NL2014221B1 - Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader. - Google Patents

Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader. Download PDF

Info

Publication number
NL2014221B1
NL2014221B1 NL2014221A NL2014221A NL2014221B1 NL 2014221 B1 NL2014221 B1 NL 2014221B1 NL 2014221 A NL2014221 A NL 2014221A NL 2014221 A NL2014221 A NL 2014221A NL 2014221 B1 NL2014221 B1 NL 2014221B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
axis
tilting
chassis
arm
tilting arm
Prior art date
Application number
NL2014221A
Other languages
English (en)
Inventor
Matheus Maria De Jong Nicolaas
Original Assignee
Verhuur- & Handelsonderneming Beltruck B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Verhuur- & Handelsonderneming Beltruck B V filed Critical Verhuur- & Handelsonderneming Beltruck B V
Priority to NL2014221A priority Critical patent/NL2014221B1/nl
Priority to AU2016214452A priority patent/AU2016214452A1/en
Priority to PCT/EP2016/052181 priority patent/WO2016124595A1/en
Priority to EP16709284.0A priority patent/EP3253619A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2014221B1 publication Critical patent/NL2014221B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60PVEHICLES ADAPTED FOR LOAD TRANSPORTATION OR TO TRANSPORT, TO CARRY, OR TO COMPRISE SPECIAL LOADS OR OBJECTS
    • B60P1/00Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading
    • B60P1/64Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading the load supporting or containing element being readily removable
    • B60P1/6418Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading the load supporting or containing element being readily removable the load-transporting element being a container or similar
    • B60P1/6472Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading the load supporting or containing element being readily removable the load-transporting element being a container or similar fitted with articulated boom load arms for lateral displacement of the container

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Handcart (AREA)
  • Forklifts And Lifting Vehicles (AREA)

Abstract

Een zijlader is voorzien van een onderstel en ten minste twee op afstand van elkaar gelegen hefinrichtingen voor het verplaatsen van een in een eerste positie op het onderstel tussen de hefinrichtingen gelegen lading naar een naast een eerste zijde van het onderstel gelegen tweede positie en naar een naast een op afstand van de eerste zijde gelegen tweede zijde van het onderstel gelegen derde positie. De hefinrichting is voorzien van een kantelarm die met een eerste uiteinde nabij de eerste zijde vergrendelbaar is met het onderstel en met een tweede uiteinde nabij de tweede zijde vergrendelbaar is met het onderstel. De hefinrichting is voorzien van een lineaire verplaatsingsinrichting die om een zwenkas zwenkbaar met het onderstel is verbonden en om een rotatieas roteerbaar met de kantelarm is verbonden. Bij een ontgrendeld tweede uiteinde van de kantelarm, is de kantelarm met behulp van de lineaire verplaatsingsinrichting kantelbaar om een nabij het eerste uiteinde van de kantelarm gelegen eerste kantelas terwijl bij een ontgrendeld eerste uiteinde van de kantelarm, de kantelarm met behulp van de lineaire verplaatsingsinrichting kantelbaar is om een nabij het tweede uiteinde van de kantelarm gelegen tweede kantelas. De zwenkas is op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste en tweede kantelas, aan een van het onderstel afgekeerde zijde van een virtueel verbindingsvlak tussen de kantelassen gelegen. De zwenkas is gelegen tussen een eerste en tweede uiteinde van de lineaire verplaatsingsinrichting.

