NL7900502A

NL7900502A - Inrichting voor het ontnesten en afgeven van telkens het onderste exemplaar van een stapel eierdraagramen.

Info

Publication number: NL7900502A
Application number: NL7900502A
Authority: NL
Original assignee: Staalkat Bv
Priority date: 1979-01-22
Filing date: 1979-01-22
Publication date: 1980-07-24
Also published as: US4328908A; GB2041341B; NL183177B; NL183177C; GB2041341A

Description

V

«·

* V

vo T067 ;Staalkat B.V.

Aalten.- _Titel: Inrichting voor het ontnesten en afgeven van telkens het onderste exemplaar van een stapel j ei er dr aagr amen j

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het langs .mechanische weg ontnesten en afgeven van telkens het onderste draagraam ;uit een geneste stapel draagramen voor eieren of dergelijke, elk in ! ! hoofdzaak bestaande uit een vlak lijfgedeelte ten opzichte waarvan naar : 5 'boven en naar beneden gerichte, bij het nesten in elkaar grijpende uit- ' .stulpingen uitsteken, welke inrichting is voorzien van een verticaal ‘ ;op en neer beweegbare tafel, die grijporganen draagt voor het vastgrij- :pen van naar beneden gerichte uitstulpingen van het onderste draagraam : 'en het omlaagbrekken daarvan, en op welke tafel, vlak voor het bereiken ! i 10 .van de hoogste stand van die tafel door het terugtrekken van tegenhoud- t · organen de geneste stapel komt te rusten. Bij een dergelijke uit het Nederlandse octrooischrift 125.019 van aanvraagster bekende inrichting !bestaan de tegenhoudorganen uit van een scherpe rand voorziene, wigvor- : mige scheidingsorganen, die zijn ingericht, om bij stilstand in de 15 hoogste stand van de tafel met de daarop rustende stapel, in een vlak dat op een nauwkeurig in overeenstemming met de hoogte van de omlaag gerichte uitstulpingen van de draagramen voorafbepaalde afstand boven het tafelvlak is gelegen, mèt kracht binnenwaarts tussen de randen van de onderste en het op een na onderste draagraam van de stapel te worden ‘ 20 gedreven, teneinde die randen lossend uiteen te drukken. In de praktijk .

"is gebleken dat bij slechte en sterk in elkaar klemmende draagramen het • scheidende werk van genoemde wigvormige scheidingsorganen onvoldoende is. De beide onderste draagramen worden zijdelings wel tijdelijk ten opzichte van elkaar gelost, maar het in het centrum naar beneden trek-25 ken van het onderste draagraam dor genoemde grijporganen is onvoldoende om alle klemmende en soms klevende draagraamdelen ten opzichte van elkaar te scheiden.

De uitvinding beoogt genoemd nadeel op te heffen en een inrich- 790 05 0 2 • «θ' 2 fr ting te verschaffen met een grote betrouwbaarheid.

Hiertoe wordt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort gekenmerkt door een tweede stel draaibaar met de tafel verbonden grijp-organen ingericht om op de omtreksrand van het te lossen draagraam aan 5 te grijpen.

Daarbij kan, indien de besturing van het eerste stel grijporga-nen is afgeleid van de beweging van de tafel, waarbij deze grijporganen zijn aangebracht op twee onderling evenwijdige, in het centrale gedeelte gelegen asssen, die elk op een uiteinde zijn voorzien van tweearmige 10 door een veer met elkaar verbonden bedieningshefbomen, de inrichting verder daardoor worden gekenmerkt, dat de trekveer aangrijpt op de onderste armen van de bedieningshefbomen en een van genoemde armen is voorzien van een volgrol die kan samenwerken met een hefboom, welke scharnierend is bevestigd aan een lagerpen die vast is verbonden met 15 het freem, en welke hefboom eveneens is voorzien van een volgrol, die kan samenwerken met een door een motor aangedreven, draaibaar met het freem verbonden nok, waarbij verder de tegenovergelegen bedieningshef-boom via een diagonaalstang in tegengestelde richting kan worden bewogen. In verdere uitwerking van de uitvinding kan de bediening van het 20 tweede stel grijporganen daardoor tot stand worden gebracht, dat de bovenste armen van de bedieningshefbomen telkens, daarbij zijn verbonden met een hefboom waarvan het andere uiteinde draaibaar is verbonden met genoemd haakvormig grijporgaan. De bediening van de beide stellen grijporganen vindt aldus gelijktijdig en gekoppeld plaats.

25 Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing - naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de ontnester worden be* schreven. In de tekening toont: fig. 1 een langsdoorsnede van een ontnester en fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1.

