NL8900654A - Inrichting voor het grijpen en verplaatsen van een voorwerp of groep voorwerpen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het grijpen en verplaatsen van een voorwerp of groep voorwerpen

De uitvinding betreft een inrichting voor het grijpen en verplaatsen van een voorwerp of een groep voorwerpen, bijvoorbeeld voor het opstapelen of ontstapelen van kratten, welke inrichting omvat: (1) transportmiddelen voor het aanvoeren van het voorwerp of de groep voorwerpen; (2) twee grijpers, bijvoorbeeld klemkaken, voor het van twee zijden tegelijkertijd aangrijpen van het voorwerp 'of de groep voorwerpen; (3) verplaatsingsmiddelen voor het in een van de aanvoerrichting afwijkende richting verplaatsen van de grijpers met meenemen van het gegrepen voorwerp of de groep voorwerpen.

Een dergelijke inrichting is bekend. De bekende inrichting dient voor het opstapelen van kratten of het ontstapelen daarvan. Bij het opstapelen wordt telkens een krat gebracht tot boven een eerder geplaatste krat, bijvoorbeeld een krat die is aangevoerd door daarvoor geschikte aanvoermiddelen, en na in de juiste positie te zijn gebracht losgelaten enz. Bij het ontstapelen kan een stapel kratten of andere voorwerpen worden aangevoerd door transportmiddelen, ter plaatse van de ontstapelinrichting tot stilstand worden gebracht, waarna de op één na onderste krat wordt opgeheven, de onderste krat door de transportmiddelen voorwaarts wordt bewogen en de resterende stapel weer op de transportmiddelen wordt geplaatst, waarna de grijpers de onderste krat loslatenen en aangrijpen op de nu op één na onderste krat, enz.

De bekende inrichting maakt gebruik van een hefcilindereenheid, en ten minste één klemcilinder voor de grijpers.

De uitvinding beoogt de bekende inrichting sterk te vereenvoudigen, waardoor de inrichting goedkoper kan zijn en een bron van storing is geëlimineerd, waardoor de inrichting betrouwbaarder is.

Met het oog daarop verschaft de uitvinding een inrichting van het in de aanhef vermelde type, die het kenmerk vertoont dat elk van de grijpers in zijn baan wordt geleid door een geleidingsorgaan met twee in een zone met voorafbepaalde lengte door wissels van elkaar gescheiden leibanen, zodanig dat de grijpers tijdens hun verplaatsing in de genoemde zone onder invloed van de verplaatsingsmiddelen in de ene richting door de ene leibaan worden geleid en tijdens hun verplaatsing in de andere richting door de andere leibaan worden geleid, welke leibanen zodanige vormen en in de genoemde zone onderlinge afstanden bezitten, dat de grijpers bij verplaatsing in de ene richting het voorwerp of de groep voorwerpen grijpen en bij verplaatsing in de andere richting het voorwerp of de groep voorwerpen, althans ten dele passeren. De inrichting volgens de uitvinding gebruikt derhalve slechts één hefcilinder, waarbij de leibanen, bijvoorbeeld groeven in een blok of geleidingsrails, de gewenste dwarsverplaatsing van de grijpers afleiden uit de vertikale verplaatsing.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen:

De figuren 1 en 2 in schematisch vooraanzicht een ontstapelaar volgens de uitvinding in twee fasen van een bedrij fscyclus;

Fig. 3 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van de ontstapelaar volgens de figuren 1 en 2,

Fig. 4 het detail IV uit fig. 1 voorstellende een perspectivisch aanzicht van de wisselzone van de leigroeven met wissels; en

Fig. 5 de complementaire uitvoering van de wisselzone volgens fig. 4 ten gebruike bij een stapelaar.

Fig. 1 toont een ontstapelaar 1, omvattende een transportbaan 2 voor het aanvoeren van een stapel kratten 3, 4, 5, 6, 7, twee grijpers 8, 9 met hefranden 10, 11, voor het van twee zijden tegelijkertijd aangrijpen van een krat, zoals hierna zal worden beschreven, welke grijpers 8, 9 scharnierbaar zijn gekoppeld met een gestel 12, dat onder invloed van een hydraulische cilinder/zuigereenheid 13 op en neer beweegbaar is ten opzichte van een vast gestel 14.

