NL7905095A - Optisch uitlees-registratiestelsel. - Google Patents

Description

i, \ .

-- r VO 8055 -1-

Eocom Corporation.

Irvine, Califomië - Verenigde Staten van Amerika.

Optisch uitlees-registratiestelsel.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een optisch stelsel voor het aftasten van een voorwerp en het weergeven van een beeld daarvan, en meer in het bijzonder op een laseraftast-stelsel waarin de afmetingen van een weergegeven beeld langs elektro-5 nische weg kunnen worden gevarieerd.

Er zijn verschillende optische stelsels voor het aftasten van een voorwerp en- het weergeven van een beeld daarvan bekend.

Bij het Laserite-stelsel, dat verkrijgbaar is bij EOCOM Corporation of Irvine, Califomië, wordt gebruik gemaakt van een laseraftastin- · 10 richting, die een beeldsignaal opwekt door een voorwerp lineair af te tasten. Het beeldsignaal bestuurt een tweede laseraftastinrichting, die het beeld van het voorwerp vormt. Het stelse'l heeft een groot aantal toepassingen waaronder bijvoorbeeld het instellen van druk-type.

15 Het optische stelsel van het Laserite-aftaststelsel is beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage Serial No. 758,250. Bij % dit stelsel wordt het opgewekte beeldsignaal toegevoerd aan een modulator, die de bundelintensiteit van de tweede laser bestuurt, welke een beeld of uitgangskopievlak aftast gelijktijdig met de aftas-20 ting door de eerste laser van het voorwerp of het ingangskopievlak.

In de Amerikaanse octrooiaanvrage Serial No. 695,921 is een andere uitvoeringsvorm van het Laserite-stelsel beschreven, waarbij het beeldsignaal wordt toegevoerd aan een fotovermenigvuldi-gerbuis, die een video-informatiesignaal opwekt. Het videosignaal 25 wordt over rekenorganen gevoerd om de registratielaseraftastinrich-ting te besturen, welke het beeld of facimile van het voorwerp vormt.

Dit stelsel verschaft een vrijheid van afhankelijkheid van de tijd-synchronisatie, welke een grotere bedrijfsflexibiliteit mogelijk maakt.

30 Bij de bekende stelsels zijn variaties in de afmetingen 7905095 ·» -2- • * 't ~ van het geprojecteerde beeld langs optische weg tot stand gebracht door lensbrandpuntafstanden en lineaire aftastafstanden te modifiëren. Dergelijke methoden zijn complex en vereisen geschikte lenzen voor substitutie in het stelsel.

5 De uitvinding beoogt te voorzien in een optisch uitlees- registratiestelsel voor het aftasten van een voorwerp en het weergeven van een beeld waarvan de afmetingen langs elektrische weg kunnen worden gevarieerd.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van 10 een werkwijze voor het opwekken van een video-objectsignaal en het gebruik van het videosignaal om een beeld te projecteren, dat in afmetingen ten opzichte van de objectafmetingen kan verschillen.

Een kenmerk van de uitvinding is gelegen in de aanwezigheid van organen voor het opwekken van een uitleeskloksignaal en een 15 registratiekloksignaal, waarbij het registratiekloksignaal in frequentie verschilt van het uitleeskloksignaal teneinde een afmetings-verschil tussen het object en het beeld te verkrijgen.

In het kort omvat het optische uitlees-registratiestel-sel organen voor het langs optische weg aftasten van een object en 20 het opwekken van een elektrisch beeldsignaal. Er zijn organen aanwezig om het elektrische beeldsignaal bij een uitleesklokfrequentie op te slaan en het opgeslagen elektrische beeldiagnaal bij een registra-tieklokfrequentie terug te winnen. Het elektrische beeldsignaal wordt dan met de registratieklokfrequentie toegevoerd aan een tweede af-25 tastinrichting, die een beeld van het object weergeeft.

