NL1026819C2 - Krattenstapelaar en ontstapelaar. - Google Patents

Krattenstapelaar en ontstapelaar. Download PDF

Info

Publication number
NL1026819C2
NL1026819C2 NL1026819A NL1026819A NL1026819C2 NL 1026819 C2 NL1026819 C2 NL 1026819C2 NL 1026819 A NL1026819 A NL 1026819A NL 1026819 A NL1026819 A NL 1026819A NL 1026819 C2 NL1026819 C2 NL 1026819C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
stacking
crate
stacking device
crates
longitudinal
Prior art date
Application number
NL1026819A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Jacob Blokland
Gerrit Middelkoop
Original Assignee
Systemate Group Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Systemate Group Bv filed Critical Systemate Group Bv
Priority to NL1026819A priority Critical patent/NL1026819C2/nl
Priority to AT05076858T priority patent/ATE392382T1/de
Priority to EP05076858A priority patent/EP1626017B1/en
Priority to DE602005006056T priority patent/DE602005006056D1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1026819C2 publication Critical patent/NL1026819C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G59/00De-stacking of articles
    • B65G59/06De-stacking from the bottom of the stack
    • B65G59/061De-stacking from the bottom of the stack articles being separated substantially along the axis of the stack
    • B65G59/062De-stacking from the bottom of the stack articles being separated substantially along the axis of the stack by means of reciprocating or oscillating escapement-like mechanisms
    • B65G59/063De-stacking from the bottom of the stack articles being separated substantially along the axis of the stack by means of reciprocating or oscillating escapement-like mechanisms comprising lifting means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G57/00Stacking of articles
    • B65G57/02Stacking of articles by adding to the top of the stack
    • B65G57/16Stacking of articles of particular shape
    • B65G57/165Stacking of articles of particular shape nested
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G57/00Stacking of articles
    • B65G57/02Stacking of articles by adding to the top of the stack
    • B65G57/16Stacking of articles of particular shape
    • B65G57/20Stacking of articles of particular shape three-dimensional, e.g. cubiform, cylindrical
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G57/00Stacking of articles
    • B65G57/30Stacking of articles by adding to the bottom of the stack
    • B65G57/301Stacking of articles by adding to the bottom of the stack by means of reciprocatory or oscillatory lifting and holding or gripping devices
    • B65G57/302Stacking of articles by adding to the bottom of the stack by means of reciprocatory or oscillatory lifting and holding or gripping devices added articles being lifted to substantially stationary grippers or holders