Description

Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader GEBIED VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een zijlader voorzien van een onderstel en ten minste twee op afstand van elkaar gelegen hefinrichtingen voor het verplaatsen van een in een eerste positie op het onderstel tussen de hefinrichtingen gelegen lading naar een naast een eerste zijde van het onderstel gelegen tweede positie en naar een naast een op afstand van de eerste zijde gelegen tweede zijde van het onderstel gelegen derde positie, waarbij ten minste een hefinrichting is voorzien van een kantelarm die met een eerste uiteinde nabij de eerste zijde vergrendelbaar is met het onderstel en met een tweede uiteinde nabij de tweede zijde vergrendelbaar is met het onderstel, welke hefinrichting is voorzien van een lineaire verplaatsingsinrichting die om een zwenkas zwenkbaar met het onderstel is verbonden en om een rotatieas roteerbaar met de kantelarm is verbonden, waarbij bij een ontgrendeld tweede uiteinde van de kantelarm, de kantelarm met behulp van de lineaire verplaatsingsinrichting kantelbaar is om een nabij het eerste uiteinde van de kantelarm gelegen eerste kantelas terwijl bij een ontgrendeld eerste uiteinde van de kantelarm, de kantelarm met behulp van de lineaire verplaatsingsinrichting kantelbaar is om een nabij het tweede uiteinde van de kantelarm gelegen tweede kantelas, waarbij de zwenkas op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste en tweede kantelas, aan een van het onderstel afgekeerde zijde van een virtueel verbindingsvlak tussen de kantelassen is gelegen.
De uitvinding heeft verder betrekking op een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Een dergelijke zijlader is bijvoorbeeld bekend uit het Franse octrooi FR2903049. Dergelijke zijladers worden ondermeer gebruikt voor het plaatsen van ladingen zoals bakken of containers op een onderstel. Het onderstel is bij voorkeur verrijdbaar en koppelbaar met een vrachtwagen of maakt deel uit van een vrachtwagen. Op de gewenste locatie wordt vervolgens de lading verplaatst vanaf het onderstel naar een positie naast het onderstel. Met de zijlader volgens het Franse octrooi FR2903049 kan de lading aan weerszijden van het onderstel worden geplaatst. De lineaire verplaatsingsinrichting wordt door een hydraulische cilinder gevormd.
Het kantelen van de kantelarm om de eerste kantelas, waarbij de kantelarm met het eerste uiteinde nabij de eerste zijde met het onderstel is vergrendeld en het tweede uiteinde nabij de tweede zijde is ontgrendeld, geschiedt met behulp van een hydraulische cilinder. De hydraulische cilinder is met een eerste uiteinde zwenkbaar om de zwenkas met het onderstel verbonden en met een tweede uiteinde roteerbaar om de rotatieas met de kantelarm verbonden. De zwenkas en rotatieas van de hydraulische cilinder zijn aan een van het onderstel afgekeerde zijde van een virtueel verbindingsvlak tussen de kantelassen gelegen.
De hoogte van de vrachtwagen met onderstel en de op het onderstel geplaatste container en hefinrichtingen worden door wetten en regelgeving bepaald en mag momenteel in diverse landen niet hoger zijn dan 4 meter.
Een onderstel ligt voor bijvoorbeeld zogenaamde high-cube containers gebruikelijk op bijvoorbeeld 1 meter zodat voor de hefinrichtingen een hoogte van 3 meter beschikbaar is. In de eerste positie strekt de hydraulische cilinder zich verticaal uit. Aangezien de zwenkas en rotatieas van de hydraulische cilinder aan een van het onderstel afgekeerde zijde van een virtueel verbindingsvlak tussen de kantelassen zijn gelegen, is de lengte van de hydraulische cilinder die wordt bepaald door de afstand tussen de zwenkas en de rotatieas beperkt.
Bij het kantelen van de kantelarm over ongeveer 90 graden, is de hoek tussen een eerste verbindingslijn tussen de zwenkas en de rotatieas en een tweede verbindingslijn tussen de zwenkas en de eerste respectievelijk tweede kantelas relatief klein, waardoor de door de hydraulische cilinder uit te oefenen mechanische krachten relatief groot zijn en er derhalve een relatief zware hydraulische cilinder moet worden voorzien. Bovendien treedt bij dergelijke relatief kleine hoeken relatief grote versnellingen op. Bij een horizontale ligging van de kantelarm is ten gevolge van deze relatief kleine hoeken de hefinrichting nagenoeg niet gecontroleerd bestuurbaar.
BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
De uitvinding beoogt ondermeer een zijlader te verschaffen waarmee de kantelarm over een relatief groot bereik aan weerszijden van het onderstel kan worden gekanteld.
Dit doel wordt bij de zijlader volgens de uitvinding bereikt doordat de zwenkas tussen een eerste en tweede uiteinde van de lineaire verplaatsingsinrichting is gelegen.
Door de zwenkas niet te laten aangrijpen op het eerste uiteinde van de lineaire verplaatsingsinrichting maar tussen het eerste en tweede uiteinde van de lineaire verplaatsingsinrichting, kan met eenzelfde afstand tussen de zwenkas en de rotatieas een lineaire verplaatsingsinrichting worden toegepast die een grotere totale lengte kan verkrijgen in de uitgeschoven positie van de lineaire verplaatsingsinrichting. De lineaire verplaatsingsinrichting kan bijvoorbeeld een hydraulische cilinder, een pneumatische cilinder of een lineaire motor omvatten.
Een hydraulische of pneumatische cilinder omvat gebruikelijk een cilindrische behuizing en een in de cilindrische behuizing onder druk van een fluïdum, zoals olie of lucht, verplaatsbare zuigerstang. Een eerste uiteinde van de zuigerstang is roteerbaar om de rotatieas met de kantelarm verbonden. Een van het eerste uiteinde van de zuigerstang afgekeerd tweede uiteinde is in de cilindrische behuizing gelegen. Bij de zijlader volgens de uitvinding is dit tweede uiteinde verplaatsbaar naar een van de rotatieas afgekeerde zijde van de zwenkas.
Een lineaire motor omvat een ten opzichte van een behuizing verplaatsbaar element zoals bijvoorbeeld een stang. Een eerste uiteinde van de stang is roteerbaar om de rotatieas met de kantelarm verbonden. Bij de zijlader volgens de uitvinding is een van het eerste uiteinde afgekeerd tweede uiteinde van de stang verplaatsbaar naar een van de rotatieas afgekeerde zijde van de zwenkas.
Bij een dergelijlce ligging van de zwenkas ten opzichte van de lineaire verplaatsingsinrichting, is het ook mogelijk om de afstand tussen de zwenkas en het virtuele verbindingsvlak tussen de kantelassen te vergroten zonder dat dit ten koste gaat van de totale maximale lengte van de lineaire verplaatsingsinrichting, waardoor de kantelarm over een relatief grote hoek kan worden gekanteld. Hierbij blijft de hoek tussen een eerste verbindingslijn tussen de zwenkas en de rotatieas en een tweede verbindingslijn tussen de zwenkas en de eerste respectievelijk tweede kantelas relatief groot, waardoor de door de lineaire verplaatsingsinrichting uit te oefenen krachten relatief beperkt blijven en de massa van de lineaire verplaatsingsinrichting en de hefinrichting ook beperkt kan worden gehouden.
Dit is van belang omdat de op het onderstel te plaatsen massa vaak technisch en/of wettelijk gelimiteerd is en een lagere massa van de hefinrichting een hogere massa van de lading mogelijk maakt. Door een hogere massa van de te verplaatsen lading is de zijlader breder inzetbaar.
Bij voorkeur strekt de lineaire verplaatsingsinrichting zich in de eerste positie verticaal, in het midden tussen de kantelassen uit, zodat een symmetrische opbouw van de hefinrichting wordt verkregen.
