kop 12B geregistreerd spoor tot gevolg heeft, dat een nieuwe draaggolf Cb ontstaat waarvan de frequentiecomponenten (figuur 8B) 1/2fH verschoven zijn ten opzichte van de frequentiecomponenten van de draaggolf Ca (figuur 8a), waarmee de in frequentie omgezette chrominantiecomponent teneinde een 55 verweven relatie daarmede te vertonen door de kop 12A in de volgende aangrenzende sporen geregistreerd is.
Wanneer de kop 12A het spoor 17A2 op de band T aftast voor het weergeven van de daarin geregis-

Claims (4)

11 192715 treerde, in frequentie omgezette chrominantiecomponent door middel van de draaggolf Ca, zal de frequentie omgezette chrominantiecomponent van het gelijktijdig door de kop 12A uit het volgende aangrenzende spoort 17B., weergegeven ongewenste of overspraaksignaal een draaggolf bezitten, die een verweven relatie vertoont met de draaggolf Ca, zoals met de onderbroken lijntjes in C'„ in figuur 8C is weergegeven. 5 Wanneer de kop 12B het spoort 17Bn aftast voor weergave van de daarin door middel van de draaggolf cb geregistreerde, in frequentie omgezette chrominantiecomponent zal de in frequentie omgezette chrominantiecomponent van de gelijktijdig door de kop 12B uit het volgende aangrenzende spoor 17A;>weergegeven ongewenste of overspraaksignaal een draaggolf bezitten, waarvan de frequentie een verweven relatie vertoont met de draaggolf Cb, zoals door middel van de gebroken lijntjes in C'a in figuur 8D is weergegeven. 10 Bij weergave wordt schakelinrichting 71 weer gestuurd door het regelsignaal Sx uit de EN-poortschakeling 64, waardoor de frequentie-heromzetter 82 gedurende het aftasten van een spoor door de kop 12A het frequentie omzettende signaal +Sq ononderbroken toegevoerd krijgt, en de frequentie omzettende signalen +Sq en -Sq afwisselend toegevoerd worden aan de frequentie-heromzetter 82 voor opeenvolgende lijnintervallen gedurende het aftasten van een spoor door de kop 12B. Dit heeft tot gevolg, 15 dat gedurende het aftasten van een spoor door de kop 12A de frequentieomzetter 82 de draaggolf Ca van de dan weergegeven chrominantiecomponent heromzet in een draaggolf (figuur 8E) met de oorspronkelijke of standaarddraaggolffrequentie f,, terwijl de frequentie van de draaggolf C'b van de overspraakchromi-nantiecom ponent op dezelfde wijze verschoven wordt, waardoor deze midden tussen de belangrijkste zijbanden van de gewenste draaggolf terecht komt, zoals door middel van gebroken lijntjes in figuur 8E 20 is weergegeven. Gedurende het aftasten van een spoor door de kop 12B zal op dezelfde wijze de frequentieheromzetter 82 de draaggolf Cb van de dan uit een spoor weergegeven chrominantiecomponent heromzetten in een draaggolf Csb (figuur 8F) waarvan de frequentie eveneens gelijk is aan de oorspronkelijke of standaardgolffrequentie fj, terwijl de draaggolf C'a van de overspraakchrominantiecomponent zodanig in frequentie verschoven wordt, dat deze midden tussen de belangrijkste zijbanden van de gewenste 25 draaggolf Csb terecht komt, zoals door middel van gebroken lijntjes in figuur 8F is weergegeven. De heromgezette draaggolven en Csb van de gedurende afwisselende rasterintervallen weergegeven chrominantiecomponent bezitten elk dezelfde draaggolffrequentie f„ terwijl de chrominantiecomponent van het ongewenste of overspraaksignaal in beide gevallen midden tussen de belangrijkste zijbanden van de gewenste draaggolf gelegen is en derhalve geëlimineerd kan worden door gebruik te maken van het 30 kamfilter 83, waardoor de gewenste heromgezette chrominantiecomponent Cs verkregen wordt, die zoals in figuur 8G is weergegeven geen overspraakchrominantiecomponent bevat. 35
