NL2014906A - Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels. - Google Patents

Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels. Download PDF

Info

Publication number
NL2014906A
NL2014906A NL2014906A NL2014906A NL2014906A NL 2014906 A NL2014906 A NL 2014906A NL 2014906 A NL2014906 A NL 2014906A NL 2014906 A NL2014906 A NL 2014906A NL 2014906 A NL2014906 A NL 2014906A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
substrate
fibers
fiber
tread
steps
Prior art date
Application number
NL2014906A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2014906B1 (nl
Inventor
Van Reijen Peter
Jozef Maria De Bruijn Jeroen
Original Assignee
Desso Sports B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to NL2014906A priority Critical patent/NL2014906B1/nl
Application filed by Desso Sports B V filed Critical Desso Sports B V
Priority to DK15818080.2T priority patent/DK3201398T3/en
Priority to US15/516,341 priority patent/US10246842B2/en
Priority to AU2015324745A priority patent/AU2015324745B2/en
Priority to ES15818080.2T priority patent/ES2692836T3/es
Priority to JP2017537882A priority patent/JP6694889B2/ja
Priority to EP15818080.2A priority patent/EP3201398B8/en
Priority to PL15818080T priority patent/PL3201398T3/pl
Priority to CN201580065434.2A priority patent/CN107109812A/zh
Priority to PT15818080T priority patent/PT3201398T/pt
Priority to PCT/NL2015/050687 priority patent/WO2016053102A1/en
Priority to PCT/NL2016/050221 priority patent/WO2016195481A1/en
Priority to EP16730513.5A priority patent/EP3303708A1/en
Publication of NL2014906A publication Critical patent/NL2014906A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2014906B1 publication Critical patent/NL2014906B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B3/00Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
    • E02B3/04Structures or apparatus for, or methods of, protecting banks, coasts, or harbours
    • E02B3/10Dams; Dykes; Sluice ways or other structures for dykes, dams, or the like
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C13/00Pavings or foundations specially adapted for playgrounds or sports grounds; Drainage, irrigation or heating of sports grounds
    • E01C13/08Surfaces simulating grass ; Grass-grown sports grounds
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B3/00Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
    • E02B3/04Structures or apparatus for, or methods of, protecting banks, coasts, or harbours
    • E02B3/12Revetment of banks, dams, watercourses, or the like, e.g. the sea-floor
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C13/00Pavings or foundations specially adapted for playgrounds or sports grounds; Drainage, irrigation or heating of sports grounds
    • E01C13/08Surfaces simulating grass ; Grass-grown sports grounds
    • E01C2013/086Combination of synthetic and natural grass
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D17/00Excavations; Bordering of excavations; Making embankments
    • E02D17/20Securing of slopes or inclines

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Revetment (AREA)
  • Cultivation Of Plants (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels, waarbij de vezels ender toepassing van een in een nagenoeg verticale richting op- en neer beweegbare pin in de ondergrond worden aangebracht. Verder ziet de onderhavige uitvinding toe op een natuurlijke ondergrond voorzien van vezels aangebracht volgens een dergelijke werkwijze.

