NL2021590B1 - Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten - Google Patents

Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten Download PDF

Info

Publication number
NL2021590B1
NL2021590B1 NL2021590A NL2021590A NL2021590B1 NL 2021590 B1 NL2021590 B1 NL 2021590B1 NL 2021590 A NL2021590 A NL 2021590A NL 2021590 A NL2021590 A NL 2021590A NL 2021590 B1 NL2021590 B1 NL 2021590B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
switch
elements
pusher
guide member
change
Prior art date
Application number
NL2021590A
Other languages
English (en)
Inventor
Van Toor Fred
Theodorus Cornelis Vervoort Petrus
Original Assignee
Vanderlande Ind Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vanderlande Ind Bv filed Critical Vanderlande Ind Bv
Priority to NL2021590A priority Critical patent/NL2021590B1/nl
Priority to EP19194255.6A priority patent/EP3620413A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2021590B1 publication Critical patent/NL2021590B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/74Feeding, transfer, or discharging devices of particular kinds or types
    • B65G47/84Star-shaped wheels or devices having endless travelling belts or chains, the wheels or devices being equipped with article-engaging elements
    • B65G47/841Devices having endless travelling belts or chains equipped with article-engaging elements
    • B65G47/844Devices having endless travelling belts or chains equipped with article-engaging elements the article-engaging elements being pushers transversally movable on the supporting surface, e.g. pusher-shoes
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G2207/00Indexing codes relating to constructional details, configuration and additional features of a handling device, e.g. Conveyors
    • B65G2207/36Pushing shoes on conveyors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Discharge Of Articles From Conveyors (AREA)
  • Branching, Merging, And Special Transfer Between Conveyors (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten, de inrichting omvattende een gestel, langwerpige dragers, duworganen die langs de dragers verplaatsbaar zijn, geleidingsmiddelen in hoofdzaak schuin ten opzichte van de transportrichting, en een wisselinrichting met een wisselorgaan dat tussen een passieve en een actieve toestand omstelbaar is voor het in de passieve toestand langs het stroomopwaarts einde van het ge|eidingsorgaan laten passeren van een duworgaan en voor het in de actieve toestand, onder invloed van contact tussen een contactvIak van het wisselorgaan en het geleide-orgaan van een duworgaan, in de lengterichting van de bijbehorende drager verplaatsen van het duworgaan. Het wisselorgaan omvat ten minste drie opeenvolgende wisselelementen die ieder een opeenvolgend deel van het contactvIak bepalen, en omvat een verplaatsingsinrichting voor het verplaatsen van iedere van de ten minste drie wisselelementen tussen een passieve en een actieve positie ervan.

