NL192896C - Faseservobesturingsschakeling voor een videobandapparaat met een regiefunctie. - Google Patents
Faseservobesturingsschakeling voor een videobandapparaat met een regiefunctie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL192896C NL192896C NL8006178A NL8006178A NL192896C NL 192896 C NL192896 C NL 192896C NL 8006178 A NL8006178 A NL 8006178A NL 8006178 A NL8006178 A NL 8006178A NL 192896 C NL192896 C NL 192896C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- signal
- pulse
- phase
- circuit
- flip
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B27/00—Editing; Indexing; Addressing; Timing or synchronising; Monitoring; Measuring tape travel
- G11B27/02—Editing, e.g. varying the order of information signals recorded on, or reproduced from, record carriers
- G11B27/022—Electronic editing of analogue information signals, e.g. audio or video signals
- G11B27/024—Electronic editing of analogue information signals, e.g. audio or video signals on tapes
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B15/00—Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
- G11B15/18—Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
- G11B15/1808—Driving of both record carrier and head
-
- G—PHYSICS
- G11—INFORMATION STORAGE
- G11B—INFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
- G11B2220/00—Record carriers by type
- G11B2220/90—Tape-like record carriers
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Multimedia (AREA)
- Management Or Editing Of Information On Record Carriers (AREA)
- Television Signal Processing For Recording (AREA)
- Control Of Electric Motors In General (AREA)
- Rotational Drive Of Disk (AREA)
Description
1 192896
Faseservobesturingsschakeling voor een videobandapparaat met een regiefunctie
De uitvinding heeft betrekking op een faseservobesturingsschakeling voor het besturen van de rotatie-beweging van een voor opname of weergave van een videosignaal dienende magneetkop, omvattende: 5 - een pulsgenerator voor het leveren van een de rotatiefase van de roteerbare magneetkop representerend pulsvormig signaal; - een stuurschakeling voor het leveren van een stuursignaal voor het besturen van een de rotatiefase van de roteerbare magneetkop representerend pulsvormig signaal, waarbij de breedte van de pulsen van het stuursignaal gemoduleerd wordt op basis van het faseverschil tussen het pulsvormige signaal en een op 10 een op te nemen videosignaal betrekking hebbend eerste synchronisatiesignaal; en - een fasedetectieschakeling voor detectie van het faseverschil tussen het eerste synchronisatiesignaal en een op het uitgelezen videosignaal betrekking hebbend tweede synchronisatiesignaal, waarbij het uitgangssignaal van de fasedetectieschakeling wordt toegevoerd aan de stuurschakeling ter modulatie van het stuursignaal.
15 Een dergelijke faseservobesturingsschakeling is bekend uit de Franse octrooiaanvrage met publikatie-nummer 2.415.829.
De uit deze literatuurplaats bekende faseservobesturingsschakeling is geschikt voor een videoband· recorder die niet van regie- of redactiemogelijkheden is voorzien.
Bij deze faseservobesturingsschakeling is het tweede signaal dan ook een signaal dat wordt afgeleid van 20 het feitelijke toerental van de koppentrommel.
Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke schakeling die kan worden toegepast bij van een regie- of redactiefunctie voorziene videobandrecorders. Hierbij is het immers noodzakeiijk, dat een nieuwe opname direct aansluit op een reeds op de band aanwezig opname, zodat zonder verschuivingen van horizontale en verticale synchronisatiesignalen, die tot korte, doch hinderlijke 25 verstoringen van het later weer te geven beeld voeren, worden vermeden.
Dit doel wordt bereikt, doordat de stuurschakeling omvat: - een eerste flipflop die wordt ingesteld door het uitgangssignaal van de fasedetectieschakeling en die wordt teruggesteld door een referentiesignaal; - een teller die is geschakeld voor het tellen van een kloksignaa! en voor het afgeven van het referentie-30 signaal; - een instelschakeling voor het instellen van de duur van de telling van het kloksignaal in afhankelijkheid van het uitgangssignaal van de fasedetectieschakeling; en - een schakeling voor wijziging van de impulsherhalingsfrequentie van het klokimpulssignaal dat de fasedetectieschakeling omvat; 35 - een schakeling voor opwekking en afgifte van een op het eerste synchronisatiesignaal gebaseerd venstersignaal; - een schakeling voor vergelijking van het venstersignaal met het tweede synchronisatiesignaal en voor afgifte van een wijzigingssignaal wanneer het tweede synchronisatiesignaal buiten het venstersignaal valt, waarbij de venstersignaalopwekschakeling een met het eerste synchronisatiesignaal gevoede, tweede 40 flipflop omvat, terwijl het vergelijkingssignaal een derde flipflop van het D-type omvat, waarvan de D-aansluiting het venstersignaal en de klokimpulsaansluiting het tweede synchronisatiesignaal krijgt toegevoerd; en - een schakeling voor detectie van de positie van het tweede synchronisatiesignaal ten opzichte van het venstersignaal, welke positiedetectieschakeling een uitgangssignaal afgeeft dat in de ene toestand verkeert 45 wanneer het tweede synchronisatiesignaal op het venstersignaal voorloopt en in de andere toestand verkeert wanneer het tweede synchronisatiesignaal op het venstersignaal naijlt, waarbij de positiedetectieschakeling een schakeling bevat, welke het uitgangssignaal van de positiedetectieschakeling in zijn ene toestand vergrendelt wanneer het referentiesignaal een eerste grens overschrijdt, en het genoemde uitgangssignaal in zijn andere toestand vergrendelt wanneer het referentiesignaal een tweede grens 50 overschrijdt.
Als gevolg van deze maatregelen ontstaat een directe aansluiting tussen het reeds opgenomen videosignaal en het op te nemen videosignaal, zodat de synchronisatiesignalen van beide videospelen op elkaar aansluiten en bij weergave van een combinatie van beide signalen een storingsvrij beeld ontstaat.
55 De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de tekening van enige uitvoeringsvormen.
In de tekening tonen: 2 figuren 1A en 1B enige schematische weergaven van een magneetbandgedeeKe met schuin daarover verlopende registratiesporen, figuren 2A en 2B enige schematische weergaven van een magneetbandgedeelte met daarop opgenomen synchronisatiesignalen, welke vóór en na het bereiken van het beginpunt van ’’editing" een faseverschil 5 vertonen, figuur 3 een blokschema van een magneetkoptrommelservobesturingsstelsel voor een videoband-apparaat, waarbij de uitvinding wordt toegepast, figuur 4 een schema van een faseservobesturingsschakeling volgens de uitvinding, figuren 5-9 enige golfvormen ter verduidelijking van de schakeling volgens figuur 4, 10 figuur 10 een grafische weergave van de fasebijregeling tussen een uitgelezen synchronisatiesignaal en een op te nemen synchronisatiesignaal, figuur 11 een blokschema van een uitvoeringsvariant van een gedeelte van de schakeling volgens figuur 4, en figuur 12 enige golfvormen ter verduidelijking van de werking van de schakeling volgens figuur 11.
15
Zoals de figuren 1A en 1B van de tekening respectievelijk laten zien, is bij "editing” sprake van ’’signaal-samenvoeging” (assemble) als van ’’signaalinvoeging (insert). Ingeval van signaalsamenvoeging wordt na opname van een eerste videosignaal A vervolgens een tweede videosignaal B op de magneetband opgenomen, waarbij een wismagneetkop wordt geactiveerd, welke vanaf een bepaald punt, het zoge-20 naamde "beginpunt”, op de band het eerste videosignaal A met inbegrip van het bijbehorende stuursignaal (CTL) volledig uitwist, waarna het nieuwe of tweede videosignaal B te zamen met zijn bijbehorende stuursignaal CTL op de band wordt opgenomen. Bij onmiddellijk volledige bekrachtiging van de wismagneetkop zouden uit sommige registratiesporen delen van het eerste videosignaal A worden uitgewist. In verband daarmede stelt men eerst gedurende een vooraf bepaalde tijdsduur een roterende wismagneetkop van het 25 type ’’flying-erase" in werking, waardoor de met gebroken lijnen links van het midden in figuur 1A weergegeven registratiesporen met het videosignaal A worden uitgewist, waarna volledige bekrachtiging van de eerstgenoemde wismagneetkop plaatsvindt vanaf het punt P, zodat geen delen van registratiesporen met het eerste videosignaal A meer worden gewist.
Ingeval van signaalinvoeging wordt een tweede videosignaal B op de band ingevoegd in een reeds 30 opgenomen, eerste videosignaal A. Daarbij wordt het in figuur 1B met gebroken lijnen weergegeven, tweede videosignaal B zonder zijn bijbehorend stuursignaal CTL door de roterende wismagneetkop tijdens het wissen van het in figuur 1B met volle lijnen getekende, eerste videosignaal A op de band opgenomen.
