NL1018391C2 - Inrichting voor het van een transportsysteem afvoeren van produkten. - Google Patents

Description

-1-

Inrichting voor het van een transportsysteem af voeren van produkten.

De onderhavige aanvrage heeft betrekking op een inrich-5 ting met behulp waarvan uit een enkelvoudige stroom aangevoerde produkten een bepaalde hoeveelheid produkten uitgenomen kunnen worden. De uit te nemen produkten kunnen van velerlei aard zijn, waarbij het echter ook mogelijk moet zijn om meer of minder kwetsbare produkten zo-10 als bijvoorbeeld produkten uit de voedingsmiddelenindustrie op deze manier te kunnen verwerken.

Op zich zijn dergelijke inrichtingen bekend, zij het echter dat deze vaak een relatief gecompliceerde constructie 15 hebben en daardoor duur zijn en bovendien ook een relatief beperkte verwerkingssnelheid hebben.

De uitvinding beoogt in een inrichting te voorzien van eenvoudige constructie waarmee hoge verwerkingssnelheden 20 mogelijk zijn zonder gevaar voor beschadiging van kwetsbare produkten, zoals bijvoorbeeld biscuits en aanverwante artikelen. Dienovereenkomstig wordt er volgens de uitvinding in een inrichting voorzien voor het uit een met een transportorgaan aangevoerde enkelvoudige stroom pro-25 dukten selectief af kunnen voeren van produkten, waarbij in middelen voorzien is om op een aantal voorafbepaalde plaatsen de produkten een beweging in een andere richting dan de transportrichting te geven en waarbij verder in een besturingssysteem voorzien is om de middelen te be-30 sturen waarbij het besturingssysteem zodanig ingericht is dat de produkten selectief een beweging in een andere richting dan de transportrichting gegeven kan worden.

De aan de produkten gegeven beweging is zodanig dat deze 35 van het transportorgaan af gebracht en in een bepaalde rangschikking aan een verder transportorgaan, opvangor-gaan of verwerkingsorgaan toegevoerd worden.

101 839 1 1 -4- ring van de produkten in de aanvoer deze af te kunnen schuiven zonder dat het werkbereik van de organen daartoe aangepast dient te worden en waarbij na het afblazen of afschuiven een rij produkten met de gewenste spatiëring 5 verkregen wordt. Hiertoe is er in voorzien dat met het besturingssysteem voor het aansturen van de aandrijforganen tenminste één detectieorgaan gekoppeld is waarmee op tenminste één tijdstip de positie van een produkt bepaald kan worden. Bij een gegeven aanvoersnelheid van de pro-10 dukten is dan de positie van elk afzonderlijk produkt in de tijd bekend en kan een luchtorgaan of afschuiforgaan precies op het juiste tijdstip aangestuurd worden.

Hierbij wordt niet de positie in de tijd van een enkel 15 produkt bepaald maar van elk produkt in de stroom opeenvolgende produkten, waarbij met het besturingssysteem bepaald wordt wanneer welk of welke produkten afgeschoven dienen te worden en voor elk produkt door welk luchtorgaan of afschuiforgaan. Op deze manier kunnen steeds 20 reeksen produkten min of meer gelijktijdig afgeschoven worden. Het min of meer gelijktijdig afschuiven van een rij kan bijvoorbeeld ook betekenen dat vlak na elkaar een eerste reeks en een tweede reeks afgeschoven wordt, waarbij binnen de eerste en tweede reeks van het afschuiven 25 ook weer tijdsverschillen kunnen bestaan vanwege verschillen in onderlinge afstanden tussen de produkten. Het resultaat is steeds weer dat een rij gevormd wordt met produkten met gelijke onderlinge afstanden, die echter niet precies in één lijn zijn gelegen.