Een uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat ten minste in de eerste positie het eerste uiteinde van de lineaire verplaatsingsinrichting aan een naar het onderstel toegekeerde zijde van het virtueel verbindingsvlak tussen de kantelassen is gelegen.
Hierdoor wordt een verlenging van de lineaire verplaatsingsinrichting verkregen die ten minste gelijk is aan de afstand tussen de zwenkas en het virtuele verbindingsvlak.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat in de tweede en/of derde positie van de hefinrichting een hoek tussen een eerste verbindingslijn tussen de rotatieas en de zwenkas en een tweede verbindingslijn tussen de rotatieas en de eerste respectievelijk tweede kantelas minimaal 15 graden, bij voorkeur minimaal 18 graden is.
Bij dergelijke minimale hoeken zijn de door de drukcilinder uit te oefenen krachten beperkt. De kantelarm kan over ten minste 90 graden worden gekanteld.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de afstand tussen de eerste en tweede kantelas minimaal 1,5 meter, bij voorkeur minimaal 2 meter is.
Bij een dergelijke afstand kan de lineaire verplaatsingsinrichting en derhalve de kantelarm over een relatief grote hoek worden gekanteld, waarbij de door de lineaire verplaatsingsinrichting uit te oefenen krachten beperkt blijven.
Door de relatief grote afstand, wordt de afstand waarover met behulp van de kantelarm, in een nagenoeg horizontale positie van de kantelarm, de lading kan worden verplaatst, verder vergroot.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kantelarm nabij de eerste en tweede zijde is voorzien van een V-vormige uitsparing, welke V-vormige uitsparing positioneerbaar is om een driehoekvormige behuizing die roteerbaar om de eerste respectievelijk tweede kantelas met het onderstel is verbonden, waarbij de kantelarm is voorzien van ten minste een vergrendelmechanisme voor het vergrendelen van de driehoekvormige behuizing in de V-vormige uitsparing.
Een dergelijke V-vormige uitsparing kan eenvoudig over een driehoekvormige behuizing worden gepositioneerd, waarbij tijdens het positioneren de V-vormige behuizing om de kantelas zal roteren. Doordat de driehoekvormige behuizing roteerbaar om de eerste respectievelijk tweede kantelas met het onderstel is verbonden, kan een stevige verbinding en een schone en spelingsarme lagering van de kantelas worden gerealiseerd.
Doordat verder de V-vormige uitsparing naar beneden toe open is, is het risico gering dat vuil in de V-vormige uitsparing geraakt en blijft. Bij het Franse octrooi FR2903049 is het onderstel voorzien van een U-vormige uitsparing waarin een met de kantelarm verbonden kantelas wordt gelagerd. Hierbij is het risico dat vuil zich in de bodem van de U-vormige uitsparing verzamelt en het positioneren van de kantelas in de U-vormige uitsparing verhinderd, aanzienlijk.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kantelarm aan een van de kantelassen afgekeerde zijde van de rotatieas is voorzien van met de lading losneembaar koppelbare middelen.
Met behulp van dergelijke middelen kan de lading eenvoudig losneembaar met de hefinrichting worden gekoppeld. Dergelijke middelen kunnen bijvoorbeeld kettingen, kabels, pensluitingen of twistlocks omvatten.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de met de lading losneembaar koppelbare middelen een om een scharnieras schamierbare koppelarm omvatten die met op afstand van de schamieras gelegen uiteinden koppelbaar is met de een container omvattende lading, waarbij de uiteinden van de koppelarm zijn voorzien van een met de container koppelbare pen en een zich dwars op de pen uitstrekkende, met de container koppelbare borgpen.
De meeste zogenaamde ISO-containeruitvoeringen zijn gebruikelijk nabij hoekpunten aan elke zijde voorzien van een gestandaardiseerde opening die geschikt is voor koppeling met de borgpen of het inbrengen van de pen. Door nabij een hoekpunt zowel de pen aan te brengen in een opening en de borgpen in een andere opening, wordt een stevige stabiele koppeling met de container verkregen.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat in de eerste positie de rotatieas aan een van het onderstel afgekeerde zijde van het virtuele verbindingsvlak tussen de kantelassen is gelegen op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste en tweede kantelas.
Door de symmetrische opstelling, waarbij bij voorkeur ook de zwenkas op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste en tweede kantelas is gelegen, wordt de hefinrichting bij het plaatsen van de lading in de tweede positie of in de derde positie op eenzelfde wijze belast.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kantelarm aan een van de kantelassen afgekeerde zijde van de rotatieas, is voorzien van een verlengbaar gedeelte.
Het verlengbare gedeelte kan bijvoorbeeld een aantal telescopisch in elkaar verschuifbare delen omvatten of een aantal zwenkbaar met met de kantelarm verbonden delen.
Hierdoor kan de kantelarm in bij voorkeur zich dwars op het virtueel verbindingsvlak gelegen richting worden verlengd, zodat de reikwijdte van de kantelarm wordt vergroot. Het verlengen van de kantelarm vindt alleen plaats bij een stilstaand onderstel. Tijdens het verrijden of transport van het onderstel is het aantal delen gebruikelijk in elkaar geschoven of ingeklapt, zodat de lengte daarvan minimaal is. Een mogelijk bijbehorend veiligheidssysteem staat tijdens het rijden op de openbare weg niet toe dat het onderstel kan worden verplaatst als de hefinrichtingen zich niet in een volledig ingeschoven en ingeklapte transportpositie bevinden.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de zijlader is voorzien van ten minste een afsteunpoot, welke afsteunpoot is voorzien van een eerste pootdeel dat schamierbaar met het onderstel is verbonden en een tweede in lengte instelbaar pootdeel dat schamierbaar met het eerste pootdeel is verbonden.
Met behulp van een dergelijke afsteunpoot kan het onderstel stevig op een ondergrond worden gepositioneerd, waarbij ongewenst kantelen van het gehele onderstel met de hefinrichtingen en de lading wordt voorkomen.
Een andere uitvoeringsvorm van de zijlader volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het eerste pootdeel in een aantal verschillende gescharnierde posities met het onderstel vergrendelbaar is, waarbij in een eerste vergrendelde transportpositie het tweede pootdeel zich evenwijdig aan de lineaire verplaatsingsinrichting uitstrekt en nagenoeg tegen de lineaire verplaatsingsinrichting aan is gelegen.
Door een dergelijke positionering van de tweede pootdelen aan weerszijden van de lineaire verplaatsingsinrichting wordt een compacte opbouw verkregen, waarmee ook de luchtweerstand bij het zonder lading rijden van het onderstel met de hefinrichtingen geminimaliseerd is.
KORTE FIGUURBESCHRIJVING