Description

Korte aanduiding: Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten
Beschrijving
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting, systeem en een werkwijze voor het sorteren van producten.
WO 2007/117142 A2, EP 484 151 A1 en WO 2011/025732 A1 openbaren ieder een transportinrichting voor objecten, omvattende een gestel met een aantal dragers die samenwerken met duwschoenen die zijwaarts kunnen worden bewogen.
Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde sorteerinrichting, -systeem en -werkwijze. Een verder doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een sorteerinrichting die het mogelijk maakt om op een hoge snelheid producten uit te sorteren. Een weer verder doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een sorteerinrichting die het mogelijk maakt om op meer efficiënte wijze producten uit te sorteren.
Een of meer van de genoemde doelen is bereikt met de inrichting volgens de uitvinding, zoals gedefinieerd in conclusie 1, voor het sorteren van producten, de inrichting omvattende
- een gestel,
- achtereenvolgende langwerpige dragers die een draagvlak voor producten vormen,
- een aandrijfinrichting voor transport van de dragers in een transportrichting en volgens een eindloos transporttraject, waarbij een lengterichting van de dragers zich dwars op de transportrichting, in een dwarsrichting, uitstrekt,
- duworganen die ieder langs een drager verplaatsbaar zijn, ieder van de duworganen omvattende een duwschoen aan een aan het draagvlak gelegen eerste zijde van de drager, en een met de duwschoen verbonden geleide-orgaan aan een tegenovergelegen tweede zijde van de drager,
- geleidingsmiddelen die aan het gestel zijn voorzien, omvattende een met het gestel verbonden stationair geleidingsorgaan dat in hoofdzaak schuin ten opzichte van de transportrichting verloopt, voor het in bedrijf, tijdens transport van de dragers in de transportrichting, geleiden van het geleide-orgaan van een duworgaan om zodoende het duworgaan in de lengterichting van de bijbehorende drager te verplaatsen, ten behoeve van het op een afvoerlocatie zijwaarts van het draagvlak af bewegen van een op het draagvlak gelegen product,
- een omstelbare wisselinrichting, die ter plaatse van een stroomopwaarts einde van het geleidingsorgaan aan het gestel is voorzien en omvattende een wisselorgaan dat tussen een passieve en een actieve toestand daarvan omstelbaar is en is ingericht voor het in de passieve toestand langs het stroomopwaarts einde van het geleidingsorgaan laten passeren van een duworgaan en voor het in de actieve toestand, onder invloed van contact tussen een contactvlak van het wisselorgaan en het geleide-orgaan van een duworgaan, in de lengterichting van de bijbehorende drager verplaatsen van het duworgaan, zodanig dat het geleideorgaan vervolgens door het geleidingsorgaan wordt geleid, waarbij het wisselorgaan ten minste drie opeenvolgende wisselelementen omvat die ieder een opeenvolgend, dat wil zeggen gezien in de transportrichting, deel van het contactvlak bepalen, met welke wisselelementen het geleide-orgaan in bedrijf, althans in de actieve toestand van het wisselorgaan, achtereenvolgens in contact is, waarbij de wisselinrichting tevens een verplaatsingsinrichting heeft voor het verplaatsen, zoals na elkaar, van iedere van de ten minste drie wisselelementen tussen een passieve en een actieve positie ervan, waarbij in de passieve positie het betreffende wisselelement buiten het bereik van het geleide-orgaan is, en waarbij in de actieve toestand van het wisselorgaan ten minste een van de ten minste drie wisselelementen in de actieve positie ervan is/zijn.
Een effect van de inrichting volgens de uitvinding is dat het door het wisselorgaan met de ten minste drie opeenvolgende wisselelementen mogelijk is om op een hogere snelheid producten uit te sorteren. Bij een verhoging van de verplaatsingssnelheid van de dragers, en daarmee van de duworganen, in de transportrichting wordt de vereiste schakeltijd van de wisselinrichting, dat wil zeggen de beschikbare omsteltijd van het wisselorgaan tussen de actieve en de passieve toestand ervan, korter. Een kortere schakeltijd heeft als consequentie dat er meer energie nodig is om het omstellen van het wisselorgaan te realiseren, hetgeen uit efficiency oogpunt ongewenst is. Hieraan kan met de inrichting volgens de uitvinding doelmatig worden tegemoet gekomen doordat de ten minste drie wisselelementen van een wisselorgaan ieder, na elkaar, kunnen worden omgesteld waardoor de schakeltijd per wisselelement dus langer kan zijn. Voor het omstellen is dus minder energie nodig.
Een verder effect van de inrichting volgens de uitvinding is dat producten meer efficiënt kunnen worden uitgesorteerd bijvoorbeeld doordat de dwarsversnellingen werkzaam op een uit te sorteren product beperkt kunnen worden. Doordat de ten minste drie wisselelementen van een wisselorgaan na elkaar kunnen worden omgesteld kan een totale lengte van het contactvlak van het wisselorgaan langer worden gekozen dan de steek tussen de dragers, oftewel de tussenafstand tussen twee geleide-organen van direct opeenvolgende duworganen. Hierdoor kan het naar het stationair geleidingsorgaan afbuigen van een geleideorgaan meer geleidelijk, dat wil zeggen met een lagere dwarsversnelling, plaatsvinden. Dit heeft tevens een lagere geluidsproductie en een lagere slijtage van onderdelen van de inrichting, met name van het wisselorgaan en geleide-orgaan, tot gevolg.
Tevens is de inrichting volgens de uitvinding bijzonder geschikt om met het wisselorgaan in bedrijf in contact te zijn met een geleidewiel van het geleideorgaan van het duworgaan, dit in plaats van het gangbare contact tussen een wisselorgaan en een geleidepen van een duworgaan. Contact tussen het wisselorgaan en het geleidewiel heeft een vermindering van slijtage en weerstand tot gevolg (rolweerstand bij contact tussen geleidewiel en wisselorgaan in plaats van glijweerstand in geval van contact tussen geleidepen en wisselorgaan). Hoewel de tussenafstand tussen de geleidewielen van twee direct opeenvolgende duworganen vanwege de grotere diameter van dergelijke geleidewielen (dan die van geleidepennen) aanzienlijk kleiner is dan de tussenafstand tussen geleidepennen, is dit niet van negatieve invloed op de beschikbare maximale schakeltijd, aangezien zoals boven reeds toegelicht volgens de uitvinding het wisselorgaan ten minste drie opeenvolgende wisselelementen heeft die na elkaar kunnen worden omgesteld tussen de passieve en de actieve toestand ervan.
Met ‘na elkaar’ wordt binnen het kader van de uitvinding overigens begrepen dat de start van de beweging van de wisselelementen ten behoeve van het omstellen daarvan na elkaar kan plaatsvinden. Het is in dit kader mogelijk dat het na elkaar uitvoeren van het omstellen met een zekere overlap plaatsvindt, dat wil zeggen dat terwijl een eerste element wordt omgesteld, oftewel aan het verplaatsen is naar de actieve of passieve positie, het omstellen van een tweede wisselelement wordt gestart. Met andere woorden de omstelhandelingen van de afzonderlijke wisselelementen overlappen dus. Ook het volledig gesepareerd na elkaar uitvoeren van het omstellen is in dit kader mogelijk, hetgeen wil zeggen dat pas nadat een eerste wisselelement - volledig - is omgesteld bijvoorbeeld vanuit de actieve naar de passieve positie, het omstellen van een tweede, opvolgend, wisselelement vanuit de actieve positie naar de passieve positie start.
In een uitvoeringsvorm zijn de ten minste drie wisselelementen een aantal wisselelementen in het bereik van drie tot en met acht, bij voorkeur vier, vijf of zes.
Bij voorkeur heeft het geleide-orgaan van ieder duworgaan een geleidewiel dat om een rotatie-aslijn roteerbaar is, waarbij iedere van de ten minste drie wisselelementen is geconfigureerd om in bedrijf, in de actieve positie ervan, met het geleidewiel in contact te kunnen zijn. De rotatie-aslijn strekt zich in hoogterichting uit en is bij voorkeur loodrecht op het draagvlak, en daarmee op de transportrichting, gericht.