Tijdens de hier als "signaalsamenvoeging” en "signaalinvoeging” aangeduide wijzen van "editing” wordt het aan de roteerbare magneetkoppen toegevoegde faseservobesturingsstelsel van het bij de "editing” 35 toegepaste videobandapparaat vergrendeld op basis van het verticale synchronisatiesignaal van het tweede videosignaal B, terwijl het eerder opgenomen, eerste videosignaal A wordt uitgelezen voor kaapstander-servobesturïng, volgens welke het bandtransport op basis van het uitgelezen stuursignaal CTL en van door de roteerbare magneetkopeenheid afgegeven of daaruit afgeleide rotatiefase-impulsen (PG-impulsen) wordt bestuurd. De faserelatie tussen het verticale synchronisatiesignaal van het tweede videosignaal B enerzijds 40 en het uitgelezen stuursignaal CTL van het eerste videosignaal A wordt nu door het videobandapparaat bijgeregeld, voordat het beginpunt van "editing” op de magneetband wordt bereikt. Nadat dit beginpunt is bereikt, wordt het videobandapparaat naar zijn bedrijfstoestand ’’signaalopname” overgeschakeld voor opname van het tweede videosignaal B, waarbij het kaapstanderservobesturingsstelsel van het bandapparaat in geval van signaalsamenvoeging slechts servobesturing op basis van constante snelheid uitvoert. 45 Ingeval van signaalinvoeging wordt slechts het magneetkoptrommelservobesturingsstelsel van het videobandapparaat naar de bedrijfstoestand ’’signaalopname” overgeschakeld, terwijl het kaapstanderservo-besturingsstelsel in de bedrijfstoestand "signaalweergave” blijft voor servobesturing op basis van het uitgelezen stuursignaal CTL.
Daarbij wordt de faserelatie tussen de synchronisatiesignalen van het videosignaal A en het videosignaal 50 B onder normale omstandigheden vóór het na het bereiken van het genoemde beginpunt bijgeregeld. Indien zich echter het geval voordoet, dat het voor uitlezing of weergave van het toe te voegen videosignaal B gebruikte videobandapparaat niet behoorlijk past bij het voor "editing” gebruikte videobandapparaat, of dat de nauwkeurigheid van de roteerbare magneetkopeenheid en de bandtransporteenheid in de loop van de tijd is afgenomen, wordt echter geen volledige fase-overeenstemming op deze wijze bereikt.
55 Wanneer bijvoorbeeld, zoals figuur 2A laat zien, een faseverschil AV tussen de verticale synchronisatiesignalen V van enerzijds het op te nemen videosignaal B en anderzijds het reeds opgenomen videosignaal A optreedt, zal bij afspeling van de magneetband blijken dat in het genoemde beginpunt van ’’editing” een 3 192896 verticale beeldverschuiving optreedt. Indien tussen de horizontale synchronisatiesignalen H van enerzijds het videosignaal A en anderzijds het videosignaal B een faseverschil ΔΗ aanwezig is, kan bovendien een horizontale oscillatie in het monitorbeeld optreden, waarbij het zichtbaar gemaakte beeld wegloopt. Dit wordt wel aangeduid als ”H-step out”.
5 Figuur 3 toont het blokschema van een magneetkoptrommelservobesturingsstelsel van een videoband-apparaat, waarbij de onderhavige uitvinding kan worden toegepast. Het schema volgens figuur 3 toont magneetkoppen 3A en 3B, welke op een zelf niet in de tekening weergegeven, roteerbare trommel zijn aangebracht en via deze door een trommelaandrijfmotor 2 in rotatie worden aangedreven, waarbij zij tijdens signaalopname onder een vooraf bepaalde schuine hoek over de magneetband 1 verlopende registratie-10 sporen daarop vormen, respectievelijk deze tijdens signaalweergave voor uitlezing aftasten. Aan de niet in de tekening weergegeven uitgangsas van de trommelaandrijfmotor 2 is een frequentiegenerator 4 toegevoegd, waarvan het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een snelheidsservobesturingsschakeling 5 voor vorming van snelheidsfoutsignalen door vergelijking met referentiesignalen REF. De aldus verkregen snelheidsfoutsignalen worden via een opteller 6 toegevoerd aan een aandrijfversterker 7, waarvan het 15 uitgangssignaal de rotatiesnelheid van de trommelaandrijfmotor 2 bepaalt.
De rotatiefase van de magneetkoppen 3A en 3B wordt gedetecteerd door middel van een impuls-generatormagneetkop 8, waarvan de impulsvormige uitgangssignalen PG worden toegevoerd aan een faseservobesturingsschakeling 9, welke tijdens signaalopname een verticaal synchronisatiesignaal REC-VD en tijdens signaalweergave een uitwendig referentiesynchronisatiesignaal (V-sync)X-VD, een uit de 20 magneetband uitgelezen stuursignaal CTL of dergelijke krijgt toegevoerd. In geval van ’’editing” door signaalinvoeging of signaalsamenvoeging wordt het verticale synchronisatiesignaal REC-VD van het op te nemen videosignaal aan de faseservobesturingsschakeling 9 toegevoerd om de fase in overeenstemming met het reeds opgenomen signaal te brengen. Het van de faseservobesturingsschakeling 9 afkomstige fasefoutsignaal wordt in de opteller 6 bij het snelheidsfoutsignaal opgeteld, waarna het aldus verkregen 25 signaal via de aandrijfversterker 7 aan de trommelaandrijfmotor 2 wordt toegevoerd.
Figuur 4 toont het schema van een faseservobesturingsschakeling 9 volgens figuur 3, waarbij de onderhavige uitvinding wordt toegepast. Figuur 5 toont enige golfvormen ter verduidelijking van het door toepassing van de uitvinding te bereiken doel. De figuren 6-9 geven golfvormen van signalen op verschillende plaatsen van de schakeling volgens figuur 4. Zoals figuur 5 laat zien, is het doel van de fase-30 servobesturingsschakeling 9 om het faseverschil tussen het impulsvormige uitgangssignaal PG van de magneetkop 8 volgens figuur 5A enerzijds en een vooraf bepaald referentiesynchronisatiesignaal REF volgens figuur 5B anderzijds op een constante waarde 0 te houden. Het laatstgenoemde referentie-synchronisatiesignaal kan worden gevormd door het verticale synchronisatiesignaal van het voorafgaande aan de ’’editing” reeds opgenomen videosignaal of door een uitwendig referentiesynchronisatiesignaal, een 35 bij signaalweergave uitgelezen verticaal synchronisatiesignaal of dergelijke.
Het schema volgens figuur 4 toont aan de bovenzijde een daarin met een gebroken lijn omvatte faseverschildetectieschakeling 10, waaronder zich een voor bijregeling van de signaalopneem-synchronisatiefase op het tijdstip van "editing” dienende fasecompensatieschakeling bevindt. De faseverschildetectieschakeling 10 dient voor detectie van het faseverschil tussen het impulsvormige signaal PG 40 volgens figuur 5A en het referentiesynchronisatiesignaal volgens figuur 5B; de detectie vindt plaats door telling van klokimpulsen van vooraf bepaalde frequentie ter verkrijging van een vooraf bepaalde periodeduur voor een in overeenstemming met het bereikte telresultaat aan positiemodulatie onderworpen impuls. Daartoe wordt aan een monostabiele multivibrator 13 een uit het impulsvormige uitgangssignaal PG van de magneetkop 8 afgeleide impuls PGH met een impulsherhalingsfrequentie van 30Hz toegevoerd (zie figuur 45 6A). Het aan de uitgang van de monostabiele multivibrator 13 verschijnende signaal PGHDL van vooraf bepaalde impulsbreedte (zie figuur 6B) wordt als instelsignaal aan een flipflop 14 toegevoerd. Tijdens signaalopname wordt als referentiesynchronisatiesignaal aan een vertragingsteller 15 het verticale synchronisatiesignaal REC-VD (zie figuur 6) van het op te nemen videosignaal toegevoerd. De vertragingsteller 15 voert een telling tot een vooraf bepaalde telwaarde uit van door een klokimpulsopwekschakeling 50 16 afgegeven telklokimpulsen TF 6 van vooraf bepaalde impulsherhalingsfrequentie, zodat aan de uitgang van de vertragingsteller 15 een over een vaste tijdsduur vertraagd signaal VDL (zie figuur 6D) verschijnt, dat als terugstelsignaal aan de flipflop 14 wordt toegevoerd.