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels, alsmede op een natuurlijke ondergrond voorzien van dergelijke vezels.
Het in een ondergrond aanbrengen van vezels is op zich bekend uit het ten name van de onderhavige aanvrager verleend Europees octrooi EP 0 554 330. Uit voornoemd octrooi is een kunstgrasveld bekend, bestaande uit een onderbouwconstructie en een daarop aangebrachte toplaag, waarbij de toplaag vezels bevat die op regelmatige afstand van elkaar zijn aangebracht, die in de lengterichting van de vezel gezien dieper in de grond steken dan boven de grond uitkomen, met tussen de vezels ingezaaid natuurlijk gras, in een voedingsbodem op de onderbouw. Andere systemen voor kunstgrasvelden zijn geopenbaard in bijvoorbeeld EP0724825, EP2626468, NL1004656, W02006008579, W09400639, W09956523 en DE7702392.
In bijvoorbeeld EP 0 554 330 steken de vezels, die op regelmatige plaatsen in het uit natuurlijke grasvezels bestaande grasveld zijn aangebracht, voor een relatief klein deel uit boven de voedingsbodem en zijn voor het grootste gedeelte van de lengte aangebracht in de toplaag en onderbouw. Dergelijke vezels zijn te beschouwen als afzonderlijke vezels omdat de in de ondergrond aangebrachte vezels geen fysieke verbinding met elkaar bezitten. Tijdens het in de ondergrond aanbrengen van de vezels vindt steeds een snijhandeling plaats waarbij de vezel tot de gewenste lengte wordt afgesneden.
Het Amerikaans octrooi US 6,094,860 heeft betrekking op een gestabiliseerde natuurlijke grasmat bestaande uit een onderbouw, een mat die op de onderbouw is gelegen, welke mat een horizontaal georiënteerde drager en een aantal hieruit in verticale richting uitstrekkende vezels omvat, en een laag groeimedium gelegen boven de mat, waarbij de wortels van natuurlijke grasplantjes zich door de drager heen in de onderbouw uitstrekken en de andere uiteinden daarvan zich in verticale richting boven het groeimedium uitstrekken.
Het Nederlands octrooi 1007279 ten name van de onderhavige aanvrager heeft betrekking op een inrichting voor het in de grond inbrengen van langgestrekte, van draadvormig materiaal afgesneden kunstgrassprieten voorzien van een over de grond verplaatsbaar gestel dat is voorzien van een ringvormig orgaan, dat om een horizontale draaiingsas draaibaar in het gestel is ondersteund alsmede van een steunorgaan voor het zodanig ondersteunen van een spoel met draadvormig materiaal, dat de spoel om het ringvormige orgaan kan worden gedraaid voor het om het ringvormige orgaan wikkelen van het draadvormig materiaal.
Het Duitse Gebrauchsmuster DE 20 2008 005 223 heeft betrekking op een kunstgrasbaan voor het vormen van een kunstgrasveldlijn op een ondergrond, bij voorkeur een grasmat voor sportvelden.
Kunststofvezels worden niet alleen toegepast in sportvelden maar ook bijvoorbeeld bij particulieren thuis, hoofdzakelijk als vervanging van natuurlijk gras. Daarnaast worden kunststofvezels ook voor kleding en beschermende pakken, bijvoorbeeld brandwerende pakken, maar ook voor het vervaardigen van licht gewicht fietsen en bepaalde auto-onderdelen, zoals motorkappen en autodaken, toegepast. Een belangrijk voordeel is dat kunststofvezels eenvoudig te verwerken zijn, licht van gewicht en niet onderhevig aan corrosieverschijnselen zijn.
Gras dat als een natuurlijke begroeiing voorkomt, maakt in vele gevallen een belangrijk onderdeel uit van civiele constructies waarbij bijvoorbeeld aan dijken moet worden gedacht. Dergelijke dijken worden sinds mensenheugenis langs bijvoorbeeld rivieren of andere al dan niet stromende waterlichamen met wisselende waterstand toegepast. Bij een bijzonder hoge waterstand kan de dijk onstabiel worden en bezwijken. Dit kan het gevolg zijn van een stijging van de waterspanning in en onder de dijk. Dit gaat ten koste van de effectieve grondspanning met als gevolg verlies van schuifsterkte waardoor de stabiliteit afneemt. De dijk kan daardoor aan de achterzijde (d.w.z. de van het te keren water afgekeerde zijde, ook wel stabiliteitszone genaamd) afbrokkelen en verschuiven of langs een diep glijvlak bezwijken. Daarop kan een dijkdoorbraak volgen.
Vanwege de opwarming van de aarde (’’global warming”), in het bijzonder door de uitstoot van broeikasgassen, wordt verwacht dat de zeespiegel de komende decennia zal stijgen. Dit betekent dat voor bepaalde gebieden de bestaande dijken moeten worden aangepast. Met name voor Nederland, waarvan een deel zich bevindt onder de waterspiegel, is het probleem van (te lage) dijken hoog op de agenda van de Nederlandse overheid geplaatst.
Om dijken bestand te maken tegen hoge waterstanden worden dijken traditioneel versterkt of verzwaard. Bijvoorbeeld door het plaatsen van een stabiliteitsberm en/of pipingberm in de stabiliteitszone van de dijk. Of door toepassen van ruimtebesparende, zgn. constructieve elementen, zoals damwanden, diepwanden en dergelijke. Wanneer een dijk niet voldoende stevigheid heeft om de druk van het water te weerstaan dan kan deze door civiel technische ingrepen verstevigd worden. Een manier is het aanbrengen van een binnenberm zoals bij een zeedijk. Daarnaast kan een dijk verstevigd worden of er kan een ander materiaal gebruikt worden voor de afdeklaag. Bij het verbreden wordt er van meerdere materialen gebruikgemaakt zoals kleikorrels, schuimbeton, polystyreenschuim, en flugzand.
Een recente ontwikkeling betreft een zogenaamde ‘JLD-dijkstabilisator’, te weten een kunststof pin die dijken versterkt zodat ze weer aan de veiligheidseisen voldoen. Door de stabilisator wordt een dijk aan de binnenkant versterkt. De pin wordt binnen een paar minuten ingebracht met een kleine machine en is gemaakt van een speciaal soort flexibele kunststof.
Op een dijk zelf wordt veelal een bekleding aangebracht. Deze bekleding kan natuurlijk zijn in de vorm van gras maar ook uit kunstmatige materialen bestaan. Dijken worden bekleed om meerdere redenen maar de belangrijkste functie van het bekleden is het tegengaan van erosie door golfoverslag. Bovendien vergroot het de waterdichtheid. Daarnaast zorgt de bekleding van een dijk ervoor dat deze gebruikt kan worden voor overige functies en kan het een beperking in het onderhoud opleveren. Ook kan de bekleding een rol spelen in de esthetische waardering van een dijk, zoals de inpassing in het landschap. Dijken die niet intensief gebruikt/belast worden, worden in de meeste gevallen bekleed met gras.