Description

Krattenstapelaar en ontstapelaar
De uitvinding heeft betrekking op een stapel-inrichting voor het stapelen en/of ontstapelen van kratten.
De uitvinding heeft in het bij zonder betrekking op een stapelinrichting voor het stapelen en/of ontstapelen 5 van langwerpige kratten.
Dergelijke stapelinrichtingen zijn reeds bekend en bezitten doorgaans een transportband waarop kratten in lijn worden aan- of af gevoerd van en naar een stapelposi-tie, en een stel grijpers voor het van en naar de trans-10 portband heffen van de kratten. Bij het stapelen wordt door de grijpers steeds een kist van de transportband geheven, waarna deze op een volgend aangevoerd krat op de transportband wordt geplaatst. Hierbij wordt een stapel kratten gevormd die van onderaf steeds wordt aangevuld. Bij afsta-15 pelen wordt steeds het onderste krat van de stapel kratten op de transportband geplaatst waarna de stapel kratten door de grijpers bij het één na onderste krat van het onderste krat geheven wordt zodat deze kan worden afgevoerd. Een nadeel van een dergelijke stapelinrichting is dat de ver-20 kregen stapel (lege) kratten relatief veel ruimte innemen.
Een doel van de uitvinding is een stapelinrichting te verschaffen waarmee een compactere stapel kratten kan worden gestapeld en/of worden ontstapeld.
Een verder doel van de uitvinding is een alterna-25 tieve stapelinrichting voor het stapelen en/of ontstapelen van kratten te verschaffen.
1026819 2
De uitvinding verschaft daartoe een stapelinrich-ting voor het één voor één op een eerste stapelpositie stapelen en/of ontstapelen van langwerpige kratten tot en/of van ten minste één stapel kruislings om en om gesta-5 pelde kratten, omvattend een frame, transportmiddelen voor het per stapel om en om in lengterichting of breedterich-ting aan- en/of af voeren van kratten van en naar eerste krattendraagmiddelen voorzien in een stapelstation van de van de stapelinrichting, en tweede krattendraagmiddelen 10 voorzien in het stapelstation die in een stapelrichting dwars op een aan- danwel afvoerrichting van de transportmiddelen beweegbaar zijn van en naar de eerste kratten-draagmi dde1en.
Wanneer de opstaande wanden aan de lange langs- 15 zijde van de langwerpige kratten een verlaging bezitten waardoor de kratten kruislings in elkaar vallen, kan door de kruislingse om en om stapeling een stapel kratten worden verkregen die compacter kan zijn dan wanneer de kratten in dezelfde richting worden opgestapeld.
20 Bij voorkeur omvat de stapelinrichting derde krattendraagmiddelen in het stapelstation voor het in stapelrichting dragen van een krat op ten minste één krat-hoogte-afstand ten opzichte van een door de eerste krattendraagmiddelen gedragen krat. Een voordeel hiervan is, dat 25 de tweede krattendraagmiddelen door de derde krattendraagmiddelen kunnen worden ontlast.
In een uitvoering is de stapel inrichting ingericht als inrichting voor het stapelen van de kratten, waarbij de eerste, tweede en indien aanwezig derde kratten-30 draagmiddelen opgesteld zijn voor het werkzaam aangrijpen van de kratten in de aangevoerde, afwisselend om en om gerichte oriëntatie teneinde een stapen om en om georiënteerde kratten te maken.
Wanneer de tweede krattendraagmiddelen eerste en 35 tweede aangrijpmiddelen omvatten voor aangrijping langs langszijden respectievelijk dwarszijden aan weerszijden van een krat, dan kunnen de eerste aangrijpmiddelen en de 3 tweede aangrijpmiddelen elk zodanig worden gedimensioneerd dat optimale en stabiele aanligging langs de langszijden respectievelijk dwarszijden mogelijk is.
Daarbij kunnen de derde krattendraagmiddelen 5 derde en vierde aangrijpmiddelen omvatten voor aangrijping langs langszijden respectievelijk dwarszijden van een krat.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm omvatten de eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde aangrijpmiddelen een steun voor aanligging tegen een omtreksrand langs 10 de bodem van een krat.
Bij voorkeur is de steun hoekvormig met een eerste en een daaraan aanliggende tweede wand die onder een eerste hoek staan van 90-110 graden, waarbij in kratdra-gende toestand van de hoekvormige steun de eerste wand 15 aanligt tegen een bodem van een krat en de tweede wand zich in hoofdzaak tegenover een zijwand van het krat bevindt. Een voordeel hiervan is dat door de uitstaande ligging van de tweede wand ten opzichte van de zijwand van het krat de tweede wand een krat goed naar de eerste wand kan geleiden 20 en dat het krat kan worden ingesloten tussen de tweede wanden van hoekvormige steunen aan weerszijden van een krat.
De geleidende werking van de tweede wand wordt verbeterd wanneer de tweede wand aan een zijde tegenover de 25 eerste wand overloopt in een derde wand, waarbij de derde wand ten opzichte van de eerste wand onder een tweede hoek staat die groter is dan de eerste hoek.
Bij voorkeur omvatten de derde aangrijpmiddelen ten minste twee op afstand van elkaar geplaatste steunen 30 voor aanligging langs dezelfde langszijde van een krat, • waarbij de grootste onderlinge afstand tussen de steunen groter is dan de breedte van een krat en kleiner is dan de lengte van het krat. Een voordeel hiervan is, dat de steunen door deze onderlinge afstand ongehinderd kunnen aan-35 grijpen op de langszijde van een krat wanneer daarop of daaronder een ander krat kruislings gelegen is, waarbij door de spreiding over de langszijde een stabiele ligging 4 van het krat in lengterichting wordt bewerkstelligd.
Daarbij kunnen de vierde aangrijpmiddelen ten minste twee op afstand van elkaar geplaatste steunen omvatten voor aanligging langs dezelfde dwarszijde van een krat, 5 waarbij de grootste onderlinge afstand tussen de steunen kleiner is dan de breedte van het krat, zodat de vierde steunen ongehinderd kunnen aangrijpen op een dwarszijde van een krat wanneer daarop of daaronder een ander krat kruislings gelegen is.
10 De tweede krattendraagmiddelen kunnen langs een krat passeren wanneer de tweede krattendraagmiddelen eerste positioneermiddelen omvatten voor het onafhankelijk van elkaar om en om in een aangrijprichting dwars op de stapel-richting van en naar een krattendraagbare positie bewegen 15 van de eerste respectievelijk tweede aangrijpmiddelen.
