NL7808542A - Kratten-ontstapelaar. - Google Patents

Description

78.5126/M/jz

Aanvraagster: STORK BEPAK B.V. te Utrecht.

Titel : Kratten-ontstapelaar.

Oe uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ontstapelen van flessenkratten die in lagen op een laadbord zijn geplaatst, onder toepassing van een hoofdframe met een hierin verschuifbaar gelegerd hulpframe voorzien van beweegbare organen die 5 samenwerken met de af te nemen bovenste laag kratten. De beweegbare organen van het hulpframe bestaan hierbij uit klemlijsten die over 90° kunnen worden neergeklapt en opgeklapt en die in de neergeklapte stand in aanraking komen met het onderste gebied van twee tegenover elkaar gelegen zijkanten van de bovenste krattenlaag die moet worden 10 gelost.

Een dergelijke kratten-ontstapelaar is in verschillends uitvoeringen bekend, waarbij echter steeds het vastgrijpen en vasthouden van de tegen elkaar rustende kratten geschiedt door wrijving. Daarbij moet een voldoende klemkracht kunnen worden ont-15 wikkeld, hetgeen reden is dat de klemlijsten aangrijpen in het onderste gebied van de zijkanten van de kratten waar het meeste (kunststof) materiaal aanwezig is en in welk gebied tevens het breedste gedeelte van de flessen ligt, zodat de klemkracht op doeltreffende wijze kan worden overgebracht op de meer naar binnen 20 gelegen delen van de tegen ^elkaar rustende kratten. Alhoewel een dergelijke inrichting over het algemeen op bevredigende wijze werkzaam is, kan onder bepaalde omstandigheden, zoals bij een natte buitenzijde van de kratten een daling van de wrijvingscoëfficiënt optreden, zodat de kratten kunnen gaan glijden. Bij de zgn. hoogbouw 25 treedt dit euvel het minste op. Hierbij wordt de gegrepen kratten-~laag alleen horizontaal verplaatst, aangezien het laadbord stapsge- 7808542 ~ 2 - wijs omhoog wordt bewogen en na het grijpen van de bovenste laag iet» zakt om de gegrepen laag vrij te geven. Het aangestipte probleem wordt bij zgn. laagbouw iets urgenter, omdat daarbij de gegrepen krattenlaag ook omhoog en omlaag beweegt waarbij derhalve vertikale 5 versnellingskrachten optreden.

De uitvinding beoogt een meer positieve greep op de kratten uit de af te nemen bovenste laag te verkrijgen, ondanks het feit dat de krattenlagen niet steeds zeer zuiver en regelmatig zijn gestapeld en er derhalve positie verschillen tussen de opvolgende 10 krattenlagen kunnen optreden. De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich hiertoe doordat - binnen het hulpframe een slede verschuifbaar is gelegerd met een zelfde verplaatsingsrichting als het hulpframe, waarbij een aandrijving voor de slede aanwezig is, 15 - de slede en het hulpframe elk zijn voorzien van een vaste aanslaglijst die zich uitstrekt dwars op de verplaatsingsrichting van slede en hulpframe en - het hulpframe is uitgerust met een aantal haken die verdraaibaar zijn in een vlak loodrecht op de verplaatsings- 20 richting van het hulpframe.

Door deze maatregelen zal door het bekrachtigen van de aandrijving van de slede de aanslaglijst van deze slede tegen de zijkant van het bovenste krattenpakket stuiten, waarna de slede stil staat en het hulpframe gaat bewegen totdat de aanslaglijst van 25 dit frame tegen de andere zijkant van het krattenpakket aankomt. Hierdoor wordt het voordeel verkregen dat het hulpframe zeer nauwkeurig en steeds op dezelfde wijze wordt gericht ten opzichte van de bovenste krattenlaag. Hierdoor kunnen thans de draaibaar op het hulpframe gelegerde haken vanuit hun onwerkzame naar hun werkzame 30 stand zwaaien en daarbij door bestaande openingen in elke krat ~ steken, zonder daarbij te botsen tegen de in de kratten aanwezige 7808542 - 3 - flessen. Men kan immers van ie voren bepalen waar voldoende vrije ruimte tussen flessen aanwezig is en de stand van de haken in het hulpframe hierop afstemmen.

Een verder belangrijk voordeel van de uitvinding is 5 dat de kracht waarmee de aanslaglijsten tegen de zijkant van de kratten moeten drukken, aanzienlijk kleiner kan zijn dan bij het conventionele systeem dat uitsluitend werkt met een klemkracht. De kratten worden thans immers positief gedragen. Hiermede verbandhoudende zal in een voorkeursuitvoering van de kratten-ontstapelaar 10 volgens de uitvinding de beide aanslaglijsten kunnen zijn voorzien van binnenwaarts uitstekende nokken die kunnen grijpen onder de rand van een krat. Deze aanslaglijsten behoeven niet meer in het sterkste onderste deel van de krat aan te grijpen doch hebben thans in hoofdzaak een zoek- en richtfunctie zodat de aanraking met de 15 kratten tot stand kan komen in het bovenste deel, en er hierdoor een extra draagvermogen met behulp van de nokken wordt verkregen.

