NL7906737A - Inrichting voor het filtreren van een verontreinigde vloeiende stof met behulp van een pneumatisch regenereerbaar korrelvormig materiaal. - Google Patents

Description

793^07/vdV/mk “' _ 1 _

Aanvraagster: SOFILTRA-POELMAN, Société Industrielle de Filtration te LA GARENNE COLQMBES, FRANKRIJK

Titel :"Inrichting voor het filtreren van een verontreinigde vloeiends stof met behulp van een pneumatisch regenereerbaar korrelvormLg 5 materiaal”.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het filtreren van een verontreinigde vloeiende stof met behulp van een pneumatisch regenereerbaar korrelvormig materiaal dat in staat is de verontreinigingen 10 te absorberen of te adsorberen, bestaande uit tenminste één filterkast, die inwendig voorzien is van tenminste één praktisch vertikaal filterbed, gevull met het genoemde materiaal waar de vloeiende stof doorheen gaat; een vul-kamer en een afvoerkamer, die respektievelijk boven- en onderin de kast zij l aangebracht en die beiden met het filterbed in verbinding staan; en een pnei-15 matische transportinrichting voor het vullen en ledigen van het bed via genoemde kamers.

Dergelijke inrichtingen worden hoofdzakelijk in de kernenergie en chemische industrién gebruikt voor het verwijderen van radio-aktief jodium gewoonlijk in de vorm van elementair jodium en methyljodide of van giftige 20 gassen uit afvalstoffen.

Het korrelvormige materiaal dat dient om de verontreinigingen door absorptie of adsorptie vast te houden bestaat gewoonlijk uit aktieve kool of zeolieten waarvan de gebruiksduur beperkt is en die dus voor het op peil houden van de werkzaamheid periodiek vervangen moeten worden, waardoor 25 de in de filterkasten aangebrachte bedden gevuld en geleegd moeten worden.

Dit brengt wat^ferontreinigde materiaal en de opslag van al of niet verontreinigde materiaal betreft gevaren met zich mee.

Voor een maximale werkzaamheid is het van belang dat de korre! .-grootte homogeen is en het gestorte materiaal homogeen samenpakt· Het vullen 30 oefent dus een direkte invloed uit op de korrelgrootte en het samenpakken·

De bekende systemen maken gebruik van een verplaatsbare vul-trechter die pneumatisch gevuld wordt en waarmee de beden na elkaar gevuld worden, waarvoor de kast, die zelfs na verwijdering van de verontreinigde knolstof verontreinigd kan zijn, geopend moet worden en waarvoor iemand boven dn 35 kast de trechter moet bedienen.

7906737 E * _ 2 _

De bekende pneumatische transportsystemen, waarbij het korre!.* vormige materiaal direkt in de kast wordt geblazen, bezitten naast bovenge·* noemde bezwaren nog bepaalde andere nadelen.

Deze systemen zijn bovenin de kast voorzien van een buisleid:ug 5 waarbij door openingen onderin het materiaal los in elk bed gestort wordt.

Het op deze manier gestorte materiaal is niet homogeen verdeeld. Om de ver· deling te verbeteren wordt het materiaal tijdens het vallen door trillen in beweging gebracht waarbij het samenpakken niet zo gunstig verloopt als bij een vrije val. Bovendien stoten de korrels tegen de wanden van het bed waar-10 door een gedeelte breekt, de korrelgrootte verandert en stofvorming optreect, waarbij de stof met de korrels in de bedden terecht komt. Tenslotte moet bij deze systemen het vat waarin het materiaal geleverd wordt, geretourneerd worden en moet onderin het vat een speciale trechter worden aangebracht.

Het materiaal kan volgens de bekende systemen met behulp van / 15 een onderin de kast gevoerde zuigbuis, die na verwijdering gevaarlijk verontreinigd is, geledigd worden.