Bij een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvatten de eerste aftastorganen en de tweede aftastorganen laserinrichtingen en wordt het elektrische beeldsignaal door een fotovermenigvuldiger-buis opgewekt. Zowel het uitleeskloksignaal als het registratieklok-30 signaal kunnen uit een door een fotovermenigvuldigerbuis opgewekt referentiesignaal via geschikte elektronische schakelingen worden afgenomen.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: 7905095 * — - > -3- fig. 1 een functioneel blokschema van een optisch uit-lees-registratiestelsel volgens de uitvinding; fig. 2 een schema van een gedeelte van een uitvoeringsvorm van de uitlees- en registratieklokgeneratororganen volgens de 5 uitvinding; fig. 3 een elektrisch schema van de pulsverwijderings-schakeling, die bij de klokgeneratororganen volgens fig. 2 worden toegepast; fig. 4 een schema van een besturingsschakeling, welke 10 met de uitlees- en registratieklokgenerator volgens fig. 2 kan samenwerken; fig. 5 een schema van informatiebuffers en verdere be-sturingsschakelingen ten gebruike bij de uitlees— en registratieklok-signaalgenerator volgens fign. 2 en 3; en 15 fig. 6 tempeerdiagrammen ter toelichting van signalen in en de werking van de schakeling volgens fign. 2-4.

Pig. 1 is een functioneel blokschema van een optisch uitlees-registratiestelsel volgens de uitvinding, welk stelsel is voorzien van een eerste laseraftastinrichting 10, die een object af-20 tast en tezamen met een fotovermenigvuldigerbuis 12 een videobeeld-signaal opwekt. Het videobeeldsignaal kan bestaan uit een aantal enen en nullen, die respectievelijk lichte en donkere incrementen van het afgetaste object voorstellen. Bij een bepaalde uitvoeringsvorm bedroeg de door de laseraftastinrichting 10 afgetaste afstand 25 35 cm en bedroeg het oplossend vermogen van het videosignaal 0,025 mm.

Derhalve waren 14000 informatiebits nodig voor een videosignaal voor één regelaftasting. Het stelsel is verder voorzien van een tweede fotovermenigvuldigerbuis met een referentiemasker (zoals beschreven in de bovengenoemde Amerikaanse octrooiaanvrage 695,921) , welke buis 30 een referentievideosignaal voor synchronisatie van het beeldsignaal opwekt teneinde later te worden gebruikt bij het regelen van een registratielaseraftastinrichting.

Het videobeeldsignaal van elke regelaftasting wordt afwisselend toegevoerd aan een bij 14 afgebeelde buffer A en een bij 790 5 0 95 -i -4- 16 afgeheelde buffer B, die parallel zijn verbonden. Elke buffer moet een opzamelcapaciteit van 14000 bits hebben opdat het signaal voor één regelaftasting kan worden opgeslagen. Het uitleeskloksignaal wordt uit het referentiesignaal afgenomen, zoals later meer gedetail-5 leerd zal worden toegelicht, en wordt toegevoerd aan de.'buffers',waardoor het opslaan van de bits gesynchroniseerd met de lineaire aftasting van de laseraftastinrichting 10 plaats vindt.

Terwijl de digitale video-informatie voor één aftast-regel van de laseraftastinrichting 10 in de buffer A wordt opgesla-10 gen wordt het opgeslagen videosignaal uit de voorafgaande regelaftasting, welk signaal in de-buffer B is opgeslagen, over een multiplex-inrichting 20 gevoerd teneinde een tweede laseraftastinrichting 22 te besturen, welke het beeld van het afgetaste object vormt. Zoals beschreven in de bovengenoemde Amerikaanse octrooiaanvrage 695,951 15 kan bij de eerste en tweede lasers gebruik worden gemaakt van dezelfde aftastinrichting. De multiplexinrichting 20 kiest de juiste buffer voor uitlezen wanneer de andere buffer informatie voor opslaan -ontvangt.