In een verdere ontwikkeling zijn de tweede krattendraagmiddelen aangebracht aan een hefframe dat in sta-pelrichting beweegbaar is ten opzichte van het frame, waarbij de eerste en tweede aangrijpmiddelen verschaft zijn 2 0 aan eerste armen die aan weerszijden ten opzichte van een stapelpositie van de stapelinrichting aan het hefframe bevestigd zijn, zodanig dat de eerste respectievelijk tweede aangrijpmiddelen ieder aan weerszijden van een krat onderling kunnen aangrijpen op de langszijden respectieve- 25 lijk dwarszijden van een krat.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede aangrijpmiddelen paarsgewijs getrapt aan de eerste armen bevestigd. Bovendien is door de getrapte positie de onderlinge hinder van de eerste en tweede aan- 3 0 gri jpmiddelen bij aangri j ping van een krat van onderaf beperkt.
Bij voorkeur omvat de stapelinrichting eerste aandrijfmiddelen voor het bewegen van het hefframe ten opzichte van het frame.
3 5 De beweging van het hefframe kan nauwkeurig zijn ten behoeve van de tweede aangrijpmiddelen wanneer de eerste aandrijfmiddelen een stappenmotor omvat.
5
Kratten kunnen de derde krattendraagmiddelen in hefrichting passeren wanneer de derde krattendraagmiddelen tweede en derde positioneermiddelen omvatten voor het onafhankelijk van elkaar om en om in een aangrijprichting 5 dwars op de stapelrichting van en naar een krattendraagbare positie bewegen van de derde respectievelijk vierde aan-grijpmiddelen.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm omvatten de tweede en derde positioneermiddelen tweede en derde armen 10 waaraan aan een uiteinde de derde respectievelijk vierde aangrijpmiddelen verschaft zijn, waarbij de tweede en derde armen aan een uiteinde tegenover de aangrijpmiddelen zwenk-baar verbonden zijn met het frame voor zwenking dwars op de aan- en afvoerrichting.
15 Bij voorkeur omvat de stapelinrichting tweede en derde aandrijfmiddelen voor de tweede en derde armen, zodat de zwenkende beweging van de tweede en derde armen onafhankelijk van elkaar kunnen worden uitgevoerd voor het om en om overpakken van een stapel kratten waarvan het onderste 20 krat in lengterichting of breedterichting is gelegen ten opzichte van de transportrichting.
Wanneer de tweede en derde aandrijfmiddelen een pneumatische of hydraulische aandrijfcilinder omvatten, zijn de aangrijpmiddelen eenvoudig beweegbaar tussen een 25 krattendraagbare positie en een onwerkzame positie.
Instortingsgevaar van een stapel in de stapel kratten in de stapelinrichting is beperkt wanneer de sta-pelinrichting eerste rechtgeleiders omvat die zich uitstrekken in stapelrichting voor aanligging tegen en in 30 hoofdzaak rondom een stapel kratten indien aanwezig in de stapelinrichting.
De onderlinge afstand tussen de rechtgeleiders wordt vergroot wanneer de eerste rechtgeleiders gepositioneerd zijn voor aanligging langs een dwarszijde van een 35 krat in een stapel kratten in de stapelinrichting. Door deze ten opzichte van een stapel kratten zo breed mogelijke onderlinge afstand kan de stapel kratten eenvoudig in en 6 uit de stapelinrichting worden geschoven en daarbij bij het stapelen goed worden geleid.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm omvatten de eerste rechtgeleiders langwerpige staven reikend in de 5 stapelrichting.
Voor een goede omliggende opsluiting van een stapel kratten in de stapelinrichting kunnen ten minste een aantal eerste rechtgeleiders van en naar een aanliggende positie zwenkbaar of verplaatsbaar zijn.
10 Bij voorkeur omvat de stapelinrichting een deur die aan een aan- en afvoerzijde van de stapelinrichting toegang verschaft tot de stapelpositie, waarbij bij voorkeur ten minste een aantal eerste rechtgeleiders aangebracht zijn aan de deur. Een voordeel hiervan is dat de 15 stapelinrichting door middel van de deur veilig kan worden afgesloten terwijl daarbij gelijktijdig een aantal eerste rechtgeleiders naar een aanligbare positie worden gebracht.
Bij voorkeur omvatten de transportmiddelen een transportbaan met een eerste en een tweede stopper voor het 20 op een eerste stapelpositie stoppen van een over de transportbaan in de lengterichting respectievelijk breedterich-ting aangevoerd krat. Een voordeel hiervan is, dat terwijl de transportbaan de oriëntatie van een daarop gelegen krat onveranderd laat, de stoppers een goede positionering van 25 de kratten op de eerste stapelpositie bewerkstelligen.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm is de eerste stopper verschaft door de eerste rechtgeleiders die verschaft zijn aan de deur van de stapelinrichting.
Botsingen tussen een krat op de eerste stapelpo-30 sitie en overige aangevoerde kratten op de transportbaan worden vermeden wanneer de transportbaan een derde stopper omvat voor het op een eerste paraatpositie op afstand van de eerste stapelpositie stoppen van een over de transportbaan in lengterichting of breedterichting aangevoerd krat.
35 Botsingen van kratten tegen kratten op de paraat positie worden vermeden wanneer de transportbaan een vierde stopper omvat voor het op een bufferpositie op afstand van 7 de eerste paraatpositie stoppen van een aangevoerd krat.
De kans op misgrijpen door de eerste en tweede aangrijpmiddelen van de tweede krattendraagmiddelen wordt verkleind wanneer de stapelinrichting centreermiddelen 5 omvat voor het dwars op de aanvoerrichting centreren van in langsrichting respectievelijk dwarsrichting aangevoerde kratten op de transportbaan in lijn met de krattendraagbare positie van de eerste en/of tweede krattendraagmiddelen.
Bij voorkeur omvatten de centreermiddelen tweede 10 rechtgeleiders voor aanligging tegen tegenover elkaar gelegen zijwanden van een krat, waarbij de tweede rechtgeleiders evenwijdig aan de aanvoerrichting gelegen zijn. Een voordeel hiervan is dat door de evenwijdige ligging van de tweede rechtgeleiders de kratten eenvoudig in lengte-15 richting of breedterichting op de transportbaan te oriënteren zijn.
Alternatief zijn de tweede rechtgeleiders verschaft voor aanligging tegen een zijwand aan de langszijde van een krat, waarbij de centreermiddelen verder derde 20 rechtgeleiders omvatten voor aanliggen tegen tegenover elkaar gelegen zijwanden aan de dwarszijde van een krat, waarbij de derde rechtgeleiders evenwijdig aan de aanvoerrichting gelegen zijn.