De uitvinding beoogt nu deze tekortkomingen op te heffen, dal wil zeggen het filtermateriaal te regenereren en een betere homogeniteit ir de bedden te bereiken zonder dat verontreinigingen optreden, en verschaft 20 daartoe een inrichting waarin'de vulkamer voorzien is van een horizontale geperforeerde wand, waar de korrels van het materiaal doorheen vallen, en van tenminste een horizontale toevoerbuis door een zijwand die door een transportinrichting gevoed wordt, waarbij genoemde buis en transportinrichting zodanig geconstrueerd zijn dat het materiaal tot aan het andere einde 25 van de vulkamer geblazen wordt, zich op genoemde bodemwand ophoopt, door de zwaartekracht erdoorheen veilt en het filterbed vult.

De buis werpt het materiaal dus niet direkt in de bedden maai in de, van de rest van de kast door een geperforeerde plaat gescheiden bovenruimte, waarbij de grootte van de perforatie afhankelijk is van de korrel-30 grootte van het materiaal, dat zonder snelheid op de bodem van de kamer terecht komt, zich op de geperforeerde plaat ophoopt, er doorheen valt en vrij in het bed valt, waardoor het zich homogeen ophoopt. De openingen in de wand kunnen iedere gewenste vorm bezitten (cirkelvormige of ovale openingen, spleten enzovoort).

35 Verder kan volgens de uitvinding in een kast met meer dan één 7906737 • jr Λ - 3- bed een veitikale buis aanwezig zijn die zich. in het vertikale symmetrie vla! van de bedden bevindt·

Eet materiaal dat op de bodem van de vulkamer ligt is symmetrisch over de geperforeerde plaat verdeeld en vult, te beginnen met het bed 5 dat het verst van de buis verwijderd is, de achtereenvolgende bedden·

Verder kan volgens de uitvinding de afvoerkamer onderin van een trechter voorzien zijn die tenminste de vorm heeft van een tweevlakshoek waarvan de snijlijn schuin verloopt in de richting van een afvoeraansluitirg die zich onderin deze kamer bevindt· 10 De trechter bestaat uit twee schuine vlakken waardoor de afvoer kamer via één enkele opening geleegd kan worden·

De pneumatische transportinrichting bestaat volgens de uitvinding uit middelen die het korrelvormige materiaal opzuigen en naar de vul-of afvoerkamer voeren en van een compressor die met de vulkamer verbonden Ls· 15 De transportinrichting kan dus zowel voor het vullen als ledigen gebruikt worden en bezit niet de met de bekende systemen verbonden besmettiigs-gevaren.

De afzuigmiddelen bestaan volgens de uitvinding uit een centrifugale ontstoffingsinrichting voorzien van een afvoeropening voor de met st>f 20 bezwangerde lucht, een afvoeropening voor de korrels waarbij eerstgenoemde afvoeropening via een stoffilter met een vacuumpomp verbonden is.

Door het materiaal vóór toevoer in de kast stofvrij te maken wordt voorkomen dat stof in de kamer en in de luchtleidingen terecht komt waardoor een goede homogeniteit van de filterbedden verzekerd iso 25 De verdere eigenschappen en voordelen van de inrichting blijk m.

uit de navolgende beschrijving.

In de uitsluitend als voorbeeld dienende tekeningen toont

Fig. 1 een schematisch zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnee, van een inrichting volgens de uitvinding tijdens het vullen; 30 Fig· 2 een bovenaanzicht van deze inrichting;

Fig· 3 een doorsnede langs de lijn III-III in fig· 1;

Fig, k een aanzicht overeenkomende met die van fig· 1, tijden j het ledigen;

Fig· 5 een gedeeltelijk bovenaanzicht van de inrichting met 35 een andere uitvoering van de vulkamer; 7906737 ί * _ k-

Fig. 6 een gedeeltelijk zijaanzicht van een andere uitvoering van de afvoerkamer; en Fig. 7 een doorsnede langs de lijn VII-VII in Fig. 6.