Aan de Q-uitgang van de flipflop 14 verschijnt een signaal DPEB volgens figuur 6E, waarvan de impulsbreedte het faseverschil tussen de genoemde impuls PGH en het opgenomen verticale 55 synchronisatiesignaal weergeeft. De vertragingsteller 15 dient ter vereenvoudiging van de telwerking en de uitvoering van een nog nader te beschrijven fasedetectieteller. Het uitgangssignaal van de flipflop 14 wordt als stuursignaal aan een EN-poortschakeling G1 toegevoerd. Wanneer dit stuursignaal een hoog niveau 192896 4 vertoont, wordt de poortimpuls TF 6 door de EN-poortschakeling G1 doorgelaten en via een OF-poortschakeling G2 toegevoerd aan de klokimpulsingangsaansluiting CK van een fasedetectieteller 17, die bijvoorbeeld van het tot 512 tellende type kan zijn. De impulsbreedte van een impuls DPEB vertegenwoordigt het faseverschil 0 tussen de trommelrotatiebeweging en het signaalopneemsynchronisatiesignaal; 5 wanneer de impulsbreedte van de impuls DPEB een vooraf bepaalde, gewenste waarde heeft, zijn 256 klokimpulsen TF 6 geteld, zoals met een dikke lijn in figuur 6F is weergegeven; het uitgangssignaal DPC of het meest significante bit MSB stijgt, zoals figuur 6F laat zien, juist wanneer de teller zijn telwerking onderbreekt tot een hoog niveau.
De fasedetectieteller 17 neemt het bij het genoemde faseverschil 0 behorende telresultaat in opslag.
10 Wanneer de impuls PGH vertraagd is, zoals met de eerste gebroken lijn in figuur 6A is weergegeven, is het door de teller 17 bereikbare telresultaat 256-x, waarin x een variabele is, waarbij het meest significante bit van het telresultaat bij beëindiging van de telling nog op een laag niveau verkeert, zoals figuur 6F' laat zien. Wanneer de impuls PGH daarentegen voorijlt, zoals met de tweede gebroken lijn in figuur 6A is weergegeven, bedraagt het door de teller 17 bereikbare telresultaat 256+x, waarbij x een variabele is; het meest 15 significante bit van het uitgangssignaal stijgt naar een hoog niveau bij een telresultaat 256, waarna verdere telling van de impulsen met het variabele bedrag x plaats vindt.
Door de teller 17 gedecteerde faseverschilwaarden worden uitgelezen en overgedragen naar een bufferteller 18. De informatie-uitlezing kan plaatsvinden door het uitgangssignaal DPEB van de flipflop 14 aan de instelingangsaansluiting van een flipflop 19 toe te voeren, welke door de achterflank van het 20 desbetreffende signaal wordt ingesteld, zoals figuur 6G laat zien. Aangezien het Q-uitgangssignaal van de flipflop 19 aan de steiingangsaansluiting van een flipflop 20 wordt toegevoerd, wordt deze bij ontvangst van een klokimpuls TF 12 volgens figuur 6H ingesteld, zoals figuur 6I laat zien. Daar het Q-uitgangssignaal D-TRS van de flipflop 20 aan de terugstelingangsaansluitingen van de flipflops 19 en 20 wordt toegevoerd, vindt terugstelling van beide flipflops na één klokimpuls plaats, zoals figuur 6I laat zien. De flipflop 20 geeft 25 derhalve een uitgangssignaal D-TRS af, waarvan de impulsduur gelijk is aan één periodeduur van de klokimpuls TF 12. Deze laatstgenoemde is afkomstig van de kiokimpulsopwekschakeling 16 en heeft een periodeduur, respectievelijk bepaalt een duur van hoog niveau voor het genoemde signaal D-TRS, welke overeenkomt met de duur van 512 klokimpulsen TF 6.
Aangezien het uitgangssignaal D-TRS van de flipflop 20 als stuurimpuls aan een EN-poortschakeling G3 30 wordt toegevoerd, krijgt de klokimpuls-ingangsaansluiting van de fasedetectierteller 17 via de poort- schakelingen G3 en G2 de klokimpuls CP van de kiokimpulsopwekschakeling 16 toegevoerd. De teller 17 hervat als gevolg daarvan zijn telling, zoals met een dikke lijn in figuur 6F is aangeduid, en verhoogt zijn telresultaat met het opgeslagen telresultaat (faseverschilinformatie). Het meest significante bit van het uitgangssignaal DPC van de teller 17 ondergaat dan bij het bereiken van de telwaarde 512 een niveau-35 daling of -afval, zoals figuur 6F laat zien. De positie van de achterflank wordt bepaald door de eerder getelde fase-informatiegegevens, zoals de figuren 6F, 6F' of 6F" laten zien. De informatie omtrent het faseverschil 0 tussen de impuls PGH en het opneemsynchronisatiesignaal wordt derhalve verkregen als positiegemoduleerde informatie, welke wordt weergegeven door de achterflanken van het uitgangssignaal van de teller 17.
40 Het uitgangssignaal van de teller 17 wordt via een EN-poortschakeling G4 toegevoerd aan de terugstel-ingang van een bufferteller 18 van het tot 512 tellende type, welke de van de kiokimpulsopwekschakeling 16 afkomstige telklokimpulsen CP telt. Het meest significante bit van het uitgangssignaal BC van de teller 18 wordt derhalve gevormd door een impuls van vooraf bepaalde periodeduur, zodanig, dat deze impuls bij het bereiken van de telwaarde 256 een hoog niveau aanneemt en bij het bereiken van de telwaarde 512 naar 45 een laag niveau teruggaat, zoals figuur 6J laat zien.
Wanneer de bufferteller 18 door het uitgangssignaal van de teller 17 wordt teruggesteld, zal de circulatiefase of 0-tellingsfase van de teller 18 variëren met de van de fasedetectieteller 17 afkomstige faseverschilinformatie. De positieinformatie (zie de figuren 6F, 6F' of 6F") van de achterflanken van het uitgangssignaal van de teller 17 wordt overgebracht naar de teller 18, zoals de figuren 6J, 6J' of 6J” laten 50 zien.
Het uitgangssignaal BC van de bufferteller 18 wordt aan de steiingangsaansluiting van een flipflop 23 toegevoerd, waarbij de achterflank van het uitgangssignaal BC de instelling van de flipflop 23 verzorgt, zoals figuur 6K laat zien. Wanneer het faseservobesturingsstelsel volgens figuur 4 tijdens normale signaalopname werkt, wordt aan de terugstelingang van de flipflop 23 een referentietijdsritmesignaal, zoals bijvoorbeeld een 55 klokimpuls TF 12 volgens figuur 6H, toegevoerd. Het uitgangssignaal van de flipflop 23 geeft dan een impulsbreedtegemoduleerd signaal DPPWM (zie figuur 6K, 6K' of 6K”) af, dat overeenkomt met het faseverschil 0 tussen de impuls PGH en het signaalopneemsynchronisatiesignaal REC-VD. Het tijdsritme- 5 192896 signaal PEC kan worden afgeleid van een nog nader te beschrijven fasefoutcompensatieteller 24. Het tijdsritmesignaal TF 12 met vaste fase en periodeduur kan aan de uitgang van de teller 24 tevoorschijn worden gebracht, door aan de teller 24 bij overschakeling van het vïdeobandapparaat naar signaalopname een vooraf bepaald tijdsritmesignaal toe te voeren.
5 Het impulsbreedtegemoduleerde signaal DPPWM wordt aan inversie onderworpen voor omzetting, door middel van een niet in de tekening weergegeven laagdoorlaatfilter, in een analoog signaal, dat door de opteller 6 aan het uitgangssignaal van de snelheidsservobesturingsschakeling 5 volgens figuur 3 wordt toegevoegd. Wanneer de impuls PGH ten opzichte van een gewenste fase is vertraagd, zoals met de eerste gebroken lijn in figuur 6A is weergegeven, zal ook de positie van de genoemde achterflank zijn vertraagd, 10 zoals figuur 6F' laat zien, zodat ook het terugsteltijdstip van de bufferteller 18 wordt vertraagd, hetgeen uit figuur 6J' blijkt. Zoals figuur 6K' laat zien, wordt daardoor ook het insteltijdstip van de flipflop 23 vertraagd, waardoor de effectieve impulsbreedte van het gedeelte van laag niveau van het impulsbreedtegemoduleerde signaal DPPWM wordt vergroot. Dit heeft tot gevolg, dat de aan de uitgang van de fase-servobesturingsschaketing 9 volgens figuur 3 verschijnende fasefoutspanning groter wordt, hetgeen een 15 versnelling van de trommelaandrijfmotor 2 bewerkstelligt. Wanneer de impuls PGH echter voorijlt, zoals door de tweede gebroken lijn in figuur 6A wordt weergegeven, zal de positie van de achterflank van het uitgangssignaal DPC van de teller 17 eveneens voorlopen, zoals figuur 6F", waardoor het terugsteltijdstip van de bufferteller 18 naar voren wordt geschoven, zoals figuur 6J" laat zien. Het insteltijdstip van de flipflop 23 valt dan eerder, zodat de effectieve impulsbreedte van het impulsbreedtegemoduleerde uitgangssignaal 20 DPPWM wordt verkort, hetgeen tot afremming van de trommelaandrijfmotor 2 leidt.