Opgemerkt wordt dat de toepassing van verzwaaibare haken voor het grijpen van kratten niet onbekend is op dit gebied van de techniek. Deze haken zijn dan echter uitsluitend bruikbaar 20 voor nauwkeurig gerichte kratten waarbij het niet mogelijk is een afwijkende stand van een krat op te zoeken. Bij de toepassing van laadborden waarop de krattenpakketten (meestal bij de detaillist) laagsgewijs worden opgestapeld en na transport op een andere plaats moeten worden ontstapeld, zal rekening moeten worden gehouden met 25 het optreden van kleine afwijkingen in dwarsrichting van het laad-bo*d en grotere afwijkingen in langsrichting van het laadbord. Deze afwijkingen zijn per krattenlaag weer verschillend. Met de inrichting volgens de uitvinding kunnen deze meer of minder grote positie wijzigingen worden overbrugd ten gevolge van de zoekwerking van de 30 slede met het hulpframe.

__De in het voorgaande besproken, en nog verdere_ 7808542 4 _ kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die een uitvoeringsvorm van de kratten-ontsta-pelaar volgens de uitvinding toont tezamen met een beeld van de krattenformatie die kan worden ontstapeld.

5 Fig. 1 is een bovenaanzicht van het belangrijkste gedeelte van de kratten-ontstapelaar.

De Fig. 2 en 3 zijn een vertikale doorsnede volgens de lijnen II-II en III-III in Fig. 1.

Fig. 4 geeft een schematisch bovenaanzicht van een 10 laadbord of pallet waarop enkele gevulde kratten zijn geplaatst met een aanduiding van de zoeklijsten en van de plaats en richting volgens welke de haken in de kratten grijpen.

De inrichting bestaat uit een slechts zeer gedeeltelijke weergegeven gestel 1, waarbinnen een hoofdframe 2 via enkele 15 rollen 3 in langsrichting verrijdbaar is aangebracht. Het hoofdframe bestaat uit een buitenraam 4 en een binnenraam 5, waarbij het binnenraam via strippen 6 en enkele vertikale pennen 7 verplaatsbaar rust op het buitenraam 4. Binnen het hoofdframe 2 bevindt zich een hulpframe 8 dat is opgebouwd uit langsbalken 9 en dwarsbalken 10.

20 De langsbalken 9 zijn aan de uiteinden voorzien van een rol 11 aan het ene einde en een oog 12 aan het andere uiteinde. De rollen 11 zijn verplaatsbaar in het binnenraam 5 terwijl elk oog 12 kan glijden over een korte stang 13 van het binnenraam 5.

Binnen dit uit de elementen 9-12 opgebouwde hulpframe 25 8 is een slede 14 verschuifbaar gelegerd met een zelfde verplaatsings- richting als het hulpframe. Hiertoe is de slede voorzien van een viertal rollen 15 die kunnen bewegen langs de dwarsbalken 10 van het hulpframe. De slede 14 is voorzien van een aandrijving 16 bestaande uit een pneumatische cilinder waarvan de dekselzijde steunt op het 30 hulpframe 8 en de stangzijde is verbonden met de slede. Zowel het 7808542 --5- hulpframe 8 als de slede 14 is voorzien van een vaste aanslaglijst 17, 18, Bij het bekrachtigen van de aandrijving 16 zullen deze lijsten naar elkaar toe of van elkaar af bewegen. De beide aanslag-lijsten 17, 18 zijn voorzien van binnenwaarts uitstekende nokken 19 5 waarvan het doei nog hierna zal worden aangegeven.

Zoals het beste te zien in Fig. 3 is het hulpframe 8 uitgerust met een aantal haken 20 die verdraaibaar zijn om assen 21. Deze assen liggen evenwijdig aan de dwarsbalken 10 en staan derhalve loodrecht op de aanslaglijsten 17, 18. Elk van deze assen 21 is 10 veerzien van een kettingwiel 22 waarover een ketting 23 is geslagen. De uiteinden van deze ketting zijn verbonden met een stang 24. Deze stang steekt door een vast met een langsbalk 9 van het hulpframe verbonden cilinder 25 waarbinnen een dubbelwerkende, op de stang 24 bevestigde zuiger aanwezig is. Fig. 3 toont de haken 20 in hun 15 werkzame stand, waarbij gestippeld de gehele onwerkzame stand is weergegeven.