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: figuren iA en ïB een achteraanzicht en uitvergroot detail van een zijlader volgens de uitvinding tonen, figuren 2A en 2B een achteraanzicht en uitvergroot detail van de in figuur iA weergegeven zijlader tonen bij het aan de rechterzijde daarvan plaatsen van een container op een ondergrond, figuren 3A en 3B een achteraanzicht en uitvergroot detail van de in figuur iA weergegeven zijlader tonen bij het aan de linkerzijde daarvan plaatsen van een container op een ondergrond, figuren 4A, 4B en 4C een perspectivisch aanzicht en uitvergrote details van de in figuur iA weergegeven zijlader tonen bij het aan de linkerzijde daarvan plaatsen van een container op een ondergrond, figuur 5 een perspectivisch aanzicht van de in figuur iA weergegeven zijlader toont bij het aan de linkerzijde daarvan plaatsen van een container op een ondergrond, figuren óA, 6B en 6C een perspectivisch aanzicht en uitvergrote details van de in figuur iA weergegeven zijlader tonen bij het aan de linkerzijde daarvan plaatsen van een container op een oplegger, figuren 7A en 7B een achteraanzicht en uitvergroot detail van de in figuur iA weergegeven zijlader tonen bij het aan de rechterzijde daarvan plaatsen van een container onder het maaiveld gelegen ondergrond, figuur 8 een grafiek toont van de reikwijdte van de in figuur iA weergegeven zijlader, figuur 9 een grafiek toont van de massa van de te verplaatsen lading in relatie tot de verlening van de kantelarm en de ligging van de afsteunpoot, figuur 10 een achteraanzicht van de in figuur iA weergegeven zijlader toont met twee op het onderstel elkaar gestapelde containers, figuur η toont een perspectivisch aanzicht van een koppelarm van de in figuur lA weergegeven zijlader, figuren 12A-12C tonen uitvergrote details van de in figuur 11 weergegeven koppelarm.
In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.
GEDETAILLEERDE FIGUURBESCHRIJVING
De figuren 1-7C, 10 tonen diverse aanzichten van een zijlader 1 volgens de uitvinding. De zijlader 1 is voorzien van een onderstel 2 en ten minste twee op afstand van elkaar gelegen hefinrichtingen 3 voor het verplaatsen van een in een eerste positie op het onderstel 2 tussen de hefinrichtingen 3 gelegen lading zoals een container 4 naar een naast een eerste rechterzijde R (figuren 2A, 7A, van het onderstel gelegen tweede positie en naar een naast een tweede linkerzijde L (figuren 3A, 4A, 5, 6A) van het onderstel 2 gelegen derde positie. De container 4 kan bijvoorbeeld een ISO-container zijn met een standaardhoogte van 8.6 voet (2,59 meter) of een high-cube container met een standaardhoogte van 9.6 voet (2,9 meter).
Het onderstel 2 is duidelijk zichtbaar in figuur 5. Het onderstel 2 omvat een met een vrachtwagen koppelbaar voorste gedeelte 5 en een achterste gedeelte 6 dat in de door de dubbele pijl Pi aangegeven richting ten opzichte van het voorste gedeelte 5 verplaatsbaar is voor het instellen van de afstand tussen de twee hefinrichtingen 3. Het voorste en achterste gedeelte 5, 6 zijn voorzien van wielen 7, waarmee het onderstel 2 verrijdbaar is. De door de dubbele pijl Pi aangegeven richting strekt zich uit in de rijrichting van het onderstel. De container 4 kan met behulp van op zich bekende twistlock verbindingen 33 losneembaar met het onderstel 2 worden gekoppeld.
Een dergelijk onderstel is op zich bekend en zal derhalve niet nader worden toegelicht.
Zoals zichtbaar in figuur 4A is de hefinrichting 3 voorzien van een met het onderstel 2 losneembaar gekoppelde grondplaat 8 en zich dwars op de grondplaat 8 en de door de dubbele pijl Pi aangegeven richting uitstrekkende steunplaten 9, 10, 11. De steunplaten 11 van de beide hefinrichtingen 3 zijn naar elkaar toegericht, de steunplaten 9 van de beide hefinrichtingen 3 zijn aan de buitenzijde gelegen. De steunplaat 10 is tussen de steunplaten 9,11 gelegen.
Tussen de steunplaten 9, 10 zijn aan de linker- en rechterzijde driehoekvormige behuizingen 12 roteerbaar om een eerste en tweede kantelas 13,14. Zie ook figuur 4B.
Tussen de steunplaten 9, 10 is verder een kantelarm 15 gelegen. De kantelarm 15 is aan de linker- en rechterzijde L, R is voorzien van een V-vormige uitsparing 16 die positioneerbaar is om de driehoekvormige behuizing 12. De kantelarm 15 is nabij beide zijden voorzien van een vergrendelmechanisme 17 voor het vergrendelen van de driehoekvormige behuizing 12 in de V-vormige uitsparing 16. Het vergrendelmechanisme 17 omvat een hydraulische of pneumatische cilinder 18 met behulp waarvan een verschuifbare vergrendelplaat 19 verschuifbaar is in de door pijl P2 aangegeven richting van een op afstand van de V-vormige uitsparing 16 gelegen ontgrendelde positie (zichtbaar bij de linker V-vormige uitsparing 16) naar een de V-vormige uitsparing 16 afsluitende positie (zichtbaar bij de rechter V-vormige uitsparing 16 en in figuur 4C), waarin de driehoekvormige behuizing 12 in de V-vormige uitsparing 16 is vergrendeld.
De hefinrichting 3 is voorzien van een lineaire verplaatsingsinrichting die een hydraulische hoofdcilinder 20 omvat, die tussen de steunplaten 10, 11 is gelegen en om een zwenkas 21 zwenkbaar met de steunplaten 10, 11 is verbonden. De hydraulische hoofdcilinder 20 is om een rotatieas 22 roteerbaar met de kantelarm 15 verbonden.
De zwenkas 21 van de hydraulische hoofdcilinder 20 is op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste en tweede kantelas 13, 14, aan een van het onderstel 2 afgekeerde zijde van een virtueel verbindingsvlak 23 tussen de kantelassen 13, 14 gelegen.
Bij de in figuur 1A weergegeven eerste positie van de hefinrichting 3 strekt de hydraulische hoofdcilinder 20 zich verticaal, dwars op het virtuele verbindingsvlak 23 uit.
De hydraulische hoofdcilinder 20 omvat een cilindervormige behuizing 24 en een middels een gasvormig of vloeistofachtig fluidum zoals olie ten opzichte van de cilindervormige behuizing 24 in en tegengesteld aan de door pijl P3 aangegeven richting verplaatsbare zuigerstang 25. De rotatieas 22 is met een van de cilindervormige behuizing 24 afgekeerd uiteinde 26 van de zuigerstang 25 verbonden.
De zwenkas 21 is met de cilindervormige behuizing 24 verbonden op een afstand Hl van een van de zuigerstang 25 afgekeerd uiteinde 27 van de cilindervormige behuizing 24. De uiteinden 27, 26 vormen een eerste en tweede uiteinde van de hydraulische hoofdcilinder 20, waartussen de zwenkas 21 is gelegen.
In de eerste positie is de afstand Hl tussen de zwenkas 21 en het eerste uiteinde 26 van de hydraulische hoofdcilinder 20 bij voorkeur minimaal 20%, meer bij voorkeur minimaal 30% van de lengte Li van de hydraulische hoofdcilinder 20 is. Bij een lengte Li van bijvoorbeeld 2,200 meter, is de afstand Hl bijvoorbeeld 0,8 tot 0,85 meter. De lengte Li van de hydraulische hoofdcilinder 20 is de afstand tussen een nabij het eerste uiteinde 27 gelegen uiteinde van de zuigerstang en de in het tweede uiteinde 26 gelegen rotatieas 22 bij een in de cilindervormige behuizing 24 geschoven zuigerstang 25.
Ten minste in de eerste positie is het eerste uiteinde 27 van de hydraulische hoofdcilinder 20 aan een naar het onderstel 2 toegekeerde zijde van het virtuele verbindingsvlak 23 is gelegen. Hierdoor is de zwenkas 21 aan een andere zijde van het virtuele verbindingsvlak 23 tussen de kantelassen 13, 14 gelegen als het eerste uiteinde 27 van de hydraulische hoofdcilinder 20.
De rotatieas 22 is net als de zwenkas 21 aan een van het onderstel 2 afgekeerde zijde van het virtuele verbindingsvlak 23 gelegen. In de eerste positie is de rotatieas 22 op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste en tweede kantelas 13, 14 gelegen.
De afstand H2 tussen de zwenkas 21 en het virtuele verbindingsvlak 23 ligt tussen 0,6 en 0,7 meter, bijvoorbeeld 0,64 meter.
De afstand H3 tussen de eerste en tweede kantelas 13, 14 is minimaal 1,5 meter, bij voorkeur groter dan 2 meter, bijvoorbeeld 2,1 meter.
De afstand H4 tussen de zwenkas en de rotatieas 21, 22 ligt tussen 1,3 en 1,4 meter, bijvoorbeeld 1,38 meter in de beginposite en tussen 3 en 3,2 meter, bijvoorbeeld 3,12 meter in een uit de cilindervormige behuizing 24 geschoven zuigerstang 25.