Volgens de in fig. 1 tot k weergegeven uitvoeringsvorm bestaat 5 de inrichting in hoofdzaak uit filterkast 100 waarmee doorstromende lucht van radio-aktieve verontreinigingen bevrijd wordt, en een pneumatische transportinrichting 200 die dient om kast 100 met korrelvormig materiaal, bestaande uit aktieve kool dat de genoemde verontreinigingen absorbeert, te vullen en te ledigen. Kast 100 bevat de centrale of absorptieruimte 110 aan weerskanten 10 waarvan een toevoerkamer voor verontreinigde lucht 120 en een afvoerkamer voor gezuiverde lucht 130 zijn aangebracht, die met de absorptieruimte en met de buitenlucht via de openingen 121 respektievelijk 131 in verbinding staan.

Adsorptieruimte 110 is inwendig voorzien van vertikale en 15 evenwijdig lopende geperforeerde of getraliede schotten 111, die parallellepipedumvormige filtratiebedden 112 begrenzen die met aktieve kool worden gevuld, en die worden afgewisseld door de doorgangen 113 voor circulatie van de te zuiveren lucht. De doorgangen 113 staan afwisselend aan de uiteinden, bijvoorbeeld 113a» direkt in verbinding met kamer 120, waarbij de tegenover 20 liggende uiteinden voorzien kunnen zijn van bijvoorbeeld afsluitstuk 11**, dit de direkte verbinding met kamer 130 afsluit, terwijl de volgende doorgang , bijvoorbeeld 113b, ten opzichte van kamer 120 afgesloten is maar met kamer 130 in verbinding staat, zodat de lucht die in kamer 120 dringt pas na doorgang door filterbed 112 in kamer 130 binnendringt. De pijlen F^ geven de 25 stroomrichting van de lucht aan. Kast 100 bevat vulkamer ΐ4θ en afvoerkamer 150 die zich respektievelijk boven en onder adsorptiekamer 110 bevinden en die beiden met de bedden 112 in verbinding staan.

Vulkamer 1**0 bevat als bodem de horizontale geperforeerde wani 1*1-1, waarvan de perforaties een zodanige grootte bezitten, afhankelijk van 30 de korrelgrootte gewoonlijk 1,5-** mm, dat het materiaal er doorheen valt. · Kamer 1**0 is verder voorzien van buis 1**2 voor het inblazen van het materia & die boven geperforeerde wand '1**1 ligt, door één van de twee vertikale wanden 1**3a gaat en parallel met de schotten 111 loopt.

De praktisch horizontaal lopende buis 1**2 ligt in het symmetr .e-35 vlak van de bedden, waardoor het ingeblazen korrelvormige materiaal zich 7906737 * r *4 _ 5 _ symmetrisch en homogeen over wand 1V1 verspreidt·

Afvoerkamer 150 is voorzien van afvoertrechter 151 in de vorn; van een tweevlakshoek met de opening β, waarvan de snijlijn 152 de hellingE-hoekoc vormt, die vanaf voorwand 150a van de kamer tot de achterwand 150b 5 afdaalt en die eveneens in het vertikale symmetrievlak van de bedden ligt·

De hoeken ö en ^ zijn afhankelijk van de eigenschappen van het materiaal·

Voor aktieve kool met een dichtheid van 0,5 en een korrelgrootte van 1,5-^ mm zijn & en ^ bij voorkeur respektievelijk 15° en 1A0°·

Trechter 151 staat met het laagste deel in verbinding met af-10 voeraansluiting 153 die met een hoek van ongeveer b5° omhoog buigt om kool-verliezen tijdens het openen van de afsluiter tegen te gaan· De afvoeraan-sluiting is voorzien van luchttoevoeropening 15^· Verder is de trechter verbonden met vibrator 155 waarmee de verwijdering van de kool in de richting van afvoeraansluiting 153 bevorderd wordt· 15 Aan weerszijden van de absorptieruimte 110 bevinden zich aan de onderkant, dat wil zeggen in de kamers 120 en 130, twee stofgoten 160, die met de horizon een hoek maken die praktisch gelijk is aan hoekC( van de trechterribbe, en die met verzamelbuis 161 voorzien van afzuigverbindings-stuk 162, in verbinding staan* In deze goten wordt het stof verzameld dat 20 in de doorgangen 113 zou kunnen binnendringen en zich in het ondergedeelte daarvan zou kunnen ophopen·