Zoals het beste te zien in Fig. 2 zijn de assen 21 draaibaar ondersteund ten opzichte van het hulpframe 8. Dit betekent dat deze assen steeds een vaste positie innemen ten opzichte van de 20 aanslaglijst 17. Dit is van belancf^ezien de op deze assen 21 aanwezige haken 20 zeer nauwkeurig gericht moeten zijn ten opzichte van de in deze Fig. 2 zichtbare kratten 26. Deze eis hangt samen met de omstandigheid dat de haken een aanzienlijke lengte moeten bezitten om te allen tijde te kunnen grijpen in de zijopening 27 van de 25 betrokken krat, ondanks de niet zuiver aansluitende stand van de krat (zie Fig. 4). Ten gevolge van de grote lengte van deze haken dreigt er een aanraking tussen de punt van de haak en de in de krat aanwezige flessen. De haken moeten derhalve steeds grijpen in een gebied gelegen boven de vakverdeling van de krat. Dit betekent dat 30 het vlak waarin elke haak verdraaibaar is (een vlak gelegen loodrecht "öp de verplaatsingsrichting van het hulpframe 8) in hoofdzaak moet 7808542 - 6 - samenvallen met een tussenwand van de vakverdeling (zie Fig. 2 en de pijltjes in Fig. 4). In verband hiermede zijn de haken 20 instelbaar op de as 21 aangebracht en is de stand door middel van een borg·· schroef 28 vastzetbaar.

5 De aandrijving 16, d.w.z. de pneumatische cilinder zal tijdens de uitgaande slag de slede 14 of het hulpframe 8 verplaatsen totdat een van beide elementen stuit tegen het binnenraam 5 van het hoofdframe 2. Zodra een van de elementen 8, 14 tot stilstand is gekomen zal het andere element door de aandrijving 16 worden 10 bewogen tdtdcrt ook dit element in zijn buitenste eindstand staat.

Deze eindstanden worden bepaald door afstandbouten 29 die enerzijds zijn aangebracht op een langsbalk 9 van het hulpframe en anderzijds op de slede 14. De kop van deze bouten komt in aanraking met een aanslag 30 van het binnenraam 5. In deze toestand van het hulpframe 15 en de slede, wordt een opgeladen pallet met kratten onder de inrichting gereden nadat eerst het gestel 1 op een zodanige hoogte is gebracht dat het hoofdframe 2, het hulpframe 8 en de slede 14 zich boven de bovenste krattenlaag bevindt. Het is echter ook mogelijk dat het gestel 1 een vaste stand heeft en dat de te ont-20 stapelen pallet op de juiste hoogte wordt gebracht.

Na deze voorbereiding wordt de aandrijving 16 bekrachtigd zodat tenminste een van de aanslaglijsten 17 of 18 zijwaarts beweegt totdat deze in aanraking komt met de buitenste kratten van de bovenste laag. De aandrijving 16 blijft werkzaam 25 zodat ook de andere aanslaglijst 18 of 17 zich verplaatst en in aanraking komt met de tegenover gelegen kratten. Op dat moment is de situatie bereikt welke is afgebeeld in Fig. 2. Hierna wordt de pneumatische cilinder 25 bekrachtigd en worden via de ketting 23 de assen 21 verdraaid waarbij de haken 20 door de zij-openingen 27 30 van de kratten 26 steken, zie de situatie afgebeeld in Fig. 3. In "deze zelfde figuur is de maximale afwijking van de stand van de 7808542

Claims (5)

1. Inrichting voor het ontstapelen van flessenkratten die in lagen op een laadbord zijn geplaatst, onder toepassing van een hoofdframe met een hierin verschuifbaar gelegerd hulpframe voorzien van beweegbare organen die samenwerken met de af te nemen bovenste laag kratten, met het kenmerk,.':.: 25. dat binnen het hulpframe (8) een slede (14) verschuifbaar is gelegerd met een zelfde verplaatsingsrichting als het hulpframe. waarbij een aandrijving (16) voor de slede aanwezig is, - dat de slede en het hulpframe elk zijn voorzien van een vaste 7808542 -- 8 - aanslaglijst (17, 18) die zich uitstrekt dwars op de verplaatsingsrichting van slede en hulpframe, en - dat het hulpframe is uitgerust met een aantal haken (20) die verdraaibaar zijn in een vlak loodrecht op de verplaatsings-5 richting van het hulpframe.

2. Inrichting volgens cond usie 1, m e t het kenmerk, dat de beide aanslèglijsten (17, 18) zijn voorzien van binnenwaarts uitstekende nokken (19) die kunnen grijpen onder de rand van een krat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het hoofdframe (2) bestaat uit een binnen- en buitenraam (4, 5) die gezamenlijk in het gestel (1) van de inrichting verrijdbaar zijn, waarbij het binnenraam door middel van vertikale pennen (7) verplaatsbaar rust op het buitenraam, en dat 15 impulsgevers (32) tussen binnen- en buitenraam zijn aangebracht die de aandrijving van de inrichting afschakelen bij een optredende relatieve verplaatsing van het binnenraam.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de haken (20) een 20 lengte hebben die tenminste drie maal de grootste wanddikte van een krat bedraagt, en dat de haken instelbaar op een gemeenschappelijke as (21) zijn aangebracht.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving (16) van sled> 25 (14) en hulpframe (8) en de verdraaiing van de haken (20) met pneumatische middelen tot stand komt. 780854Z