De kantelarm 16 is voorzien van een zich, in de eerste positie, dwars op het virtuele verbindingsvlak 23 uitstrekkend eerste kokervormig gedeelte 28 dat aan een van het virtuele verbindingsvlak 23 afgekeerde zijde is verbonden met de rotatieas 22. In het eerste kokervormig gedeelte 28 is een tweede kokervormig gedeelte 29 gelegen dat verschuifbaar is ten opzichte van het eerste kokervormig gedeelte 28 in en tegengesteld aan de door pijl P4 aangegeven richting. In het tweede kokervormig gedeelte 29 is een derde kokervormig gedeelte 30 gelegen dat verschuifbaar is ten opzichte van het tweede kokervormig gedeelte 29 in en tegengesteld aan de door pijl P5 aangegeven richting. Op deze wijze is de kantelarm 16 verlengbaar.
Aan een van het tweede kokervormig gedeelte 29 afgekeerd uiteinde is het derde kokervormig gedeelte 30 voorzien van een om een schamieras 31 scharnierbare koppelarm 32. De koppelarm 32 is aan op afstand van de scharnieras 31 gelegen uiteinden voorzien van een met de container koppelbare pen en een zich dwars op de pen uitstrekkende, met de container koppelbare borgpen.
De zijlader 1 is verder bij elke hefinrichting 3 voorzien van twee afsteunpoten 40. De twee afsteunpoten 40 zijn aan weerszijden van de hydraulische hoofdcilinder 20 tussen de steunplaten 10, 11 gelegen. Elke afsteunpoot 40 omvat een eerste pootdeel 41 dat scharnierbaar is om een coaxiaal aan de kantelas 13, 14 gelegen schamieras. Het is ook mogelijk om het eerste pootdeel 41 om een parallel aan de kantelas 13, 14 gelegen scharnieras te schernieren.
Elke afsteunpoot 40 omvat een tweede in lengte instelbaar pootdeel 42 dat scharnierbaar om een schamieras 43 met het eerste pootdeel 41 is verbonden. Het tweede pootdeel 42 omvat twee in elkaar schuifbare delen 44, 45 en een scharnierbaar op een schamieras 46 met het deel 45 verbonden afsteunplaat 47. De afsteunplaat 47 is positioneerbaar tegen een ondergrond 48.
Het eerste pootdeel 41 is in drie verschillend gescharnierde posities met het onderstel vergrendelbaar is.
Bij een in figuur 1B weergegeven eerste vergrendelde transportpositie strekt het tweede pootdeel 42 zich evenwijdig aan de hydraulische hoofdcilinder 20 uit en is nagenoeg tegen de hydraulische hoofdcilinder 20 aan is gelegen. Het eerste pootdeel 41 is middels door openingen 49, 50 in het eerste pootdeel 41 en de steunplaten 10,11 gestoken pennen 51, 52 met de steunplaten 10,11 vergrendeld. Het eerste pootdeel 41 is bijvoorbeeld met behulp van een draaicilinder scharnierbaar om de scharnieras.
Bij de in figuur 2A aan de linker en rechterzijde L, R weergegeven steunpositie is de eerste steunpoot 41 geroteerd en strekt een pen 53, die zich op dezelfde afstand van het virtuele verbindingsvlak 23 bevindt als de pen 52, zich door de steunplaten 10, 11 en de opening 49 uit.
Bij de in figuur 6A aan linkerzijde L weergegeven overzetpositie is de eerste steunpoot 41 geroteerd en strekt de pen 52 zich door de steunplaten 10, 11 en de opening 49 uit. Zie ook figuur 6C. Bij de in figuur óA aan rechterzijde R weergegeven steunpositie is de eerste steunpoot 41 geroteerd en strekt de pen 53 zich door de steunplaten 10,11 en de opening 49 uit. Zie ook figuur 6B.
De pennen 51, 52,53 worden onder veerkracht in de betreffende opening 49, 50 aangebracht en tegen veerkracht in, pneumatisch of hydraulisch uit de betreffende opening 49, 50 verplaatst.
Op deze wijze wordt een stevige en veilige koppeling tussen de eerste steunpoot en de steunplaten 10,11 en derhalve met het onderstel 2 verkregen.
De werking van de zijlader 1 volgens de uitvinding zal nu aan de hand van de figuren nader worden toegelicht. De werking vindt plaats met behulp van op afstand of direct bedienbare op zich bekende ventielbloklcen al dan niet computergestuurd, waarmee de verschillende hydraulische en pneumatische cilinders worden aangestuurd.
Bij de in figuren xA en 1B weergegeven eerste positie strekken de hoofdcilinder 20 en de tweede pootdelen 42 zich evenwijdig aan elkaar uit. Beide V-vormige uitsparingen van de kantelarm 15 zijn met de driehoekvormige behuizingen 12 vergrendeld, waardoor de kantelarm 15 stevig met de steunplaten 9, 10 en via de grondplaat 8 stevig met het onderstel 2 verbonden. De kokervormige gedeeltes 28, 29, 30 van de kantelarm 15 bevinden zich in een in elkaar geschoven positie. De koppelarm 32 is ten opzichte van de kantelarm 15 vergrendeld, zodat de koppelarm 32 niet om de scharnieras 31 kan scharnieren. In de eerste positie kan de zijlader 1 eenvoudig, veilig en compact naar de gewenste locatie worden gereden. De maximale toelaatbare hoogte van bijvoorbeeld 4 meter wordt hierbij niet overschreden. Ook de maximale toelaatbare breedte van bijvoorbeeld 2,5 meter wordt hierbij niet overschreden.
De figuren 2A en 2B tonen de positie van de zijlader 1 bij het optillen of neerzetten van een container 4 aan de rechterzijde R.
Voorafgaande aan het kantelen van de kantelarm om de kantelas 14, is de afsteunplaat 47 aan de rechterzijde R is op maximale afstand van het onderstel 2 gepositioneerd. Aan de linkerzijde L is de afsteunplaat 48 relatief dicht bij het onderstel gelegen, bijvoorbeeld 180 centimeter in horizontale richting van de zwenkas 21.
Hierbij wordt eerst de tweede steunpoot 42 vanuit de in figuur iA weergegeven positie enigszins in de richting van de ondergrond 48 gezwenkt. Vervolgens wordt de eerste afsteunpoot 41 in de overzetpositie of steunpositie gebracht en daarin met behulp van een van de pennen 51, 52, 53 gefixeerd. Daarna wordt de tweede steunpoot 42 tot de gewenste lengte verlengd en onder de gewenste hoek gebracht zodat de afsteunplaat 47 zich net boven de ondergrond 48 bevindt. Vervolgens wordt de tweede steunpoot 42 om de scharnieras 43 in de richting van het onderstel 2 geroteerd totdat de afsteunplaat 47 stevig tegen de ondergrond 48 aan is gedrukt. De rotatie van de tweede steunpoot 42 vindt plaats met behulp van hydraulische aandrijving.
Vervolgens wordt nabij de kantelas 13 aan de linkerzijde L, de vergrendelplaat 19 naar de ontgrendelde positie verplaatst. Door het aanbrengen van hydraulische druk in de hydraulische hoofdcilinder 20 zal de lengte tussen de zwenkassen 21, 22 toenemen en zal dientengevolge de kantelarm 15 om de aan de rechterzijde R gelegen kantelas 14 in de door pijl Pó aangegeven richting kantelen. Zoals duidelijk zichtbaar strekt de behuizing 24 van de hydraulische hoofdcilinder 20 zich aan weerszijden van de zwenkas 21 uit. De hydraulische hoofdcilinder 20 tuimelt als het ware om de zwenkas 21 in de door pijl P7 aangegeven richting.
De kokervormige gedeeltes 28, 29, 30 van de kantelarm 15 worden voorafgaande, tijdens of na het kantelen van de kantelarm 15 naar de uit elkaar geschoven positie gebracht, afhankelijk van het gewenste verplaatsingspatroon van de koppelarm 32 en de eventueel daarmee gekoppelde container 4.
Bij de in figuur 2A weergegeven situatie wordt de container 4 opgenomen of geplaatst op een ondergrond 48 die gelijk is aan het niveau van de ondergrond 48 waarop de wielen 7 en de afsteunplaten 47 zich bevinden.
Na het koppelen van de koppelarm 32 met de container 4 kan de container 4 door het zwenken van de kantelarm 15 in een aan pijl Pó tegengestelde richting en het in elkaar schuiven van de kokervormige gedeeltes 28, 29, 30 op het onderstel 2 worden geplaatst. Indien de afsteunpoot 40 aan de linkerzijde L eveneens op maximale afstand van het onderstel 2 wordt gepositioneerd, is het mogelijk om de container 4 van de rechterzijde R over het onderstel 2 heen naar de linkerzijde L te verplaatsen. Hierbij dient bij een verticale positie van de hoofdcilinder 20, eerst nabij de kantelas 13 aan de linkerzijde L, de vergrendelplaat 19 naar de vergrendelde positie te worden verplaatst, waarna nabij de kantelas 14 aan de rechterzijde R, de vergrendelplaat 19 naar de ontgrendelde positie wordt verplaatst, zodat de kantelarm 15 om de kantelas 13 in de door pijl P8 aangegeven richting in plaats van de kantelas 14 kan worden gekanteld. Hierbij tuimelt de hydraulische hoofdcilinder 20 als het ware om de zwenkas 21 in de door pijl P9 aangegeven richting.