Het vaste gestel 14 draagt twee symmetrisch geplaatste blokken 15, 16, waarin nader te beschrijven samenstellen 17, 18 van leigroeven zijn aangebracht. Deze leigroef-samenstellen 17, 18 zijn symmetrisch gevormd en werken samen met lei-organen 19, 20, die zijn verbonden met de grijpers 8, 9.

Nu volgt een beschrijving van de vorm van de leigroeven-samenstellen 17, 18, ten einde duidelijk te maken op welke wijze uitsluitend de hefcilinder 13 noodzakelijk is om een vertikale verplaatsing van de grijpers 8, 9 alsmede de noodzakelijke zijdelingse verplaatsing daarvan te bewerkstelligen.

Aangezien de leigroef-samenstellen 17, 18 symmetrisch, maar overigens identiek zijn uitgevoerd zal worden volstaan met een bespreking van het leigroef-samenstel 18, dat in fig. 4 meer in detail is getekend.

Fig. 1 toont de fase van de bedrijfscyclus, waarin het lei-orgaan 20 zich bevindt ter plaatste van en samenwerkt met het onderste leigroefdeel 21. Bij bekrachtiging van de hydraulische cilinder 13 voor het opheffen van het gestel 12 passeert het lei-orgaan 20 een wissel 22, die dan in zijn met getrokken lijnen getekende stabiele stand verkeert. Daardoor wordt het lei-orgaan 20 omhoog verplaatst langs een leigroefdeel 23, aan het einde waarvan zich een tweede wissel 24 bevindt, die onder invloed van het lei-orgaan 20 wegveert in de richting van de pijl 25 voor het doen passeren van het lei-orgaan 20. Daardoor kan het lei-orgaan 20 het bovenste leigroefdeel 26 binnentreden.

Als gevolg van de horizontale afstand tussen het leigroefdeel 23 en het bovenste leigroefdeel 26 gaat de beschreven verplaatsing gepaard met een naar binnen gerichte verplaatsing van de grijper 9. Wanneer nu de hydraulische cilinder 13 zodanig wordt bekrachtigd, dat het gestel 12 omlaag wordt verplaatst, zal het lei-orgaan 20 de wissel 24 passeren en zich verder bewegen langs een leigroefdeel 27. Deze situatie is met getrokken lijnen aangeduid. De grijper is hier van de referentie 9' voorzien. Bij verdere omlaag gerichte verplaatsing van het lei-orgaan 20 kan dit de eerste wissel 22 passeren, die wegveert overeenkomstig een pijl 28. Na het passeren van deze wissel 22 is het lei-orgaan 20 teruggekeerd in zijn uitgangspositie, waarmee deze beschrijving is begonnen.

Zoals boven reeds uiteengezet vindt het ontstapelen van de stapel 3-7 als volgt plaats. De stapel 3-7 wordt aangevoerd naar de ontstapelaar 1 door middel van de transportbaan 2. Door middel van niet-getekende positioneringsmiddelen wordt de stapel op de juiste positie gebracht. Door de beschreven cyclus wordt de op één na onderste krat 4 op de in figuur 2 getoonde wijze opgeheven met medeneming van de daarboven geplaatste kratten 5, 6 en 7. Hierdoor wordt de onderste krat 3 vrij om verder te worden verplaatst. De krat 4 wordt nu op de transportbaan 2 geplaatst, waarna door de spreidende beweging van de grijpers 8, 9 de aangrijping door de hefranden 10, 11 wordt beëindigd. Door de omhoog gerichte verplaatsing van het gestel 12 door de hefcilinder 13 en de naar binnen gerichte verplaatsing van de hefranden 10, 11 door de vorm van de leigroef-samenstellen 17, 18 wordt nu de krat 5 aangegrepen, opgeheven tot buiten kontakt met de krat 4, welke krat 4 vervolgens door de transportmiddelen 2 verder wordt getransporteerd, waarna de krat 5 de onderste krat is, die voor verder transport door de transportmiddelen kan worden gebruikt.

Op deze wijze kan de stapel kratten 3-7 een door de transportbaan 2 getransporteerde rij gescheiden kratten worden. De aandacht wordt erop gevestigd, dat de vorm en positionering van de leigroef-samenstellen 17, 18 dient te worden gekozen met het oog op de hoogte van de te behandelen kratten 3-7, hun breedte, de dimensionering van de randen 29 van de kratten, enz.