Wanneer het van nature aanwezige gras niet genoeg bescherming biedt, wordt er gebruikgemaakt van andere materialen zoals stenen, puin, asfalt, gabions en speciale kunststofmatten (geotextiel). De keuze van het materiaal hangt onder meer af van het overstromingsrisico, het soort dijk, de kosten en het uiterlijk van het afdekmateriaal. Wanneer één materiaal niet voldoende functievervulling geeft kan er een combinatie van materialen gebruikt worden om de dijk aan de functie te laten voldoen.
Verder is bekend dat de stabiliteit van dijken kan worden ondermijnd door de aanwezigheid van bepaalde dieren, zoals mollen. Mollen graven onderaardse gangenstelsels die een nadelige invloed op de dijkstabiliteit uitoefenen.
Uit de Nederlandse octrooipublicaties NL1023362 en NL1003138 is een element voor het bekleden van een oever of een dijk bekend. Verder is uit NL 1009578 een uitvoeringsmethode voor het aanbrengen van een doek of folie op een talud of dijk bekend.
Een aspect van de onderhavige vinding is het verschaffen van een werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels waarbij het aantal handelingen om de vezel in de grond aan te brengen tot een minimum is beperkt.
Een ander aspect van de onderhavige vinding is het verschaffen van een werkwijze voor het in een bijzondere ondergrond aanbrengen van vezels, waarbij aan de van nature aanwezige begroeiing een stabiliteit verhogende werking wordt verleend.
De onderhavige uitvinding heeft aldus betrekking op een werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels, waarbij de vezels onder toepassing van een in een nagenoeg verticale richting op- en neer beweegbare pin in de ondergrond worden aangebracht, gekenmerkt doordat de werkwijze de volgende stappen omvat: i) het verschaffen van een oneindige vezel, ii) het verbinden van een uiteinde van voornoemde pin met de vezel volgens i), iii) het in verticale richting tot een gewenste diepte in de ondergrond bewegen van het uiteinde van voornoemde pin verbonden met de vezel volgens ii), iv) het uit de ondergrond wegnemen van voornoemde pin onder achterlating van de vezel in de ondergrond, v) het opnieuw verbinden van een uiteinde van voornoemde pin met de vezel volgens i), vi) het in verticale richting tot een gewenste diepte in de ondergrond bewegen van het uiteinde van voornoemde pin verbonden met de vezel volgens v), waarbij de positie van de in de ondergrond volgens iii) aangebrachte vezel verschilt van de positie van de in de ondergrond volgens vi) aangebrachte vezel.
Het aldus inbrengen van vezels heeft tot gevolg dat aan of meer van voornoemde aspecten wordt voldaan, in het bijzonder dat de vezel, die door de ondergrond loopt, dient om de wortels van de natuurlijke begroeiing, in het bijzonder het gras, hieraan te fixeren, hetgeen een extra versteviging geeft van zowel het gras als van de vezels. Onder de term “ondergrond” dient een natuurlijke bodem of een stuk land te worden verstaan, bijvoorbeeld een grasland of -veld, een dijklichaam, een akker en dergelijke, waarbij op het loopvlak van de ondergrond een menselijke activiteit kan worden uitgeoefend, bijvoorbeeld het rijden met een voertuig maar ook lopen en wandelen. De hier toegepaste term “ondergrond” dient in geen geval als een gebruiksvoorwerp, bijvoorbeeld een kledingstuk, te worden opgevat. Onder de term “verticale richting” moet een richting worden verstaan die tot doel heeft de vezel in de ondergrond aan te brengen. Een dergelijke richting kan dus onder een bepaalde hoek met het loopvlak geschieden, maar ook nagenoeg loodrecht. Ook kan de keuze van de hoek gedurende het uitvoeren van de onderhavige werkwijze al naar gelang de behoefte worden aangepast. Hoewel hier wordt gesproken van gras is de onderhavige uitvinding niet beperkt tot een specifiek type dijkvegetatie. Gebruikelijke dijkvegetatie bestaat voor het grootste deel uit verschillende grassoorten en voor een kleiner deel uit allerlei soorten kruiden, afhankelijk van onder meer de ligging ten opzichte van de zon (de zuidzijde van de dijk is warmer en droger dan de noordzijde), en de samenstelling van de grond, bijvoorbeeld klei of zandig. De dijkvegetatie is van belang voor de bestendigheid tegen watererosie van de dijk bij hoge waterstanden en neerslag en de dijk moet bij voorkeur een dichte zode hebben met een diepe doorworteling.
Een aspect van de onderhavige werkwijze is dat met name tussen stap iv) en stap v) geen stap van het doorsnijden van de vezel wordt uitgevoerd. Een dergelijke handeling van doorsnijden van de vezel maakt in de praktijk een groot deel van de tijd van het aanleggen van de vezelconstructie uit. En doordat volgens de onderhavige werkwijze wordt uitgegaan van een oneindige vezel, die bij voorkeur op een rol wordt aangeleverd, zullen de in de ondergrond aangebrachte vezels onderling met elkaar verbonden zijn. In het bijzonder zullen de vezels in de ondergrond worden gestoken en vervolgens zal de vezel weer uit de ondergrond treden om daarna weer in de ondergrond te worden gestoken. Dit heeft tot gevolg dat een deel van de vezel over het loopvlak heen zal komen te liggen. Er zal dus geen sprake zijn van een situatie zoals in het hiervoor besproken, ten name van de onderhavige aanvrager verleend Europees octrooi EP 0 554 330 waarin de lengte van de vezel, te weten de sprieten die over een hoogte van 1-1,5 cm uitsteken boven het maaiveld, zodanig is dat het boven de voedingsbodem uitstekende deel op zijn plaats wordt gehouden en door een schuivende beweging over de grond niet zal worden verplaatst. Verder zal de vezel zich, na het uitvoeren van de onderhavige werkwijze, als een soort “lus” in de ondergrond bevinden. Immers, bij stap iii) wordt een bepaalde vezellengte in de ondergrond aangebracht, waarna de vezel, omdat het hier in feite een oneindige vezel betreft, weer uit de ondergrond zal treden waarna opnieuw een gewenst aantal stappen ii) - vi) wordt uitgevoerd. De “lus” bevindt zich dus in de ondergrond en, in het bijzonder op de positie waar de pin in de ondergrond is geleid, zal er sprake zijn van een vezellengte die in de ondergrond “verdwijnt” en een vezellengte die uit de ondergrond “verschijnt”, waarbij de uit de ondergrond tredende vezellengte opnieuw als een vezel in de ondergrond kan worden ingebracht, in het bijzonder op een positie die verschilt van de eerdere inbrenging van de vezel. De in de ondergrond aangebrachte vezel “keert” dus terug op het diepste punt in de ondergrond. Het kan in bepaalde uitvoeringsvormen wenselijk zijn om dergelijke diepste punten tijdens de onderhavige werkwijze te laten variëren.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige werkwijze worden stappen ii) - vi) zodanig herhaald dat de aldus verkregen posities van in de ondergrond aangebrachte vezels als een rij van vezels is op te vatten.