De figuren 3A en 3B tonen de positie van de zijlader 1 bij het optillen of neerzetten van een container 4 aan de linkerzijde L. De werking van de zijlader 1 komt hierbij overeen met de werking van de zijlader 1 bij het bij het optillen of neerzetten van een container 4 aan de rechterzijde R, zoals hierboven beschreven aan de hand van de figuren 2A en 2B. Hierbij is de kantelas 14 ontgrendeld en de kantelas 13 vergrendeld in de V-vormge uitsparing 16.
De figuren 4A, 4B, 4C en 5 tonen verder details van de positie van de zijlader 1 bij het optillen of neerzetten van een container 4 aan de linkerzijde L.
De figuur 6A toont de positie van de zijlader 1 bij het optillen of neerzetten van een container 4 aan de linkerzijde L op een daarnaast gepositioneerde verrijdbare oplegger 54. De linker afsteunplaat 47 rust hierbij op de oplegger 54.
De figuren 7A en 7B tonen het plaatsen van een container 4 op een ondergrond 63 die op een afstand H5 van bijvoorbeeld 1 meter onder het niveau van de ondergrond 48 is gelegen. Het niveau van de ondergrond 48 wordt ook wel maaiveldniveau of eenvoudig weg maaiveld genoemd.
Bij deze wijze van plaatsen van de container 4 is de hoek C tussen een eerste verbindingslijn 61 tussen de rotatieas 22 en de zwenkas 21 en een tweede verbindingslijn 62 tussen de rotatieas 22 en de rechter kantelas 14 minimaal en bedraagt minimaal 15 graden, bijvoorbeeld 19 graden graden. Door deze relatief grote hoek C lean met een relatief geringe trekkracht een container 4 op een dergelijke wijze worden gepositioneerd.
De grote realiseerbare hoek C is mogelijk doordat de zwenkas 21 op een afstand H2 van het virtuele verbindingsvlak 23 is gelegen en de hydraulische hoofdcilinder 20 op afstand van het uiteinde 27 van de cilindervormige behuizing 24 zwenkbaar om de zwenkas 21 is gelagerd, waardoor deze een relatief grote verlenging kan ondergaan, terwijl in de bij de in figuur lA weergegeven eerste positie de maximale breedte en maximale hoogte binnen de toelaatbare afmetingen kunnen zijn gelegen.
Figuur 8 toont een grafiek met de maximale reikwijdte van de zijlader 1, waarbij langs de X-as de reikwijdte is uitgezet en langs de Z-as de bijbehorende hoogte van de scharnieras 31 van de koppelarm 32. Zoals zichtbaar in de grafiek is de maximale reikwijdte in X- richting naar beide zijden 6,5 meter, zodat de totale overspanning 13 meter is, indien beide afsteunplaten 47 zich op een maximale afstand Y van 3,9 meter in X-richting van de zwenkas 21 bevinden.
Figuur 9 toont een grafiek waarin bij een steunplaat 47 die op een bepaalde afstand Y is gelegen, de maximale verlenging V van de kantelarm 15 langs de X-as is weergegeven in relatie tot de maximaal toelaatbare massa G in kilogram van de container 4 of een andere op te tillen lading bij plaatsing op een op maaiveld gelegen ondergrond.
Zoals duidelijk blijkt uit de grafiek is bij een afstand Y van 3,9 meter het mogelijk om over een afstand 4,5 meter een container met een massa van 44.000 kg te verplaatsen of om over een afstand 6,3 meter een container met een massa van 13.000 kg te verplaatsen. Het verplaatsen van een container met een massa van 13.000 kg is ook mogelijk bij een afstand Y van de steunplaat 47 van slechts 1,8 meter. Desgewenst kan ook een massa tot 50.000 kg worden verplaatst.
Zoals weergegeven in figuur 10, is het door de verlengbare kantelarm 15 verlengbaar is, ook mogelijk om op het onderstel 2 twee containers 4 op elkaar te positioneren. Een container 4 heeft bijvoorbeeld een standaardhoogte van 8.6 voet (2,59 meter).
De figuren 11, 12A-12C tonen een perspectivisch aanzicht en uitvergrote details van de koppelarm van de in figuur lA weergegeven zijlader,
De koppelarm 32 is scharnierbaar om de scharnier 31 met het derde kokervormig gedeelte 30 verbonden. Met behulp van een hydraulische of pneumatische cilinder 55 is de koppelarm 32 tevens verplaatsbaar in en tegengesteld aan de door pijl P10 aangegeven richting. De door pijl P10 aangegeven richting strekt zich evenwijdig aan de rotatieas 22 uit.
Beide uiteinden van de koppelarm 32 zijn voorzien van een met de container 4 koppelbare pen 56 en een zich dwars op de pen 56 uitstrekkende, met de container 4 koppelbare borgpen 57. De pen 56 strekt zich horizontaal uit, terwijl de borgpen 57 zich verticaal uitstrekt. De borgpen 57 is verschuifbaar in een behuizing 58 in de koppelarm 32 gelagerd. De borgpen 57 is voorzien van een verlengd gedeelte 59. De borgpen 57 is onder veerkracht verplaatsbaar in de door pijl P11 aangegeven richting door een opening 60 in de koppelarm 32 in de richting van de pen 56. De borgpen 58 is tegen veerkracht in pneumatisch of hydraulisch verplaatsbaar in een aan pijl P11 tegengestelde richting.
Een container is gebruikelijk bij elke hoekpunten voorzien van drie openingen gelegen, waarbij een opening zich in verticale richting uitstrekt en de twee andere openingen zich in twee haaks op elkaar gerichte horizontale richtingen uitstrekken.
Bij het bevestigen van de koppelarm 32 met de container 4 worden de pennen 56 tegenover bij in hoekpunten van de container 4 gelegen openingen gepositioneerd, waarna door het in de door pijl P10 verplaatsen van de koppelarm 32 de pennen 56 in de openingen worden gepositioneerd. Vervolgens worden de borgpennen 57 in de door pijl P11 aangegeven richting in de zich verticaal u its trekkende openingen van de container 4 aangebracht, waarna de container 4 stevig met de koppelarm 32 is vergrendeld.
De hefinrichtingen 3 werken in samenstel en kunnen elk afzonderlijk of simultaan worden aangestuurd.
De hefinrichtingen 3 kunnen op een willekeurig onderstel worden geplaatst, zoals bijvoorbeeld, een oplegger, vrachtwagen, trein, een ander verrijdbaar voertuig of op een vast opgesteld platform.
Het is ook mogelijk om de container met behulp van bijvoorbeeld kettingen of hijsbanden losneembaar aan een uiteinde van de kantelarm 15 te bevestigen, waardoor met de hefinrichtingen ook andersoortige ladingen dan IS O-containers zoals bijvoorbeeld bulkverpakkingen of laadbakken kunnen worden opgetild.
LIJST MET VERWIJZINGSCIJFERS 1 zijlader 2 onderstel 3 hefinrichting 4 container 5 voorste gedeelte 6 achterste gedeelte 7 wielen 8 grondplaat 9 steunplaat 10 steunplaat 11 steunplaat 12 behuizing 13 eerste kantelas 14 tweede kantelas 15 kantelarm 16 V-vormige uitsparing 17 vergrendelmechanisme 18 hydraulische cilinder 19 vergrendelplaat 20 hoofdcilinder 21 zwenkas 22 rotatieas 23 virtueel verbindingsvlak 24 cilindervormige behuizing 25 zuigerstang 26 uiteinde 27 uiteinde 28 eerste kokervormig gedeelte 29 tweede kokervormig gedeelte 30 derde kokervormig gedeelte 31 scharnieras 32 koppelarm 40 afsteunpoot 41 eerste pootdeel 42 tweede pootdeel 43 scharnieras 44 schuifbaar deel 45 schuifbaar deel 46 scharnieras 47 afsteunplaat 48 ondergrond 49 opening 50 opening 51 pen 52 pen 53 pen 54 oplegger 56 pen 57 borgpen 58 behuizing 59 verlengd gedeelte 60 opening 61 eerste verbindingslijn 62 tweede verbindingslijn 63 ondergrond C hoek
Hl afstand H2 afstand H3 afstand H4 afstand H5 afstand L linkerzijde
Li lengte P1-P11 dubbele pijl R rechterzijde Y afstand