Het is gunstig indien de verplaatsingsinrichting is geconfigureerd om iedere van de ten minste drie wisselelementen van een wisselorgaan, bij voorkeur lineair, te verplaatsen tussen de actieve en de passieve positie ervan, bij voorkeur waarbij de passieve positie lager is dan de actieve positie. Met hoogterichting wordt bedoeld een richting loodrecht op het draagvlak, waarbij het draagvlak zich gangbaar horizontaal uitstrekt. Aangezien in bedrijf door het geleide-orgaan op het wisselorgaan uitgeoefende krachten in dwarsrichting werken, is een voor genoemde verplaatsing benodigde kracht niet of althans in hoge mate losgekoppeld van genoemde door het wisselorgaan uitgeoefende krachten.
Het is verder gunstig indien de wisselinrichting zodanig is geconfigureerd dat in bedrijf in de passieve positie van de respectievelijke ten minste drie wisselelementen het geleidewiel over de respectievelijke ten minste drie wisselelementen heen beweegt.
Bij voorkeur is de verplaatsingsinrichting geconfigureerd om iedere van de ten minste drie wisselelementen van een wisselorgaan, onafhankelijk van de overige van de ten minste drie wisselelementen, te verplaatsen tussen de actieve positie en de passieve positie ervan. Hierdoor neemt de flexibiliteit van de wisselinrichting ten behoeve van omstellen van de wisselelementen toe.
In een uitvoeringsvorm is iedere van de ten minste drie wisselelementen in een verplaatsingsrichting schuifbaar ten opzichte van een star gedeelte van de wisselinrichting in de wisselinrichting is opgenomen.
Het is verder gunstig indien iedere van de ten minste drie wisselelementen verplaatsbaar in een verplaatsingsrichting in de wisselinrichting is opgenomen, waarbij de verplaatsingsrichting in hoogterichting is en een hoek met het draagvlak insluit in het bereik van 70 tot en met 90 graden, bij voorkeur in het bereik van 80 tot en met 85 graden. De wisselelementen zijn dus licht voorwaarts of achterwaarts, bij voorkeur licht voorwaarts, hellend voorzien. Hierdoor is de geluidsproductie en slijtage lager bij het achtereenvolgens met de wisselelementen in contact zijn van geleide-organen van duworganen.
Het is gunstig indien iedere van de wisselelementen, in een verplaatsingsrichting ervan bezien, een veelhoekige, bij voorkeur vierhoekige, dwarsdoorsnede heeft.
Het is verder gunstig indien iedere van de ten minste drie wisselelementen aan een van het contactvlak af gekeerde zijde afsteunt tegen een steunvlak behorend tot het star gedeelte van de wisselinrichting, en aan een in transportrichting gezien voor- en achterzijde ervan schuifbaar afsteunt tegen een aangrenzende van de ten minste drie wisselelementen en/of een verder steunvlak behorend tot het star gedeelte van de wisselinrichting. Het genoemd afsteunen kan direct zijn, dat wil zeggen bijvoorbeeld door middel van een glijcontact tussen het wisselelement en het steunvlak of aangrenzend wisselelement. Het is hierbij bijvoorbeeld eveneens mogelijk om een rib-groef verbinding te voorzien waarbij de rib door de groef kan schuiven in de verplaatsingsrichting, voor het effectief in de verplaatsingsrichting geleiden van het wisselelement Het genoemd afsteunen kan alternatief indirect zijn, dat wil zeggen bijvoorbeeld via een tussen het wisselelement en het steunvlak of aangrenzend wisselelement voorzien lager zoals een glijlager of lineaire geleiding zoals een kogelgeleiding.
In een uitvoeringsvorm heeft de verplaatsingsinrichting per wisselelement van de ten minste drie wisselelementen een elektromotor, zoals een servomotor of stappenmotor, met een aandrijfas die via een nok-volger met het wisselelement is gekoppeld voor het onder invloed van rotatie van de aandrijfas tussen de actieve en de passieve positie ervan verplaatsen van het wisselelement. Hiermee kunnen de wisselelementen zeer effectief en nauwkeurig onafhankelijk van elkaar worden verplaatst. Alternatief kan de verplaatsingsinrichting bijvoorbeeld pneumatische of hydraulische cilinder-aandrijvingen of spindelaandrijvingen hebben voor het tussen de actieve en de passieve positie ervan verplaatsen van elk van de wisselelementen van een wisselorgaan.
Het is verder gunstig indien de achtereenvolgende dragers op een onderlinge steek zijn voorzien, waarbij een lengte van het contactvlak van het wisselorgaan, gezien in transportrichting, groter is dan de steek. Zoals in het voorgaande toegelicht, kan hierdoor onder meer het naar het stationair geleidingsorgaan afbuigen van een geleide-orgaan meer geleidelijk, dat wil zeggen met een lagere dwarsversnelling, plaatsvinden.
Bij voorkeur heeft het contactvlak een continu gekromd verloop. Er is dan dus geen sprake van een sprong in de dwarsversnelling van het duworgaan tijdens het door de wisselinrichting passeren in de actieve stand van het wisselorgaan. Bij voorkeur hebben ten minste twee van de ten minste drie wisselelementen een onderling verschillende kromming, in combinatie althans ten minste een deel van het continu gekromd verloop van het contactvlak vormend.
Het is hierbij verder gunstig indien een in de transportrichting gezien stroomafwaarts wisselelement meer gekromd is dan het stroomopwaarts daarvan aangrenzend gelegen wisselelement van de ten minste drie wisselelementen, bij verdere voorkeur waarbij een in de transportrichting gezien verder stroomafwaarts wisselelement van de ten minste drie wisselelementen minder gekromd is dan het genoemd stroomafwaarts wisselelement. Een wisselelement dat bijvoorbeeld een relatief kleinere (krommings)radius heeft is ‘meer gekromd’. Analoog geldt dat een wisselelement met een grotere radius ‘minder gekromd’ is.
Bij voorkeur gaat het contactvlak van het wisselorgaan, bij voorkeur op continue wijze, optioneel via een verdere geleiding met een rechtlijnig, oftewel niet gekromd verloop, over in een geleidingsvlak van het stationair geleidingsorgaan.
In een uitvoeringsvorm heeft de wisselinrichting een langsgeleiding voor het in transportrichting geleiden van het geleide-orgaan, waarbij het stationair geleidingsorgaan ter plaatse van het wisselorgaan een aftakking van de langsgeleiding is.
Het is verder gunstig indien de achtereenvolgende dragers op een onderlinge steek zijn voorzien, de inrichting omvattende een aantal van de genoemde omstelbare wisselinrichtingen, telkens aan een stroomopwaarts einde van bijbehorende stationaire geleidingsmiddelen, en telkens op een onderlinge afstand in transportrichting van ten minste twee maal de steek. De geleide-organen van de achtereenvolgende duworganen zijn dus daarmee ook op de onderlinge steek voorzien. Een lengte van het contactvlak van het wisselorgaan, gezien in transportrichting, is bij voorkeur groter dan de steek, bij voorkeur in het bereik van 1.5-5 maal de steek.
In een uitvoeringsvorm omvat de aandrijfinrichting een eindloos aandrijfbaar flexibel transportorgaan, zoals een ketting, waarbij de achtereenvolgende dragers met het transportorgaan zijn gekoppeld.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een systeem voor het sorteren van producten, zoals gedefinieerd in conclusie 17, het systeem omvattende
- een bovenomschreven inrichting volgens de onderhavige uitvinding,
- een toevoerinrichting voor op het draagvlak van de inrichting toevoeren van een stroom van te sorteren producten,
- een aantal afvoerinrichtingen die ter plaatse van respectievelijke afvoerlocaties aansluiten op de inrichting, de inrichting per afvoerlocatie omvattende stationaire geleidingsmiddelen met een bijbehorende omstelbare wisselinrichting, waarbij in bedrijf via de toevoerinrichting op het draagvlak toegevoerde producten elk ter plaatse van een afvoerlocatie van het draagvlak af worden bewogen, onder gebruikmaking van de bij die afvoerlocatie behorende wisselinrichting.