Het is van belang, dat terwijl de informatie-opslag in 20 elke buffer wordt bestuurd door het signaal uit de uitleesklok 18, de informatieterugwinning uit elke buffer wordt bestuurd door een registratieklok 24 waarvan de frequentie wordt geregeld door de instelling van een krimpcodeerinrichting 26, waardoor de frequentie van het registratiekloksignaal met de frequentie van het uitlees-25 kloksignaal wordt gerelateerd overeenkomstig het gewenste percentage beeldkrimp. Verder is een juist/onjuistregelaar 28 aanwezig, die met de buffers 14 en 16 is verbonden, waardoor informatie uit elke buffer of eerst in en eerst uit (fifo) of het laatst in het eerst uit (lifo) kan worden uitgelezen teneinde daardoor respectievelijk 30 öf een juist uitgelezen óf een onjuist uitgelezen beeld (spiegelbeeld) te verschaffen.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm zijn de laseraftastin-richtingen van het type, dat in het optische Laserite-aftaststelsel wordt gebruikt en in de bovengenoemde Amerikaanse octrooiaanvrage 790 5 0 95 -5-

A

is beschreven.

Elke laser heeft een lineaire aftasting van 35 cm bij hetzij het object/ hetzij het beeldvlak en de beide lasers hebben dezelfde aftast-snelheid. Indien derhalve het videosignaal door de laseraftastinrich-5 ting 10 met een uitleesklokfrequentie wordt opgewekt en het videosignaal aan de besturingslaseraftastinrichting 22 bij een registra-tieklokfrequentie wordt toegevoerd/ kan een krimp van het object worden verkregen door het videosignaal met een hogere frequentie dan de uitleesklokfrequentie te registreren. Meer in het bijzonder moet voor 10 een krimp van 0/1% van het beeld de uitleesklok 999 pulsen voor elke 1000 pulsen van de registratieklok leveren. Op een soortgelijke wijze: levert voor een krimp van 10% van het'beeld de uitleesklok 900 pulsen voor elke 1000 pulsen van de registratieklok. Derhalve wordt het aantal pulsen N van pulsen, die uit elke 1000 registratieklokpulsen wor-15 den verwijderd voor het opwekken van een uitleeskloksignaal,gegeven door N » krimp (%) x 10

In de fign. 2-5 is een uitvoeringsvorm van de uitleesklok, de registratieklok, de informatiebuffers en de besturingsscha-20 keling schematisch aangegeven. Het is duidelijk, dat figuren 2, 4 en 5 met elkaar zijn gekoppeld doch ter toelichting is elk gedeelte afzonderlijk weergegeven. Voorts zal de beschrijving van het schema nader worden beschouwd tezamen met de golfvormen, welke in fig. 5 zijn aangegeven voor signalen, die in de schakeling optreden.

25 Fig. 2 toont het uitlees/registratieklokgeneratorgedeel- te, dat het analoge referentievideosignaal A (weergegeven in fig. 5) ontvangt, dat door de fotovermenigviildigerbuis wordt opgewekt en over een geschikte conditioneringsschakeling wordt gevoerd om een digitaal referentiekloksignaal D op te wekken. De conditionerings-30 schakeling omvat een versterker 40, die het analoge referentievideosignaal A ontvangt, waarbij het uitgangssignaal van de versterker over een condensator 42 wordt gevoerd voor het verschaffen van een geconditioneerd referentievideosignaal 3. Het videosignaal B en een referentiesignaal C worden toegevoerd aan een vergelijkingsinrichting 790 5 0 95 -6- 44, waarbij het uitgangssignaal van deze vergelijkingsinrichting 44 als het klokingangssignaal aan een flip-flop 46 wordt toegevoerd.

Een inleidingssignaal INIT wordt aan de terugstelklem van de flipflop 46 toegevoerd om de werking van de schakeling te synchronise-5 ren.