De aangevoerde kratten kunnen met kracht in de 25 juiste oriëntatie op de transportband worden gebracht wanneer de tweede en/of derde rechtgeleiders beweegbaar zijn dwars op de aanvoerrichting voor in aanligbare positie brengen van de tweede en/of derde rechtgeleiders.
Alternatief zijn de tweede rechtgeleiders beweeg-30 baar dwars op de aanvoerrichting voor in aanligbare positie brengen van de tweede rechtgeleiders, waarbij de derde rechtgeleiders vast verbonden zijn met het frame.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm verschaft de transportbaan de eerste krattendraagmiddelen.
35 Ten behoeve van de aandrijving kan de transport baan een transportband omvatten.
Voor het in eerste instantie verschaffen van in 8 lengterichting of breedterichting aangevoerde kratten kunnen de transportmiddelen voorzien zijn van een krattenrichter voor het per stapel om en om in lengterichting of breedterichting aanvoeren van kratten. In een doelmatige 5 uitvoeringsvorm omvatten de transportmiddelen een uitstoter voor het uit de transportinrichting uitstoten en bij voorkeur hergeoriënteerd terugbrengen van onjuist gerichte kratten.
De stapel- en ontstapelcapaciteit van de stapel-10 inrichting kan worden verhoogd wanneer de stapelinrichting geschikt is voor het op de eerste stapelpositie en op een daarnaast gelegen tweede stapelpositie parallel stapelen en/of ont stapelen van twee stapels kruislings om en om gestapelde kratten.
15 Een goede positionering van de kratten op de tweede stapelpositie wordt bewerkstelligd wanneer de sta-pelinrichting een vijfde stopper omvat voor het op de tweede stapelpositie stoppen van een over de transportbaan in de breedterichting aangevoerd krat.
20 Tussen twee gelijktijdig in breedterichting naar de eerste en tweede stapelpositie aangevoerde kratten kan tussenruimte worden gecreëerd ten behoeve van een goede werking van de tweede stopper wanneer de stapelinrichting een zesde stopper omvat voor het op een tweede paraatposi-25 tie op afstand van de eerste paraatpositie stoppen van een over de transportbaan in lengterichting of breedterichting aangevoerd krat.
In een eenvoudige uitvoeringsvorm omvatten de eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde en/of vijfde 30 en/of zesde stopper een hoekvormig profiel voor aanligging tegen een omtreksrand langs de bodem van een krat, waarbij het profiel ten opzichte van de transportband beweegbaar is van en naar een aanligbare positie.
Voor geautomatiseerde werking van de stapel-35 inrichting kan deze een besturingsinrichting voor gecontroleerde aansturing van aandrijfmiddelen van de stapelinrich-ting omvatten.
9
De uitvinding verschaft volgens een verder aspect een stapelinrichting voor het op een eerste stapelpositie stapelen en/of ontstapelen van langwerpige kratten tot en/of van ten minste één stapel kruislings om en om gesta-5 pelde kratten.
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur 1 een schematisch aanzicht in perspectief 10 van een stapelinrichting volgens de uitvinding;
Figuur 2 een stapel kratten zoals die wordt gestapeld of ontstapeld door de stapelinrichting volgens figuur 1;
Figuur 3 een aanzicht in perspectief van een 15 gedeelte van de binnenzijde van de stapelinrichting volgens figuur 1; en
Figuren 4A-K een zeer schematische weergave van de achtereenvolgende bewerkingsstappen zoals uitgevoerd door de stapelinrichting volgens figuur 1.
20 Figuur 1 toont schematisch een aanzicht in per spectief van een stapelinrichting volgens de uitvinding. De stapelinrichting 1 is geschikt voor zowel het gelijktijdig stapelen van aangevoerde langwerpige kratten tot twee stapels kruislings om en om gestapelde kratten, als voor 25 het gelijktijdig ontstapelen van twee stapels kruislings om en om gestapelde kratten.
De stapelinrichting 1 bezit een aan- en afvoer-gedeelte 3 voor individuele kratten, een stapel- en ontsta-pelgedeelte 5 en een aan- en afvoergedeelte 7 voor stapels 30. kratten. Pijl 9 geeft de doorvoerrichting van kratten aan wanneer deze in het stapel- en ontstapelgedeelte 5 worden opgestapeld tot een stapel kratten. Het aan- en afvoergedeelte 3 bezit een eerste transportband 4 die in doorvoerrichting 9 in lijn ligt met twee parallel gelegen 35 tweede transportbanden 6 in het stapel- en ontstapelgedeelte 5. De tweede transportbanden 6 lopen in de doorvoerrichting 9 over in een derde transportband 8 die gele- 10 gen is in het aan- en afvoergedeelte 7 voor stapels kratten.
In het stapel- en ontstapelgedeelte 5 zijn aan weerszijden van de tweede transportbanden 6 paarsgewijs 5 tegenover elkaar in totaal acht (slechts vijf getoond) hefarmen 16 gelegen die in een hefrichting zoals weergegeven met pijl 17 in verticale richting dwars op de doorvoer-richting 9 op en neer beweegbaar zijn in een frame 2. De beweging van de hefarmen 16 wordt bekrachtigd met een 10 stappenmotor 24 die werkzaam verbonden is met de hefarmen en het frame 2, bijvoorbeeld door middel van een tandheugel- of kettingoverbrenging. De hefarmen 16 kunnen gelijktijdig twee kratten ondergrijpen om deze van en naar de tweede transportbanden 6 te heffen.
15 Aan weerszijden van de tweede transportbanden 6 zijn aan het frame 2 lengtesteunen 18 en breedtesteunen 19 scharnierbaar bevestigd, die in een richting zoals weergegeven met pijl 2 0 dwars op de doorvoerrichting 9 kunnen scharnieren tussen twee uiterste posities.
20 Tussen de tweede transportbanden 6 zijn gezien in tegenovergestelde richting van de doorvoerrichting 9 een eerste stopper 21, een tweede stopper 22 en een derde stopper 23 gelegen die beweegbaar zijn in de hefrichting 17 om in contact te kunnen komen met een langszijde of dwars-25 zijde van een aangevoerd krat om deze te positioneren ten opzichte van de hefarmen 16.
Aan de zijde van het aan- en afvoergedeelte 7 bezit het stapel- en ontstapelgedeelte 5 twee deuren 11. De deuren 11 bezitten elk een rechtgeleider 9 die reikt in de 30 hefrichting 17. De rechtgeleider 9 van elke deur 11 is met behulp van armen 13 verbonden met staven 14 die met scharnieren 15 scharnierbaar zijn opgehangen aan het frame 2. Door de scharnieren 15 zijn de rechtgeleiders 9 zwenkbaar van en naar een krattengeleide positie zoals weergegeven in 35 figuur 1, waarbij zij aanliggen tegen de dwarswanden van een stapel om en om gestapelde kratten. In geopende positie van de deuren 11 is het mogelijk een stapel kratten op de 11 derde transportband 7 door te voeren naar het stapel- en ontstapelgedeelte 9 van de stapelinrichting 1.