30

Hierbij wordt er bij voorkeur tevens in voorzien dat tenminste één detectieorgaan ingericht is het uiterlijk van de produkten te bepalen. Hiermee kan bepaald worden of een produkt al dan niet voldoet aan gestelde kwaliteits-35 eisen. Met de inrichting volgens de uitvinding is het dan mogelijk om een produkt dat niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet door te laten lopen zonder dat deze 101 83« ra -3- langs de nozzles van de luchtorganen gevoerd waarbij de spreiding van de luchtstraal zich uitstrekt over tenminste een deel van de nabij gelegen zijde van een daar langs gevoerd produkt.

5

Bij alle uitvoeringsvormen is het zo dat individuele pro-dukten van het transportorgaan af gevoerd worden. In combinatie met een vrij te programmeren besturingssysteem maakt dat het mogelijk om de produkten in zo goed als el-10 ke mogelijke rangschikking of patroon op bijvoorbeeld een volgend transportorgaan over te brengen. Specifieke rangschikkingen kunnen voor bepaalde doeleinden een uitkomst betekenen.

15 De meest gebruikelijke rangschikking van de van het transportorgaan afgebrachte produkten zal een rangschikking in een rij zijn. Hierbij dient onder een rij produkten niet alleen een verzameling produkten verstaan te worden die precies in lijn zijn gelegen, maar ook produk-20 ten die niet noodzakelijkerwijs op één lijn zijn gelegen maar die wel duidelijk als zelfstandige lineaire eenheid te onderscheiden is van een volgende rij of eenheid produkten. Met verdere hulpmiddelen of opvangorganen kunnen de produkten in een dergelijke rij dan eenvoudig op één 25 lijn gebracht worden.

Hoewel het met de afzonderlijke uitvoeringsvormen op zich mogelijk is om bij een continue aanvoer van produkten op precies gelijke onderlinge afstanden de produkten op één 30 lijn af te schuiven, zal dit in werkelijkheid met wel een duidelijke variatie in de onderlinge afstanden veelal niet mogelijk zijn. Een klein verschil in onderlinge afstanden valt mogelijk wel te ondervangen door de afzonderlijke organen van elk van de uitvoeringsvormen een 35 voldoende groot bereik te geven.

De uitvinding beoogt echter ook bij een ongelijke spatie- 1018391 < -6- schuiforganen, fig.3A,B schematisch een afschuiforgaan toont met een enkele aangedreven band, fig.4A,B schematisch een afschuiforgaan toont met twee 5 tegelijkertijd aangedreven banden, fig.5A-E schematisch een afschuiforgaan in een aantal opeenvolgende posities toont waarbij een schuif-deel met een cilinder bediend wordt, en fig.6 schematisch een luchtorgaan toont.

10

In fig.l is een bovenaanzicht getoond van een aanvoersys-teem voor produkten 1, met een eerste aanvoerband 2 en een daarop aansluitende tweede aanvoerband 3. De produkten 1 worden ongeordend aangevoerd op de eerste aanvoer-15 band 2 en aan het einde daarvan met behulp van een geleiding of hulpband 4 in een enkele stroom produkten gedwongen. De stroom produkten wordt vervolgens op de tweede aanvoerband 3 met een verdere hulpband 5, die een enigszins hogere snelheid heeft dan de aanvoerband 3, tot een 20 stroom van in hoofdzaak op afstand van elkaar gelegen produkten 1 gevormd.

Hierbij is het in feite het belangrijkst dat de produkten zoveel mogelijk in één lijn komen te liggen en zo naar de 25 boven de tweede aanvoerband 3 aangebrachte inrichting 6 met afschuiforganen 7 gevoerd kunnen worden. Het is niet altijd noodzakelijk dat de produkten op afstand van elkaar komen te liggen. In de praktijk is gebleken dat tegen elkaar gelegen produkten doorgaans geen probleem op-30 leveren.