Zoals reeds is opgemerkt, wordt de fase van de impuls PGH ten opzichte van het verticale opneem-synchronisatiesignaal REC-VD, dat wil zeggen de rotatiefase van de magneetkoppen, op een stelwaarde 0 gefixeerd, zodat een op te nemen videosignaal in de juiste positie in ieder registratiespoor van de magneetband terecht komt. Bij signaaiweergave, bijvoorbeeld wanneer spoorvolgservobesturing door middel van de 25 kaapstander wordt uitgevoerd, wordt daarentegen een van een uitwendige referentiefrequentiesignaalbron, zoals bijvoorbeeld de klokimpulsopwekschakeling 16 volgens figuur 4, afkomstig verticaal synchronisatie-signaal X-VD als referentiesignaal voor de faseservobesturing van de trommel aan de faseverschildetectie-schakeling 10 toegevoerd in de vorm van het referentiesignaal REF. De faseservobesturingsschakeling 10 werkt zodanig, dat een vast faseverschil van vooraf bepaalde grootte tussen de impuls PGH en het 30 referentiesignaal REF wordt verkregen, zoals de figuren 5A en 5B laten zien, dat wil zeggen juist zoals tijdens signaalopname.
Ingeval van ’’editing” wordt het verticale opneemsynchronisatiesignaal REC-VD aan de faseverschil-detectieschakeling 10 volgens figuur 4 toegevoerd, waarbij het trommelservobesturingsstelsel in de bedrijfstoestand ’’signaalopname” werkt. Voordat het beginpunt van ’’editing” (editing point) wordt bereikt, 35 wordt het faseverschil tussen het verticale synchronisatiesignaal REC-VD van het op te nemen videosignaal B enerzijds en het uitgelezen verticale synchronisatiesignaal PB-VD van het reeds opgenomen videosignaal (A in figuur 1) anderzijds gedetecteerd, waarna de rotatiefase van de roterende magneetkop zodanig wordt gewijzigd, dat geen faseverschil resteert. Het faseverschil tussen het synchronisatiesignaal REC-VD en de impuls PGH wordt ten opzichte van de vaste waarde 0 met een bedrag Δ0 gevarieerd, waardoor de fasen 40 van de signalen REC-VD en PB-VD met elkaar in overeenstemming worden gebracht (zie figuur 5D). Een dergelijke fasebijregeling kan plaats vinden door wijziging van het aan de flipflop 23 volgens figuur 4 toegevoerde terugstelsignaal.
De werking van de fasecompensatieschakeling 11 volgens figuur 4 zal nu aan de hand van de figuren 7-9 worden beschreven.
45 De fasefoutcompensatieteller 24 volgens figuur 4 kan een 10-bits teller zijn. Het uitgangssignaal PEC-OUT van de teller 24 (zie figuur 6L) heeft dezelfde periodeduur als dét van de bufferteller 18 (zie figuur 6J), welke faseservobesturingsinformatie in de vorm van zijn circulerende fase in opslag heeft. Wanneer dit uitgangssignaal via een poortschakeling aan de terugstelaansluiting van de flipflop 23 wordt toegevoerd ter verkrijging van het impulsbreedtegemoduleerde signaal DPPWM, zal het tijdsritme van de terugstelling van 50 de flipflop 23 variëren met de circulatiefase van de teller 24, dat wil zeggen met het faseverschil tussen de signalen REC-VD en PB-VD, zulks als gevolg van wijziging van het aantal aan de teller 24 toegevoerde klokimpulsen.
Zoals figuur 7 laat zien, wordt door een niet in de tekening weergegeven vertragingsschakeling uit het verticale synchronisatiesignaal REC-VD (zie figuur 7A) van het op te nemen videosignaal B een over een 55 vaste tijdsduur t ten opzichte daarvan vertraagd signaal REC-VD' volgens figuur 7B gevormd. Voorts wordt door een soortgelijke vertragingsschakeling uit het verticale synchronisatiesignaal PB-VD volgens figuur 7D van het uitgelezen videosignaal A het over de vaste tijdsduur t ten opzichte daarvan vertraagde signaal 192896 6 PB-VD' volgens figuur 7E gevormd. De fasecompensatieschakeling dient om de fasen van deze signalen REC-VD' en PB-VD' met elkaar in overeenstemming te brengen.
Het signaal REC-VD' wordt toegevoerd aan de wisingangsaansluiting van de flipflop 25. Aan de startingangsaansluiting van de flipflop 25 wordt een vooraf bepaald tijdsritmesignaal CG2 toegevoerd, zodat 5 aan de Q-uitgangsaansluiting van de flipflop 25 een signaal WID van vooraf bepaalde impulsduur bij laag niveau verschijnt, zoals figuur 7C laat zien. Dit signaal WID vormt een signaal, dat dient voor detectie van fase-overeenstemming met het uitgelezen signaal PB-VD en heeft een zodanige gestalte, dat bij detectie van een dergelijke overeenstemming geen zogenaamde "hunting” optreedt; daartoe vertoont het signaal een vooraf bepaalde impulsduur D (blinde zone). Het signaal WID wordt toegevoerd aan de informatie-10 ingangsaansluiting van de flipflop 26, welke aan zijn klokimpulsingangsaansluiting een bemonsterimpuls DLPBVD volgens figuur 7F krijgt toegevoerd, welke over de halve duur van de impulsbreedte van het signaal WID is vertraagd ten opzichte van de achterflank van het uitgelezen signaal PB-VD'. Het signaal-niveau van het overeenstemmingsdetectiesignaal WID aan de achterflank van de bemonsterimpuls kan derhalve door de flipflop 26 worden uitgelezen.
15 Wanneer de voorflank van de bemonsterimpuls DLPBVD zich binnen het impulsvenster D van het fase-overeenkomstdetectiesignaal WID bevindt, wordt de flipflop 26 teruggesteld voor afgifte van een uitgangssignaal MODFY van het niveau ”0”. Wanneer de fase van het signaal PB-VD' voorijlt of naijft op de fase van het signaal REC-VD', zal de voorflank van de bemonsterimpuls zich buiten het impulsvenster D van het faseovereenkomstdetectiesignaal WID bevinden, zodat de flipflop 26 wordt ingesteld voor afgifte van 20 een signaal MODFY van het niveau ”1”, welke signaalwaarde weergeeft, dat fasewijziging dient te worden uitgevoerd.
De bemonsterimpuls DLPBVD wordt eveneens toegevoerd aan de klokimpulsingangsaansluiting van een flipflop 25, waarvan de informatie-ingangsaansluiting D een signaal VG12 volgens figuur 7G krijgt toegevoerd, dat voorafgaande aan het signaal REC-VD' volgens figuur 7B een hoog niveau vertoont en na dat 25 signaal een laag niveau aanneemt. De flipflop 12 wordt ingesteld of teruggesteld door de voorflank van de bemonsterimpuls DLPBVD, zulks in afhankelijkheid van het niveau van het signaal VG12, en geeft aan zijn Q-uitgangsaansluiting een signaal DIRE af. Het niveau van dit signaal DIRE toont de fasevoorloop of de fasenaloop van het signaal PB-VD' op het signaal REC-VD'.
Wanneer de bemonsterimpuls DLPBVD de fasevoorloop of voorijling volgens figuur 7F' vertoont, krijgt 30 het signaal DIRE, dat de richting van de uit te voeren fasecompensatie aanwijst, het niveau ”1”, zodat fasewijziging in de in figuur 7F' met een pijl aangeduide richting volgt. Wanneer de bemonsterimpuls DLPBVD fasenaijling of naloop vertoont, zoals figuur 7F’ laat zien, vertoont het signaal DIRE het niveau "0”, zodat fasewijziging in de met een pijl in figuur 7F” aangeduide richting plaats vindt.
Ter verkorting van de voor de uit te voeren fasewijziging benodigde tijdsduur vindt de fasewijziging, 35 afhankelijk van het faseverschil met het faseovereenkomstdetectiegebied, in twee stappen plaats. Voor een buiten doch dicht nabij het detectiegebied of detectievenster D gelegen gebied wordt een kleine fasewijziging uitgevoerd, terwijl voor een ver buiten het detectiegebied D gelegen gebied een betrekkelijk grote fasewijziging wordt uitgevoerd.