Pneumatische transportinrichting 200 bestaat uit middelen die het materiaal opzuigen, die zowel voor het vullen als voor het ledigen van de kast gebruikt kunnen worden, en persluchtmiddelen voor het vullen, die 25 op verrijdbare drager 201 zijn aangebracht en die dus een verplaatsbare eenheid vormen·

De zuigmiddelen bestaan uit vacuumgenerator 210, bijvoorbeeld een tandwielcompressor of -centrifuge, die door motor 220 wordt aangedreven, ontstoffingscentrifuge 2k0 en een bekende filterkast 250, bijvoorbeeld in 30 de vorm van een los filter en neerslagkamer, waarbij ontstoffer en filter -kamer via de leidingen 2Vl en 251 in serie met de aanzuigopening van genera ;or 210 verbonden zijn, terwijl de persluchtvoorzieningen uit blaas- of versnel* lingsorgaan 260 bestaan die via de overdrukleiding van generator 210 met samengeperste lucht gevoed wordt en die met buis 1½ kan worden verbonden· 35 Om de tijdens het vullen in de kast toegevoerde lucht af te 7906737 s * - 6 - voeren en om de in de stofgoten 160 verzamelde stof te verwijderen verbindl men afzuigverbindingsstuk 162 van verzamelbuis 161 met een industriële af-zuiger 163 die lucht en stof (in de richting van pijl F^) meevoert.

Ontstoffingsinrichting 2b0 bestaat uit afscheider 2^2, in de 5 vorm van een cylinder met een cirkel vormige doorsnede, die de tangentiaal uitmondende toevoeropening 2^3 bevat, waardoor de korrels gaan wervelen, en inwendige geperforeerde plaat 2Mt in de vorm van een afgeknotte kegel, die alleen de zeer fijne materiaaldeeltjes doorlaat. Plaat 2bb verdeelt de afscheider in een buitenste stofkamer 2^3 en een centrale korrelkamer 2*f6 en 10 is voorzien van afvoeropening 2*f5a in de aan de buitenkant gelegen kamer 2^51 die met leiding 2*f1 verbonden is en afvoeropening 2b6a in de centrale kamer 2k6, Verder bevat de ontstoffingsinrichting onderin afscheider 2b2 sluis 2b7 die met opening 2k6a in verbinding staat en binnenin de draaiende schoepen 2^8, die door een niet weergegeven motor worden aangedreven met eea 15 snelheid die afhankelijk is van de gewenste materiaaltoevoer. De sluis doet dienst als een doserende pomp die de stofdeeltjes uit de afzuigleiding; onder druk in de persleiding met overdruk overbrengt.

Blaasinrichting 260 bestaat uit toevoer 261 voor de korrels die via sluis 2b? worden toegevoerd, toevoer 262 voor de door generator 210 20 samengeperste lucht en afvoeropening 263 voor de door samengeperste lucht meegevoerde korrels.

Transportinrichting 200 bevat nog toevoermiddelen voor het materiaal zelf en toevoer- en opslagmiddelen voor het verontreinigde materiaal die respektievelijk voor het vullen en ledigen van de kast gebruikt worden.

25 De middelen voor de toevoer van het materiaal (fig. 1 en 2) bestaan uit zuigpijp 230, in de vorm van uitwendige buis 231 voorzien van luchtinlaatopeningen 231a, en een concentrisch met buis 231 verlopende inwendige buis 232 voorzien van luchtinlaatopeningen 232a. Buis 232 is aan de ene kant 232b open en aan de andere kant 232c via aanzuigbuis 233 verbonden 30 met opening 2^3 van de ontstoffingsinrichting 2*f0. De middelen voor de toevoer van het materi-aal bestaan verder nog uit toevoerbuis 2èbt voorzien vai kijkgat 265, die afvoeropening 263 van blaasinrichting 260 verbindt met buis ite.