Het verdient daarbij de voorkeur dat stappen ii) -vi) zodanig worden herhaald dat rijen van vezels worden verkregen die op regelmatige afstand van elkaar zijn gepositioneerd en waarbij de afstand tussen voornoemde rijen van de in de ondergrond aangebrachte vezels bij voorkeur ligt in het gebied van 10-50 mm, met name in het gebied 20-40 mm.
Het verdient tevens de voorkeur dat de onderlinge afstand tussen de in de ondergrond aangebrachte vezels in een rij 10-75 mm, met name 10-50 mm, bij voorkeur 20-40 mm, bedraagt
Naast de hiervoor genoemde uitvoeringsvorm van naast elkaar gelegen rijen, waarbij de vezels in de naast elkaar gelegen rijen als het ware als “paren” zijn gepositioneerd, is het ook mogelijk dat de op regelmatige afstand van elkaar gepositioneerde rijen ten opzicht van elkaar zijn verschoven. Als is er sprake van een uitvoeringsvorm waarbij de in de ondergrond aangebrachte vezels als het ware “verspringen”.
Omdat de onderhavige werkwijze uitgaat van een oneindige vezel, waaronder een vezel moet worden verstaan die bijvoorbeeld op een rol of spoel wordt aangeleverd en gedurende de werkwijze niet wordt gesneden of geknipt in afzonderlijke vezellengtes, is het wenselijk dat de vezel, gelegen tussen na elkaar in de ondergrond verticaal aangebrachte vezels, tegen het loopvlak van de ondergrond aanligt. In bijvoorbeeld de toepassing van een sportveld zal de tegen het loopvlak van de ondergrond aanliggende vezel niet tot situaties leiden waarbij een speler met zijn schoeisel, in het bijzonder de noppen daarvan, zal blijven “haken” achter de vezel. De speler zal vanwege de aanwezigheid van het natuurgras het onderhavige veld als een natuurlijk grasveld ervaren.
Om ervoor te zorgen dat de vezel “strak” over het loopvlak wordt gelegd, is het wenselijk dat gedurende ten minste een van de stappen ii) -vi) een aandrukorgaan wordt toegepast om de tegen het loopvlak aanliggende vezel tegen het loopvlak aan te drukken. Een geschikt aandrukorgaan is bijvoorbeeld een zich over het loopvlak bewegende aandrukrol of -wals.
Om ervoor te zorgen dat de vezel “strak” over het loopvlak wordt gelegd, is het verder wenselijk dat bij het herhaald toepassen van stappen ii) -vi) de vezel onder spanning wordt gehouden.
Voor een goede verankering van de vezels in de ondergrond is het wenselijk dat de vezels tot een diepte van 10-30 cm, bij voorkeur 10-25 cm, in de ondergrond worden aangebracht.
Als geschikte vezels kunnen bijvoorbeeld vezels zoals geopenbaard in NL1006606 worden genoemd. Daarnaast openbaart de EP 0 996 781 een voor de onderhavige vinding geschikt garen, te weten een garen, dat als aanvulling op polyamide, een polyolefineverbinding omvat, in het bijzonder gekozen uit de groep van polypropeen, LLDPE en een blokcopolymeer van polypropeen en polyetheen. Het is echter ook mogelijk gebleken een garen toe te passen dat een of meer van een polyolefineverbinding omvat, in het bijzonder gekozen uit de groep van polypropeen, LLDPE en een blokcopolymeer van polypropeen en polyetheen. Vezels van het type polyester, aramide of koolstof, eventueel als combinaties van een of meer hiervan, mogelijk ook in samenhang met een of meer van de hiervoor genoemde materialen, kunnen in bepaalde uitvoeringsvormen in aanmerking komen.
Naast voornoemde vezels ook zogenaamde gefunctionaliseerde vezels worden toegepast, bijvoorbeeld bio-afbreekbare vezels. Als mogelijke voorbeelden kunnen worden genoemd: hennepvezel, jute, kapok, kokosvezel, sisal en vlas. Voornoemde, natuurlijke vezels kunnen eventueel in combinatie met een of meer van de hiervoor genoemde kunststofvezels worden toegepast. Vezels van het type kern-mantel waarbij zowel aan het kernmateriaal als aan het mantelmateriaal speciale eigenschappen, bijvoorbeeld hydrofiliciteit en veerkracht, kunnen worden toegedicht, komen ook in aanmerking. De vezels kunnen naast verschillende materiaaleigenschappen ook verschillende kleuren bezitten.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige werkwijze is het wenselijk dat stappen ii) -vi) onder toepassing van een aantal pinnen wordt uitgevoerd. Aldus wordt een gewenste productiecapaciteit bereikt. Het is daarbij tevens mogelijk dat voor bepaalde pinnen bepaalde typen vezels worden toegepast zodat aldus een ondergrond wordt verkregen waarin een aantal verschillende typen vezels zijn aangebracht.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is het wenselijk dat stappen ii) -vi) onder toepassing van een aantal pinnen niet gelijktijdig wordt uitgevoerd. In een dergelijke uitvoeringsvorm zullen de pinnen een verschillende cyclus of frequentie doorlopen.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is het wenselijk dat stappen ii) -vi) onder toepassing van een aantal pinnen gelijktijdig wordt uitgevoerd waarmee in feite een bepaalde wijze van inbrengen wordt gerealiseerd.
Ter verbetering van de verankering van de in de ondergrond verticaal aangebrachte vezels is het in een bepaalde uitvoeringsvorm wenselijk dat een netwerk wordt toegepast, welk netwerk op het loopvlak is gepositioneerd en met de vezels zodanig is verbonden dat de tegen het loopvlak van de ondergrond aanliggend vezels voornoemd netwerk insluiten. Als een geschikt netwerk kan bijvoorbeeld een rooster, in het bijzonder een metalen of kunststof rooster worden genoemd.
De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een natuurlijke ondergrond voorzien van vezels aangebracht volgens de hiervoor besproken werkwijze.
Als natuurlijke ondergrond kan een sportveld worden genoemd, in het bijzonder gekozen uit de groep van voetbalveld en hockeyveld, maar ook atletiek-, tennis-, cricket- en honkbalvelden.
Een ander voorbeeld van een natuurlijke ondergrond is een waterkering, in het bijzonder een dijk, omvattende een binnentalud, een kruin en een buitentalud, waarbij in het bijzonder de vezels in ten minste een van de elementen binnentalud, kruin en buitentalud zijn aangebracht. Hoewel in de onderhavige beschrijvingsinleiding wordt gesproken van het in de natuurlijke begroeiing inbrengen van vezels, moet het ook duidelijk zijn dat de uitvinding toeziet op een situatie waarbij een dijk, waarvan (nog) geen sprake is van natuurlijke begroeiing, eerst wordt voorzien van de vezels waarna pas later de natuurlijke begroeiing zich zal vormen rond de ingebrachte vezels.