Tevens heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het sorteren van producten, zoals gedefinieerd in conclusie 18, onder gebruikmaking van een bovenomschreven inrichting volgens de onderhavige uitvinding, de werkwijze omvattende
a) het met een toevoerinrichting op het draagvlak van de inrichting toevoeren van een stroom van te sorteren producten,
b) het met de aandrijfinrichting van de inrichting in de transportrichting transporteren van de dragers,
c) ten behoeve van het op een afvoerlocatie zijwaarts van het draagvlak af, tot op een afvoerinrichting, bewegen van een op het draagvlak gelegen product van de stroom van producten, het met de omstelbare wisselinrichting, in de actieve toestand van het wisselorgaan ervan, onder invloed van contact tussen een contactvlak van het wisselorgaan en het geleide-orgaan van het duworgaan, in de lengterichting van de bijbehorende drager verplaatsen van het duworgaan, zodanig dat het geleide-orgaan vervolgens door het stationair geleidingsorgaan wordt geleid en het duworgaan in de lengterichting van de bijbehorende drager verplaatst waardoor het product zijwaarts van het draagvlak af wordt bewogen,
d) het met de bij die afvoerlocatie behorende afvoerinrichting afvoeren van het product.
Uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zoals hierboven omschreven en hieronder te omschrijven zijn analoog van toepassing op het systeem en de werkwijze volgens de uitvinding, en vice versa. Effecten van de inrichting volgens de uitvinding zijn analoog aan de orde bij het systeem en de werkwijze volgens de uitvinding, en vice versa.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt ten behoeve van stap c) met de omstelbare wisselinrichting:
allereerst het meest stroomopwaarts gelegen wisselelement van de ten minste drie wisselelementen van het wisselorgaan in de actieve positie ervan gebracht, waarna achtereenvolgens de ten minste twee meer stroomafwaarts gelegen wisselelementen van de ten minste drie wisselelementen van het wisselorgaan in de actieve positie ervan worden gebracht.
Het geleide-orgaan van het duworgaan komt dan dus achtereenvolgens in contact met het meest stroomopwaarts gelegen wisselelement en vervolgens achtereenvolgens met de meer stroomafwaarts gelegen wisselelementen van het wisselorgaan.
Het is verder gunstig indien nadat het geleide-orgaan een wisselelement van de ten minste drie wisselelementen van een wisselorgaan is gepasseerd, dat wisselelement weer in of althans ten minste naar de passieve positie ervan wordt gebracht alvorens het geleide-orgaan het meest stroomafwaarts gelegen wisselelement van die drie wisselelementen is gepasseerd, tenzij het geleide-orgaan van het stroomopwaarts naburige duworgaan eveneens onder invloed van contact tussen een contactvlak van het wisselorgaan en het geleide-orgaan van het duworgaan in de lengterichting van de bijbehorende drager van het duworgaan dient te worden verplaatst.
De onderhavige uitvinding wordt in het navolgende toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding onder verwijzing naar de navolgende schematische figuren, waarin:
- Figuur 1 in bovenaanzicht een deel van een systeem met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding toont,
- Figuur 2 doorsnede ll-ll volgens figuur 1 toont,
Figuur 3a - 3f in driedimensionale weergave een voorkeursuitvoeringsvorm van een wisselinrichting van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding tonen, tijdens een aantal opeenvolgende stappen die worden doorlopen in bedrijf van de inrichting tijdens het uitsorteren van een product,
- Figuur 3g en 3h in driedimensionale weergave een onderzijde van de wisselinrichting respectievelijk volgens figuur 3b en figuur 3e tonen.
Figuur 1 toont een sorteerinrichting 1 als voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding. De inrichting 1 heeft achtereenvolgende langwerpige dragers 2 (slechts enige van de in figuur 1 getoonde dragers zijn van een verwijzingscijfer voorzien) die in bedrijf van de inrichting 1 in een transportrichting 4 volgens een eindloos transporttraject 6 worden getransporteerd. De dragers 2 strekken zich met hun lengterichting dwars op de transportrichting 4, ofwel in een dwarsrichting 8 uit. De dragers 2 vormen een draagvlak 12 voor producten 10, althans aan de bovenzijde (zoals hieronder nog wordt toegelicht) van de inrichting.
De inrichting 1 maakt deel uit van een systeem 100 voor het sorteren van producten 10. Het systeem 100 heeft verder een toevoerinrichting 101 voor het aan het draagvlak 12 van de inrichting 1 toevoeren van een stroom van te sorteren producten 10, en een aantal afvoerinrichtingen 102 die ter plaatse van respectievelijke afvoerlocaties 14 aansluiten op de inrichting 1. Met de inrichting 1 kunnen producten 10, bijvoorbeeld te verzenden pakketten, worden gesorteerd zoals op basis van opdracht of verzendbestemming, waartoe elke van de afvoerinrichtingen 102 bijvoorbeeld kan zijn toegekend aan een specifieke opdracht dan wel verzendbestemming. De toevoerinrichting 101 kan een transporteur omvatten. Alternatief kan de toevoerinrichting bijvoorbeeld een toevoerstation zijn ter plaatse waarvan producten handmatig op de inrichting 1 worden geplaatst. De afvoerinrichting 102 kan een chute ofwel glijgoot, of bijvoorbeeld een transporteur, omvatten waarop producten terecht komen als deze van het draagvlak 12 af worden bewogen zoals hieronder in detail zal worden toegelicht.
De dragers 2 zijn onderling via koppelplaten 30 (zie figuur 2) door een transportketting 26 verbonden. De dragers 2 zijn onderling op een steek p voorzien. De dragers 2 kunnen in een eindloze baan bewegen, ofwel worden getransporteerd. Aan een bovenzijde, of althans een hogere zijde, van de inrichting 1, waar de dragers het draagvlak 12 vormen, bewegen de dragers 2 in de transportrichting 4, waarna deze aan een stroomafwaarts einde van de inrichting 1, waar een kettingwiel voor de transportketting is voorzien (niet in de figuren getoond), rond het kettingwiel neerwaarts bewegen en vervolgens tegen de transportrichting in aan een lagere zijde van de inrichting 1 bewegen (drager 2’ in figuur 2). Dit teruggaand deel van het transporttraject is met de streep-streep pijl 6’ aangeduid in figuur 1. Ter plaatse van een stroomopwaarts einde van de inrichting 1, waar de toevoerinrichting 101 op de inrichting 1 aansluit, bewegen de dragers 2, rond een daar voorzien kettingwiel (niet in de figuren getoond), naar boven toe waarna de dragers weer in transportrichting 4 bewegen om producten 10, op het draagvlak 12, vanaf het stroomopwaarts einde in de richting van het stroomafwaarts einde te transporteren. De inrichting 1 heeft een aandrijfinrichting 7 (enkel zeer schematisch getoond in figuur 1) voor het zodanig aandrijven van de dragers 2 dat deze, althans aan de bovenzijde van de inrichting waar de dragers 2 het draagvlak 12 vormen, in de transportrichting 4 bewegen. De aandrijfinrichting 7 kan een aandrijfmotor omvatten voor een roterend aandrijven van bijvoorbeeld een of beide genoemde kettingwielen en/of additionele kettingwielen. De inrichting heeft een gestel 5 met een loopvlak 29 waaroverheen loopwielen 28 afrollen die met de dragers 2, meer specifiek met de koppelbeugels 30, zijn verbonden.
De inrichting 1 heeft duworganen 20 die ieder langs een drager 2 verplaatsbaar zijn. In figuur 1 zijn enkele van de getoonde duworganen van een verwijzingscijfer voorzien, leder van de duworganen 20 omvat een duwschoen 22 aan een aan het draagvlak 12 gelegen eerste, bovenzijde, van de drager 2, en een met de duwschoen verbonden geleide-orgaan 24 aan een tegenovergelegen tweede, onderzijde van de drager 2. De duwschoenen 22 steken, zoals figuur 2 toont, boven het draagvlak 12 uit en kunnen dus worden gebruikt om een product 10 in dwarsrichting over het draagvlak 12 te verplaatsen, dat wil zeggen opzij te duwen, voor het ter plaatse van een afvoerlocatie 14 naar een afvoerinrichting uitsorteren van dat product 10. In het aanzicht volgens figuur 2 kan met de getoonde duwschoen 22 een product 10 naar links toe over het draagvlak 12 worden verplaatst.