De middelen voor het toevoeren en opslaan van het verontreini 5de 35 materiaal, aangegeven met 280 (fig. b), bestaan uit opslaghouder 281, afge- 7906737 _ 7_ + Η sloten met een speciale deksel, afvoerbuis 282 voorzien van kijkgat 283, d:.e afvoeraansluiting 153 verbindt met houder 281 en afzuigleiding 284 waarmee houder 281 met toevoeropening 243 van ontstoffingsinrichting 240 verbonden wordt· 5 Voor het ledigen van de kast wordt afvoeropening 263 van de blaasinrichting verbonden met geluiddemper 265·

Het vullen met materiaal wordt op de volgende wijze uitgevoerd (fig· 1). Zuigpijp 23Ο wordt ondergedompeld in materiaalmassa M in de houde r E en motor 220 wordt evenals zuiginrichting 163 en roterende sluis 247 inge-10 schakeld, waardoor het materiaal wordt opgezogen en via buis 233 in ontstol-fingsinrichting 240 terecht komt waar de fijne stof afgescheiden wordt, nasr kamer 245 gaat en op filter 250 blijft liggen, terwijl de overgebleven korrels in centrale kamer 246 in sluis 247 vallen en door de schoepen 248 van blaaf-inrichting 26o meegevoerd worden en in toevoerbuis 264 en door buis 142 ge-15 perst worden· (De pijlen F^ geven de richting van de lucht en de meegevoerce korrels aan). Buis 142 spuit het materiaal in kamer 140 tot aan de tegenover liggende wand 143b waar de korrels praktisch zonder snelheid neerkomen· Het materiaal verzamelt zich dus op de bodem van ruimte 140 op geperforeerde plaat 141, valt daar doorheen en vult het bed dat het verst van de buis verwijderd 20 is. Er ontstaat dus een materiaalwal die zich in de richting van de buis verplaatst en die de bedden geleidelijk vult· Tenslotte zijn alle bedden evenals afvoerkamer 150 gevuld·

Door geperforeerde plaat 151 vallen de korrels vertikaal in de bedden en worden niet tegen de wanden geworpen waardoor zij niet breken en 25 zich op de gunstigste wijze ophopen·

Het verontreinigde materiaal wordt als volgt verwijderd· (fig. 4)« Motor 220 wordt ingeschakeld, opslagruimte 281 wordt onder vacuum gezet, het materiaal wordt onder uit kamer 150 gezogen en door de lucht die via opening 154 binnendringt in beweging gezet, en gaat via buis 282 naar de houder waar-30 in het zich verzamelt zonder door buis 284 te stromen (de pijlen F^ geven ds richting van de lucht en de meegevoerde deeltjes aan)·

Vibrator 155 wordt aan het einde van de lediging in werking gesteld om de verwijdering van het materiaal te bevorderen. Hierbij wordt erop gewezen dat tijdens het ledigen scheidinrichting 242 en filter 250 ge-35 bruikt worden terwijl sluis 247 en blaasinrichting 260 niet in werking zijl.

7306737 V * _ 8_

Tijdens het vullen of ledigen kan men het vloeiende materiaal gemakkelijk observeren door de kijkgaten 265 en 283·

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1*Λ gaat men ervan uit dat de diepte van vulkamer 140, dat wil zeggen de afstand tussen 5 wand 1**3a en 1^3b, niet groter is dan de maximale werpafstand van buis 1^2, Voor aktieve kool met een dichtheid van 0,5 en de voor het pneumatische tens-port van koolstof vereiste snelheid van 20-25 m/sec. bedraagt de maximale worpafstand 2,8 m. Voor kamers en dus kasten met een grotere diepte gebruil:t men enkele buizen om beurten of gelijktijdig.

10 Fig. 5 toont een inrichting met twee boven elkaar geplaatste buizen 142a en 1*t2b waarmee een kast met een diepte van 5,20 m gevuld kan worden.