In een dergelijke natuurlijke ondergrond verdient het de voorkeur dat de vezels in combinatie met voornoemd netwerk in de nabijheid van een obstakel, bijvoorbeeld een trap of hek, zijn gelegen. Andere voorbeelden van obstakels zijn wegen of versterkende bekleding zoals beton.
Ook ziet de onderhavige uitvinding toe op het toepassen van de onderhavige werkwijze ter versterking van taluds, zoals in de wegenbouw. Daarnaast hebben de onderhavige uitvinders geconstateerd dat de met de onderhavige werkwijze verkregen ondergrond met name tot gevolg heeft dat er een onaantrekkelijke graaf/nestelplek voor mollen en muizen is gecreëerd.
In het bijzonder ziet de onderhavige uitvinding toe op de toepassing van een op het loopvlak van een ondergrond gepositioneerd netwerk voor het voorkomen van destabilisatie van voornoemde ondergrond, waarbij het netwerk met vezels zodanig is verbonden dat de tegen het loopvlak van de ondergrond aanliggend vezels voornoemd netwerk insluiten.
Met de term “het voorkomen van destabilisatie van de ondergrond wordt bijvoorbeeld het voorkomen van het ontstaan van graaf- en nestelplekken voor mollen en/of muizen bedoeld.
De vinding zal hierna aan de hand van enkele voorbeelden en bijbehorende figuren worden toegelicht die echter niet als beperkend op de beschermingsomvang moeten worden opgevat.
Figuren 1A-F verschaffen een schematische weergave van de onderhavige werkwijze.
Figuren 2G-J verschaffen een schematische weergave van de onderhavige werkwijze.
Figuren 3A-B verschaffen een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige aanvrage.
Figuur 4 verschaft een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige aanvrage.
In Figuur 1A is schematisch een eerste stap van de onderhavige werkwijze weergegeven, waarbij in ondergrond 1, voorzien van loopvlak 5, een met verwijzingcijfer 3 aangeduide vezel wordt aangebracht. Vezel 3, waarvan vanwege de leesbaarheid slechts een deel is weergegeven, wordt in contact gebracht met een pin of haak 2. Op loopvlak 5 bevindt zich ook een aandrukrol 4. Na het verbinden van een uiteinde van voornoemde pin 2 met vezel 3 wordt het uiteinde van voornoemde pin 2 in verticale richting, te weten in de richting van pijl 6, tot een gewenste diepte in ondergrond 1 aangebracht, zoals weergegeven in Figuur 1B en 1C. Nadat de gewenste diepte in ondergrond 1 is bereikt, wordt voornoemde pin 2 onder achterlating van vezel 3 in schacht of ruimte 12 van ondergrond 1, in verticale richting, te weten in de richting van pijl 7, uit ondergrond 1 weggenomen (zie Figuur 1D). Vervolgens wordt pin 2 volledig uit ondergrond 1 weggenomen en gereed gemaakt voor een volgende inbrenging van vezel 3 in ondergrond 1 (zie Figuur 1E). Pin 2 wordt nu over een bepaalde positie in horizontale over loopvlak 5 verplaatst, te weten in de richting van pijl 8, waarbij aandrukrol 4 ook in de richting van pijl 8 over loopvlak 5 wordt verplaatst. Aandrukrol 4 zorgt ervoor dat de uit schacht of ruimte 12 van ondergrond 1 tredende vezel 1 op loopvlak 5 wordt gedrukt waarbij vezel 3 onder enige spanning wordt gehouden (zie Figuur 1F). In schacht of ruimte 12 is aldus sprake van een ingaande vezel en uitgaande vezel, waarbij de uitgaande of uittredende vezel onder toepassing van aandrukrol 4 tegen ondergrond 1 wordt aangedrukt en gereed wordt gemaakt voor een volgende stap van in de ondergrond aanbrengen waarbij opnieuw pin 2 wordt toegepast.
In Figuur 2G wordt schematisch het vervolg van de hiervoor besproken stappen weergegeven, waarbij opnieuw een uiteinde van voornoemde pin 2 met vezel 3 wordt verbonden waarbij aandrukrol 4 de uit schacht of ruimte 12 tredende vezel 3 tegen loopvlak 5 aandrukt. Vervolgens wordt pin 2 met de daaraan verbonden vezel 3 opnieuw in verticale richting, te weten in de richting van pijl 9, tot een gewenste diepte in ondergrond 1 bewogen, waarbij de positie van de eerder in ondergrond 1 aangebrachte vezel verschilt van de positie van de nu in ondergrond 1 aangebrachte vezel (zie Figuur 2H). Aansluitend wordt voornoemde pin 2 onder achterlating van vezel 3 in schacht of ruimte 13 van ondergrond 1, in verticale richting, te weten in de richting van pijl 10, uit ondergrond 1 weggenomen (zie Figuur 2I). Vervolgens wordt pin 2 volledig uit ondergrond 1 weggenomen en gereed gemaakt voor een volgende inbrenging van vezel 3 in ondergrond 1 (zie Figuur 2J).
Hoewel Figuren 1A-F en 2G-J slechts het aanbrengen van twee vezels in een ondergrond weergeven, moet het duidelijk zijn dat de hiervoor besproken stappen vele malen kunnen worden herhaald om aldus een gewenst patroon van in de ondergrond aangebrachte vezels te verkrijgen. Verder moet worden opgemerkt dat het in bepaalde uitvoeringsvormen wenselijk is dat meerdere vezels tegelijk in de ondergrond worden aangebracht, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van diverse pinnen. Ook is het in bepaalde uitvoeringsvormen mogelijk dat in een en dezelfde schacht of ruimte meerdere vezels worden aangebracht. Ook is het mogelijk dat de onderhavige werkwijze wordt uitgevoerd op een ondergrond waarin zich, naast de mogelijke aanwezigheid van natuurlijke vezels, ook andere vezels bevinden.
Figuren 3A-B verschaffen een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige aanvrage waarbij een rooster of netwerk 20 wordt toegepast, in het bijzonder in combinatie met een vast lichaam 19, bijvoorbeeld een stenen bandje (zie Figuur 3A). Een dergelijk rooster of netwerk 20 dient met name ter verbetering van de verankering van de in de ondergrond verticaal aangebrachte vezels waarbij het netwerk op het loopvlak is gepositioneerd en met de vezels zodanig is verbonden dat de tegen het loopvlak van de ondergrond aanliggend vezels voornoemd netwerk insluiten. In dat kader verschaft Figuur 3B een uitvoeringsvorm waarbij in de toplaag van natuurlijke begroeiing 21 een netwerk 20 is gelegen waarbij onder toepassing van de onderhavige uitvinding vezels via schachten 23, 24, 25, 26 en 27 zijn aangebracht (zie Figuur 3B).
Figuur 4 verschaft een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige aanvrage waarbij duidelijk waarneembaar is dat vezel 3 steeds via schachten 12,13, 14, 15, 16, 17 en 18 in ondergrond 1 is aangebracht. De vezel 3 is te beschouwen als een continue of oneindige vezel omdat de bijvoorbeeld uit schacht 12 tredende vezel via het loopvlak in naast gelegen schacht 13 is ingebracht en weer uit schacht 13 treedt en vervolgens, via het loopvlak liggende tussen schacht 13 en volgende schacht 14, in schacht 14 is ingebracht.