Voorafgaande aan de afschuiforganen 7 zijn detectiemidde-len 8 aangebracht die tenminste een detectie-orgaan omvatten waarmee precies de tijd bepaald kan worden waarop 3 5 een produkt dat punt passeert. Hiermee is van elk produkt precies bekend waar deze zich in de tijd op de tweede aanvoerband 3 zal bevinden en kunnen de afschuiforganen 101 839 1 i -5- afgeblazen of afgeschoven wordt. Daarbij kan door het selectief wel en niet aansturen van de organen met de pro-dukten voor en achter een afgekeurd produkt een rij gevuld worden waarbij de rij wel opgebouwd wordt met pro-5 dukten die niet allemaal op ongeveer eenzelfde tijdstip afgeblazen of afgeschoven zijn, maar waarbij de produkten wel op onderling gelijke afstanden komen te liggen en er een voldoende grote afstand met een volgende rij verkregen wordt om in de verdere verwerking met opeenvolgende 10 rijen te kunnen werken.

De uitvinding voorziet daarbij in middelen om de uit de transportrichting afgevoerde produkten op een aansluitende transportband op één lijn te brengen. Volgens een na-15 dere uitwerking bestaan de middelen uit één of meer op-vangorganen die van de over de breedte van de aansluitende transportband verdeelde produkten tenminste een aantal kunnen opvangen en deze op één lijn kunnen afgeven.

20 Aangezien het afblazen of afschuiven van de produkten geschiedt tijdens de aanvoer daarvan wordt er, teneinde het afschuiven zo gecontroleerd mogelijk uit te kunnen voeren, in voorzien dat de inrichting zodanig ten opzichte van een produktaanvoer opgesteld is dat de aanvoerrich-25 ting van de aangevoerde produkten onder een hoek staat ten opzichte van de opgelegde bewegingsrichting die in een bereik ligt van 45°-160° en bij voorkeur van 90° -135°.

30 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van het in de tekening gegeven voorbeeld, waarin: fig.l een bovenaanzicht toont van een eerste opstelling van een produktaanvoer met een aantal af-35 schuiforganen, fig.2 een bovenaanzicht toont van een tweede opstelling van een produktaanvoer met een aantal af- 1 0 1 83 9 1 ? -8~ dering evenwijdig aan de aanvoerrichting van de aanvoer-band 3 lopen, om de afschuifbeweging zo goed mogelijk te kunnen beheersen.

5 Op de transportband 10 is schematisch een na afschuiving ontstane rij 11 aangeduid die uit paren produkten 12 lijkt te bestaan. In de richting dwars op transportband 10 gezien liggen de produkten op onderling precies gelijke afstanden. De getoonde formatie ontstaat door het ge-10 bruik van twee parallelle banden met afschuifdelen per afschuiforgaan 7 of één band met naar weerszijden uitstekende en ten opzichte van elkaar versprongen afschuifde-len, die na elkaar reeksen van tussengelegen produkten afschuiven.

15

Bij het moeten laten doorlopen van afgekeurde produkten wordt de aanblik van de rij onregelmatiger echter blijft de bedoelde spatiëring dezelfde en de afstand tot een navolgende rij voldoende groot om het onderscheid tussen 20 opeenvolgende rijen te kunnen handhaven.

Aansluitend op de transportband 10 kan een verder transport- of opvangorgaan aangebracht zijn waar de rij op of in overgebracht wordt en met verdere middelen om te vor-25 men is in bijvoorbeeld een rij waarin de produkten van een afgeschoven rij in één lijn komen te liggen, of de produkten van een afgeschoven rij in afzonderlijke rijen evenwijdig aan de transportrichting van de transportband 10 gebracht kunnen worden. In beide gevallen is het be-30 langrijk dat de afgeschoven produkten met een gelijke onderlinge spatiëring dwars op de aanvoerrichting en in van elkaar te onderscheiden rijen gebracht worden.

Fig.2 toont eveneens een bovenaanzicht van een aanvoer-35 systeem voor produkten 1 met een eerste aanvoerband 22, een tweede aanvoerband 23, een enkele hulpband 24, detec-tiemiddelen 28 en een afschuifinrichting 26 met afschuif- 101 839 1 ' -7- afhankelijk daarvan aangestuurd worden. Bij voorkeur omvatten de detectiemiddelen 8 ook middelen of een afzonderlijk detectie-orgaan waarmee gecontroleerd kan worden of de kwaliteit van de passerende produkten aan de ge-5 stelde eisen voldoen.