Het uitgangssignaal van de flip-flop 46 wordt over een invertor 48 gevoerd, welke het referentiesignaal C van bij benadering 0,6 V tot 0 V reduceert bij het inleiden van de flip-flop 46. Een doel van de gerefereerde drempelspanning C bestaat daarin, dat 10 wordt belet, dat storende signalen worden opgewekt door ruis aan de ingang van de versterker 40-

Het digitale referentiekloksignaal D wordt aan de uitgang van de vergelijkingsinrichting 44 afgenomen en aan de klok-ingang van de teller 50 toegevoerd, die tezamen met de flip-flop 15 52 slechts nadat de eerste 32 perioden van het referentiekloksignaal zijn geteld een uitleesklokuitgangssignaal inleidt. De vertraging van 32 perioden maakt het mogelijk, dat de fasevergrendelingslus en het referentiedrempelsignaal C en derhalve het referentiekloksignaal D worden gestabiliseerd.

20 Het referentiekloksignaal D wordt ook als één ingangs signaal toegevoerd aan een fasedetector 54, welke deel uitmaakt van een fasevergrendelingslus, die voorzien is van een in serie verbonden filter 56, een spanningsbestuurderoscillator 58, een pulsever-wijderingsinrichting 60, een deler 62 en een deler 64.

25 Het uitgangssignaal van de deler 64 wordt als het ande re ingangssignaal aan de fasedetector 54 toegevoerd. Zoals bekend > kan bij fasevergrendelingslusketens de uitgangsfrequentie van een spanningsbestuurderoscillator evenredig aan een ingangssignaal worden gemaakt door het ingangssignaal in fase. te vergelijken met een 30 referentiesignaal, dat aan de uitgang van de spanningsbestuurde oscillator wordt afgenomen. Derhalve zal cfe fasevergelijkingsinrichting 54 de spanningsbestuurde oscillator 58 voorspannen, waardoor de twee ingangssignalen van de fasedetector 54 dezelfde frequentie hebben. Aangezien de fasedetector 54 een referentiesignaal ontvangt, dat 790 5 0 95 * -7- gelijk is aan het bestuurde-oscillatoruitgangssignaal gedeeld door 60, moet de spanningsbestuurde. oscillator derhalve een frequentie opwekken, welke 60 maal zo groot is als die van het toegevoerde referentiekloksignaal D wanneer wordt aangenomen, dat door de in-5 richting 60 geen pulsen worden verwijderd. De detector 66 ontvangt het referentiekloksignaal D en het uitleesinschakelsignaal en detecteert de fasevergrendeling daarvan.

Volgens de uitvinding wordt het registratiekloksignaal af genomen aan de uitgang van de spanningsbestuurde oscillator 58 10 en wordt het uitleeskloksignaal aan de uitgang van de pulsverwijde-ringsinrichting 60 af genomen. Het is derhalve duidelijk, dat het registratiekloksignaal een iets hogere frequentie bezit dan het uitleeskloksignaal indien pulsen uit het VCO-signaal worden verwijderd bij het afleiden van het uitleeskloksignaal. Het signaal, dat 15 aan de uitgang van de spanningsbestuurde oscillator 58 wordt .afgenomen, wordt over een deler 70 en een invértor 72 gevoerd, waardoor het registratiekloksignaal P of WRT CLK wordt opgewekt. Het uitgangssignaal van de deler 62 wordt als één ingangssignaal aan de NEN-poort 74 tezamen met een uitgangssignaal uit de flip-flop 52 20 toegevoerd, waarbij het uitgangssignaal van de NEN-poort 74 het uitleeskloksignaal E of READ CLK is.

De werking van de pulsverwijderingsinrichting 60 wordt bestuurd door een vermenigvuldiger 76, die het uitgangssignaal uit de spanningsbestuurde oscillator 53 en een binair signaal uit een 25 met de hand in te stellen krimpregelaar 78 ontvangt. De vermenigvuldiger reageert op de binaire code en kiest pulsen, die uit het VCO-signaal moeten worden verwijderd. Aan de pulsverwijderingsinrichting 60 wordt een stuursignaal toegevoerd wanneer een puls door deze inrichting 60 moet worden geëlimineerd. Derhalve verkrijgt men 30 een gewenst frequentieverschil tussen het registratieklok- en uit-ieeskloksignaal en derhalve een gewenste krimp in het' geprojecteerde beeld van het optische uitlees-registratiestelsel.