Claims (24)

1. Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels, waarbij de vezels onder toepassing van een in een nagenoeg verticale richting op- en neer beweegbare pin in de ondergrond worden aangebracht, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: i) het verschaffen van een oneindige vezel, ii) het verbinden van een uiteinde van voornoemde pin met de vezel volgens i), iii) het in verticale richting tot een gewenste diepte in de ondergrond bewegen van het uiteinde van voornoemde pin verbonden met de vezel volgens ii), iv) het uit de ondergrond wegnemen van voornoemde pin onder achterlating van de vezel in de ondergrond, v) het opnieuw verbinden van een uiteinde van voornoemde pin met de vezel volgens i), vi) het in verticale richting tot een gewenste diepte in de ondergrond bewegen van het uiteinde van voornoemde pin verbonden met de vezel volgens v), waarbij de positie van de in de ondergrond volgens iii) aangebrachte vezel verschilt van de positie van de in de ondergrond volgens vi) aangebrachte vezel.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen stap iv) en stap v) geen stap van het doorsnijden van de vezel wordt uitgevoerd.
3. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat stappen ii) - vi) zodanig worden herhaald dat de aldus verkregen posities van in de ondergrond aangebrachte vezels als een rij van vezels is op te vatten.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat stappen ii) -vi) zodanig worden herhaald dat op regelmatige afstand van elkaar gepositioneerde rijen van in de ondergrond aangebrachte vezels worden verkregen, waarbij de afstand tussen voornoemde rijen bij voorkeur ligt in het gebied van 10-50 mm.
5. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 3-4, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand tussen de in de ondergrond aangebrachte vezels in een rij 10-75 mm, met name 10-50 mm, bij voorkeur 20-40 mm, bedraagt.
6. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 3-5, met het kenmerk, dat de op regelmatige afstand van elkaar gepositioneerde rijen van in de ondergrond aangebrachte vezels ten opzicht van elkaar zijn verschoven.
7. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vezel, gelegen tussen na elkaar in de ondergrond verticaal aangebrachte vezels, tegen het loopvlak van de ondergrond aanligt.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat gedurende ten minste een van de stappen ii) -vi) een aandrukorgaan wordt toegepast om de tegen het loopvlak aanliggende vezel tegen het loopvlak aan te drukken.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het aandrukorgaan een zich over het loopvlak bewegende aandrukrol is.
10. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat bij het herhaald toepassen van stappen ii) -vi) de vezel onder spanning wordt gehouden.
11. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat vezels tot een diepte van 10-30 cm in de ondergrond worden aangebracht.
12. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat vezels gekozen uit de groep van het type kunststof, in het bijzonder polyolefineverbinding, en natuurlijke materialen, of combinaties hiervan worden toegepast.
13. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ter verbetering van de verankering van de in de ondergrond verticaal aangebrachte vezels een netwerk wordt toegepast, welk netwerk op het loopvlak is gepositioneerd en met de vezels zodanig is verbonden dat de tegen het loopvlak van de ondergrond aanliggend vezels voornoemd netwerk insluiten.
14. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat stappen ii) -vi) onder toepassing van een aantal pinnen wordt uitgevoerd.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat stappen ii) -vi) onder toepassing van een aantal pinnen niet gelijktijdig wordt uitgevoerd.
16. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat stappen ii) -vi) onder toepassing van een aantal pinnen gelijktijdig wordt uitgevoerd.
17. Natuurlijke ondergrond voorzien van vezels aangebracht volgens een werkwijze zoals omschreven in een of meer van de voorgaande conclusies.
18. Natuurlijke ondergrond volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de ondergrond een sportveld is, in het bijzonder gekozen uit de groep van voetbalveld en hockeyveld.
19. Natuurlijke ondergrond volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de ondergrond een waterkering, in het bijzonder een dijk, omvattende een binnentalud, een kruin en een buitentalud, is.
20. Natuurlijke ondergrond volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de vezels in ten minste een van de elementen binnentalud, kruin en buitentalud zijn aangebracht.
21. Natuurlijke ondergrond volgens een of meer van de conclusies 19-20, met het kenmerk, dat de vezels in combinatie met voornoemd netwerk in de nabijheid van een obstakel, bijvoorbeeld een trap of hek, zijn gelegen.
22. Toepassing van een op het loopvlak van een ondergrond gepositioneerd netwerk voor het voorkomen van destabilisatie van voornoemde ondergrond, waarbij het netwerk met vezels zodanig is verbonden dat de tegen het loopvlak van de ondergrond aanliggend vezels voornoemd netwerk insluiten.
23. Toepassing volgens conclusie 22, waarbij het voorkomen van destabilisatie omvat het voorkomen van het ontstaan van graaf- en nestelplekken voor mollen en/of muizen.
24. Toepassing volgens conclusie 22 in civiele constructies, in het bijzonder wegenbouw.
NL2014906A 2014-10-01 2015-06-02 Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels. NL2014906B1 (nl)