Claims (13)

1. Zijlader (1) voorzien van een onderstel (2) en ten minste twee op afstand van elkaar gelegen hefinrichtingen (3) voor het verplaatsen van een in een eerste positie op het onderstel (2) tussen de hefinrichtingen (3) gelegen lading naar een naast een eerste zijde van het onderstel (2) gelegen tweede positie en naar een naast een op afstand van de eerste zijde gelegen tweede zijde van het onderstel (2) gelegen derde positie, waarbij ten minste een hefinrichting (3) is voorzien van een kantelarm (15) die met een eerste uiteinde nabij de eerste zijde vergrendelbaar is met het onderstel (2) en met een tweede uiteinde nabij de tweede zijde vergrendelbaar is met het onderstel (2), welke hefinrichting (3) is voorzien van een lineaire verplaatsingsinrichting die om een zwenkas (21) zwenkbaar met het onderstel (2) is verbonden en om een rotatieas (22) roteerbaar met de kantelarm (15) is verbonden, waarbij bij een ontgrendeld tweede uiteinde van de kantelarm (15), de kantelarm (15) met behulp van de lineaire verplaatsingsinrichting kantelbaar is om een nabij het eerste uiteinde van de kantelarm (15) gelegen eerste kantelas (13) terwijl bij een ontgrendeld eerste uiteinde van de kantelarm (15), de kantelarm (15) met behulp van de lineaire verplaatsingsinrichting(2o) kantelbaar is om een nabij het tweede uiteinde van de kantelarm (15) gelegen tweede kantelas (14), waarbij de zwenkas (21) op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste en tweede kantelas (14), aan een van het onderstel (2) afgekeerde zijde van een virtueel verbindingsvlalc (23) tussen de kantelassen is gelegen, met het kenmerk, dat de zwenkas (21) tussen een eerste en tweede uiteinde (27, 26) van de lineaire verplaatsingsinrichting is gelegen.
2. Zijlader (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste in de eerste positie het eerste uiteinde van de lineaire verplaatsingsinrichting aan een naar het onderstel (2) toegekeerde zijde van het virtueel verbindingsvlalc (23) tussen de kantelassen (13,14) is gelegen.
3- Zijlader (ι) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de tweede en/of derde positie van de hefinrichting (3) een hoek (C) tussen een eerste verbindingslijn (61) tussen de rotatieas (22) en de zwenkas (21) en een tweede verbindingslijn (62) tussen de rotatieas (22) en de eerste respectievelijk tweede kantelas (13,14) minimaal 15 graden, bij voorkeur minimaal 18 graden is.
4. Zijlader (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstand tussen de zwenkas (21) en het virtuele verbindingsvlak (23) tussen de kantelassen (13,14) tussen 0,6 en 0,7 meter ligt.
5. Zijlader (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstand tussen de eerste en tweede kantelas (13, 14) minimaal 1,5 meter, bij voorkeur minimaal 2 meter is.
6. Zijlader (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kantelarm (15) nabij de eerste en tweede zijde is voorzien van een V-vormige uitsparing (16), welke V-vormige uitsparing (16) positioneerbaar is om een driehoekvormige behuizing (12) die roteerbaar om de eerste respectievelijk tweede kantelas (13, 14) met het onderstel (2) is verbonden, waarbij de kantelarm (15) is voorzien van ten minste een vergrendelmechanisme (17) voor het vergrendelen van de driehoekvormige behuizing (12) in de V-vormige uitsparing (16).
7. Zijlader (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kantelarm (15) aan een van de kantelassen (13, 14) afgekeerde zijde van de rotatieas (22) is voorzien van met de lading losneembaar koppelbare middelen.
8. Zijlader (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de met de lading losneembaar koppelbare middelen een om een scharnieras (31) scharnierbare koppelarm (32) omvatten die met op afstand van de scharnieras (31) gelegen uiteinden koppelbaar is met de een container (4) omvattende lading, waarbij de uiteinden van de koppelarm (32) zijn voorzien van een met de container (4) koppelbare pen (56) en een zich dwars op de pen (56) uitstrekkende, met de container (4) koppelbare borgpen (57).
9. Zijlader (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de eerste positie de rotatieas (22) aan een van het onderstel (2) afgekeerde zijde van het virtuele verbindingsvlak (23) tussen de kantelassen (13, 14) is gelegen op een nagenoeg gelijke afstand van de eerste en tweede kantelas (13,14).
10. Zijlader (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kantelarm (15) aan een van de kantelassen (13, 14) afgekeerde zijde van de rotatieas (22), is voorzien van een verlengbaar gedeelte.
11. Zijlader (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zijlader (1) is voorzien van ten minste een afsteunpoot (40), welke afsteunpoot (40) is voorzien van een eerste pootdeel (41) dat scharnierbaar met het onderstel (2) is verbonden en een tweede in lengte instelbaar pootdeel (42) dat scharnierbaar met het eerste pootdeel (41) is verbonden.
12. Zijlader (1) volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het eerste pootdeel (41) in een aantal verschillende gescharnierde posities met het onderstel (2) vergrendelbaar is, waarbij in een eerste vergrendelde transportpositie het tweede pootdeel (42) zich evenwijdig aan de lineaire verplaatsingsinrichting uitstrekt en nagenoeg tegen de lineaire verplaatsingsinrichting aan is gelegen.
13. Hefinrichting (3) geschikt voor een zijlader (1) volgens een der voorgaande conclusies.
NL2014221A 2015-02-03 2015-02-03 Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader. NL2014221B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014221A NL2014221B1 (nl) 2015-02-03 2015-02-03 Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader.
AU2016214452A AU2016214452A1 (en) 2015-02-03 2016-02-02 A sideloader as well as a lifting device suitable for such a sideloader
PCT/EP2016/052181 WO2016124595A1 (en) 2015-02-03 2016-02-02 A sideloader as well as a lifting device suitable for such a sideloader
EP16709284.0A EP3253619A1 (en) 2015-02-03 2016-02-02 A sideloader as well as a lifting device suitable for such a sideloader