Voor een dergelijke stapsgewijze fasewijziging wordt het aan de uitgangsaansluiting van de flipflop 26 40 verschijnende fasewijzigingsbevelsignaal MODFY toegevoerd aan een flipflop 28 van het T-type voor telling van het aantal keren, waarop de bemonsterimpuls DLPBVD door het fase-overeenkomstdetectiegebied D gaat. Het uitgangssignaal van de flipflop 28 wordt via een differentiërende schakeling 30 toegevoerd aan de stelingangsaansluiting van een flipflop 29, welke bij de inschakeling van het videobandapparaat wordt teruggesteld. Wanneer het aantal dergelijke doorgangen minder dan twee bedraagt, blijft de flipflop 29 in 45 zijn terugsteltoestand. Het aan de Q-uitgangsaansluiting van de flipflop 29 verschijnende signaal ter waarde ”1” stelt de EN-poortschakeling G5 dan in staat om klokimpuls CP3 met een betrekkelijk lage impuls-herhalingsfrequentie of lange impulsherhalingsperiodeduur (zie figuur 8A) door te laten. Deze klokimpuls CP3 worden via een OF-poortschakeling G7 toegevoerd aan een impuisaantalbesturingsschakeling 31, zodanig, dat de fase van het signaal PB-VD ten opzichte van dié van het signaal REC-VD wordt gevarieerd 50 in betrekkelijk grote stappen, zoals de fasepunten P1, P2......in figuur 10 laten zien.
Wanneer de bij de fasewijziging gevolgde baan volgens figuur 10 afbuigt en ten tweede male een doorgang door het in figuur 10 gearseerd weergegeven fase-overeenkomstdetectiegebied D laat zien, zal het aan de Q-uitgangsaansluiting van de flipflop 28 verschijnende uitgangssignaal een niveaudaling vertonen, hetgeen resulteert in het verschijnen van een in negatieve richting veranderende impuls aan de 55 uitgang van de differentiërende schakeling 30. Deze impuls veroorzaakt instelling van de flipflop 29, waarbij het aan de Q-uitgangsaansluiting daarvan verschijnende signaal ter waarde ”1” de EN-poortschakeling G6 openstuurt voor doorlating van klokimpuls CP2 volgens figuur 9A, waarvan de impulsherhalingsfrequentie 7 192896 het viervoud van dié van de klokimpulsen CP3 bedraagt.
De klokimpulsen CP2 worden via een OF-poortschakeling G7 aan de impulsaantalbesturingsschakeling 31 toegevoerd, zodanig, dat de fase van het signaal PB-VD wordt gewijzigd in kleine stappen, respectievelijk met kleine bedragen, welke een vierde van dié bij de voorafgaande, grove fasewijziging bedragen.
5 Wanneer bij deze stapsgewijze fasewijziging een klokimpuls CP3 wordt gekozen, wordt het Q-uitgangssignaal ter waarde ”1” van de flipflop 29 aan de EN-poortschakeling G8 toegevoerd ter keuze van een uitgangssignaal PEC8 van de teller 24; wanneer de klokimpuls CP2 wordt gekozen, wordt het Q-uitgangssignaal ter waarde ”1” van de flipflop 29 toegevoerd aan de EN-poortschakeling G9 voor keuze van een ander uitgangssignaal PEC10 van de teller 24; dit uitgangssignaal PEC10 ligt twee bits hoger dan 10 het uitgangssignaal PEC8 (22=4). De periodeduur van het uitgangssignaal PEC-OUT volgens figuur 6L van de teller 24 ondergaat geen variatie, onafhankelijk van het feit of klokimpulsen CP3 of klokimpulsen CP2 voor telling door de teller 24 worden gekozen.
Het aantal doorgangen door het fase-overeenkomstdetectorgebied D volgens figuur 10 kan op andere wijze worden vastgesteld door telling van het aantal omkeringen van het niveau van het fasecompensatie-15 richtingsaanwijssignaal DIRE, dat het aantal omkeerpunten D4....volgens figuur 10 weergeeft. Ook is het mogelijk, dat ter weerszijden van het gebied of venster D een tweede gebied met vooraf bepaalde impulsduur wordt gekozen. De per stap uitgevoerde fasewijziging, dat wil zeggen de grootte of omvang daarvan, kan dan worden verkleind wanneer de fasefout binnen het tweede gebied ligt, en vergroot wanneer de fasefout buiten het tweede gebied ligt.
20 De uit klokimpulsen CP3 of CP2 bestaande uitgangsimpulsen PECCP van de OF-poortschakeling G7 worden toegevoerd aan de klokimpulsingangsaansluiting van een flipflop 32 van het D-type, waarvan de informatie-ingangsaansluiting D het hiervoor genoemde informatie-overdrachtssignaal D-TRS volgens de figuren 6I, 8B en 9B krijgt toegevoerd. De flipflop 32 voert een vertraging van het signaal D-TRS over één impulsperiodeduur van de klokimpuls PECCP uit en geeft aan zijn Q-uitgangsaansluiting een vertraagde 25 impuls in negatieve richting af, welke te zamen met het oorspronkelijke signaal D-TRS aan een EN-poortschakeling 10 wordt toegevoerd. Aan de uitgang van de poortschakeling G10 wordt dan, zoals de figuren 8C en 9C laten zien een impuls ONECLK ter lengte van één impulsperiodeduur van de klokimpuls PECCP verkregen. Deze impuls ONECLK wordt toegevoerd aan een EN-poortschakeling G11 van de impulsaantalbesturingsschakeling 31. De impuls ONECLK kan steeds, wanneer het signaal D-TRS 30 verschijnt, dat wil zeggen voor iedere omwenteling van de roteerbare magneetkoptrommel, worden gevormd.
Aan de andere ingangsaansluitingen van de EN-poortschakeling G11 worden (zie figuur 4) hetfasecom-pensatierichtingsaanwijssignaal DIRE en het fasewijzigingsbevelsignaal MODFY toegevoerd, benevens de uitgangsimpuls (zie figuur 8D en 9D) van een voor frequentieverdubbeling van de klokimpulsen CP3 of CP2 35 dienende frequentievermenigvuidiger 33. Voor een signaalwaarde ”1 ” van zowel het signaal MODFY als het signaal DIRE zullen, wanneer de flank van de bemonsterimpuls DLPBVD de faserelatie volgens figuur 7F' laat zien, binnen de periodeduur van de impuls ONECLK volgens figuur 6C twee klokimpulsen volgens figuur 8D door de EN-poortschakeling G11 naar een OF-poortschakeling G12 worden doorgelaten. Gelijktijdig daarmee wordt de impuls ONECLK door een omkeerschakeling 34 aan inversie onderworpen en 40 in dié vorm door een OF-poortschakeling G13 naar een EN-poortschakeling G14 doorgelaten, zodat klokimpulsen CP3 door de EN-poortschakeling G14 naar de OF-poortschakeling G12 worden doorgelaten tijdens de periode van laag niveau van de impuls ONECLK.
Als gevolg daarvan worden aan de uitgang van de OF-poortschakeling G12 de klokimpulsen volgens figuur 8E verkregen, welke aan de klokimpulsingangsaansluiting van de teller 24 worden toegevoerd. Deze 45 telt derhalve één impuls per omwenteling van de magneetkoptrommel meer, zodat de fase van het uitgangssignaal PEC8 van de teller 24 over de duur van één impulsperiode naar voren schuift, zoals figuur 6L' laat zien. Dit uitgangssignaal PEC8 wordt als fasebijregelimpuls PEC-OUT via de EN-poortschakeling G8 en de OF-poortschakeling G15 aan de terugstelingang van de flipflop 23 toegevoerd met als gevolg, dat de effectieve impuisduur van het aan de uitgang van de flipflop 23 verschijnende, impulsbreedte-50 gemoduleerde signaal DPPWM wordt vergroot, waarbij ook de aan de trommelaandrijfmotor 2 geleverde spanning toeneemt. De impuls PGH wordt daardoor versneld, zodat de uit het uitgelezen synchronisatie-signaal gevormde bemonsterimpuls DLPBVD in de in figuur 7F' met een pijl aangeduide richting ten opzichte van de impuls PGH wordt verschoven. De fase van het signaal DLPBVD wordt bij iedere omwenteling van de magneetkoptrommel gevarieerd, zoals de punten P1, P2........volgens figuur 10 laten zien.