Priority Applications (13)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014906A NL2014906B1 (nl) 2015-06-02 2015-06-02 Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels.
CN201580065434.2A CN107109812A (zh) 2014-10-01 2015-10-01 防水屏障、特别是堤坝
AU2015324745A AU2015324745B2 (en) 2014-10-01 2015-10-01 Water barrier, in particular a dike
ES15818080.2T ES2692836T3 (es) 2014-10-01 2015-10-01 Barrera para agua, en particular, un dique
JP2017537882A JP6694889B2 (ja) 2014-10-01 2015-10-01 遮水体であって具体的には堤防
EP15818080.2A EP3201398B8 (en) 2014-10-01 2015-10-01 Water barrier, in particular a dike
DK15818080.2T DK3201398T3 (en) 2014-10-01 2015-10-01 WATER BARRIER, ESPECIALLY YOU
US15/516,341 US10246842B2 (en) 2014-10-01 2015-10-01 Water barrier, in particular a dike
PT15818080T PT3201398T (pt) 2014-10-01 2015-10-01 Barreira de água, em particular um dique
PCT/NL2015/050687 WO2016053102A1 (en) 2014-10-01 2015-10-01 Water barrier, in particular a dike
PL15818080T PL3201398T3 (pl) 2014-10-01 2015-10-01 Bariera wodna, zwłaszcza wał
PCT/NL2016/050221 WO2016195481A1 (en) 2015-06-02 2016-03-30 Method for inserting fibers into a substrate
EP16730513.5A EP3303708A1 (en) 2015-06-02 2016-03-30 Method for inserting fibers into a substrate