Fig. 3 toont een schema ter toelichting van de in de klokgeneratcrketen volgens fig. 2 gebruikte pulsverwijderingsscha- 79050 95 -8- keling. Het VCO-uitgangssignaal, dat bij voorkeur een zo hoge frequentie heeft, dat een oplossend vermogen van 0,0025 mm wordt verkregen, wordt door tien gedeeld en als een klokingangssignaal aan de vermenigvuldigers 80 en 82 toegevoerd. Indien een krimpinstelling 5 via de duimwielschakelaars is geïntroduceerd, wordt een binair gecodeerd decimaal getal aan de vermenigvuldigeringangen toegevoerd.

De uitgangssignalen van de vermenigvuldigers 80, 82 worden toegevoerd aan een NEN-poort 84, welke in responsie op de krimpinstelling in· positieve richting verlopende pulsen op geschikte tijdstippen 10 opwekt. Deze pulsen worden als een tuimelingangssignaal aan de flipflop 88 toegevoerd, waardoor het uitgangssignaal hiervan een logische "0" wordt. Het uitgangssignaal van flip-flop 88 wordt dan aan één ingang van de NOF-poort 90 toegevoerd, waarbij het andere ingangssignaal van deze poort 90 afkomstig is uit het gedeelde VCO-15 signaal, dat aan de vermenigvuldigers 80, 82 wordt toegevoerd. Wanneer de twee ingangssignalen logische "0-len" zijn, levert de NOF-poort 90 een logische "1", die via de flip-flop 92 wordt toegevoerd aan een pulsverwijderingsuitgangspoort 94, waardoor de uit-gangspoort tijdens de duur van één klokpuls wordt belemmerd.

20 Zoals uit fig. 4 blijkt, worden de READ CLK- en WRT CLK- signalen aan de afgebeelde besturingsschakeling toegevoerd en worden registratie-inschakel- en uitleesinschakelsignalen daaruit afgenomen tezamen met één eind-aftast (EOC)-signaal en een inleid-(INIT)-signaal. Het uitleeskloksignaal wordt toegevoerd aan de ingang van 25 een binaire teller 100, die wanneer daaraan een terugstelsignaal wordt toegevoerd de uitleesklokpulsen begint te tellen. De accumulerende telling' van de teller 100 wordt toegevoerd aan een verge-lijkingsinrichting 102, die de telling vergelijkt met de totale regelbittelling, die in het register 104 is opgeslagen, teneinde 30 vast te stellen wanneer een volledige uitlezing van één regelaftasting van de uitleesaftastinrichting heeft plaats gevonden. Een uitlees-inschakelketen voorzien van een flip-flop 106 ontvangt het uitleeskloksignaal als een ingangssignaal en wekt een uitleesinschakelsig-naal op. De flip-flop 106 wordt teruggesteld tot de vergelijkings- 790 5 0 95 -9- inrichting 102 het voltooien van één regelaftasting aangeeft. Een eindaftastsignaal (EOC) en een inleidsignaal (INIT) worden uit de vergelijkingsinrichting 102 af genomen en trekken de flip-flop 110 voor het opwekken van het eindaftastsignaal en de één-periode-multi-5 vibratoren 112 en 114 voor het opwekken van het INIT-signaal.

Deze signalen vindt men in fig. 6.

Volgens de uitvinding wordt een beeld waarvan de afmetingen zijn gereduceerd op het weergeefmedium gecentreerd d.m.v. een programmeerbare RDM 130, die een opgeslagen telling bezit, wel-• 10 ke overeenkomt met een gewenst percentage krimp. Het binaire signaal uit de krimpregelaar 78'wordt als een adres aan de ROM 130 toegevoerd en de daarin opgeslagen telling wordt toegevoerd aan de vergelijkingsinrichting 132, die deze opgeslagen telling of verschuiving vergelijkt met de geaccumuleerde telling van de uitleesklok in 15 de teller 100. Wanneer de uitleesklok de gewenste verschuiving, ontvangen uit cfe ROM 130, ontvangt, wordt een signaal toegevoerd aan de flip-flop 134, die een WRT-inschakelsignaal opwekt. De flip-flop .