55 Wanneer de bemonsterimpuls DLPBVD door het fase-overeenkomstdetectiegebied of -venster D heen naar het fasepunt P4 volgens figuur 10 is verschoven, zal de daaruit resulterende faserelatie volgens figuur 7F” tot gevolg hebben, dat het fasecompensatierichtingsaanwijssignaal DIRE de waarde ”0" krijgt, waardoor ι»ακη ο de EN-poortschakeling G11 wordt dichtgestuurd. Als gevolg daarvan wordt slechts de aan inversie onderworpen impuls ONECKL door de omkeerschakeling 34 via de OF-poortschakeling G13 aan de EN-poortschakeling G14 worden geleverd, zodat via de OF-poortschakeling G12 aan de teller 24 klok-impulsen worden toegevoerd, waarvan er steeds één is weggevallen, zoals figuur 8F laat zien. Als gevolg 5 daarvan wordt de fase van het uitgangssignaal PC8 van de teller 24 over de duur van één impulsperiode vertraagd, zoals figuur 6L” laat zien, waardoor de effectieve impulsbreedte van het lage niveau van het aan de uitgang van de flipflop 23 verschijnende, impulsbreedtegemoduleerde signaal DPPWM wordt verkleind. Daardoor wordt de aan de trommelaandrijfmotor 2 toegevoerde spanning in geringe mate verkleind, waaruit een vertraging van de impuls PGH resulteert. De bemonsterimpuls DLPBVD wordt dan in de in figuur 7F” 10 door een pijl aangeduide richting ten opzichte van de impuls PGH verschoven.
Wanneer de fase van de bemonsterimpuls opnieuw door het fase-overeenkomstdetectievenster D gaat en in het fasepunt P5 van figuur 10 terecht komt, ondergaat het fasecompensatierichtingsaanwijssignaal DIRE een waardeverandering van ”0” in ”1”. Tegelijkertijd wordt de tweede doorgang van de bemonsterimpuls door het venster D gedetecteerd voor keuze van klokimpulsen CP2 met een viermaal zo hoge 15 impulsherhalingsfrequentie als de klokimpulsen CP3. De klokimpulsen CP2 (volgens figuur 9E) met één extra impuls worden door de impulsaantaibesturingsschakeling 31 op dezelfde wijze als in het voorgaande beschreven aan de teller 24 toegevoerd. De fase van de bemonsterimpuls wordt dan met kleine bedragen gewijzigd, zoals de punten P5, P6, P7,.......in figuur 10 laten zien. De fase vein de bemonsterimpuls kan ook met kleine bedragen uit het punt P4 in de richting van het detectiegebied D worden gewijzigd. In dat geval 20 kunnen klokimpulsen CP2, waarbij per omwenteling van de magneetkoptrommel één impuls is weggevallen, zoals figuur 9F laat zien, aan de teller 24 worden toegevoerd.
Wanneer de voorflank van de bemonsterimpuls DLPBVD in het gebied D terecht komt, zal het aan de Q-uitgangsaansluiting van de flipflop 26 verschijnende fasewijzigingsbevelsignaal MODFY een waardeverandering van ”1” in ”0” ondergaan. Het Q-uitgangssignaal van de flipflop 26 wordt aan de 25 OF-poortschakeling G13 van de klokimpulsaantalbesturingsschakeling 31 toegevoerd voor doorlating van ononderbroken klokimpulsen CP2. Deze worden aan de teller 24 toegevoerd via de poortschakeling G14 en G12, zodat de fasehoek van het uitgangssignaal PEC10 na het bereiken van fase-overeenkomst op een constante fasewaarde wordt gehouden.
De achterflank R van het impulsbreedtegemoduleerde signaal DPPWM varieert derhalve volgens de 30 gebroken lijn in figuur 5E ter verkrijging van fase-overeenkomst tussen het verticale synchronisatiesignaal REC-VD (zie figuur 5C) van het op te nemen videosignaal B en het verticale synchronisatiesignaal PB-VD (zie figuur 5D) van het uitgelezen videosignaal A. Daarbij wordt aan het faseverschil 0 tussen de impuls PGH volgens figuur 5A en het signaal REC-VD volgens figuur 5C een instelfasebedrag Δ0 toegevoegd.
Wanneer de impulsbreedte van het signaal DPPWM volgens figuur 5E varieert, wijzigt de faseverschil-35 detectieschakeling 10 de instelfase S of voorflank van het signaal DPPWM teneinde de impulsduur of impulsbreedte daarvan zodanig te wijzigen, dat de evenwichtstoestand wordt herkregen; dit is met de eerste gebroken lijn in figuur 5E weergegeven. Wanneer tijdens deze evenwichtstoestand van het fase-servobesturingsstelsel de gewenste fasebesturing van de roteerbare magneetkoppen is verkregen, wordt de faserelatie tussen de impuls PGH en het signaal REC-VD in termen van een faseverschil 0+Δ0 vergrendeld 40 (vastgehouden).
Bij de hiervoor beschreven fasecompensatie tijdens "editing” dient de terugstelfase R of achterflank van het impulsbreedtegemoduleerde signaal DPPWM binnen een vooraf bepaald gebied van toegelaten variaties te worden gehouden, zodanig, dat het onmogelijk is, dat de terugstelfase R tot voorbij de instelfase S varieert; indien een dergelijke beperking niet wordt toegepast, treden instabiliteiten in het fase-45 servobesturingsstelsel op, waarbij de rotatiefase van de magneetkop tijdens deze fasecompensatie ten behoeve van "editing" omkeert, hetgeen zeer ongewenst is. Het gebied met toegelaten fasevariaties wordt derhalve beperkt tot het in de figuren 6L, 6L' en 6L” door twee gebroken lijnen begrensde gebied.
Zoals figuur 4 laat zien, wordt de aan de uitgang van de OF-poortschakeling G15 verkregen fasebijregel-impuls PEC-OUT toegevoerd aan de klokimpulsingangsaansluitingen van de beide flipflops 37 en 38 van 50 het D-type. Door de klokimpulsopwekschakeling 16 worden tijdsritme-impulsen T1 en T2 volgens respectievelijk de figuren 6M en 6N afgegeven, welke evenals hun aan inversie onderworpen replica T1 en T2 worden toegevoerd aan de EN-poortschakelingen G16 en G17. De uitgangssignalen van de poort-schakelingen G16 en G17, welke respectievelijk de juist ter weerszijden van het hiervoor genoemde, beperkte gebied gelegen zones K en J in figuur 6N weergeven, worden toegevoerd aan de 55 D-ingangsaansluitingen van de flipflops 37 en 38. Wanneer de zone J door de negatieve flank van het signaal PEC-OUT wordt bemonsterd, wordt de flipflop 37 ingesteld. Het uitgangssignaal SJ van de flipflop 37 wordt toegevoerd aan een direct-instelaansluiting S van de flipflop 27, waardoor deze geforceerd wordt 9 192896 ingesteld, hetgeen een overgang van de waarde ”0” naar de waarde ”1” van het fasecompensatierichtings-aanwijssignaal DIRE teweeg brengt. De wijzigingsrichting van de achterflank van de fasebijregelimpuls PEC-OUT verloopt dan in de richting van de rechterenkelpijl in figuur 6N.
Op dezelfde wijze geldt, dat bij bemonstering van de andere zone K de flipflop 38 wordt ingesteld voor 5 afgifte van een uitgangssignaal SK, dat een geforceerde terugstelling van de flipflop 27 teweeg brengt. De wijzigingsrichting van de impuls PEC-OUT wordt dan door de linkerdubbelpijl in figuur 6N weergegeven.
Tijdens ’’editing” door signaalsamenvoeging vindt de werking van het daarbij toegepaste videoband-apparaat, voorafgaande aan het bereiken van het beginpunt, plaats in de bedrijfstoestand ’’signaal-weergave”, waarbij het kaapstanderservobesturingsstelsel de spoor-volging bewaakt, terwijl de fase-10 overeenkomst tussen het op te nemen signaal en het uitgelezen signaal tot stand gebracht wordt. Na het bereiken van het samenvoegingspunt op de band wordt de verkregen faserelatie vastgehouden; het videobandapparaat wordt overgeschakeid naar de bedrijfstoestand ’’signaalopname”.
Bij ’’editing” door signaalinvoeging vindt de spoorvolgservobesturing, voorafgaande aan het bereiken van het invoegpunt op de magneetband, plaats in de bedrijfstoestand ’’signaalweergave”, zoals in het voor-15 gaande geval. Tijdens deze bedrijfstoestand wordt fasebijregeling tussen het op te nemen en het uitgelezen signaal verkregen. Na het bereiken van het signaalinvoegpunt op de band wordt de spoorvolgservobesturing op basis van het uitgelezen stuursignaal CLT gecontinueerd, terwijl de fasehoek van de roteerbare magneetkop constant wordt gehouden, dat wil zeggen vergrendeld wordt gehouden in de toestand, welke door de fasecompensatieschakeling 11 is veroorzaakt. Onder die omstandigheden wordt slechts de 20 opneemschakeling van het videobandapparaat naar de bedrijfstoestand ’’signaalopname” overgeschakeld.