1. Videobandapparaat met een te roteren magneetkopinrichting met twee magneetkoppen, dat is voorzien van registratiemiddelen voor het registreren van een videokleurensignaal in opeenvolgende onderling evenwijdige sporen op een magnetische registratiedrager en van weergeefmiddelen voor het weergeven van het in opeenvolgende onderling evenwijdige sporen op een magnetische registratiedrager geregistreerd 40 videokleurensignaal, waarbij de registratiemiddelen zijn voorzien van modulatormiddelen voor het op een draaggolf moduleren van de luminantiecomponent van het te registreren videokleurensignaal voor het verschaffen van een frequentiegemoduleerd luminantiesignaal, dat met gebruikmaking van de magneetkoppen wordt geregistreerd op de magnetische registratiedrager, met het kenmerk, dat de modulatie-middelen voor het op een draaggolf moduleren van de luminantiecomponent zijn ingericht voor het 45 verschaffen van een frequentiegemoduleerd luminantiesignaal voor een draaggolf van een eerste draaggolffrequentie en van een frequentiegemoduleerd luminantiesignaal voor een draaggolf van een tweede draaggolffrequentie, waarbij de draaggolffrequentie voor ieder te registreren spoor wisselend wordt ingesteld op een voor het betreffend spoor vaste waarde en de eerste en de tweede draaggolffrequentie zodanig zijn gekozen dat ze onderling verweven zijn en het verschil tussen de eerste en de tweede draaggolffrequentie 50 een oneven veelvoud is van de helft van de frequentie van het signaal voor de horizontale synchronisatie van het te registreren videokleurensignaal.
2. Videobandapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de modulatiemiddelen voor het op een draaggolf moduleren van de luminantiecomponent zijn voorzien van een spanningsdeler met een stuurbare schakelaar voor het verschaffen van een eerste of een tweede van de spanningsdeler afgeleide instel- 55 spanning en een optelschakeling voor het optellen van de luminantiecomponent van het te registreren videokleurensignaal en de door de stand van de schakelaar bepaalde instelspanning voor het vormen van het ingangsignaal voor de modulator voor het verschaffen van het op de registratiedrager te registreren Ι9^ΠΟ 12 luminantiesignaal, waarbij de eerste en de tweede wisselspanning zodanig zijn gekozen dat een frequentie-gemoduleerd luminantiesignaal voor een draaggolf van de eerste of van de tweede draaggolffrequentie wordt gevormd.
3. Videobandapparaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de magneetkopinrichting is voorzien van 5 een aftastinrichting voor het aftasten van de rotatiepositie van de magneetkoppen, die is ingericht voor het opwekken van een van de rotatiepositie van de magneetkoppen afgeleid stuursignaal van de schakelaar voor het verschaffen van de instelspanning.
4. Videobandapparaat volgens één van de voorgaande conclusies waarbij de weergeefmiddelen zijn voorzien van middelen voor het vormen van de luminantiecomponent van het weer te geven videokleuren- 10 signaal, die zijn ingericht voor het demoduleren van het met gebruikmaking van de magneetkoppen te verkrijgen signaal van het frequentiegemoduleerde luminantiesignaal van het op een magnetische registratiedrager geregistreerd videokleurensignaal, met het kenmerk, dat de middelen voor het vormen van de luminantiecomponent van het weer te geven videokleurensignaal zijn voorzien van een schakeling die is ingericht voor het elimineren van de onderling verschillende signaalspanningen die bij het demoduleren van 15 het met gebruikmaking van de magneetkoppen te verkrijgen signaal van het frequentiegemoduleerde luminantiesignaal van het op de magnetische registratiedrager geregistreerde videokleurensignaal worden gevormd ais gevolg van de aanwezigheid van de onderling verschillende draaggolffrequenties in het frequentiegemoduleerde luminantiesignaal van het geregistreerde videokleurensignaal. Hierbij 4 bladen tekening
NL7702190A 1976-03-01 1977-03-01 Videobandapparaat. NL192715C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP51021997A JPS5857035B2 (ja) 1976-03-01 1976-03-01 カラ−映像信号の記録装置
JP2199776 1976-03-01