Indien een produkt niet aan de eisen voldoet kan het besturingssysteem van de inrichting, dat in de figuur niet verder aangeduid is, door het selectief in de tijd aan-10 sturen van de af schuif organen 7 het of de afgekeurde produkten op de aanvoerband 3 door laten lopen. Aan het eind van de tweede aanvoerband 3 is een houder 9 geplaatst voor het opvangen van dergelijke afgekeurde produkten.

15 Het door laten lopen van af gekeurde produkten en het vormen van een rij produkten uit de zich daar voor en achter bevindende goede produkten met een juiste onderlinge afstand is alleen mogelijk door het selectief kunnen aansturen van de afschuiforganen 7 en het precies bekend 20 zijn van de positie van de produkten in de tijd. Door het selectief en ook daardoor niet gelijktijdig afschuiven van de produkten zal de op deze manier gevormde rij meestal niet een rij zijn waarbij de produkten precies in lijn liggen, maar is deze wel zodanig gevormd dat deze 25 zich als rij weet te onderscheiden van een volgende afgeschoven rij. De tijdverschillen tussen het afschuiven van de afzonderlijke produkten die tezamen een rij vormen zijn duidelijk kleiner dan het tijdsverschil tussen opeenvolgende rijen.

30

In de figuur worden de produkten 1 afgeschoven naar een transportband 10 die onder een hoek groter dan 90° staat met de aanvoerband en evenwijdig aan de afschuifrichting door de afschuiforganen 7. De produkten worden onder een 35 hoek, in de figuur ongeveer 135°, van de tweede aanvoerband 3 afgeschoven, waarbij de schuifdelen 18, die in hoofdzaak uit een plaatvormig lichaam bestaan, bij bena-

.101 83S1C

-10- te liggen, zodat het produkt niet beschadigd kan worden. Het aandrijforgaan 17 zal gezien de gewenste aadrijfsnelheid en nauwkeurige positionering bijvoorbeeld een stap-penmotor, servomotor of elektromotor met een bestuurbare 5 frequentieregeling kunnen zijn.

Fig.4A,B toont schematisch een boven- en zijaanzicht van een afschuiforgaan 7 met twee banden 16,16' die gelijktijdig met een enkel aandrijforgaan 17 aangedreven wor-10 den. Met deze uitvoering is het mogelijk om met één af-schuiforgaan 7 twee naastgelegen produkten in een rij of een andere gewenste rangschikking te krijgen.

In fig.5A-E is schematisch in een aantal opeenvolgende 15 posities boven- en zijaanzicht van een afschuiforgaan 7 getoond dat in hoofdzaak bestaat uit een hydraulisch of pneumatisch aangedreven samenstel van zuiger 38 en cilinder 39, waarbij het schuifdeel 18 direkt op de zuiger 38 is aangebracht. Een inrichting met deze afschuiforganen 20 laat zich ook makkelijk en snel aansturen.

De cilinder 39 is in een parallellogramconstructie 43 met beenstellen 44,45 opgenomen waarbij een cilinder 46 op een been van het achterste beenstel 44 aangrijpt. In 25 fig.5B bevindt het samenstel van zuiger 38 en cilinder 39 zich in een eerste positie waarin het schuifdeel 18 direkt kan aangrijpen op een passerend produkt 1. Na het afschuiven van het produkt 1 in fig.SC wordt het samenstel van zuiger 38 en cilinder 39 met behulp van con-30 structie 43 en cilinder 46 in een tweede positie gebracht, zie fig.5D, waarbij het schuifdeel 18 boven de aanvoerband 3 en de daaropgelegen produkten 1 uitkomt. In deze positie kan zuiger 38 met het schuifdeel 18 ingetrokken worden zonder dat daarbij het gevaar bestaat dat 35 een passerend produkt geraakt kan worden, zie fig.5E.