Aan weerszijden van de eerste transportband 4 zijn evenwijdig aan de doorvoerrichting 9 twee rechtgelei-5 ders 10 gelegen die door middel van scharnierbare armen 26 dwars op de doorvoerrichting 9 beweegbaar zijn in een richting volgens pijl 25. De beweging van de scharnierbare armen 26 worden hierbij bekrachtigd door een niet getoonde aandrijving, zoals bijvoorbeeld een pneumatische of hydrau-10 lische cilinder. Door middel van de rechtgeleiders 26 worden aangevoerde kratten ten behoeve van een juiste aangrijping door de hefarmen 16 recht gepositioneerd en gecentreerd op de eerste transportband 4.
Figuur 2 toont een stapel kratten 27 zoals gesta-15 peld en ontstapeld in het stapel- en ontstapelgedeelte 5 van de stapelinrichting 1. Elk krat 28 bezit een langwerpige bodem 29 met twee tegenover elkaar liggende langswan-den 30 en twee kortere tegenover elkaar liggende dwarswan-den 31. In de dwarswanden 31 is een opening 32 gelegen 20 waaraan het krat kan worden vastgepakt. De langswanden 30 van de kratten 28 bezitten een verlaging 33 waardoor de hoogte van de langswanden 30 ter hoogte van de verlaging 33 de helft is van de hoogte van de dwarswanden 31. In om en om gestapelde toestand vallen de kratten 28 deels in el-25 kaar, waardoor zowel de dwarswanden 31 als de langswanden 30 op elkaar rusten. De stapel kratten 27 is hierdoor stabiel en ruimtelijk compacter dan wanneer de kratten 28 in dezelfde richting gestapeld zijn waarbij slechts de korte dwarswanden 31 op elkaar rusten.
30 Figuur 3 toont het stapel- en ontstapelgedeelte 5 van de stapelinrichting 1 in meer detail. In het frame 2 van de stapelinrichting 1 is een hefframe 34 gelegen dat door middel van rollen 35 op en neer beweegbaar is in slechts de hefrichting 17. Aan het hefframe 34 zijn de 35 hefarmen 16 bevestigd zodat deze kunnen meebewegen met het hefframe 34. Elk vrij uiteinde van de hefarmen 16 bezit een bovenste hoekvormig profiel 36 en een onderste hoekvormig 12 profiel 37 die getrapt aan de hefarmen 16 bevestigd zijn. De bovenste hoekvormige profielen 36 en de onderste hoekvormige profielen 37 van tegenover elkaar liggende hefarmen 16 zijn dwars op de doorvoerrichting 9 zodanig onderling 5 gepositioneerd, dat bij ondergrijpen van een krat 28 door de hefarmen 16 de bovenste hoekvormige profielen 36 aanliggen tegen de bodem 2 9 en de dwarswanden 31 van een in breedterichting aangevoerd krat 28, en de onderste hoekvormige profielen 37 aanliggen tegen de bodem 29 en de langs-10 wanden 30 van een in lengterichting aangevoerd krat 28.
De twee tweede transportbanden 6 zijn elk gelegen op een langwerpig J-profiel 38 aan het frame 2. De in totaal zes scharnierbare lengtesteunen 18 zijn per drietal elk scharnierbaar met een van de twee J-profielen 38 ver-15 bonden. De lengtesteunen 18 bezitten een arm 39 met daaraan een hoekvormig profiel 41 dat voorzien is van een omgezet gedeelte 42. Het hoekvormige profiel 41 is geschikt voor aanligging onder de bodem 29 en tegen een langswand 30 van een in lengterichting aangevoerd krat 28. De onderlinge 20 afstand in aanvoerrichting 9 tussen de hoekvormige profielen 41 is zodanig dat deze kunnen aanliggen tegen de langs-wanden 30 en de bodem 29 van het gedeelte van een krat dat dwars op de stapelrichting 17 uitsteekt ten opzichte van een dwars daaronder gestapeld krat.
25 De armen 39 van de lengtesteunen 18 zijn aan weerszijden van de tweede transportbanden 6 onderling vast met elkaar verbonden door een verbindingsstang 43. Een pneumatische cilinder 44 verbindt de verbindingsstang 43 met het frame 2. De hoekvormige profielen 41 van de lengte-30 steunen 16 zijn door bekrachtiging van de pneumatische cilinder 44 beweegbaar volgens pijl 20 tussen een inactieve positie buiten het hefframe 34 en een actieve positie binnen het hefframe 34 waarbij een in langsrichting aangevoerd krat 28 kan worden gedragen. De middelste van de drie 35 lengtesteunen 18 draagt daarbij gelijktijdig twee kratten.
Aan weerszijden van de tweede transportbanden 6 bevinden zich tussen de hefarmen 16 en de lengtesteunen 18 ί 13 in totaal acht breedtesteunen 19 die net als de lengtesteu-nen 18 scharnierbaar met een van de twee J-profielen 38 verbonden zijn. De onderlinge afstand in aanvoerrichting 9 tussen de hoekvormige profielen 47 is zodanig dat deze per 5 tweetal zo breed mogelijk kunnen aanliggen tegen de dwars-wanden 31 en de bodem 20 van een krat 28.
De breedtesteunen 18 bezitten een arm 45 met daaraan een hoekvormig profiel 47 voor aanligging onder de bodem en tegen een dwarswand 31 van een in breedterichting 10 aangevoerd krat 28. De armen 45 zijn per tweetal dat aangrijpt onder dezelfde onderling vast met elkaar verbonden door een niet getoonde verbindingsstang die via een pneumatische cilinder 49 met het frame 2 is verbonden zodat de hoekvormige profielen 41 per tweetal gelijktijdig van en 15 naar een krat kunnen bewegen. De hoekvormige profielen 47 van de breedtesteunen 16 zijn net als de lengtesteunen 18 door bediending van de pneumatische cilinder 49 beweegbaar volgens pijl 20 tussen een inactieve positie buiten het hefframe 34 en een actieve positie binnen het hefframe 34 20 waarbij echter een in breedterichting aangevoerd krat 28 kan worden gedragen.
De lengtesteunen 18 en de breedtesteunen 19 zijn zodanig gedimensioneerd dat deze een krat langs respectievelijk de langszijde of dwarszijde op ongeveer 2 krathoog-25 ten ten opzichte van de tweede transportbanden 6 kunnen ondersteunen, en de beweging van het hefframe 34 is zodanig gedimensioneerd dat de bovenste en onderst hoekvormige profielen 36 en 37 van de hefarmen 16 kunnen bewegen tussen een onderste positie onder de bodem 29 van een krat 28 30 gelegen op de tweede transportbanden 6, en een bovenste positie waarbij de bovenste en onderste hoekvormige profielen 36 en 37 zich boven de hoekvormige profielen 41, 47 van de van de lengte- en breedtesteunen 18, 19 bevinden waardoor het mogelijk is om met de hefarmen 16 een krat 28 in 35 lengterichting of breedterichting gelegen op de tweede transportbanden 6 daarvan af te heffen en in de hoekvormige profielen van geactiveerde lengte- of breedtesteunen 18, 19 14 te leggen. Door onafhankelijke bediening van de lengtesteu-nen 18 en de breedtesteunen 19 is het hierbij mogelijk om steeds afhankelijk van de oriëntatie van een krat 28 de juiste steunen 18, 19 te activeren.