30 Volgens de tekening, waarin de delen die corresponderen met die van het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in het Nederlandse octrooi-schrift 125.019 met hetzelfde verwijzingscijfer zijn aangeduid, is een ontnester voorzien van niet-weergegeven poten en een daarop rustend freem 2. Dit freem omvat twee, elk een verticale sleuf vormende leira-35 men 3, die een geleiding vormen voor een door middel van looprollen ^ ten opzichte van het freem 2 op en neer beweegbaar gelegerde tafel 5·

De tafel omvat twee draaglijsten 6, die nabij elk van . . ..

790 05 0 2 3 de uiteinden gedragen -worden door een eindplaat, die een centraal gedeelte 7 omvat, waarin de looprollen k zijn gelegerd. De draaglijsten 6 zijn zodanig geplaatst, dat op elk ervan .een lij naar "beneden gerichte uitsteeksels kan rusten van een onderste draagraam van een stapel draag-5 ramen, welke stapel tegen zijwaartse verplaatsing wordt geleid door op het freem 2 aangebrachte, niet-weergegeven leistaven.

Evenwijdig aan de draaglijsten 6 zijn in het freem 2 assen 9 gelegerd, die ongeveer verticale stangen 11 dragen voor het ondersteunen van een brug 12. Met elke brug 12 is telkens een tegenhoudorgaan h2 ver-10 bonden. De lengte van de stangen 11 is zodanig gekozen of kan zodanig 'worden ingesteld, dat wanneer een stapel draagramen óp de zich in een bovenste stand bevindende draaglijsten 6 is geplaatst, de benen van de U-vormig uitgevoerde tegenhoudorganen b2 nauwkeurig tussen de spleten van opvolgende draagramen kunnen worden bewogen.

15 De beide bruggen 12 zijn met elkaar verbonden door tenminste iin niet-weergegeven trekveer. Op elke as 9 is bovendien een hefboom 16 aangebracht, die aan zijn uiteinde een volgrol 17 draagt, waarvan het doel nog nader zal worden beschreven.

Boven in het centrale gedeelte 7 van de beide eindplaten van de 20 tafel 5 zijn, eveneens evenwijdig aan de draaglijsten 6, twee assen 18 gelegerd, op elk waarvan door middel van hiet’ nadèr aangeduide blókken - een rij grijporganen 20 is gemonteerd met scherpe punten, die in de richting van de grijporganen van het andere stel wijzen. De assen 18 en daarop gemonteerde grijporganen 20 zijn zodanig geplaatst, 25 respeetiévelijk bemeten, dat de grijporgaan, wanneer zij naar elkaar toe worden bewogen, met hun punten een of meer naar beneden gerichte uitsteeksels van een op de draaglijsten 6 rustend draagraam zo stevig beetpakken, dat zij in staat zijn om bij neerwaartse beweging van de tafel 5 op het aldus aangegrepen onderste draagraam van een geneste stapel een 30 kracht uit te oefenen.

Aan tenminste een uiteinde van de assen 18 bevinden zich bedie-ningshefbomen 21 met twee armen, waarvan de ene omhoog en de andere omlaag wijst. De omlaagwijzende armen van de bedieningshefboom 21 zijn door 5SA.trekveer 44 met elkaar verbonden.

35 De onderste arm van de linkerbedieningshefboom 21 is verder voor- • · 790 05 0 2 1* * • <r zien van een volgrol 1*9, die kan samenwerken met een hefboom 1*5 > welke scharnierend is bevestigd aan een lagerpen 1*6 die vast is verbonden met een uitsteeksel 52 van het freem. De hefboom 1*5 is eveneens voorzien — · van een volgrol 1*8, die kan samenwerken met een nok 1*7, die is beves-5 tigd op een hoofdas 35 (in fig. 2 zijn de nok 1*7 en de volgrol 1*8 duidelijkheidshalve weggelaten).

Bij bovenwaartse beweging van de tafel 5 met het centrale gedeelte 7 zullen de hefbomen 21 middels de volgrol 1*9 worden bediend door de hefboom 1*5 a waarvan het bewegingspatroon wordt bepaald door de 10 samenwerking tussen de volgrol 1*8 en de nokrol 1*7·