134 wordt ingesteld wanneer de WRT CLK-telling in de teller 120 de totale gewenste telling bereikt, welke in het register 124 is 20 opgeslagen, als bepaald door de vergelijkingsinrichting 122. De vergelijkingsinrichting 122 voert dan een kloksignaal aan de flipflop 136 toe, die flip-flop 134 instelt.

Het INIT-signaal uit de multivibrator 114 wordt ook als een instelsignaal aan de flip-flop 136 èn aan de flip-flop 138 als 25 een ingangssignaal bij het begin van elke inleidperiode toegevoerd. Derhalve wordt door het tuimelen van de flip-flop 138 een buffer-A-kiessignaal en een buffer-B-kiessignaal opgewekt.

In fig. 5 zijn de informatiebuffers A en B afgebeeld, waarbij aan deze buffers ingangssignalen uit de schakeling volgens 30 fign. 2 en 3 worden tcegevoerd en het uitgangssignaal van de twee buffers als ingangssignaal aan de multiplexinrichting 154 wordt toegevoerd. De keuze van het A-kanaal of B-kanaal van de multiplexinrichting 154 wordt bepaald door het kiessignaal, dat afkomstig is uit de flip-flop 133 van fig. 4. Zowel de buffer 150 als de buf- 7905095 . V ’ -10- r' fer 152 bezit ingangsklemmen voor het ontvangen van het READ CLK, WRT CLK, bufferkies-, uitleesvideosignaal, uitleesinschakelsignaal en het inleidingssignaal. Bij de eerderbeschreven uitvoeringsvorm, waarbij de aftastorganen een lineaire lengte van 35 cm aftasten en 5 waarbij het oplossend vermogen 0,025 mm bedraagt, moet elke buffer 14000 adresseerbare informatiebits kunnen opslaan. Bij een bepaalde uitvoeringsvorm omvat elk van de informatiebuffers 14 vrij toegankelijke· gehêugens'-vailk. Elke buffer omvat voorts een lijn voor het ontvangen van het R/W-signaal uit een uitwendige met de hand instelba-10 re schakelaar voor het adresseren van de buffer teneinde opgeslagen informatie hetzij eerst -in en eerst uit (fifo) of het laatst in en het eerst uit (lifoHitielezen afhankelijk van het feit of een juist uitgelezen of onjuist uitgelezen beeld gewenst is. In het ene geval worden de buffers in serie uit het eerste adres tot het laatste 15 adres voor informatie-uitlezing geadresserd, terwijl in het andere geval de buffers in omgekeerde volgorde vanuit het hoogste adres naar het initiële adres worden geadresseerd. Dienovereenkomstig zullen de aftastorganen voor het vormen van het beeld juist uitgelezen beeldinformatie of onjuist uitgelezen beeldinformatie ontvan-20 gen.

Een optisch uitlees-registratiestelsel met langs elektronische weg bestuurde variabele beeldafmetingen biedt voordelen ten opzichte van de bekende stelsels, waarbij de beeldafmetingen langs optische weg worden bepaald. Ofschoon de uitvinding boven is 25 beschreven onder verwijzing naar een bepaalde uitvoeringsvorm, geldt deze slechts ter illustratie en niet in beperkende zin.

30 790 5 0 95

Claims (17)

1. Optisch uitlees-registratiestelsel voor het aftasten van een object en het weergeven van een beeld, waarvan, de afmetingen ten opzichte van die van het object kunnen variëren, gekenmerkt door eerste organen voor het optisch aftasten van een object en het 5 opwekken van een elektrisch beeldsignaal voor elke aftasting, organen voor het opwekken van een uitleeskloksignaal met een uitlees-frequentie en het opwekken van een registratiekloksignaal met een registratiefrequentie, organen om het elektrische beeldsignaal bij de uitleesfrequentie in * synchronisms met de aftasting van de orga— 10 nen voor het optisch aftasten op te slaan, en aftastorganen om het opgeslagen elektrische beeldsignaal te ontvangen en een beeld bij de registratiefrequentie weer te geven.

