BE1020593A3 - Inrichting voor het laden, lossen en uitkippen van containers en dergelijke en voertuig uitgerust met dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Inrichting voor het laden, lossen en uitkippen van containers en dergelijke en voertuig uitgerust met dergelijke inrichting.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het laden, lossen en uitkippen van containers en dergelijke.

Naast standaard rolcontainers, afzetcontainers en andere containers is de inrichting ook geschikt voor palletten, puinafvalzakken en dergelijke.

Traditioneel worden containers en dergelijke verplaatst met een voertuig of dergelijke welke voorzien is van een inrichting voor het laden van de containers.

Dergelijke bekende inrichtingen vertonen het nadeel dat deze geschikt zijn voor slechts één type van container.

Een bijkomend nadeel is dat dergelijke inrichtingen toelaten om slechts één container of dergelijke te laden wat het ophalen van verschillende containers met geselecteerde goederen of afval bemoeilijkt.

Bovendien vertonen de klassieke inrichtingen het nadeel dat deze vaak niet in staat zijn om de container om te kiepen om de container te kunnen ledigen.

Bovendien zijn dergelijke inrichtingen vaak geïntegreerd in het voertuig zelf en bijgevolg slechts geschikt voor slechts één type van voertuig, bijvoorbeeld een vrachtwagen.

Er bestaan ook afvalwagens die voorzien zijn van een inrichting waarmee een container kan opgenomen en uitgekipt worden teneinde de inhoud van de container in de afvalwagen te ledigen.

Dergelijke inrichtingen hebben niet de mogelijkheid om de containers zelf te laden en te lossen.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

De huidige uitvinding heeft een inrichting als voorwerp voor het laden, lossen en uitkippen van containers en dergelijke, meer speciaal van containers die aan weerszijden zijn voorzien van één of meer ophangpunten, waarbij de inrichting voorzien is van geleiders voor montage op een platform voor de lineaire geleiding van één of meer sleden, waarbij op de slede of sleden een raam is aangebracht met twee evenwijdige armen die met een uiteinde scharnierbaar zijn aangebracht op de slede of sleden, waarbij aan de armen een betreffende container opgehangen kan worden door middel van hijselementen die kunnen samenwerken met de voornoemde ophangpunten en waarbij aandrijfmiddelen zijn voorzien voor het bedienen van het raam tussen een positie voor het aanpikken van een container en een positie voor het opheffen van de container tot boven het platform.

Met een inrichting volgens de uitvinding kunnen allerlei containers van op de begane grond opgepikt worden, mits aangepaste hijselementen en door gecombineerde bewegingen van de armen en van de sleden bovenop het platform worden neergezet voor het transport.

Aldus heeft zulke inrichting het voordeel dat ze geschikt is of gemaakt kan worden voor verschillende types van containers, zoals bijvoorbeeld ook containers zonder wielen.

Dankzij de schuifbeweging van de sleden en het daarop bevestigd raam met de daaraan opgehangen container kunnen meerdere van deze containers achter elkaar kunnen geladen worden, althans voor zover er voldoende ruimte voorzien is op het platform.

Hierdoor kunnen de kosten van het afvoeren van afval gedrukt worden omdat met één enkel transport meerdere containers, eventueel met verschillende geselecteerde inhouden, afgevoerd kunnen worden.

Bovendien kan door een omgekeerde opvolging van bewegingen de container ook opnieuw worden afgeladen of uitgekipt door de op het platform geplaatste container met zijn ophangpunten aan de hijselementen te bevestigen en vervolgens de sleden te bewegen en de armen van het raam neer te laten, kan de container worden uitgekipt.

Op deze wijze kunnen ze van hun inhoud ontdaan worden, waarbij de inhoud, zoals bijvoorbeeld afval, op een geschikte plaats kan worden achtergelaten.

In een praktische uitvoeringsvorm zijn de hijselementen aangebracht op de armen, waarbij deze bij voorkeur tussen de armen zitten.

Bij voorkeur is de afstand tussen de hijselementen op een speling na gelijk aan de breedte van de op te nemen container of dergelijke.

Dit heeft als voordeel dat ook containers of dergelijke met een afwijkende afmeting nog steeds kunnen worden geladen.

In een praktische uitvoeringsvorm is de inrichting geschikt voor containers met aan weerszijden een centraal in de breedte aangebracht ophangpunt in de vorm van een naar buiten uitstekende tap of as en de hijselementen zijn gevormd door een haak die scharnierbaar is aangebracht op het raam en die door verdraaiing achter deze tap gehaakt kan worden.

De voornoemde containers zijn bijvoorbeeld standaard rolcontainers met DIN genormeerde opnamepunten.

In een andere praktische uitvoeringsvorm is de inrichting geschikt voor containers met aan weerszijden twee ophangpunten in de breedte op een afstand van elkaar en dat de hijselementen worden gevormd door haken die aan één uiteinde van kettingen of kabels zijn aangebracht welke kettingen met het andere uiteinde zijn opgehangen aan het raam.

Dit heeft als voordeel dat de kettingen flexibiliteit verschaffen met betrekking tot de afmetingen van de containers of dergelijke waardoor ook containers met niet standaardafmetingen kunnen worden geladen en uitgekipt.

De inrichting is bij voorkeur geschikt voor containers en dergelijke met een laadvermogen tot 1000 kg.

De uitvinding betreft ook een voertuig waarop een inrichting volgens de uitvinding is bevestigd.