In kasten met een grote diepte (bijvoorbeeld 2,8 m) kan men om te voorkomen dat door de neiging van de trechter in afvoerkamer 150 te 15 hoge opeenhopingen ontstaan, de trechter uit verschillende delen samenstellen· De fig. 6 en 7 tonen een kast die twee trechters 151a en 151b met de ribbes 152a, 152b bevat, waarbij de trechters van de vibratoren 155a en 155¾ zijn voorzien en met de afvoerleidingen 153a en 153b ia verbinding staan. De beide trechters kunnen om beurten of gelijktijdig geledigd worden.

20 Uit het voorgaande volgt duidelijk dat met de inrichting volgens de uitvinding het filtermateriaal veel veiliger geregenereerd kan worden, omdat de personen die met dit werk belast zijn op geen enkele wijze direkt of indirekt met het verontreinigd materiaal in aanraking komen; de korrel-grootte van het materiaal geen verandering ondergaat, dankzij de omstandig-25 heden waaronder het materiaal ingeblazen wordt; de verdeling homogener is dankzij het vullen van de bedden door middel van de zwaartekracht; en verstopping van de toevoerbuizen met materiaal, dankzij de roterende sluis, vermeden wordt.

Dankzij de eenvoudige bediening reduceert de inrichting tijds-30 verliezen tot een minumum en levert tenslotte de beste voorwaarden voor homogeniteit en verdeling van het materiaal in de filterbedden.

7306737 35

Claims (12)

1. Inrichting voor het filtreren ran een verontreinigde vloeiend; stof net behulp van een pneunatisch regenereerbaar korrel vormig materiaal dit 5 in staat is de verontreinigingen te adsorberen of te absorberen, bestaande uit tenminste één filterkast (100) die inwendig van tenminste één vertikaal filterbed (112) voorzien is, gevuld net het genoemde materiaal, waardoorheen de vloeiende stof stroomt; een vulkamer (l*fO) en een afveerkamer (150) die respektieveli jk boven- en onderin de kast ajn aangebracht en die beiden met 10 het filterbed in verbinding staan; en een pneumatische transportinrichting (200) voor het vullen en ledigen van het bed via genoemde kamers, met het kenmerk, dat de vulkamer (l*fO) voorzien is van een geperforeerde horizontale bodemplaat (1*1-1), waar het korrel vormige materiaal doorheen gaal ; tenminste één horizontale inspuitbuis (l*t2), die door één van de zijwanden 15 (1*1-3) gaat en door de transportinrichting (200) gevoed wordt, waarbij de buis en genoemde transportinrichting het materiaal tot aande tegenover liggende wand (l*f3b) van de vulkamer (1*0 werpen, waardoor het materiaal zich op groid-plaat (l*fD ophoopt en vervolgens door middel van de zwaartekracht erdoorheen valt en het filterbed (112) vult*

2. Filterinrichting volgens conclusie 1, bestaande uit een filtei- kast (100) die van een aantal parallellepipedumvormige bedden is voorzien, die evenwijdig aan eenzelfde vertikaal vlak lopen, met het kenmerk, dat de as van de buis (l*f2) loodrecht op dit vlak staat en zich bevindt in het vertikale symmetrievlak van de bedden (112), 25 3· Filterinrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat de vulkamer (1*MD) tenminste twee boven elkaar gelegen pijpen (l**2a, 1*f2b) bevat (fig. 5)· **· Filterinrichting volgens conclusie 1, m e t het ken merk, dat de afvoerkamer (150) aan de onderkant van tenminste één trechter 30 (151) voorzien is in de vorm van een tweevlak waarvan de snijlijn (152) schuin afloopt in de richting van een afvoeraansluiting (153) die zich onderin de kamer (150) bevindt*

5· Filterinrichting volgens conclusie 4, met het ken merk, dat de afvoeraansluiting (153) omhoog buigt en van een opening vooi 35 de toevoervan lucht (15*0 voorzien is. 7906737 _ *o_

6. Filterinrichting volgens conclusie 2 en met het kenmerk, dat de ribbe (152) van de trechter (151) zich in het vertikale vlak bevindt waarin de as van de buis (1^2) ligt. 7* Filterinrichting volgens conclusie *l·, m e t het k e n- 5 merk, dat de trechter (151) voorzien is van een vibrator (155)*