2. Stelsel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de eerste organen zijn voorzien van een eerste laser, welke met een 15 aftastfrequentie lineair aftast, en een fotovermenigvuldigerbuis · voor het opwekken van een elektrisch beeldsignaal.

3. Stelsel volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de organen voor het ontvangen van het opgeslagen signaal zijn voorzien van een tweede laser, welke een lineaire aftasting kan uitvoeren 20 bij een aftastfrequentie, die gelijk is aan de aftastfrequentie van de eerste laser.

4. Stelsel volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het uitleeskloksignaal voor elke aftasting van de eerste laser wordt opgewekt en het registratiekloksignaal voor elke aftasting van de 25 tweede laser wordt opgewekt, waarbij het stelsel is voorzien van organen om het begin van het registratiekloksignaal te vertragen, waardoor het gevormde beeld in de aftasting van de tweede laser wordt gecentreerd.

5. Stelsel volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de 30 organen voor het opwekken van een uitleeskloksignaal en een registratiekloksignaal zijn voorzien van een fasevergelijkingsinrienting voor het ontvangen van een referentiesignaal en een terugkoppelsig- 7905095 4 -12- naal en het opwekken van een stuur spanning, gebaseerd op een vergelijking van het referentiesignaal en het terugkoppelsignaal, een spanningsbestuurde oscillator met een besturingsklem, organen, die de stuurspanning uit de fasevergelijkingsinrichting aan de bestu-•5 ringsklem toevoeren, waardoor de oscillator een signaal opwekt bij een frequentie, die afhankelijk is van de stuurspanning, pulsver-wijderingsorganen, welke dienen om het oscillatorsignaal te ontvangen en welke regelbaar zijn teneinde een uitgangssignaal op te wekken waaruit een variabel aantal pulsen van het oscillatorsignaal ! 10 kan worden verwijderd, frequentiedeelorganen voor het ontvangen van een uitgangssignaal' uit de pulsverwijderingsorganen en het opwekken van een deleruitgangssignaal bij een frequentie, welke lager ί ligt dan de oscillatorsignaalfrequentie, en organen om het deleruitgangssignaal aan de fasevergelijkingsinrichting als terugkoppel-. 15 signaal toe te voeren,waarbij het registratiekloksignaal uit het oscillatorsignaal wordt afgenomen en het uitleeskloksignaal afkomstig is uit het uitgangssignaal, dat door de pulsverwijderingsorganen wordt opgewekt.

6. Stelsel volgens conclusie 5 gekenmerkt door codeerorga-20 nen voor het opwekken van een stuursignaal om de pulsverwijderingsorganen te besturen, waardoor een aantal pulsen uit het oscillatorsignaal wordt verwijderd voor een gewenst 'percentage krimp in de afmetingen van het beeld.

7. Stelsel volgens conclusie 6 met het kenmerk, dat de 25 pulsverwijderingsorganen N pulsen uit elke 1000 pulsen van het oscillatorsignaal verwijderen, waarbij N = 10 (krimpercentage).

8. Stelsel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de organen voor het opwekken van een uitleeskloksignaal en een registratiekloksignaal zijn voorzien van een fasevergelijkingsinrichting 30 voor het ontvangen van een referentiesignaal en een terugkoppelsignaal en het opwekken van een stuurspanning, gebaseerd op een vergelijking van het referentiesignaal en het terugkoppelsignaal, een spanningsbestuurde oscillator met een besturingsklem, organen, welke de stuurspanning uit de fasevergelijkingsinrichting aan de be- 790 5 0 95 s -13- sturingsklem toevoeren waardoor de oscillator een signaal opwekt bij een frequentie, die afhankelijk is van de stuur spanning, puls-verwijderingsorganen voor het ontvangen van het oscillatorsignaal, welke organen regelbaar zijn teneinde een uitgangssignaal op te wek-5 ken waaruit een variabel aantal pulsen van het oscillatorsignaal kan worden verwijderd, frequentiedeelorganen voor het ontvangen van het uitgangssignaal van de pulsverwijderingsorganen en het opwekken van een deleruitgangssignaal bij eei frequentie, welke lager ligt dan de oscillatorsignaalfrequentie, en organen om het deler-10 uitgangssignaal aan de fasevergelijkingsinrichting als terugkoppel-signaal toe te voeren, waarbij het registratiekloksignaal uit het oscillatorsignaal wordt afgenomen en het uitleeskloksignaal afkomstig is uit het uitgangssignaal, dat door de pulsverwijderingsorganen wordt opgewekt.