De inrichting 1 heeft per afvoerlocatie 14 geleidingsmiddelen 32 met een bijbehorende omstelbare wisselinrichting 34, waarbij in bedrijf via de toevoerinrichting 101 op het draagvlak 12 toegevoerde producten 10 elk ter plaatse van een afvoerlocatie 14 van het draagvlak af kunnen worden bewogen, onder gebruikmaking van een bij die afvoerlocatie behorende wisselinrichting 34. In de getoonde figuren zijn drie opeenvolgende afvoerlocaties 14 getoond. Ten behoeve van elk ervan is een paar van geleidingsmiddelen 32 elk met een bijbehorende wisselinrichting 34 voorzien. Hierdoor kunnen producten 10 parallel worden uitgesorteerd naar een afvoerinrichting 102. Dit wil zeggen dat de oriëntatie van het product gelijk kan blijven aan de oriëntatie waarin het product op het draagvlak 12 ligt, zoals figuur 1 toont. Dit komt doordat een product, althans in het getoonde voorbeeld, tegelijk met twee duworganen 20 in de dwarsrichting wordt verplaatst. Binnen het kader van de uitvinding kan per afvoerlocatie ook een enkele, of meer dan twee, geleidingsmiddelen en bijbehorend(e) wisselinrichting(en) zijn voorzien. Bij toepassing van een enkele combinatie van geleidingsmiddelen en bijbehorende wisselinrichting wordt niet-parallel uitgesorteerd en wijzigt tijdens het uitsorteren de oriëntatie van het product wel, en zodanig dat een zijde van het product in hoofdzaak parallel wordt aan de uitstrekkingsrichting van de geleidingsmiddelen.
De geleidingsmiddelen 32, die aan het gestel zijn voorzien, omvatten een met het gestel 5 verbonden stationair geleidingsorgaan gevormd door een langwerpig geleidingsprofiel 38 dat in hoofdzaak schuin ten opzichte van de transportrichting 4 verloopt, voor het in bedrijf, tijdens transport van de dragers 2 in de transportrichting 4, geleiden van het geleide-orgaan 24 van een duworgaan 20 om zodoende het duworgaan 20 in de lengterichting van de bijbehorende drager 2, ofwel in dwarsrichting 8, te verplaatsen, ten behoeve van het op een afvoerlocatie 14 zijwaarts van het draagvlak 12 af bewegen van een op het draagvlak gelegen product 10. De geleidingsmiddelen 32 hebben verder een bochtstuk 40 aan het stroomafwaarts einde van het geleidingsprofiel 38. Hierdoor wordt aan het einde van de dwarsbeweging van het duworgaan 20, het duworgaan 20 geleidelijk naar een eindpositie in de dwarsrichting geleid, welke eindpositie in figuur 1 door de streepstiplijn met verwijzingscijfer 42 is aangeduid, en gelegen aan een langszijde van de inrichting zoals figuur 1 toont. In figuur 2 is het meest linksboven, met een streep streep lijn getekende duworgaan 20 in de genoemde eindpositie 42. Bij het, aan de onderzijde van de inrichting, terug bewegen van de dragers 2 worden de duworganen 20, voor zover nodig, met behulp van een bovengenoemd terugstelgeleidingsorgaan, indien nodig vanuit deze eindpositie 42 (het met streepstreeplijnen getekende duworgaan linksonder in figuur 2 bevindt zich in deze eindpositie 42) weer naar een eerste dwarspositie bewogen (duworgaan 20’ rechtsonder in figuur 2). De eerste dwarspositie is aangeduid door de streep-stiplijn met verwijzingscijfer 44 in figuur 1 en zoals getoond gelegen aan een tegenovergelegen langszijde van de inrichting, oftewel van het draagvlak 12. Zoals boven aangegeven is de eindpositie 42 dus gelegen aan de ene, en de eerste dwarspositie 44 aan de andere langszijde van de inrichting. Het geleide-orgaan 24 van elk duworgaan 20 heeft een geleidewiel 46 dat om een zich loodrecht op het draagvlak 12 uitstrekkende rotatie-aslijn 47 roteerbaar is. Het geleidingsprofiel 38 is zodanig aan het gestel 5 voorzien dat het geleidewiel 46 in contact is met het geleidingsprofiel 38. Zoals figuur 1 toont strekken de geleidingsprofielen 38 van de ten behoeve van een afvoerlocatie 14 voorziene geleidingsmiddelen 32 zich onderling parallel, onder een hoek van ongeveer 25 graden ten opzichte van de transportrichting 4, en in transportrichting op een onderlinge afstand van twee maal de steek tussen achtereenvolgende dragers 2 uit, ten behoeve van het parallel uitsorteren zoals boven omschreven.
De inrichting omvat verder een bepalingsinrichting 70, zoals bijvoorbeeld omvattende een vision systeem en/of een of meer optische sensoren zoals een fotocel en/of een of meer geluidssensoren, ingericht voor het bepalen van de drager(s) 2 die het gedeelte van het draagvlak 12 bepalen waarop een product 10 rust. De inrichting 1 omvat verder een besturingsmodule 80 die is geconfigureerd om het wisselorgaan (hieronder in meer detail toegelicht) van elk van de wisselinrichtingen 34 onafhankelijk te kunnen omstellen tussen de passieve en actieve toestand ervan, en die verder met de bepalingsinrichting 70 en aandrijfinrichting 7 is verbonden, om zodoende het genoemde wisselorgaan in afhankelijkheid van de genoemde bepaling door de bepalingsinrichting 70, en bijvoorbeeld in combinatie met informatie over de transportsnelheid in transportrichting 4, met de besturingsmodule 80 op het juiste moment te bedienen ten behoeve van het wijzigen van de toestand ervan.
Elk van de omstelbare wisselinrichtingen 34 is ter plaatse van een stroomopwaarts einde 39 van een bij die wisselinrichting behorend geleidingsorgaan 32 voorzien. Elk van deze wisselinrichtingen 34 omvat een wisselorgaan 56 dat tussen een passieve en een actieve toestand daarvan omstelbaar is. Het is ingericht voor het in de passieve toestand langs het stroomopwaarts einde 39 van het geleidingsorgaan 32 af laten passeren van een duworgaan 20 dat zich in de eerste dwarspositie 44 bevindt. Oftewel dat duworgaan 20 blijft dus in de eerste dwarspositie 44 en kan door een verdere, stroomafwaartse wisselinrichting worden verplaatst naar bij die verdere wisselinrichting behorende geleidingsmiddelen om zodoende daar een product van het draagvlak af te bewegen. Het wisselorgaan 56 is verder geconfigureerd voor het in de actieve toestand, onder invloed van contact tussen een contactvlak 58 van het wisselorgaan 56 en het geleide-orgaan 24, meer specifiek het geleidewiel 46 daarvan, van een duworgaan 20 dat zich in de eerste dwarspositie 44 bevindt, in de lengterichting van de bijbehorende drager 2 verplaatsen van het duworgaan 20, zodanig dat het geleidewiel 46 vervolgens door het geleidingsorgaan 32 wordt geleid. In de hieronder in meer detail toegelichte figuren 3a - 3h is, zeer schematisch ten behoeve van de uitleg van het werkingsprincipe van het wisselorgaan 56, een geleidewiel 46 van een duworgaan 20 getoond dat in contact is met het contactvlak 58 van het wisselorgaan 56, dat wil zeggen daarlangs afrolt, om vervolgens door het geleidingsprofiel 38 te worden geleid.
Figuur 3a - 3f toont een wisselinrichting 34 van inrichting 1 tijdens opeenvolgende stappen die worden doorlopen in bedrijf van de inrichting 1 tijdens het uitsorteren van een product 10. In figuren 3a-3f is telkens één van de getoonde geleidewielen van het verwijzingscijfer 46 voorzien. Hieronder zijn de opeenvolgende stappen van de wisselinrichting omschreven zoals deze van toepassing zijn op dat specifieke geleidingswiel 46, dat bij wijze van voorbeeld bedoeld is om te worden afgebogen vanuit de eerste dwarspositie naar het stationair geleidingsorgaan 38.
Zoals getoond in figuren 3a - 3f heeft het wisselorgaan 56 zes opeenvolgende wisselelementen 57a - 57f, alle uitgevoerd in hoofdzaak in blokvorm, die ieder een opeenvolgend deel van het contactvlak 58 bepalen, welk contactvlak 58 dus is gevormd door contactvlakdelen 58a - 58f in combinatie. In de actieve toestand van het wisselorgaan 56 is het geleidewiel 46 achtereenvolgens in contact met de zes wisselelementen 57a-f, waarbij er telkens ten minste één van de wisselelementen in de actieve positie ervan is, hetgeen in het onderhavige voorbeeld een hogere positie van het betreffende wisselelement is. De wisselelementen 57a-f zijn tussen een actieve en passieve positie ervan verplaatsbaar in een in hoogterichting gerichte verplaatsingsrichting 59. De wisselelementen 57a-f zijn licht voorwaarts hellend in de wisselinrichting voorzien. De verplaatsingsrichting 59 sluit daardoor een kleine hoek, zoals tussen 5 en 10 graden in met de verticaal, althans met een lijn loodrecht op het draagvlak.