Vanuit deze tweede positie kan het samenstel van zuiger 38 en cilinder 39 weer in de eerste positie volgens 101 839 1 1 -9- organen 27. De produkten 1 worden met een enkele hulpband 24 in een enkelvoudige stroom gebracht. Met de afschui-forganen 27 worden de produkten overgebracht op een transportband 30 die hier onder een hoek van 90° met de 5 transportband 23 staat.

De afschuiforganen 27 hebben twee aangedreven banden 31,32 elk voorzien van een aantal schuifdelen 18 (zie ook fig.4A,B). Aansluitend op de afschuiforganen zijn gelei-10 dingen 33 aangebracht die er voor zorgen dat de produkten 1 ook zeker op precies de juiste positie in de breedte van de transportband 30 uitkomen. Door die geleidingen is het ook goed mogelijk om de transportband 30 onder een hoek van 90° ten opzichte van de aanvoerband 23 te laten 15 verlopen.

Verder is nog voorzien in een boven transportband 30 aangebrachte inrichting 34 om de produkten 1 precies op één lijn te krijgen. De inrichting is voorzien van twee armen 20 35,36 met opvangelementen 37. Met deze armen 35,36 kunnen produkten opgevangen worden totdat respectievelijk een halve en een hele rij gevormd is en die dan vervolgens vrijgegeven worden. Hiermee worden onregelmatigheden in de aanvoer tengevolge van bijvoorbeeld afgekeurde produk-25 ten ondervangen en kunnen makkelijk rijen produkten gevormd worden waarbij de produkten precies op één lijn liggen.

In fig.3A,B is schematisch een boven- en zijaanzicht van 30 een afschuiforgaan 7 getoond met een enkele band 16, met daarop aangebracht schuifdelen 18, en een aandrijforgaan 17 voor de band 16. Een schuifdeel 18 wordt zodanig gepositioneerd ten opzichte van de aanvoerband 3,23 dat deze direkt langs het traject van de produkten 1 is gelegen.

35 Hiermee wordt bereikt dat bij het aansturen van het af-schuiforgaan 7 het schuifdeel 18 reeds tegen het produkt aanligt of daar met relatief lage snelheid tegen aan komt

101839i J

-12-

Conclusies: 1. Inrichting voor het uit een met een transportorgaan aangevoerde enkelvoudige stroom produkten selectief af 5 kunnen voeren van produkten, waarbij in middelen voorzien is om op een aantal voorafbepaalde plaatsen de produkten een beweging in een andere richting dan de transportrich-ting te geven en in een besturingssysteem voorzien is om de middelen te besturen waarbij het besturingssysteem zo-10 danig ingericht is dat de produkten selectief een beweging in een andere richting dan de transportrichting gegeven kan worden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de 15 middelen een aantal luchtorganen omvatten bestemd om op door het besturingssysteem aangegeven tijdstippen een luchtstraal af te geven.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat 20 de afzonderlijke luchtorganen in hoofdzaak bestaan uit een bestuurbare luchtklep met een aansluiting op een houder met lucht onder druk.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de 25 middelen een aantal pneumatische of hydraulische cilinders omvatten, die met het besturingssysteem bestuurd worden, en waarbij per cilinder in tenminste één schuif-deel voorzien is.

30 5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat elke pneumatische of hydraulische cilinder in een eerste en een tweede positie gebracht kan worden ten opzichte van het vlak waarin de produkten aangevoerd worden, waarbij in de eerste positie het schuifdeel kan aangrijpen op 35 een produkt en in de tweede positie het schuifdeel zich boven het aanvoerniveau en boven de produkten bevindt.

1 0 1 83 9'M

-11- fig.5A,B gebracht worden en het schuifdeel 18 is dan weer juist gepositioneerd om een volgend produkt 1 af te kunnen schuiven.