Figuur 3 toont de ontstapelaar 1 meer in detail. Uit figuur 3 blijkt, dat het gestel 12 U-vormig is uitgevoerd, waardoor ook relatief hoge stapels kratten kunnen worden behandeld.

Het gestel 12 wordt aan de vertikale benen 30, 31 van het vaste gestel 14 geleid door middel van algemeen met 32 aangeduide leirollen, die samenwerken met leirails 33, 34 aan de benen 30, 31.

De benen 35, 36 van het gestel 12 dragen door middel van scharnieren 37, 38 de grijpers 8, 9.

Uit de hiervoor gegeven beschrijving van de wijze, waarop een stapel kratten ontstapeld wordt, zal duidelijk zijn, dat er een zodanige besturing dient plaats te vinden, dat de bekrachtiging van de cilinder/zuigereenheid 13 steeds plaatsvindt in synchronisme met de aandrijving van de transportbaan 2. Uit de gegeven beschrijving zal duidelijk zijn, hoe de besturing dient plaats te vinden. Daarop wordt in het kader van deze beschrijving dan ook niet verder ingegaan.

Uit figuur 4 blijkt, dat de wissels 22, 24 in deze uitvoering door middel van assen 39, 40 zwaaibaar zijn geplaatst in het blok 16. Aan de vrije buitenzijde daarvan dragen de assen excentrische massa's 41, 42, waardoor de wissels 22, 24 in rust de getekende stand innemen.

Desgewenst zou ook van veermiddelen gebruik kunnen worden gemaakt.

De blokken 15, 16 zijn door middel van algemeen met 43 aangeduide schroeven aan de benen 30, 31 bevestigd. De blokken 15, 16 bestaan uit een sterke, slijtvaste kunststof. Desgewenst kunnen ze echter ook uit andere geschikte materialen bestaan.

Figuur 4 toont, dat de wissel 22 in zijn uitgeweken stand met zijn uiteinde kan vallen in een uitsparing 44 aan de tegenover liggende zijde van het leigroefdeel 23. Strikt noodzakelijk is dit echter niet.

Figuur 5 toont een met figuur 4 korresponderend detail, dat echter in zoverre daarvan afwijkt, dat de wissels 45, 46 omgekeerd werken ten opzichte van de wissels 22, 24 volgens de figuren 1-4. Na de hiervoor gegeven beschrijving zal dit geen nadere toelichting behoeven. De aandacht wordt erop gevestigd, dat de uiteinden van de wissels 45, 46 in deze uitvoering in rust vallen in complementaire uitsparingen 47, 48, waardoor een vloeiende geleiding van de lei-organen 19, 20 verzekerd is. Voor de volledigheid is kortheidshalve met respektievelijk pijlen 49 en 50 de verplaatsing resp. omhoog en omlaag van het nj_et-getekende lei-orgaan 20 aangeduid.

Claims (1)

1. Inrichting voor het grijpen en verplaatsen van een voorwerp of een groep voorwerpen, bijvoorbeeld voor het opstapelen of ontstapelen van kratten, welke inrichting omvat: (1) transportmiddelen voor het aanvoeren van het voorwerp of de groep voorwerpen; (2) twee grijpers, bijvoorbeeld klemkaken, voor het van twee zijden tegelijkertijd aangrijpen van het voorwerp of de groep voorwerpen; (3) verplaatsingsmiddelen voor het in een van de aanvoerrichting afwijkende richting verplaatsen van de grijpers met meenemen van het gegrepen voorwerp of de groep voorwerpen; met het kenmerk, dat elk van de grijpers in zijn baan wordt geleid door een geleidingsorgaan met twee in een zone met voorafbepaalde lengte door wissels van elkaar gescheiden leibanen, zodanig dat de grijpers tijdens hun verplaatsing in de genoemde zone onder invloed van de verplaatsingsmiddelen in de ene richting door de ene leibaan worden geleid en tijdens hun verplaatsing in de andere richting door de andere leibaan worden geleid, welke leibanen zodanige vormen en in de genoemde zone onderlinge afstanden bezitten, dat de grijpers bij verplaatsing in de ene richting het voorwerp of de groep voorwerpen grijpen en bij verplaatsing in de andere richting het voorwerp of de groep voorwerpen, althans ten dele passeren.