De wisselinrichting 34 heeft verder een verplaatsingsinrichting in de vorm van een zestal werkzaam met de besturingsmodule 80 verbonden en daardoor onafhankelijk aanstuurbare servomotoren 60, één per wisselelement, voor het via een respectievelijke nok-volger 61 lineair translerend in de hoogterichting aandrijven van elk wisselelement 57a-f voor het zodoende door middel van genoemde translatie onafhankelijk in de hoogterichting 59 kunnen verplaatsen van iedere van de zes wisselelementen 57a-f tussen de, lagere, passieve en de, hogere, actieve positie ervan. In de passieve positie zijn de wisselelementen 57a-f zodanig neerwaarts verplaatst dat deze buiten het bereik van het geleidewiel 46 zijn. Zoals getoond kan dan het geleidewiel 46 over de wisselelementen 57a-f heen bewegen.
In de actieve positie sluiten de contactvlakdelen 58a-f van de wisselelementen 57a-f zodanig op elkaar aan dat het daardoor gevormde contactvlak 58 een continu verloop heeft langs de wisselelementen. In de actieve toestand van het wisselorgaan 56 is ten minste een van de wisselelementen 57a-f in de actieve positie ervan. In gebruik kan een stroomopwaartse van de zes wisselelementen 57af zoals wisselelement 57a in figuur 3b, al in de hogere, actieve positie zijn voor het daarlangs geleiden van het geleidewiel 46 terwijl een daarvan stroomafwaarts wisselelement van de zes wisselelementen, zoals wisselelementen 57c-f in figuur 3b, nog in de passieve positie ervan zijn. Analoog kan nadat het geleidewiel 46 het door het stroomopwaartse wisselelement 57a gevormd deel van het contactvlak 58a is gepasseerd, dit wisselelement 57a alweer neerwaarts naar de passieve positie ervan worden verplaatst terwijl, ten behoeve van het daarlangs naar het geleidingsprofiel 38 toe geleiden van het geleidewiel 46, telkens ten minste een stroomafwaarts wisselelement nog in de actieve positie wordt gehouden. Zie in dit kader bijvoorbeeld figuren 3d en 3e waar wisselelement 57a vanuit de actieve positie weer naar de passieve positie ervan wordt respectievelijk is verplaatst, terwijl wisselelement 57d in de actieve positie is, evenals, althans in figuur 3e, wisselelement 57e. Zoals figuren
3e en 3f tonen kan hierdoor een op het geleidewiel 46 volgend geleidewiel 46’ ongehinderd het wisselorgaan 56 en dus het stroomopwaarts einde 39 van de geleidingsmiddelen 32 passeren (in de eerste positie) terwijl datzelfde wisselorgaan 56 eveneens nog werkzaam is voor het afbuigen van het geleidewiel 46.
Verder heeft de wisselinrichting 34 een langsgeleiding 62 voor het in transportrichting 4, in de eerste dwarspositie 44, naar het wisselorgaan 56 geleiden van het geleidewiel 46. Ook heeft de wisselinrichting 34 een verdere geleiding 63 die stroomopwaarts aansluit op het meest stroomafwaartse wisselelement 57f van de zes wisselelementen 57a-f van het wisselorgaan, en die stroomafwaarts aansluit op het stationair geleidingsprofiel 38 (het verloop ervan is in figuur 3a met stippellijnen getoond). De langsgeleiding 62 en de verdere geleiding 63 hebben een rechtlijnig verloop, oftewel zijn niet gekromd. Langsgeleiding 62, de wisselelementen 57a-f, of meer specifiek het daardoor (met contactvlakdelen 58a-f) gevormde contactvlak 58, en de verdere geleiding 63 hebben in combinatie een continu verloop. Dat wil zeggen dat een geleidingswiel 46 zonder sprong in de dwarsversnelling door de wisselinrichting 34 zijwaarts kan worden bewogen, in de richting van stationair geleidingsprofiel 38. Hierbij zijn de contactvlakdelen 58c en 58d meer gekromd dan die van de stroomopwaarts en stroomafwaarts daarvan aanwezige contactvlakdelen 58a en b respectievelijk 58e en f. De wisselinrichting 34 is ook voorzien van een rechtlijnige verdere langsgeleiding 65, die in lijn is met de langsgeleiding 62, zodat geleidewielen die niet met behulp van het wisselorgaan 56 naar het stationair geleidingsprofiel 38 worden afgebogen op de eerste dwarspositie 44 blijven, dat wil zeggen vanuit de langsgeleiding 62 over de wisselelementen 57a-f heen en via de verdere langsgeleiding 65 langs het stroomopwaarts einde van de geleidingsmiddelen 32 af passeren, op de eerste dwarspositie. Een voorbeeld hiervan is het in figuren 3a-f getoonde geleidingswiel 46”.
De geleidingsmiddelen 32 kunnen verder een met het gestel 5 verbonden stationair langsgeleidingsorgaan in de vorm van een langsgeleidingsprofiel hebben dat zich op de eerste dwarspositie 44 parallel aan de transportrichting 4 uitstrekt, dat wil zeggen, dat is gepositioneerd voor het op de eerste dwarspositie 44 geleiden van geleidewielen 46 van duworganen 20. Het langsgeleidingsprofiel kan zich stroomafwaarts uitstrekken over de gehele lengte van de inrichting 1. Telkens is dan het langsgeleidingsprofiel ter plaatse van een wisselinrichting 34 onderbroken om ruimte te maken voor de wisselelementen en langsgeleiding 62 van die wisselinrichting 34.
In bedrijf worden producten 10 zodanig op het draagvlak 12 van de inrichting 1 geplaatst dat een zijde van de producten 10 die aan de zijde van de duworganen, die zich aan het stroomopwaarts einde van de inrichting dus in de eerste dwarspositie bevinden, is gelegen zich op een zodanige dwarspositie bevindt dat duworganen 20 juist, of nog net niet, in contact komen met het product 10 Het vanuit de eerste dwarspositie 44 met het wisselorgaan 56 in dwarsrichting naar het geleidingsprofiel 38 geleiden van duworganen 20 gaat hierdoor gepaard zonder of althans met belangrijk mindere impact van de duwschoenen 22 op te verplaatsen producten, aangezien de duwschoen 22 dus al ten minste nagenoeg in contact is met een product 10.
Volgens de uitvinding wordt ten behoeve van het op een afvoerlocatie 14 zijwaarts van het draagvlak af, tot op een afvoerinrichting 102, bewegen van een op het draagvlak 12 gelegen product 10 van de stroom van producten, met een van de wisselinrichtingen 34, in de actieve toestand van het wisselorgaan 56 van die wisselinrichting 34, het genoemde duworgaan waarmee een product bij die betreffende wisselinrichting 34 zijwaarts van het draagvlak af te dient te worden bewogen, in de lengterichting van de bijbehorende drager verplaatst, zodanig dat het geleide-orgaan van dat duworgaan 20 vervolgens door het geleidingsorgaan wordt geleid om zodoende het duworgaan in de lengterichting van de bijbehorende drager te verplaatsen om daarmee het product zijwaarts van het draagvlak af te bewegen. Tenslotte wordt het betreffende product met de bij die afvoerlocatie behorende afvoerinrichting verder afgevoerd.
De onderhavige uitvinding is ook toepasbaar op dubbelzijdige, dat wil zeggen in twee tegenovergestelde richtingen werkzame sorteerinrichtingen bijvoorbeeld zoals bekend uit US-A1-2007/289839. In het voorgaande omschreven wisselinrichtingen bevinden zich dan dus aan beide langszijden van de inrichting/ van het draagvlak. Respectievelijke bijbehorende geleidingsmiddelen strekken zich dan, afhankelijk van de dwarspositie waarop een wisselinrichting zich bevindt, vanaf de bijbehorende wisselinrichting schuin in de richting van de ene langszijde of naar de tegenovergelegen andere langszijde uit. Ook is het mogelijk dat wisselinrichtingen volgens de uitvinding zoals boven omschreven zich centraal in dwarspositie bevinden. Te sorteren producten kunnen dan met een duworgaan vanuit het midden van de inrichting naar de ene of de andere langszijde worden geduwd. De inrichting kan in dat geval spiegelsymmetrische wisselinrichtingen, integraal uitgevoerd als één onderdeel, of naast elkaar, hebben of in transportrichting gezien, in afhankelijkheid van locatie van afvoerinrichtingen, 5 wisselinrichtingen die naar de ene, of naar de andere langszijde toe werkzaam zijn.