Wanneer het bij de ’’editing” toegepaste videobandapparaat uit de desbetreffende bedrijfstoestand "editing” naar de bedrijfstoestand ’’normale signaalopname” wordt overgeschakeld, dient de in de teller 24 opgeslagen fasecompensatieinformatie daaruit te worden gewist teneinde het faseinstelbedrag Δ0 uit de faserelatie tussen de impuls PQH en het signaal REC-VD te verwijderen.
25 Figuur 11 toont een blokschema van een uitvoeringsvariant van een gedeelte van de eerder beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de werking wordt verduidelijkt door de golfvormen volgens de figuren 12A-12F. In figuur 11 zijn voor respectievelijk overeenkomstige componenten ook dezelfde verwijzingssymbolen als in figuur 4 gebruikt, terwijl eenvoudigheidshalve bepaalde componenten zijn weggelaten.
30 Bij de uitvoeringsvariant volgens figuur 11 wordt de door de monostabiele multivibrator 13 teweeg gebrachte, vaste vertragingsduur (zie figuur 6B) bestuurd op basis van het faseverschil tussen de signalen REC-VD en PB-VD, waarbij een compensatiecomponent Δ0 wordt opgeteld bij de fasestelwaarde 0 van het faseverschil tussen de impuls PGH en het signaal REC-VD (zie figuur 5). Zoals figuur 11 laat zien wordt de impuls PG volgens figuur 12A toegevoerd aan monostabiele multivibrator 39 voor bijregeling van het 35 tijdsritme; de multivibrator 39 geeft aan zijn uitgang het vertraagde signaal volgens figuur 12B af, dat via een differentiërende schakeling 40 aan de flipflop 41 voor instelling wordt toegevoerd. Het Q-uitgangssignaal van de flipflop 41 neemt daarbij een hoog niveau aan, zoals figuur 12C iaat zien. Dit Q-uitgangssignaal van de flipflop 41 wordt als stuurimpuls aan de EN-poortschakeling G18 toegevoerd voor doorlating van van de poortschakeling G7 volgens figuur 4 afkomstige klokimpulsen PECCP naar een klokimpulsaantalbesturings-40 schakeling 31, welke dezelfde uitvoering als bij figuur 4 heeft.
Aan deze klokimpulsaantalbesturingsschakeling 31 worden bovendien het fasecompensatierichtingsaan-wijssignaal DIRE en de fasewijzigingsbevelsignalen MODFY en MODFY toegevoerd, welke op dezelfde wijze als bij figuur 4 worden gevormd. Door de besturingsschakeling 31 worden klokimpulstreinen met op basis van het gevonden faseverschil bestuurde aantallen impulsen gevormd, welke aan de teller 24 worden 45 toegevoerd voor telling volgens de dunne lijn in figuur 12D. Zodra de teller 24 een vooraf bepaald aantal klokimpulsen heeft geteld, daalt het uitgangssignaal PEC10 of PEC8 tot een laag niveau, zoals figuur 12D laat zien.
Dit uitgangssignaal PEC10 of PEC8 wordt door de poortschakeling G9 of G15 gekozen en via de OF-poortschakeling 15 aan de terugstelingangsaansluiting van de flipflop 41 toegevoerd, waardoor deze 50 wordt teruggesteld, waarbij zijn Q-uitgangssignaal naar een laag niveau terugvalt, zoals figuur 12C laat zien. Daardoor wordt de flipflop 14, welke dezelfde functie als bij figuur 4 heeft, ingesteld. Aangezien de flipflop 14 door het verticale synchronisatiesignaal REC-VD van het op te nemen signaal wordt teruggesteld, wordt aan de Q-uitgangsaansluiting van de flipflop 14 een signaal DPEB volgens figuur 12E verkregen, waarvan de impulsbreedte het faseverschil tussen de impuls PG en het signaal REC-VD weergeeft, zoals reeds aan 55 de hand van figuur 6E is uiteengezet. De faseverschilinformatie wordt verkregen door meting van de impulsbreedte van het signaal DPEB. Tussen de impuls PG en het signaal REC-VD wordt een vast faseverschil ter waarde 0 op basis van de aldus verkregen faseverschilinformatie tot stand gebracht.
Claims (1)
192896 10 Op soortgelijke wijze als bij de schakeling volgens figuur 4 vindt verhoging of verlaging van het aantal klokimpulsen met één impuls per omwenteling van de roteerbare magneetkoptrommel plaats, waardoor fase-overeenkomst tussen het verticale synchronisatiesignaal REC-VD van het op te nemen signaal en het verticale synchronisatiesignaal PB-VD van het uitgelezen videosignaal wordt verkregen. Daarbij wordt de 5 voorflank van het Q-uitgangssignaal van de flipflop 14 periodiek stapsgewijze gevarieerd, zoals in figuur 12E met een pijl is aangeduid. Als gevolg daarvan wordt aan het faseverschil tussen de impuls PG en het signaal REC-VD een instelbedrag Δ0 toegevoegd, waardoor het faseverschil tussen de signalen REC-VD en PB-VD tot nul wordt teruggebracht. Zoals uit het voorgaande blijkt, wordt volgens de uitvinding een voor besturing van de roteerbare 10 magneetkop dienend impulsvormig signaal door impulsbreedtemodulatie zodanig gewijzigd, dat een vooraf bepaalde faserelatie tussen een Impulsvormig signaal, dat de rotatiefase van de roterende magneetkop weergeeft, en het synchronisatiesignaal REC-VD van het op te nemen videosignaal wordt verkregen. Tijdens "editing” wordt het genoemde impulsvormige signaal door impulsbreedtemodulatie met het faseverschil tussen het synchronisatiesignaal PB-VD van het uitgelezen videosignaal en het synchronisatie- 15 signaal van het op te nemen videosignaal gevarieerd. Als gevolg daarvan is "editing” door signaal- samenvoeging of signaalinvoeging op de magneetband mogelijk onder gelijkloop van de fasehoek van het synchronisatiesignaal van het op te nemen videosignaal (B) met dat van het reeds opgenomen videosignaal (A) voorafgaande en na het bereiken van het beginpunt van "editing”. Bij terugspeling van een aan een dergelijke signaalbewerking onderworpen magneetband zal derhalve geen plotselinge verschuiving in 20 verticale richting of synchronisatiefout in het zichtbaar gemaakte beeld optreden. Op die wijze wordt een zichtbaar gemaakt beeld van hoge kwaliteit verkregen. 25 Faseservobesturingsschakeling voor het besturen van de rotatiebeweging van een voor opname of weergave van een videosignaal dienende magneetkop, omvattende: - een pulsgenerator voor het leveren van een de rotatiefase van de roteerbare magneetkop representerend pulsvormig signaal; 30. een stuurschakeling voor het leveren van een stuursignaal voor het besturen van een de rotatiefase van de roteerbare magneetkop representerend pulsvormig signaal, waarbij de breedte van de pulsen van het stuursignaal gemoduleerd wordt op basis van het faseverschil tussen het pulsvormige signaal en een op een op te nemen videosignaal betrekking hebbend eerste synchronisatiesignaal; en - een fasedetectieschakeling voor detectie van het faseverschil tussen het eerste synchronisatiesignaal 35 en een op het uitgelezen videosignaal betrekking hebbend tweede synchronisatiesignaal, waarbij het uitgangssignaal van de fasedetectieschakeling wordt toegevoerd aan de stuurschakeling ter modulatie van het stuursignaal; met het kenmerk, dat de stuurschakeling omvat: - een eerste flipflop (23) die wordt ingesteld door het uitgangssignaal (BC) van de fasedetectieschakeling (11) en die wordt teruggesteld door een referentiesignaal (REC-OUT); 40. een teller (24) die is geschakeld voor het tellen van een kloksignaal (CK) en voor het afgeven van het referentiesignaal; - een instelschakeling (31) voor het instellen van de duur van de telling van het kloksignaal in afhankelijkheid van het uitgangssignaal van de fasedetectieschakeling en een schakeling (28, 30, 29, G5, G6, G7) voor wijziging van de impulsherhalingsfrequentie van het kiokimpulssignaal; 45. een schakeling (25) dat de fasedetectieschakeling omvat voor opwekking en afgifte van een op het eerste synchronisatiesignaal (REC-VD) gebaseerd venstersignaal (WID); - een schakeling (26) voor vergelijking van het venstersignaal (WID) met het tweede synchronisatiesignaal (PB-VD) en voor afgifte van een wijzigingssignaal wanneer het tweede synchronisatiesignaal buiten