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL7702190A NL7702190A (nl) 1977-09-05
NL192715B NL192715B (nl) 1997-08-01
NL192715C true NL192715C (nl) 1997-12-02

Family

ID=12070647

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7702190A NL192715C (nl) 1976-03-01 1977-03-01 Videobandapparaat.

Country Status (11)

Country Link
US (1) US4165518A (nl)
JP (1) JPS5857035B2 (nl)
AT (1) AT368340B (nl)
AU (1) AU2254077A (nl)
CA (1) CA1088204A (nl)
DE (2) DE2759517C2 (nl)
FR (1) FR2343385A1 (nl)
GB (1) GB1535482A (nl)
IT (1) IT1083485B (nl)
NL (1) NL192715C (nl)
SE (1) SE444251B (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5437528A (en) * 1977-08-30 1979-03-20 Sony Corp Processing circuit for video signal
JPS54143021A (en) * 1978-04-28 1979-11-07 Sony Corp Processing circuit of video signal
US4635135A (en) * 1979-10-26 1987-01-06 Rca Corporation Recording bias method and circuit
US4490749A (en) * 1980-11-22 1984-12-25 Victor Company Of Japan, Ltd. Color video signal recording and/or reproducing system
US4481546A (en) * 1981-10-19 1984-11-06 Hitachi, Ltd. Modulator-demodulator for obtaining and demodulating frequency-modulated signal
JPS58121890A (ja) * 1981-12-15 1983-07-20 Olympus Optical Co Ltd 画像記録再生装置
JPS58191584A (ja) * 1982-05-01 1983-11-08 Pioneer Video Kk 映像情報の記録方式及び記録装置
JPS59101993A (ja) * 1982-12-01 1984-06-12 Mitsubishi Electric Corp 映像信号記録再生装置
JPS59182693A (ja) * 1983-03-31 1984-10-17 Victor Co Of Japan Ltd 映像信号記録方式
DE3404326C1 (de) * 1984-02-08 1985-02-14 Deutsche Thomson-Brandt Gmbh, 7730 Villingen-Schwenningen Videorecorder mit Verringerung des Bilduebersprechens
JPS63185177A (ja) * 1987-01-27 1988-07-30 Sony Corp 周波数変調回路
DE59007435D1 (de) * 1989-08-17 1994-11-17 Nokia Deutschland Gmbh Videogerät.
KR950003637B1 (ko) * 1992-12-03 1995-04-17 삼성전자 주식회사 주파수 변조장치

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3925816A (en) * 1968-07-10 1975-12-09 Sony Corp Magnetic recording system with overlapping tracks of high and low frequency information
NO144464C (no) * 1973-07-31 1981-09-09 Sony Corp Apparat for opptegning av informasjonssignaler
US4007484A (en) * 1973-07-31 1977-02-08 Sony Corporation Magnetic recording and/or reproducing apparatus with chrominance crosstalk elimination
US4007482A (en) * 1973-07-31 1977-02-08 Sony Corporation Magnetic recording and/or reproducing apparatus
GB1497865A (en) * 1973-12-28 1978-01-12 Sony Corp Magnetic recording and/or reproducing apparatus
JPS5625072B2 (nl) * 1974-01-12 1981-06-10
JPS531171B2 (nl) * 1974-01-21 1978-01-17
US4012771A (en) * 1974-02-05 1977-03-15 Sony Corporation Apparatus for recording and/or reproducing color video signals
JPS5171727A (nl) * 1974-12-19 1976-06-21 Victor Company Of Japan

Also Published As

Publication number Publication date
FR2343385A1 (fr) 1977-09-30
GB1535482A (en) 1978-12-13
CA1088204A (en) 1980-10-21
JPS52105729A (en) 1977-09-05
ATA137077A (de) 1982-01-15
JPS5857035B2 (ja) 1983-12-17
IT1083485B (it) 1985-05-21
AU2254077A (en) 1978-08-31
SE7702211L (sv) 1977-09-02
DE2759517C2 (de) 1982-05-19
FR2343385B1 (nl) 1981-01-16
NL7702190A (nl) 1977-09-05
DE2708609A1 (de) 1977-09-08
AT368340B (de) 1982-10-11
US4165518A (en) 1979-08-21
SE444251B (sv) 1986-03-24
DE2708609C2 (de) 1982-05-06
NL192715B (nl) 1997-08-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL192715C (nl) Videobandapparaat.
EP0102811A2 (en) Video signal recording apparatus
US3918085A (en) Magnetic recording and/or reproducing apparatus
US4007484A (en) Magnetic recording and/or reproducing apparatus with chrominance crosstalk elimination
CA1124835A (en) Secam recording and reproducing system
US3852520A (en) Color video signal store
US4134126A (en) Color recorder having means for reducing luminance crosstalk in displayed image
CA1214868A (en) Apparatus for recording and/or reproducing video and audio signals
NL192861C (nl) Videobandapparaat.
US4208673A (en) Color recorder for reducing crosstalk
US4012771A (en) Apparatus for recording and/or reproducing color video signals
US4283737A (en) Video signal reproducing apparatus with circuit avoiding skew distortion when operated at abnormal speed and/or direction
CA1092704A (en) Apparatus for recording and reproducing video signals on a magnetic tape movable at different speeds
NL192811C (nl) Inrichting voor het elimineren van tijdbasisfouten in een informatiesignaal.
GB2066613A (en) Interconnecting a colour television camera with a recording device
US4041526A (en) Control of automatic color control and color killer circuits in video signal reproducing apparatus
KR880001790B1 (ko) 음성 재생이 개선된 비데오 레코더
JPS60210082A (ja) 画像のクロスト−クの低減装置を備えたビデオレコ−ダ
US4186411A (en) Recording and playback modulation method and apparatus
NL8102261A (nl) Inrichting voor het weergeven van een videosignaal.
US3992719A (en) Video signal recording/reproducing apparatus wherein the phase of the recorded signal is synchronized with the scanning head
US4115820A (en) System for reproducing a video signal
US4480265A (en) PAL Comb filter
US3798361A (en) Magnetic recording and/or reproducing system
JPH0459831B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 971202