Claims (20)

  1. CONCLUSIES
    1. Inrichting voor het sorteren van producten, omvattende
    - een gestel,
    - achtereenvolgende langwerpige dragers die een draagvlak voor producten vormen,
    - een aandrijfinrichting voor transport van de dragers in een transportrichting en volgens een eindloos transporttraject, waarbij een lengterichting van de dragers zich dwars op de transportrichting, in een dwarsrichting, uitstrekt,
    - duworganen die ieder langs een drager verplaatsbaar zijn, ieder van de duworganen omvattende een duwschoen aan een aan het draagvlak gelegen eerste zijde van de drager, en een met de duwschoen verbonden geleide-orgaan aan een tegenovergelegen tweede zijde van de drager,
    - geleidingsmiddelen die aan het gestel zijn voorzien, omvattende een met het gestel verbonden stationair geleidingsorgaan dat in hoofdzaak schuin ten opzichte van de transportrichting verloopt, voor het in bedrijf, tijdens transport van de dragers in de transportrichting, geleiden van het geleide-orgaan van een duworgaan om zodoende het duworgaan in de lengterichting van de bijbehorende drager te verplaatsen, ten behoeve van het op een afvoerlocatie zijwaarts van het draagvlak af bewegen van een op het draagvlak gelegen product,
    - een omstelbare wisselinrichting, die ter plaatse van een stroomopwaarts einde van het geleidingsorgaan aan het gestel is voorzien en omvattende een wisselorgaan dat tussen een passieve en een actieve toestand daarvan omstelbaar is en is ingericht voor het in de passieve toestand langs het stroomopwaarts einde van het geleidingsorgaan laten passeren van een duworgaan en voor het in de actieve toestand, onder invloed van contact tussen een contactvlak van het wisselorgaan en het geleide-orgaan van een duworgaan, in de lengterichting van de bijbehorende drager verplaatsen van het duworgaan, zodanig dat het geleideorgaan vervolgens door het geleidingsorgaan wordt geleid, waarbij het wisselorgaan ten minste drie opeenvolgende wisselelementen omvat die ieder een opeenvolgend deel van het contactvlak bepalen, met welke wisselelementen het geleide-orgaan in bedrijf, althans in de actieve toestand van het wisselorgaan, achtereenvolgens in contact is, waarbij de wisselinrichting tevens een verplaatsingsinrichting heeft voor het verplaatsen van iedere van de ten minste drie wisselelementen tussen een passieve en een actieve positie ervan, waarbij in de passieve positie het betreffende wisselelement buiten het bereik van het geleide-orgaan is, en waarbij in de actieve toestand van het wisselorgaan ten minste een van de ten minste drie wisselelementen in de actieve positie ervan is/zijn.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de ten minste drie wisselelementen een aantal wisselelementen in het bereik van drie tot en met acht betreft, bij voorkeur vier, vijf of zes.
  3. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het geleide-orgaan van ieder duworgaan een geleidewiel heeft dat om een rotatie-aslijn roteerbaar is, waarbij iedere van de ten minste drie wisselelementen is geconfigureerd om in bedrijf, in de actieve positie ervan, met het geleidewiel in contact te kunnen zijn.
  4. 4. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingsinrichting is geconfigureerd om iedere van de ten minste drie wisselelementen van een wisselorgaan, bij voorkeur lineair, in hoogterichting te verplaatsen tussen de actieve en de passieve positie ervan, bij voorkeur waarbij de passieve positie lager is dan de actieve positie.
  5. 5. Inrichting volgens conclusie 3 en 4, waarbij de wisselinrichting zodanig is geconfigureerd dat in bedrijf in de passieve positie van de respectievelijke ten minste drie wisselelementen het geleidewiel over de respectievelijke ten minste drie wisselelementen heen beweegt.
  6. 6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingsinrichting is geconfigureerd om iedere van de ten minste drie wisselelementen van een wisselorgaan, onafhankelijk van de overige van de ten minste drie wisselelementen, te verplaatsen tussen de actieve positie en de passieve positie ervan.
  7. 7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij iedere van de ten minste drie wisselelementen verplaatsbaar in een verplaatsingsrichting in de wisselinrichting is opgenomen, waarbij de verplaatsingsrichting in hoogterichting is en een hoek met het draagvlak insluit in het bereik van 70 tot en met 90 graden, bij voorkeur in het bereik van 80 tot en met 85 graden.
  8. 8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij iedere van de wisselelementen, in een verplaatsingsrichting ervan bezien, een veelhoekige, bij voorkeur vierhoekige, dwarsdoorsnede heeft.
  9. 9. Inrichting volgens conclusie 7 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij iedere van de ten minste drie wisselelementen aan een van het contactvlak af gekeerde zijde afsteunt tegen een steunvlak behorend tot het star gedeelte van de wisselinrichting, en aan een in transportrichting gezien voor- en achterzijde ervan afsteunt tegen een aangrenzende van de ten minste drie wisselelementen en/of een verder steunvlak behorend tot het star gedeelte van de wisselinrichting.
  10. 10. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingsinrichting per wisselelement van de ten minste drie wisselelementen een elektromotor heeft met een aandrijfas die via een nok-volger met het wisselelement is gekoppeld voor het onder invloed van rotatie van de aandrijfas tussen de actieve en de passieve positie ervan verplaatsen van het wisselelement.
  11. 11. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de achtereenvolgende dragers op een onderlinge steek zijn voorzien, waarbij een lengte van het contactvlak van het wisselorgaan, gezien in transportrichting, groter is dan de steek.
  12. 12. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het contactvlak een continu gekromd verloop heeft, bij voorkeur waarbij ten minste twee van de ten minste drie wisselelementen een onderling verschillende kromming hebben, in combinatie althans ten minste een deel van het continu gekromd verloop van het contactvlak vormend.
  13. 13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij een in de transportrichting gezien stroomafwaarts wisselelement meer gekromd is dan het stroomopwaarts daarvan aangrenzend gelegen wisselelement van de ten minste drie wisselelementen, bij verdere voorkeur waarbij een in de transportrichting gezien verder stroomafwaarts wisselelement van de ten minste drie wisselelementen minder gekromd is dan het genoemd stroomafwaarts wisselelement.
  14. 14. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het contactvlak van het wisselorgaan via een rechtlijnige verdere geleiding van de wisselinrichting overgaat in een geleidingsvlak van het stationair geleidingsorgaan.
  15. 15. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de achtereenvolgende dragers op een onderlinge steek zijn voorzien, de inrichting omvattende een aantal van de genoemde omstelbare wisselinrichtingen, telkens aan een stroomopwaarts einde van bijbehorende stationaire geleidingsmiddelen, en telkens op een onderlinge afstand in transportrichting van ten minste twee maal de steek.
  16. 16. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfinrichting een eindloos aandrijfbaar flexibel transportorgaan omvat, zoals een ketting, waarbij de achtereenvolgende dragers met het transportorgaan zijn gekoppeld.
  17. 17. Systeem voor het sorteren van producten, omvattende
    - een inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 - 16,
    - een toevoerinrichting voor op het draagvlak van de inrichting toevoeren van een stroom van te sorteren producten,
    - een aantal afvoerinrichtingen die ter plaatse van respectievelijke afvoerlocaties aansluiten op de inrichting, de inrichting per afvoerlocatie omvattende stationaire geleidingsmiddelen met een bijbehorende omstelbare wisselinrichting, waarbij in bedrijf via de toevoerinrichting op het draagvlak toegevoerde producten elk ter plaatse van een afvoerlocatie van het draagvlak af worden bewogen, onder gebruikmaking van de bij die afvoerlocatie behorende wisselinrichting.
  18. 18. Werkwijze voor het sorteren van producten, onder gebruikmaking van een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies 1 - 16, de werkwijze omvattende
    a) het met een toevoerinrichting op het draagvlak van de inrichting toevoeren van een stroom van te sorteren producten,
    b) het met de aandrijfinrichting van de inrichting in de transportrichting transporteren van de dragers,
    c) ten behoeve van het op een afvoerlocatie zijwaarts van het draagvlak af, tot op een afvoerinrichting, bewegen van een op het draagvlak gelegen product van de stroom van producten, het met de omstelbare wisselinrichting, in de actieve toestand van het wisselorgaan ervan, onder invloed van contact tussen een contactvlak van het wisselorgaan en het geleide-orgaan van het duworgaan, in de lengterichting van de bijbehorende drager verplaatsen van het duworgaan, zodanig dat het geleide-orgaan vervolgens door het stationair geleidingsorgaan wordt geleid en het duworgaan in de lengterichting van de bijbehorende drager verplaatst waardoor het product zijwaarts van het draagvlak af wordt bewogen,
    d) het met de bij die afvoerlocatie behorende afvoerinrichting afvoeren van het product.
  19. 19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij ten behoeve van stap c) met de omstelbare wisselinrichting:
    allereerst het meest stroomopwaarts gelegen wisselelement van de ten minste drie wisselelementen van het wisselorgaan in de actieve positie ervan wordt gebracht, waarna achtereenvolgens de ten minste twee meer stroomafwaarts gelegen wisselelementen van de ten minste drie wisselelementen van het wisselorgaan in de actieve positie ervan worden gebracht.
  20. 20. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, waarbij nadat het geleide- orgaan een wisselelement van de ten minste drie wisselelementen van een wisselorgaan is gepasseerd, dat wisselelement weer in of althans ten minste naar de passieve positie ervan wordt gebracht alvorens het geleide-orgaan het meest 5 stroomafwaarts gelegen wisselelement van die drie wisselelementen is gepasseerd, tenzij het geleide-orgaan van het stroomopwaarts naburige duworgaan eveneens onder invloed van contact tussen een contactvlak van het wisselorgaan en het geleide-orgaan van het duworgaan in de lengterichting van de bijbehorende drager van het duworgaan dient te worden verplaatst.
NL2021590A 2018-09-10 2018-09-10 Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten NL2021590B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021590A NL2021590B1 (nl) 2018-09-10 2018-09-10 Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten
EP19194255.6A EP3620413A1 (en) 2018-09-10 2019-08-29 Device, system and method for sorting products