5 Tussen de twee tweede transportbanden 6 zijn de eerste stopper 21, de tweede stopper 22 en de derde stopper 23 gelegen. Elke stopper 21, 22, 23 heeft een hoekvormig profiel 50 dat door middel van een scharnierbare arm 51 en een pneumatische cilinder 52 beweegbaar is van een inac-10 tieve positie zoals weergegeven in figuur 3 naar een actieve positie waarbij de stoppers kunnen aangrijpen op een langs- of dwarswand 30, 31 van een aangevoerd krat 28.
Binnen het hefframe is een liniaal 53 gelegen dat vast verbonden is met het frame 2. De liniaal 53 verschaft 15 samen met rechtgeleiders 54 aan de liniaal 53 rechtgelei-ding voor stapels kratten 27 in het stapel- en ontstapel-gedeelte 5 van de stapelinrichting 1.
De stapelinrichting is verder voorzien van een niet-getoonde elektronische besturingseenheid voor de 20 gecontroleerde en gecoördineerde bekrachtiging van de transportbanden 4, 6, 8, motoren 24, rechtgeleiders 10, 14, stoppers 21, 22, 23, 59, 60, lengtesteunen 18 en breedte steunen 19.
In figuren 4A-K is in zijaanzicht zeer schema-25 tisch een stapelcyclus weergegeven van twee in dwarsrich-ting aangevoerde kratten 55 en 56 en twee in langsrichting aangevoerde kratten 57 en 58 die in het stapelgedeelte 5 worden opgestapeld tot twee evenwijdige stapels kratten zoals weergegeven in figuur 2.
30 In figuur 4A zijn op de eerste transportband 4 een aantal kratten op rij gelegen die ten opzichte van de aanvoerrichting 9 per tweetal steeds in de lengterichting of in de breedterichting zijn georiënteerd. De hefarmen 16 bevinden zich in de onderste positie waardoor de hoekvor-35 mige profielen 36, 37 onder de tweede transportbanden 6 gelegen zijn. De eerste en tweede stopper 21, 22 zijn in inactieve positie, de derde stopper 23 is in actieve posi- 15 tie. Boven de eerste transportband zijn verder nog een vierde en een vijfde stopper 59, 60 gelegen voor het selectief vasthouden van aangevoerde kratten op een paraatposi-tie respectievelijk een bufferpositie op de eerste trans-5 portbaan 4. De lengtesteunen 18 en breedtesteunen 19 zijn inactief.
Vervolgens wordt, zoals weergegeven in figuur 4B, de derde stopper 23 naar een inactieve positie bewogen waardoor het eerste krat 55 in dwarsrichting naar de eerste 10 stopper 21 gaat bewegen die tegelijkertijd in actieve positie wordt gebracht.
Na het deactiveren van de derde stopper 23 wordt de vierde stopper 59 gedeactiveerd waardoor ook het tweede krat 56 in de richting van het stapelgedeelte 55 beweegt, 15 zoals weergegeven in figuur 4C. De vijfde stopper 60 zorgt er voor dat het derde en vierde krat 57, 58 hierbij op hun plaats blijven.
Na het passeren van de tweede stopper door het eerste krat 55 beweegt de tweede stopper 22 naar een ac-20 tieve positie zoals weergegeven in figuur 4D, waardoor het tweede krat 56 komt aan te liggen tegen de tweede stopper 22 zoals weergegeven in figuur 4E. De vijfde stopper 60 zorgt er na deactivatie gelijktijdig voor dat de twee kratten 57, 58 in langsrichting paraat komen te liggen 25 tegen de geactiveerde derde stopper 23, waarna deze door de vijfde stopper 60 worden afgescheiden van verder aangevoerde kratten 61, 62 zoals weergegeven in figuur 4F.
In figuur 4G bewegen de hefarmen 16 van hun onderste positie naar hun bovenste positie waardoor het 30 eerste en tweede krat 55, 56 gelijktijdig boven de hoekvormige profielen 41 en 47 van de lengtesteunen 18 en breedtesteunen 19 worden getild, waarna de breedtesteunen 19 van hun inactieve naar hun tweede actieve positie worden gescharnierd .
35 Door de hefarmen 16 weer naar hun onderste posi tie te bewegen zoals weergegeven in figuur 4H worden het eerste en tweede krat 55, 56 overgenomen door de geacti- 16 veerde breedtesteunen 19 waarna door deactivatie van de derde stopper 23 het derde en vierde krat 57, 58, nadat deze door de beweegbare eerste rechtgeleiders 10 in het midden van de eerste transportbaan 4 zijn gedrukt, in 5 langsrichting worden aangevoerd in het stapelgedeelte 5 van de stapelinrichting 1 zoals weergegeven in figuur 41. Daarbij kunnen deze door. Het derde en vierde krat 57, 58 komen met hun dwarswanden tegen elkaar aan te liggen waarbij de rechtgeleiders 12 van de deuren 11 werken als stop-10 per voor de kratten 57, 58.
Vervolgens worden, zoals weergegeven in figuur 4J, de hefarmen 16 van hun onderste positie naar hun bovenste positie bewogen waardoor het eerste en tweede krat 55, 56 in dwarsrichting door het derde respectievelijk vierde 15 krat in lengterichting uit de actieve breedtesteunen 19 worden gelicht en twee stapels 27 van twee kratten worden gevormd. Vervolgens worden de breedtesteunen 19 naar hun inactieve positie, en de lengtesteunen 18 van hun inactieve naar hun actieve positie gescharnierd, waarna het derde en 20 vierde krat 57, 58 door de lengtesteunen worden overgepakt en vastgehouden wanneer de hefarmen 16 volgens figuur 4K naar hun onderste positie bewegen waarna een nieuwe hef-cyclus kan worden gestart.
Wanneer de stapels kratten hoog genoeg zijn 25 worden deze door middel van de hefarmen 16 uit de actieve lengte- of breedtesteunen 18, 19 gelicht en op de tweede transportbanden 6 gezet, waarna deze na het openen van deuren 11 van het stapel- en ontstapelgedeelte 5 naar het aan- en afvoergedeelte 7 voor de stapels kratten kunnen 30 worden afgevoerd.
Bij het ontstapelen van een stapel kratten worden de hiervoor besproken stappen in omgekeerde volgorde uitgevoerd, waarbij de stoppers geen werking hebben.
In het aan- en afvoergedeelte 3 voor individuele 35 kratten kan een krattenrichter verschaft zijn die kratten op de eerste transportband 4 in de gewenste lengte- of breedterichting brengen, met eventueel een uitstoter voor 17 onjuist georiënteerde kratten.
De stapel inrichting 1 kan in tweevoud in een processtraat opgenomen zijn, waarbij de eerste stapel-inrichting stapels kratten afstapelt, de tweede stapel-5 inrichting de kratten stapelt, en tussen het afstapelen en stapelen een bewerking wordt uitgevoerd op de kratten, bijvoorbeeld spoelen, waarbij de oriëntatie van de kratten in de processtraat ten behoeve van het stapelen behouden blij ft.
10268 19