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014906A NL2014906B1 (nl) 2015-06-02 2015-06-02 Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014906A true NL2014906A (nl) 2016-12-12
NL2014906B1 NL2014906B1 (nl) 2017-01-31

Family

ID=53502803

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014906A NL2014906B1 (nl) 2014-10-01 2015-06-02 Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3303708A1 (nl)
NL (1) NL2014906B1 (nl)
WO (1) WO2016195481A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN114370050B (zh) * 2022-02-07 2023-09-15 江苏海洋大学 一种掺磷尾矿砂并有棉花秸秆加筋的粉喷桩及其施工方法

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1992007142A2 (en) * 1990-10-16 1992-04-30 Tapijtfabriek H. Desseaux N.V. A field containing artificial grass and a device for inserting artificial grass fibres
NL1007279C2 (nl) * 1997-10-15 1999-04-19 Desseaux H Tapijtfab Inrichting voor het in de grond inbrengen van kunstgrassprieten.
US6094860A (en) * 1997-06-06 2000-08-01 Technology Licensing Corp. Stabilized turf for athletic field
DE202008005223U1 (de) * 2008-04-15 2009-08-27 Fa. H. Cordel U. Sohn Inh. Karlheinz Cordel Kunstrasenlinie

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2006203A1 (en) 1968-04-13 1969-12-19 Naue Kg E A H Loose fleece in the form of mats for reinforcing and reducing erosion of dams, dykes, slopes, canal bottoms and the like, contains at least one layer of synthet
DE7702392U1 (de) 1977-01-28 1977-09-29 Hoechst Ag, 6000 Frankfurt Bahnenfoermige transportable vegetationsflaeche
PT648292E (pt) 1992-06-22 2000-04-28 Turf Stabilization Technologie Superficie melhorada para desportos e outras utilizacoes
ES2174952T3 (es) 1994-07-23 2002-11-16 Otsuka Kagaku Kk Estructura laminar para el crecimiento de plantas, estructura laminar para el crecimiento de cesped natural, procedimiento para hacer crecer cesped y procedimiento para disponer estructuras laminares que llevan cesped.
NL1003138C2 (nl) 1996-05-15 1997-11-18 Den Boer Beton Groot Ammers B Bekleding voor een oever.
NL1004656C2 (nl) 1996-11-29 1998-07-02 Hugo De Vries Combinatiegrasveld.
NL1006606C2 (nl) 1997-07-17 1999-01-19 Desseaux H Tapijtfab Garen voor kunstgras, werkwijze voor het vervaardigen van het garen en kunstgrasveld waarin dat garen is verwerkt.
AR015071A1 (es) 1998-05-07 2001-04-11 Turf Stabilization Technologies Inc Cancha de juego y metodo para formar una cancha de juego
NL1009578C1 (nl) 1998-07-07 2000-01-10 Gerhardus Franciscus Kamphuis Uitvoeringsmethode voor het aanbrengen van een doek of folie op een talud of dijk.
US6171022B1 (en) * 1999-04-05 2001-01-09 Stephen W. Decker Method of attaching mat for controlling erosion
US6524027B1 (en) 2000-05-03 2003-02-25 Dst Consulting Engineers Inc. Stabilization system for soil slopes
NL1023362C2 (nl) 2003-05-08 2004-11-09 Haringman Betonwaren B V Bekledingselement voor een oever of een dijk.
ITPI20040052A1 (it) 2004-07-15 2004-10-15 Roberto Nusca Sistema costruttivo per la realizzazione di superfici sportive, ricreative e/o ornamentali con l'impiego della tecnologia in erba artificiale combinata con coperture vegetali viventi
WO2006102276A2 (en) * 2005-03-21 2006-09-28 R.W.H., Llc Anchoring pin insertion unit and method
DK2626468T3 (en) 2012-02-13 2016-02-01 Nikolaos Sarris Mixed grass surface and the process for its preparation

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1992007142A2 (en) * 1990-10-16 1992-04-30 Tapijtfabriek H. Desseaux N.V. A field containing artificial grass and a device for inserting artificial grass fibres
US6094860A (en) * 1997-06-06 2000-08-01 Technology Licensing Corp. Stabilized turf for athletic field
NL1007279C2 (nl) * 1997-10-15 1999-04-19 Desseaux H Tapijtfab Inrichting voor het in de grond inbrengen van kunstgrassprieten.
DE202008005223U1 (de) * 2008-04-15 2009-08-27 Fa. H. Cordel U. Sohn Inh. Karlheinz Cordel Kunstrasenlinie

Also Published As

Publication number Publication date
WO2016195481A1 (en) 2016-12-08
EP3303708A1 (en) 2018-04-11
NL2014906B1 (nl) 2017-01-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3359041B2 (ja) 混合芝
KR100920027B1 (ko) 토목섬유 보강 커튼 월 구조 및 녹화공법
Broda et al. Application of innovative meandrically arranged geotextiles for the protection of drainage ditches in the clay ground
NZ737764A (en) Hybrid turf surface and support therefor
EP3114282B1 (en) Mixed turf
NL2014906B1 (nl) Werkwijze voor het in een ondergrond aanbrengen van vezels.
KR100860748B1 (ko) 허니셀 녹화공법
DK3201398T3 (en) WATER BARRIER, ESPECIALLY YOU
CZ301388B6 (cs) Vegetacní strecha, zejména sklonitá a zpusob její výroby
EP2112276A1 (en) Method for control of soil erosion on slopes
KR100928180B1 (ko) 사면 보호용 섬유거푸집의 시공방법
CN114635432A (zh) 基坑复合生态护坡的施工方法
KR101031370B1 (ko) 옥수수섬유 식생 매트를 이용한 법면 보호공법
JP3720969B2 (ja) 法面、壁面等の緑化構造
Bayfield et al. Managing the impacts of recreation on vegetation and soils: a review of techniques
NL2013553B1 (nl) Waterkering, in het bijzonder een dijk.
JP2002105962A (ja) 植生マットの製造方法
Andreu et al. Ecotechnological solutions for unstable slopes: Ground bio-and eco-engineering techniques and strategies
RU2423033C1 (ru) Способ укрепления склонов посевом семян древесных растений
CN218622169U (zh) 一种加固防护网
JP5699291B2 (ja) 植生工法
SK288021B6 (sk) Advertising surface establishing on the slope and/or having sloping surface
JP4330691B2 (ja) 法面保護用植生シート
AU2013266996A1 (en) Improved organic geotextile
Leong et al. Erosion control for sustainable highway and urban constructions in Southeast Asia.