5 Behalve deze constructie zijn er ook nog andere mogelijkheden om het schuifdeel 18 vrij van de produkten terug naar de oorspronkelijke positie te brengen, waarbij bijvoorbeeld gedacht kan worden aan een klapmechaniek om het schuifdeel 18 van een vertikale stand naar een horizonta-10 le stand en terug te kunnen brengen.

In fig.6 is een bovenaanzicht getoond van een luchtorgaan 40 dat in hoofdzaak bestaat uit een bestuurbare luchtklep 41 en een daarop aangesloten toevoerleiding 42 voor pers-15 lucht. Bij dit orgaan wordt het produkt 1 met een lucht- straal van de aanvoerband 3 naar een verdere transportband 10 gebracht. Ook een dergelijk orgaan laat zich bijzonder makelijk en snel aansturen.

101888;^

Claims (14)

12. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1- 11, met het kenmerk dat de middelen zodanig uitgevoerd zijn dat tenminste initieel met geringe kracht op de pro-dukten aangegrepen wordt.

13. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1- 12, met het kenmerk dat met het besturingssysteem voor het besturen van de middelen tenminste één detectieorgaan gekoppeld is waarmee tenminste één positie van één pro-dukt in de tijd bepaald kan worden. 15

14. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1- 13, met het kenmerk dat voorzien is in tenminste één detect ieorgaan ingericht om de hoedanigheid van de passerende produkten te bepalen. 20

15. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1- 14, met het kenmerk dat de middelen van de inrichting zodanig ten opzichte van de produktaanvoer gepositioneerd zijn dat de transportrichting van de aangevoerde produk- 25 ten en de met de middelen aan de produkten opgelegde bewegingsrichting onder een hoek ten opzichte van elkaar staan die in een bereik van 45° - 160° ligt.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk dat 30 het bereik van 90° - 135° loopt.

17. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-16, met het kenmerk dat voorzien is in geleidingen voor de van de transportbaan afgevoerde produkten waardoor de 35 produkten op een vast spoor op een verder transport- of -13-

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat elke pneumatische of hydraulische cilinder in een paral-lellogramconstructie opgenomen is waarbij op tenminste 5 één van de benen van de constructie een bedieningsorgaan aangrijpt.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de middelen een aantal organen omvat met elk een gestel met 10 daarop aangebracht tenminste één eindloze band, riem of ketting, een aandrijforgaan voor het aandrijven daarvan, waarbij op elke band, riem of ketting tenminste één schuifdeel aangebracht is en waarbij het besturingssysteem voorziet in de besturing van de aandrijforganen. 15

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat twee eindloze banden, riemen of kettingen evenwijdig aan elkaar aangebracht zijn die synchroon aangedreven worden en elk voorzien van een aantal ten opzichte van elkaar 20 versprongen schuifdelen.

9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat twee eindloze banden, riemen of kettingen evenwijdig aan elkaar aangebracht zijn die voorzien zijn van een aantal 25 schuifdelen, waarbij de banden, riemen of kettingen afzonderlijk aangedreven worden.

10. Inrichting volgens conclusies 7-9, met het kenmerk dat het besturingssysteem ingericht is de aandrijforganen 30 zodanig aan te sturen dat de schuifdelen steeds over voorafbepaalde afstanden verplaatst worden, zodanig dat tussen verplaatsingen steeds een kontaktvlak van één of meer schuifdelen een voorafbepaalde positie ten opzichte van de aanvoer innemen. 35

11. Inrichting volgens conclusie 7-10, met het kenmerk έ 0 ί Sc* i 1 -15- verwerkingsorgaan uit komen.

18. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-17, met het kenmerk dat voorzien is in middelen om de uit 5 de transportrichting afgevoerde produkten op een aansluitende transportband op één lijn te brengen.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk dat de middelen uit één of meer opvangorganen bestaan die van 10 de over de breedte van de aansluitende transportband verdeelde produkten tenminste een aantal kunnen opvangen en deze op één lijn kunnen afgeven. 1018391 i