Claims (43)

1. Stapelinrichting voor het één voor één op een eerste stapelpositie stapelen en/of ontstapelen van langwerpige kratten tot en/of van ten minste één stapel kruislings om en om gestapelde kratten, omvattend een frame, 5 transportmiddelen voor het per stapel om en om in lengterichting of breedterichting aan- en/of afvoeren van kratten van en naar eerste krattendraagmiddelen voorzien in een stapelstation van de van de stapelinrichting, en tweede krattendraagmiddelen voorzien in het stapelstation die in 10 een stapelrichting dwars op een aan- danwel afvoerrichting van de transportmiddelen beweegbaar zijn van en naar de eerste krattendraagmiddelen.
2. Stapelinrichting volgens conclusie 1, omvattend derde krattendraagmiddelen in het stapelstation voor 15 het in stapelrichting dragen van een krat op ten minste één krathoogte-afstand ten opzichte van een door de eerste krattendraagmiddelen gedragen krat.
3. Stapelinrichting volgens conclusie 1 of 2, ingericht als inrichting voor het stapelen van de kratten, 20 waarbij de eerste, tweede en indien aanwezig derde krattendraagmiddelen opgesteld zijn voor het werkzaam aangrijpen van de kratten in de aangevoerde, afwisselend om en om gerichte oriëntatie teneinde een stapen om en om georiënteerde kratten te maken.
4. Stapelinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de tweede krattendraagmiddelen eerste en tweede aangrijpmiddelen omvatten voor aangrijping langs een langszijde respectievelijk dwarszijde van een krat en/of waarbij de derde krattendraagmiddelen derde en vierde aangrijpmid- 30 delen omvatten voor aangrijping langs een langszijde respectievelijk dwarszijde van een krat. 110268 19 -
5. Stapelinrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde aangrijpmiddelen een steun omvatten voor aanligging tegen een omtreksrand langs de bodem van een krat.
6. Stapelinrichting volgens conclusie 5, waarbij de steun hoekvormig is met een eerste en een daaraan aanliggende tweede wand die onder een eerste hoek staan van 90-110 graden, waarbij in kratdragende toestand van de hoekvormige steun de eerste wand aanligt tegen een bodem 10 van een krat en de tweede wand zich in hoofdzaak tegenover een zijwand van het krat bevindt.
7. Stapelinrichting volgens conclusie 6, waarbij de tweede wand aan een zijde tegenover de eerste wand overloopt in een derde wand, waarbij de derde wand ten 15 opzichte van de eerste wand onder een tweede hoek staat die groter is dan de eerste hoek.
8. Stapelinrichting volgens een der conclusies 5 tot en met 7, waarbij de derde aangrijpmiddelen ten minste twee op afstand van elkaar geplaatste steunen omvatten voor 20 aanligging langs dezelfde langszijde van een krat, waarbij de grootste onderlinge afstand tussen de steunen groter is dan de breedte van een krat en kleiner is dan de lengte van het krat.
9. Stapelinrichting volgens een der conclusies 5 25 tot en met 8, waarbij de vierde aangrijpmiddelen ten minste twee op afstand van elkaar geplaatste steunen omvatten voor aanligging langs dezelfde dwarszijde van een krat waarbij de grootste onderlinge afstand tussen de steunen kleiner is dan de breedte van het krat.
10. Stapelinrichting volgens een der conclusies 3 tot en met 9, waarbij de tweede krattendraagmiddelen eerste positioneermiddelen omvatten voor het onafhankelijk van elkaar om en om in een aangrijprichting dwars op de stapel-richting van en naar een krattendraagbare positie bewegen 35 van de eerste respectievelijk tweede aangrijpmiddelen.
11. Stapelinrichting volgens en der conclusies 3 tot en met 10, waarbij de tweede krattendraagmiddelen aangebracht zijn aan een hefframe dat in stapelrichting beweegbaar is ten opzichte van het frame, waarbij de eerste en tweede aangrijpmiddelen verschaft zijn aan eerste armen die aan weerszijden ten opzichte van de stapelpositie van 5 de stapelinrichting aan het hefframe bevestigd zijn, zodanig dat de eerste respectievelijk tweede aangrijpmiddelen ieder aan weerszijden van een krat onderling kunnen aangrijpen op de langszijden respectievelijk dwarszijden van een krat. 10
12, Stapelinrichting volgens conclusie 11, waar bij de eerste en tweede aangrijpmiddelen paarsgewijs getrapt aan de eerste armen bevestigd zijn.
13. Stapelinrichting volgens conclusie 11 of 12, omvattend eerste aandrijfmiddelen voor het bewegen van het 15 hefframe ten opzichte van het frame.
14. Stapelinrichting volgens conclusie 13, waarbij de eerste aandrijfmiddelen een stappenmotor omvat.
15. Stapelinrichting volgens een der conclusies 2 tot en met 14, waarbij de derde krattendraagmiddelen tweede 20 en derde positioneermiddelen omvatten voor het onafhankelijk van elkaar om en om in een aangrijprichting dwars op de stapelrichting van en naar een krattendraagbare positie bewegen van de derde respectievelijk vierde aangrijpmiddelen.
16. Stapelinrichting volgens conclusie 15, waar bij de tweede en derde positioneermiddelen tweede en derde armen omvatten waaraan aan een uiteinde de derde respectievelijk vierde aangrijpmiddelen verschaft zijn, waarbij de tweede en derde armen aan een uiteinde tegenover de aan- 30 grijpmiddelen zwenkbaar verbonden zijn met het frame voor zwenking dwars op de aan- en afvoerrichting.
17. Stapelinrichting volgens conclusie 16, omvattend tweede en derde aandrijfmiddelen voor de tweede en derde armen.
18. Stapelinrichting volgens conclusie 17, waar bij de tweede en derde aandrijfmiddelen een pneumatische of hydraulische aandrijfcilinder omvatten.
19. Stapelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattend eerste rechtgeleiders die zich uitstrekken in stapelrichting voor aanligging tegen en in hoofdzaak rondom een stapel kratten indien aanwezig in de 5 stapelinrichting.
20. Stapelinrichting volgens conclusie 19, waarbij de eerste rechtgeleiders gepositioneerd zijn voor aanligging langs een dwarszijde van een krat in een stapel kratten in de stapelinrichting.
21. Stapelinrichting volgens conclusie 19 of 20, waarbij de eerste rechtgeleiders langwerpige staven omvatten reikend in de stapelrichting.
22. Stapelinrichting volgens een der conclusies 19 tot en met 21, waarbij ten minste een aantal eerste 15 rechtgeleiders van en naar een aanliggende positie zwenk- i baar of verplaatsbaar zijn.
23. Stapelinrichting volgens conclusie 22, omvattend een deur die aan een aan- en afvoerzijde van de stapelinrichting toegang verschaft tot de stapelpositie, 20 waarbij bij voorkeur ten minste een aantal eerste rechtgeleiders aangebracht zijn aan de deur.
24. Stapelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de transportmiddelen een transportbaan omvatten met een eerste en een tweede stopper voor het op 25 de eerste stapelpositie stoppen van een over de transportbaan in de lengterichting respectievelijk breedterichting naar het stapelstation aangevoerd krat.
25. Stapelinrichting volgens conclusie 23 en 24, waarbij de eerste stopper verschaft is door de eerste 30 rechtgeleiders die verschaft zijn aan de deur van de stapelinrichting.
26. Stapelinrichting volgens conclusie 24 of 25, waarbij de transportbaan een derde stopper omvat voor het op een eerste paraatpositie op afstand van de eerste sta- 35 pelpositie stoppen van een over de transportbaan in lengterichting of breedterichting aangevoerd krat.
27. Stapelinrichting volgens conclusie 26, waar- bij de transportbaan een vierde stopper omvat voor het op een bufferpositie op afstand van de eerste paraatpositie stoppen van een aangevoerd krat.
28. Stapelinrichting volgens een der conclusies 5 24 tot en met 27, omvattend centreermiddelen voor het dwars op de aanvoerrichting centreren van in langsrichting respectievelijk dwarsrichting naar het stapelstation aangevoerde kratten op de transportbaan in lijn met de krattendraagbare positie van de eerste en/of tweede krattendraag- 10 middelen.
29. Stapelinrichting volgens conclusie 28, waarbij de centreermiddelen tweede rechtgeleiders omvatten voor aanligging tegen tegenover elkaar gelegen zijwanden van een krat, waarbij de tweede rechtgeleiders evenwijdig aan de 15 aanvoerrichting gelegen zijn.
30. Stapelinrichting volgens conclusie 29, waarbij de tweede rechtgeleiders verschaft zijn voor aanligging tegen een zijwand aan de langszijde van een krat, waarbij de centreermiddelen verder derde rechtgeleiders omvatten 20 voor aanliggen tegen tegenover elkaar gelegen zijwanden aan de dwarszijde van een krat, waarbij de derde rechtgeleiders evenwijdig aan de aanvoerrichting gelegen zijn.
31. Stapelinrichting volgens conclusie 29 of 30, waarbij de tweede en/of derde rechtgeleiders beweegbaar 25 zijn dwars op de aanvoerrichting voor in aanligbare positie brengen van de tweede en/of derde rechtgeleiders.
32. Stapelinrichting volgens conclusie 30, waarbij de tweede rechtgeleiders beweegbaar zijn dwars op de aanvoerrichting voor in aanligbare positie brengen van de 30 tweede rechtgeleiders, en waarbij de derde rechtgeleiders vast verbonden zijn met het frame.
33. Stapelinrichting volgens een der conclusies 24 tot en met 32, waarbij de transportbaan de eerste krat-tendraagmiddelen verschaft.
34. Stapelinrichting volgens een der conclusies 24 tot en met 33, waarbij de transportbaan een transportband omvat.
35. Stapelinriching volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de transportmiddelen voorzien zijn van een krattenrichter voor het per stapel om en om in lengterichting of breedterichting aanvoeren van kratten.
36. Stapelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de transportmiddelen een uitstoter omvatten voor het uit de transportinrichting uitstoten en bij voorkeur hergeoriënteerd terugbrengen van onjuist gerichte kratten.
37. Stapelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, geschikt voor het op de eerste stapelpositie en op een daarnaast gelegen tweede stapelpositie parallel stapelen en/of ontstapelen van twee stapels kruislings om en om gestapelde kratten.
38. Stapelinrichting volgens conclusie 37 en een der conclusies 24 tot en met 36, omvattend een vijfde stopper voor het op de tweede stapelpositie stoppen van een over de transportbaan in de breedterichting aangevoerd krat.
39. Stapelinrichting volgens conclusie 38, omvat tend een zesde stopper voor het op een tweede paraatpositie op afstand van de eerste paraatpositie stoppen van een over de transportbaan in lengterichting of breedterichting aangevoerd krat.
40. Stapelinrichting volgens een der conclusies 24 tot en met 39, waarbij de eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde en/of vijfde en/of zesde stopper een hoekvormig profiel omvatten voor aanligging tegen een omtreksrand langs de bodem van een krat, waarbij het pro- 30 fiel ten opzichte van de transportband beweegbaar is van en naar een aanligbare positie.
41. Stapelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattend een besturingsinrichting voor gecontroleerde aansturing van aandrijfmiddelen van de stapel- 35 inrichting.
42. Stapelinrichting voor het op een eerste stapelpositie stapelen en/of ontstapelen van langwerpige kratten tot en/of van ten minste één stapel kruislings om en om gestapelde kratten.
43. Stapelinrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de 5 bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- <>026819
NL1026819A 2004-08-10 2004-08-10 Krattenstapelaar en ontstapelaar. NL1026819C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026819A NL1026819C2 (nl) 2004-08-10 2004-08-10 Krattenstapelaar en ontstapelaar.
AT05076858T ATE392382T1 (de) 2004-08-10 2005-08-10 Vorrichtung zum stapeln und entstapeln von kästen
EP05076858A EP1626017B1 (en) 2004-08-10 2005-08-10 Device for stacking and unstacking crates
DE602005006056T DE602005006056D1 (de) 2004-08-10 2005-08-10 Vorrichtung zum Stapeln und Entstapeln von Kästen