3. Filterinrichting volgens conclusie 6, met het ken merk, dat de afvoerkamer (15) van tenminste twee in eikaars verlengde liggende trechters (152a en 152b) en van tenminste twee afveeraansluitingen (153a en 153b) die elk met één trechter 'verbonden zijn (fig· 6 en ?) voor-10 zien is. 9* Filterinrichting volgens conclusie m e t het ken- m e r k, dat onder en binnenin de filterkamer (100) stofafvoergoten (160) verbonden met een verzamelbuis (161) zijn aangebracht, die zich evenwijdig aan de ribbe (152) van de trechter (151) aan weerskanten van de bedden (112) 15 bevinden.

10. Filterinrichting volgens conclusie 1,met het ken merk, dat de pneumatische transportinrichting (200) voorzien is van middelen voor het afzuigen van het korrelvormige materiaal die met de vul-kamer (14) of de afvoerkamer (150) verbonden zijn en van middelen die het 20 materiaal onder druk verplaatsen en die met de vulkamer verbonden zijn.

11. Filterinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afzuigmiddelen een ontstoffingscentrifuge (2*0 bevatten voorzien van een afvoeropening (2^5a) voor de met stof bezwangerde lucht en een afvoeropening (2*f6a) voor de korrels en van middelen voor het opwekken van 25 een vacuum (210) die via een stoffilter (250) met afvoeropening (2*f5a) verbonden zijn.

12. Filterinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de transportinrichting (200) van een zuigpijp (230) voor het vulmateriaal voorzien is, bestaande uit twee concentrische buizen (231, 2321 30 die met elkaar verbonden zijn en waarvan de buitenste buis (231) lucht uit de atmosfeer binnenlaat die door middel van de vacuumgenerator (210) aangezogen wordt, terwijl de inwendige buis (232) die met ontstoffingsinrichting (2hO) verbonden is, het met de op deze wijze aangezogen lucht meegevoerde materiaal doorlaat.

13. Filterinrichting volgens conclusie 11, met het ken- 7906737 — 11- *- « m e r k, dat de ontstoffingsinrichting (24) inwendig voorzien is van een geperforeerde plaat (244) in de vorm van een afgeknotte kegel die voor de verdeling zorgt in een buitenkamer (245) voor het verzamelen van stof met een afvoeropening (245a) en in een centrale kamer (246) voor de korrels, voor-5 zien van een afvoeropening (246a)· 1¼. Filter inr i<i±ing volgens conclusie 10, met het ken- m e r k, dat de luchtdrukmiddelen een blaasinrichting (160) bevatten die me: behulp van een roterende sluis (247) en dm door genoemde vacuumgeneratoren (210) aangevoerde lucht met de korrels uit de centrale kamer (246) gevoed 10 wordt, waarbij blaasinrichting (260) via toevoerbuis (264) met spuitbuis (142) verbonden ise

15· Filterinrichting volgens conclusie 13, met het ken merk, dat de vacuumgeneratoren (210) uit een overdrukinrichting bestaan, waarvan de ingang met stoffilter (250) verbonden is en waarvan de afvoer de 15 persmiddelen (2βθ) met lucht voeden·

16· Filterinrichting volgens conclusie 4 en 10, met het kenmerk, dat de transportinrichting (200) voorzien is van middelen om het te verwijderen korrelvormige materiaal aan te zuigen, bestaande uit een afvoerbuis (282) verbonden met de afvoeraansluiting (153), een afgesloten 20 houder (281) voor het opslaan van het verontreinigde met de aanvoerbuis aan·· gevoerde materiaal, en een afzuigleiding (284) die de opslaghouder (281) me·: ontstoffingsinrichting (24o) (fig· 4) verbindt·

17- Filterinrichting volgens conclusie 10, met het ken merk, dat de afzuigmiddelen en de luchtdrukmiddelen op een verrijdbare 25 drager (201) zijn aangebracht waardoor een verplaatsbare eenheid ontstaat· 7906737