het venstersignaal valt, waarbij de venstersignaalopwekschakeling een met het eerste 50 synchronisatiesignaal (REC-VD) gevoede, tweede flipflop (25) omvat, terwijl het vergelijkingssignaal een derde flipflop (26) van het D-type omvat, waarvan de D-aansluiting het venstersignaal (WID) en de klokimpulsaansluiting het tweede synchronisatiesignaal (PB-VD) krijgt toegevoerd; en - een schakeling (27) voor detectie van de positie van het tweede synchronisatiesignaal (PB-VD) ten opzichte van het venstersignaal (WID), welke positiedetectieschakeling (27) een uitgangssignaal (DIRE) 55 afgeeft dat in de ene toestand verkeert wanneer het tweede synchronisatiesignaal op het venstersignaal voorloopt en in de andere toestand verkeert wanneer het tweede synchronisatiesignaal op het vensterglas naijlt, waarbij de positiedetectieschakeling een schakeling (37, 38) bevat, welke het uitgangssignaal 11 192896 (DIRE) van de positiedetectieschakeling (27) in zij ene toestand vergrendelt wanneer het referentie-signaal (PEC-OUT) een eerste grens (J) overschrijdt, en het genoemde uitgangssignaal (DIRE) in zijn andere toestand vergrendelt wanneer het referentiesignaal (PEC-OUT) een tweede grens (K) overschrijdt. Hierbij 8 bladen tekening
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP14629079 | 1979-11-12 | ||
JP14629079A JPS5669981A (en) | 1979-11-12 | 1979-11-12 | Phase servo circuit |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8006178A NL8006178A (nl) | 1981-06-01 |
NL192896B NL192896B (nl) | 1997-12-01 |
NL192896C true NL192896C (nl) | 1998-04-02 |
Family
ID=15404333
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8006178A NL192896C (nl) | 1979-11-12 | 1980-11-12 | Faseservobesturingsschakeling voor een videobandapparaat met een regiefunctie. |
Country Status (9)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4390908A (nl) |
JP (1) | JPS5669981A (nl) |
AT (1) | AT384702B (nl) |
AU (1) | AU539312B2 (nl) |
CA (1) | CA1154159A (nl) |
DE (1) | DE3042679A1 (nl) |
FR (1) | FR2469846A1 (nl) |
GB (1) | GB2063526B (nl) |
NL (1) | NL192896C (nl) |
Families Citing this family (12)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS57164466A (en) * | 1981-04-02 | 1982-10-09 | Sony Corp | Drum servo device of vtr |
JPS5815379A (ja) * | 1981-07-22 | 1983-01-28 | Toshiba Corp | 磁気記録再生装置 |
JPS58143404A (ja) * | 1982-02-22 | 1983-08-26 | Sony Corp | Vtr |
US4689706A (en) * | 1982-09-15 | 1987-08-25 | Ampex Corporation | Apparatus and method for adjusting the respective positions of a magnetic head and video information along a magnetic track |
ATE63180T1 (de) * | 1982-09-16 | 1991-05-15 | Ampex | Geraet und verfahren fuer videobandmaschinen welches ein synthetisches steuerungsspursignal erzeugt. |
JPS5971168A (ja) * | 1982-10-15 | 1984-04-21 | Victor Co Of Japan Ltd | 情報記録媒体円盤の回転制御装置 |
SE441561B (sv) * | 1984-03-08 | 1985-10-14 | Film Teknik Ab | Forfarande for redigering av videogram i ferg, s k klippning |
JPS61202983U (nl) * | 1985-06-07 | 1986-12-20 | ||
US4812922A (en) * | 1986-05-16 | 1989-03-14 | Fuji Photo Film Co., Ltd. | Still video signal playback apparatus with still video recording function |
JPH0264953A (ja) * | 1988-08-30 | 1990-03-05 | Toshiba Corp | 映像記録再生装置 |
DE4014513A1 (de) * | 1990-05-07 | 1991-11-14 | Nokia Unterhaltungselektronik | Videorecorder |
JPH07506449A (ja) * | 1992-01-17 | 1995-07-13 | アレシス | デジタルオーディオテープレコーダーの同期方法 |
Family Cites Families (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB1301094A (en) * | 1969-03-21 | 1972-12-29 | Rca Corp | Servo system |
GB1336583A (en) * | 1969-12-04 | 1973-11-07 | Mitsushita Electrical Ind Co L | Rotary head type magnetic recording and reproducing unit |
US3686469A (en) * | 1970-04-02 | 1972-08-22 | Ampex | Steady state phase error correction circuit |
US3742132A (en) * | 1970-05-23 | 1973-06-26 | Nippon Electric Co | Drum servo system of a video tape recorder for an electronic editing |
DE2026975C3 (de) * | 1970-05-27 | 1975-05-28 | Loewe Opta Gmbh, 1000 Berlin | Servo-Steuereinrichtung für den Kopfträgerantrieb eines Video-Aufzeichnungsgerätes |
JPS5148045B2 (nl) * | 1972-06-05 | 1976-12-18 | ||
US4032982A (en) * | 1975-08-29 | 1977-06-28 | International Business Machines Corporation | Adaptive voltage control of motor in an incrementing magnetic tape transport |
DE2644009C2 (de) * | 1975-10-17 | 1983-10-06 | Matsushita Electric Industrial Co., Ltd., Kadoma, Osaka | Vorrichtung zur magnetischen Aufzeichnung und Wiedergabe |
JPS5342203A (en) * | 1976-09-30 | 1978-04-17 | Mitsubishi Electric Corp | Lubricant |
US4206485A (en) * | 1977-07-08 | 1980-06-03 | Sony Corporation | Digital phase servo system |
JPS5432307A (en) * | 1977-08-17 | 1979-03-09 | Victor Co Of Japan Ltd | Magnetic reproducer |
JPS54102474A (en) * | 1978-01-27 | 1979-08-11 | Sony Corp | Digital servo circuit |
JPS54114691A (en) * | 1978-02-27 | 1979-09-06 | Sony Corp | Servo circuit |
-
1979
- 1979-11-12 JP JP14629079A patent/JPS5669981A/ja active Pending
-
1980
- 1980-11-11 AU AU64269/80A patent/AU539312B2/en not_active Expired
- 1980-11-12 GB GB8036240A patent/GB2063526B/en not_active Expired
- 1980-11-12 FR FR8024056A patent/FR2469846A1/fr active Granted
- 1980-11-12 AT AT0556780A patent/AT384702B/de not_active IP Right Cessation
- 1980-11-12 CA CA000364462A patent/CA1154159A/en not_active Expired
- 1980-11-12 DE DE19803042679 patent/DE3042679A1/de active Granted
- 1980-11-12 NL NL8006178A patent/NL192896C/nl not_active IP Right Cessation
- 1980-11-12 US US06/206,055 patent/US4390908A/en not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DE3042679C2 (nl) | 1989-03-23 |
NL192896B (nl) | 1997-12-01 |
AU539312B2 (en) | 1984-09-20 |
US4390908A (en) | 1983-06-28 |
CA1154159A (en) | 1983-09-20 |
FR2469846A1 (fr) | 1981-05-22 |
NL8006178A (nl) | 1981-06-01 |
GB2063526A (en) | 1981-06-03 |
DE3042679A1 (de) | 1981-05-21 |
AU6426980A (en) | 1981-05-21 |
JPS5669981A (en) | 1981-06-11 |
GB2063526B (en) | 1984-01-25 |
ATA556780A (de) | 1987-05-15 |
FR2469846B1 (nl) | 1983-07-01 |
AT384702B (de) | 1987-12-28 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4714971A (en) | Method and apparatus for reproducing signals having improved rotary head tracking control | |
NL192896C (nl) | Faseservobesturingsschakeling voor een videobandapparaat met een regiefunctie. | |
NL8103872A (nl) | Apparaat voor videosignaalregistratie op een magneetband. | |
SU1076000A3 (ru) | Устройство дл управлени положением магнитной головки на наклонных строчках записи | |
NL8001145A (nl) | Servobesturingsschakeling voor een signaalopneem- en/of -weergeefinrichting met een of meer roteerbare signaaltransducenten. | |
KR900000127B1 (ko) | 자기기록 재생장치 | |
KR100533178B1 (ko) | 기록모드판별장치및기록모드판별방법 | |
JPH056838B2 (nl) | ||
JP2597968B2 (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
US4991031A (en) | Rotating head type reproducing apparatus | |
KR960012999B1 (ko) | 브이씨알의 헬리컬 헤드 트래킹 장치 | |
JP2537164B2 (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
JPS6022790A (ja) | 磁気記録再生装置 | |
JPH0750522B2 (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
JPS6325802Y2 (nl) | ||
JPH0338668B2 (nl) | ||
JPS6223509B2 (nl) | ||
JPS60195719A (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
JPH0670846B2 (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
JPH0746415B2 (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
JPS60195722A (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
JPH0311013B2 (nl) | ||
JPH0670844B2 (ja) | 回転ヘツド型再生装置 | |
JPS60195721A (ja) | 回転ヘツド型ビデオ信号再生装置 | |
JPS60119656A (ja) | 磁気録画再生装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Free format text: 20001112 |