9. Stelsel volgens conclusie 8 gekenmerkt door codeerorga- nen voor het opwekken van een stuursignaal om de pulsverwijderingsorganen te besturen, waardoor een aantal pulsen voor een gewenst percentage krimp in de afmetingen van het beeld uit het oscillatorsignaal wordt verwijderd.

10. Stelsel volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat de pulsverwijderingsorganen N pulsen uit elke 1000 pulsen van het oscillatorsignaal verwijderen, waarbij N = 10 (krimppercentage).

11. Stelsel volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat de organen voor het opslaan van het elektrische beeldisignaal zijn voor- 25 zien van eerste en tweede vrij toegankelijke geheugens, die met el kaar zijn verbonden, waarbij één van de geheugens een signaal voor opslaan kan ontvangen terwijl het andere geheugen een signaal aan de organen voor het weergeven van een beeld levert.

12. Stelsel volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat de 30 organen voor het opslaan zijn voorzien van multiplexorganen, die met de eerste en tweede vrij toegankelijke geheugens zijn verbonden voor het afwisselend leveren van een signaal uit elk van de geheugens aan de organen voor het weergeven van een beeld.

13. Stelsel volgens conclusie 11 gekenmerkt door vrij toe- 7905095 J « -14- gankelijke-geheugenadresorganen, waardoor een opgeslagen signaal in serie in voorwaartse richting en in serie in omgekeerde richting - kan worden uitgelezen, waardoor de organen voor het weergeven van een beeld juist uitgelezen-en onjuist uitgelezen beelden van het 5 object kunnen verschaffen.

14. Stelsel volgens conclusie 11 met het kenmerk, dat de organen voor het optisch aftasten van een object een lineaire afstand van D mm aftasten en een oplossend vermogen van 0,025 mm hebben, waarbij de eerste en tweede geheugens elk een opzamelcapaciteit 10 van ten minste D bits bezitten.

15. Stelsel volgens conclusie 14 met het kenmerk, dat de organen voor het optisch aftasten zijn voorzien van een eerste laser, welke lineair met een constante aftastfrequentie aftast en de organen voor het opwekken van een elektrisch beeldsignaal een fotoverme- 15 nigvuldigerbuis omvatten.

16. Stelsel volgens conclusie 15 met het kenmerk, dat de organen voor het ontvangen van het opgeslagen signaal zijn voorzien van een tweede laser, welke een lineaire aftasting uitvoert, gelijktijdig met de eerste laseraftasting en bij een aftastfrequentie, 20 welke gelijk is aan de aftastfrequentie van de eerste laser.

17. Werkwijze voor het aftasten van een object en het vormen van een beeld daarvan, waarvan de afmetingen kunnen variëren ten opzichte van die van het object met het kenmerk, dat het object met eerste laserorganen wordt afgetast, een videosignaal wordt op- 25 gewekt bij de aftasting van de eerste laserorganen, welk videosignaal in bufferorganen wordt opgeslagen bij een uitleesklokfrequentie, die met de aftasting van de eerste laserorganen is gesynchroniseerd, het videosignaal uit de bufferorganen wordt verwijderd met een re-gistratieklokfrequentie, en het videosignaal aan tweede laserorga-30 nen met de registratieklokfrequentie in synchronisms met de aftasting van de tweede laserorganen wordt toegevoerd. 7905095