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026819A NL1026819C2 (nl) 2004-08-10 2004-08-10 Krattenstapelaar en ontstapelaar.
NL1026819 2004-08-10

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1026819C2 true NL1026819C2 (nl) 2006-02-20

Family

ID=34974407

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1026819A NL1026819C2 (nl) 2004-08-10 2004-08-10 Krattenstapelaar en ontstapelaar.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP1626017B1 (nl)
AT (1) ATE392382T1 (nl)
DE (1) DE602005006056D1 (nl)
NL (1) NL1026819C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN111776758A (zh) * 2020-07-28 2020-10-16 智汇轩田智能系统(杭州)有限公司 一种托盘堆垛组合装置

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ITBO20110373A1 (it) * 2011-06-28 2012-12-29 Priamo S R L Gruppo automatico per l'impaccamento ordinato, particolarmente di contenitori del tipo di casse e simili
JP5768686B2 (ja) * 2011-11-30 2015-08-26 井関農機株式会社 段積設備
ES2554840B1 (es) * 2014-06-23 2016-09-26 Telesforo González Olmos Dispositivo de tope final para máquina apiladora de cajas
ES2554838B1 (es) * 2014-06-23 2016-09-22 Telesforo González Olmos Dispositivo de adaptación a tamaño de caja para máquina apiladora de cajas
ES2667442B1 (es) * 2016-11-10 2019-01-28 Sinter Iberica Packaging S A Una máquina de apilado-paletizado de un conjunto de cajas y método de apilado y paletizado de dicho conjunto de cajas

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2210383A1 (de) * 1972-03-03 1973-09-06 Willy Ag Maschf Vorrichtung zum kreuzweisen stapeln und entstapeln von stapelgut, insbesondere lattenscharen
US3869048A (en) * 1971-07-13 1975-03-04 Katsushi Takahashi Apparatus for handling baking pans
US4221519A (en) * 1978-10-03 1980-09-09 Ex-Cell-O Corporation Conveying and stacking machine
US4252484A (en) * 1979-06-29 1981-02-24 Ex-Cell-O Corporation Unstacking machine
FR2623472A1 (fr) * 1987-11-19 1989-05-26 Dispac Chaine de palettisation automatique d'emballages en piles

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4955784A (en) * 1988-07-29 1990-09-11 Advanced Pulver Systems, Inc. Apparatus for unstacking cross-nested articles

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3869048A (en) * 1971-07-13 1975-03-04 Katsushi Takahashi Apparatus for handling baking pans
DE2210383A1 (de) * 1972-03-03 1973-09-06 Willy Ag Maschf Vorrichtung zum kreuzweisen stapeln und entstapeln von stapelgut, insbesondere lattenscharen
US4221519A (en) * 1978-10-03 1980-09-09 Ex-Cell-O Corporation Conveying and stacking machine
US4252484A (en) * 1979-06-29 1981-02-24 Ex-Cell-O Corporation Unstacking machine
FR2623472A1 (fr) * 1987-11-19 1989-05-26 Dispac Chaine de palettisation automatique d'emballages en piles

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN111776758A (zh) * 2020-07-28 2020-10-16 智汇轩田智能系统(杭州)有限公司 一种托盘堆垛组合装置

Also Published As

Publication number Publication date
EP1626017A1 (en) 2006-02-15
DE602005006056D1 (de) 2008-05-29
EP1626017B1 (en) 2008-04-16
ATE392382T1 (de) 2008-05-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6688124B2 (ja) 積み重ねアセンブリ及び物品を積み重ねる方法
US5079903A (en) Gripping head for loading packages into crates
US8074431B1 (en) Hybrid palletizer
JPH0448692B2 (nl)
US20150110593A1 (en) Method and device for transferring layers of articles between adjacent modules
NL1026819C2 (nl) Krattenstapelaar en ontstapelaar.
US3951285A (en) Bottle uncaser
CN115427332A (zh) 成排装置,成排方法和瓶处理设备
US5435690A (en) Method and apparatus for loading layers of articles
NL1010468C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het automatisch stapelen van producten op een pallet.
JP4945824B2 (ja) 商品の自動段積み方法及びその装置
US7500819B2 (en) Stack-forming arrangement
CZ2020701A3 (cs) Stoh svázaných sloupců složených stohovatelných přepravek, způsob jeho strojového rozebírání a zařízení k provádění tohoto způsobu
NL1014170C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het transporteren van voorwerpen.
JPH01162632A (ja) 物品の積み重ね装置及び方法
US20230331417A1 (en) Packaging machine with a grouping device and method for producing single-layer groups of partially overlapping products
NL2010775C2 (en) Crate stacker.
JPH09328227A (ja) 板状体段積み装置
KR200453652Y1 (ko) 계란이 안치된 난좌의 이송 및 적재장치
JPH10181884A (ja) 物品の段積方法およびその装置
JP2001072007A (ja) 集積物品の箱詰め装置
NL2024924B1 (en) A system for stacking folded boxes
JP6765135B2 (ja) 段積み装置
JP2003531576A (ja) クッキーを積み重ねるためのインラインスタッカー機
US11161635B2 (en) Egg-orienting station for orienting eggs, and apparatus for transporting and packaging eggs

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20090301