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021590A NL2021590B1 (nl) 2018-09-10 2018-09-10 Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021590B1 true NL2021590B1 (nl) 2020-05-01

Family

ID=63684407

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021590A NL2021590B1 (nl) 2018-09-10 2018-09-10 Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3620413A1 (nl)
NL (1) NL2021590B1 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20070102261A1 (en) * 2005-11-04 2007-05-10 Daifuku Co., Ltd. Transfer system
WO2007117142A2 (en) * 2006-04-10 2007-10-18 Van Riet Equipment B.V. Transport device

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5038912A (en) 1990-10-31 1991-08-13 Rapistan Corporation Vertically actuated transfer switch
US7530441B2 (en) 2006-06-06 2009-05-12 Intelligrated, Inc. Sortation conveyor and crossover switch therefor
NZ625130A (en) 2009-08-24 2015-11-27 Dematic Corp Diverter for sorter and method of diverting

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20070102261A1 (en) * 2005-11-04 2007-05-10 Daifuku Co., Ltd. Transfer system
WO2007117142A2 (en) * 2006-04-10 2007-10-18 Van Riet Equipment B.V. Transport device

Also Published As

Publication number Publication date
EP3620413A1 (en) 2020-03-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR101227409B1 (ko) 목적물의 흐름을 분할하는 장치 및 방법
JP3142585B2 (ja) 高速自動コグソータ
KR100217962B1 (ko) 가공물을 가공하는 기계의 출구에 적재된 평판형 가공물 뱃치의 적재, 분리 및 배출을 위한 스테이션 분리 및 배출을 위한 스테이션
NL8803110A (nl) Inrichting voor het vormen van groepen van voorwerpen, in het bijzonder voor automatische verpakkingsstraten.
CN103958374B (zh) 用于对产品进行分类的分类装置及使用该装置对产品进行分类的方法
NL9300909A (nl) Transportinrichting.
NL8006243A (nl) Met een verpakkingsmachine verbonden inrichting voor het vormen van stapeltjes van schijfvormige voorwerpen.
JP2009539729A (ja) 幅の狭いベルトコンベアのための逐次分流加減器及びそれに関連する方法
GB2090804A (en) Grouping articles before packaging
DK2691324T3 (en) Storage Facilities
EP1828033A1 (en) Device for selectively diverting products sideways from a conveyor
JPH0676136B2 (ja) 搬送装置
JPH06191617A (ja) 容器搬送装置
NL2021590B1 (nl) Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten
NL2001922C (en) An apparatus for transport and controlled discharge of products.
NL2022963B1 (nl) Transportinrichting
NL2018542B1 (nl) Inrichting, systeem en werkwijze voor het sorteren van producten
NL2015300B1 (nl) Bufferinrichting.
US20210094763A1 (en) Apparatus for transport and controlled discharge of products
NL1018391C2 (nl) Inrichting voor het van een transportsysteem afvoeren van produkten.
NL1014580C2 (nl) Formeerinrichting.
JP4318341B2 (ja) 物品の振分け装置
NL9300442A (nl) Stapelinrichting.
US20210387814A1 (en) A cross-belt sorter
NL2028345B1 (nl) Sorteersysteem en werkwijze voor het sorteren van producten

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20221001