De tafel 5 is verder voorzien van buitenwaarts reikende steunen • 1*3, waarvan de vrije einden telkens zijn voorzien van een scharnier 51 waarop eenhaalvormig grijporgaan 1*1 aangrijpt. Het haakvormige orgaan 1*1 is verder scharnierend verbonden met een hefboom 53 waarvan het 15 andere uiteinde draaibaar is verbonden met de bovenste arm van de be-: dieningshefboom 21. Aldus zullen tegelijk met het door de grijporganen 20 vastpakken van het middenondergedeelte van een draagraam de beide ' grijporganen 1*1 binnenwaarts worden bewogen tussen het onderste en het ' op een na onderste draagraam. Deze stand van de grijporganen 1*1 wrordt 20 : bij een benedenwaartse beweging van de tafel gehandhaafd, waardoor wordt gewaarborgd dat het "lossen'’ van het 'onderste draagraam niet alleen plaatsvindt door de grijporganen 20, doch tevens door de grijp- organen 1*1, d.w.z. het lossen vindt plaats door een zowel in het midden-: gedeelte als langs de randen op het onderste draagraam uitgeoefende, 25 benedenwaarts gerichte kracht. Aldus wordt tijdens elke cyclus het on-derste draagraam vastgepakt door de grijporganen 20 en 1*1, benedenwaarts • bewogen tezamen met een tafel 5, en afgelegd op transportbanden 28 die beweegbaar zijn over horizontaal en evenwijdig aan de draaglijsten 6 verlopende draagbalk 29· - 30 Op de hoofdas 35 zijn twee nokschijven 36 aangebracht, die kunnen samenwerken met in het centrale gedeelte 7 van de eindplaten van de tafel 5 gelegerde rollen 37 voor het op en neer bewegen van die tafel.

Voorts is op de as 35 een nokschijf 38 aanwezig, die samenwerkt met de reeds eerder beschreven volgrollen 17 voor het uit elkaar bewegen van 35 de tegenhoudorganen 1*2.

De inrichting wordt aangedreven door een niet-weergegeven elettro- 790 05 0 2 <ί » 5 motor, die zodanig geschakeld kan zijn, dat hij aanloopt, vanneer een impuls ontvangen vordt, die door de verpakkingsmachine afgegeven wordt, wanneer behoefte aan een door de inrichting te ontnesten en naar de verpakkingsmachine aan te voeren draagraam bestaat. Door genoemde motor 5 worden dan door middel van een niet-veergegeven drijfriem en schijf de transportbanden 28 aangedreven en tegelijkertijd door middel van een niet-weergegeven tandwiel genoemde hoofdas 35 in rotatie gebracht. De schakeling van de motor kan zodanig zijn, dat hij nadat de hoofdas 35 een volledige omwenteling heeft volbracht, automatisch wordt uitgescha-10 keld.

7900502

Claims

1. Inrichting voor het langs mechanische weg ontnesten en afgeven van telkens het onderste draagraam uit een geneste stapel draagramen ' voor eieren of dergelijke, elk in hoofdzaak bestaande uit een vlak lijf- gedeelte ten opzichte waarvan naar hoven en naar beneden gerichte, bij 5 het nesten in elkaar grijpende uitstulpingen uitsteken, welke inrichting is voorzien van een verticaal op en neer beweegbare tafel, die grijporganen draagt voor het vastgrijpen van naar beneden gerichte uit-stulpingen van het onderste draagraam en het omlaagtrekken daarvan, en ; op welke tafel, vlak voor het bereiken van de hoogste stand van die 10 tafel door het terugtrekken van tegenhoudorganen de geneste stapel komt , te rusten, gekenmerkt door een tweede stel draaibaar met de tafel ... : verbonden grijporganen, ingericht om op de omtreksrand van het te lossen draagraam aan te grijpen. ;

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de besturing van het 15 eerste stel grijporganen is afgeleid van de beweging van de tafel, waar- ' bij deze grijporganen zijn aangebracht op twee onderling evenwijdige, in het centrale gedeelte gelegen assen, die elk op een uiteinde zijn voorzien van tweearmige, door een veer met elkaar verbonden bedienings-hefbomen, met het kenmerk, dat de trekveer (WO aangrijpt op de onderste 20 armen van de bedieningshefbomen (21), en een van genoemde armen is : voorzien van een volgrol (b-9) die kan samenwerken met een hefboom (ij-5), welke scharnierend is bevestigd aan een lagerpen (k6) die vast_i-'s verbonden met het .freem, ... . en welke hefboom eveneens is voorzien van een volgrol (1)-8), die kan samenwerken met een door een motor aange-25 dreven, draaibaar met het fréem verbonden nok (U7), en waarbij verder ; de tegenovergelegen bedieningshefboom (21) via een diagonaalstang (50) in tegengestelde richting kan worden bewogen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bovenste armen van de bedieningshefbomen (21) telkens draaibaar zijn verbonden 30 met een hefboom (53), waarvan het andere uiteinde draaibaar is verbonden met genoemd haakvormig grijporgaan (1)1). 790 05 0 2