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014221A NL2014221B1 (nl) 2015-02-03 2015-02-03 Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2014221B1 true NL2014221B1 (nl) 2016-10-12

Family

ID=52774479

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014221A NL2014221B1 (nl) 2015-02-03 2015-02-03 Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3253619A1 (nl)
AU (1) AU2016214452A1 (nl)
NL (1) NL2014221B1 (nl)
WO (1) WO2016124595A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH566228A5 (en) * 1973-06-13 1975-09-15 Mattille A & Fils Sa Container transporter vehicle - has tilting supports for container which move to either side using hydraulic jacks
DE2705687A1 (de) * 1977-02-11 1978-08-17 Marks Gmbh & Co Kg Fahrzeug zum regenerieren von bituminoesen flaechen, insbesondere strassendecken, mit bearbeitungswerkzeugen und vorratsbehaelter fuer bituminoeses material
DE3007279A1 (de) * 1980-02-27 1981-10-15 Siegfried Dipl.-Ing. Dr.-Ing. 4930 Detmold Gross Seitenlader fuer behaelter

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2903049B1 (fr) 2006-06-29 2008-09-19 Jean Marc Vincent Dispositif de manutention embarque sur des vehicules porteurs de bennes amovibles,pour realiser le transbordement et le bennage par les cotes lateraux du vehicule.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH566228A5 (en) * 1973-06-13 1975-09-15 Mattille A & Fils Sa Container transporter vehicle - has tilting supports for container which move to either side using hydraulic jacks
DE2705687A1 (de) * 1977-02-11 1978-08-17 Marks Gmbh & Co Kg Fahrzeug zum regenerieren von bituminoesen flaechen, insbesondere strassendecken, mit bearbeitungswerkzeugen und vorratsbehaelter fuer bituminoeses material
DE3007279A1 (de) * 1980-02-27 1981-10-15 Siegfried Dipl.-Ing. Dr.-Ing. 4930 Detmold Gross Seitenlader fuer behaelter

Also Published As

Publication number Publication date
AU2016214452A1 (en) 2017-08-31
WO2016124595A1 (en) 2016-08-11
EP3253619A1 (en) 2017-12-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7559735B2 (en) Automated loader
CA2558807C (en) Attachment device for front-end loader
KR20070051688A (ko) 개선된 스트래들 캐리어
RU2644215C2 (ru) Грузовой автомобиль с многоосным шасси для транспортировки, снятия и приема штучных грузов
CA2170215C (en) Tilting bin handler
US4058229A (en) Lifting mechanism for trucks
US4095708A (en) Reversing device for hoisting and tipping freight containers
US8221048B2 (en) Lifting apparatus for use in a truck bed
US4509894A (en) Loading and unloading apparatus for a vehicle
US4067245A (en) Lever transmission particularly for lifting means
CZ307597A3 (cs) Zařízení pro nakládání a vykládání kontejnerů
NL2014221B1 (nl) Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader.
JP3193459U (ja) テールゲートリフタ装置
US10041296B2 (en) Aerial-ladder truck with bed extensions
NL2014238B1 (nl) Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader.
JP5856251B2 (ja) テールゲートリフタ装置
KR20190018599A (ko) 화물밴용 리프트
NL8600714A (nl) Container voor korrelvormige stoffen voor het wegtransport.
BE1020593A3 (nl) Inrichting voor het laden, lossen en uitkippen van containers en dergelijke en voertuig uitgerust met dergelijke inrichting.
KR20240017264A (ko) 스프레더를 이용한 컨테이너 내용물 하역장치
EP2939876A1 (en) Skip loader provided with a system for fixing a container by means of hydraulic tensioners
WO2018087529A1 (en) Portable container loading apparatus, method of deploying said apparatus and method of operating said apparatus
IT201900019994A1 (it) Apparecchiatura semovente per la movimentazione di contenitori per trasporto di merci
FI127257B (fi) Ajoneuvoon kiinnitettävän kuormaimen runkorakenne ja menetelmä kuormaimella varustetun ajoneuvon tukemiseksi alustaan
NL2005296C2 (nl) Containerklem.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220301