Dit voertuig kan bijvoorbeeld een vrachtwagen, aanhangwagen of dergelijke zijn.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting volgens de uitvinding en van een voertuig uitgerust met dergelijke inrichting, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

Figuur 1 schematisch en in perspectief een inrichting volgens de uitvinding weergeeft gemonteerd op een voertuig in de vorm van een aanhangwagen; figuur 2 schematisch een zicht weergeeft van de inrichting uit figuur 1 volgens de pijl II, klaar om een container op te pikken; figuren 3 tot 8 een analoog zicht weergeven als dit van figuur 2, doch tijdens opeenvolgende stappen van het laden en uitkippen van een container; figuur 9 schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 10 schematisch weergeeft hoe de inrichting uit figuur 9 een container kan uitkippen.

Het in figuur 1 en 2 weergegeven voorbeeld betreft een aanhangwagen 1 die voorzien is van een inrichting 2 volgens de uitvinding voor het laden, lossen en uitkippen van containers 3 en dergelijke.

De aanhangwagen 1 is ook voorzien van een platform 4. Op het platform 4 is de inrichting 2 gemonteerd.

De inrichting 2 bestaat hoofdzakelijk uit twee geleiders 5 welke evenwijdig en op een afstand van elkaar in de lengterichting van het platform 4 gemonteerd zijn.

De geleiders 5 zijn uitgevoerd als rails, welke in dit geval C-profielen zijn.

In de geleiders 5 zijn twee sleden 6 verschuifbaar gemonteerd.

De sleden 6 kunnen ook worden uitgevoerd als wagentjes op wielen.

Aan beide uiteinden van de geleiders 5 zijn gepaste stoppen (7a, 7b) voorzien die de beweging van de sleden 6 stoppen of aanslagen.

Er is ook een aandrijving 8 voorzien, in dit geval een hydraulische motor 8, die zich onder het platform 4 bevindt en die zorgt voor de aandrijving van de sleden 6 in de geleiders 5.

De inrichting 2 is voorzien van twee evenwijdige armen 9 die met hun ene uiteinde scharnierbaar gemonteerd zijn op de sleden 6 met behulp van scharnieren 10 waardoor de armen 9 over een hoek van ongeveer honderdtachtig graden pivoteerbaar kunnen bewegen.

Met hun andere uiteinde zijn de armen 9 onderling met elkaar verbonden door middel van een dwarsverbinding 11 ter vorming van een raam 12. De dwarsverbinding 11 is in dit geval uitgevoerd als een dwarsbalk 11.

Tussen elke arm 9 en de overeenkomstige slede 6 is een hydraulische cilinder 13 scharnierbaar aangebracht als aandrijving voor het bedienen van het raam 12. De cilinders 13 zijn met één uiteinde scharnierbaar aangebracht op een arm 9 van het raam 12 op een afstand van het scharnier 10 en met het andere uiteinde scharnierbaar bevestigd op de overeenkomstige slede 6 op een afstand van het scharnier 10.

Aan de naar elkaar gerichte zijden van de armen 9 zijn hijselementen 14 voorzien in de vorm van haken 14 die tussen de armen 9 scharnierbaar zijn aangebracht aan een scharnierpunt 15, elk op een betreffende arm 9.

In dit geval wordt de haak 14 gevormd door een plaat met een langs een zijrand van de plaat schuin aangebrachte gleuf 16.

De vorm en de afmetingen van de inrichting 2 zijn zodanig dat de onderlinge afstand A tussen de haken 14 ongeveer overeenkomt met de lengte van de betreffende container 3, althans op een speling van bijvoorbeeld enkele centimeters na.

De werking van de inrichting 2 is zeer eenvoudig en wordt stap voor stap geïllustreerd aan de hand van de figuren 2 tot 7 voor het laden van een container 3, die in dit geval een standaard rolcontainer 3 is met een laadvermogen van 1000 kg die aan weerszijden voorzien is van een centraal in de breedte geplaatst ophangpunt 17 in de vorm van een naar buiten stekende tap 17.

In figuur 2 is de situatie weergegeven van een lege aanhangwagen 1 waarbij de sleden 6 volledig naar voren geschoven zijn tot tegen de stoppen 7b en is het raam 12 door middel van de hydraulische cilinders 13 voor het transport leeg neergelaten op het platform 4.

De inrichting 2 is bovendien zodanig van vorm en afmetingen dat wanneer het raam 12 zich in neergelaten positie bevindt en de sleden 6 zich in de gepaste positie bevinden, namelijk volledig naar voren tot tegen de stoppen 7b, het raam 12 zich volledig over het platform 4 kan bevinden zoals weergegeven in figuur 2.

Om de container 3 van op de begane grond op het platform 4 van de aanhangwagen 1 te plaatsen worden eerst de armen 9 door middel van de hydraulische cilinders 13 omhoog gekanteld zoals weergegeven in figuur 3 en worden vervolgens de armen 9 naar achteren bewogen in de richting van de container 3 door middel van de aandrijving 8 van de sleden 6.

Door het manoeuvreren van de armen 9 en van de sleden 6 worden de haken 14 in de omgeving van de tappen 17 van de container 3 gebracht, zoals weergegeven in figuur 5, om de operator toe te laten van de container 3 aan te pikken door de haken 14 door manuele verdraaiing in de richting van de pijlen P in figuur 5 achter de tappen 17 van de container 3 te haken zoals getoond in figuur 6.

Door het omhoog brengen van het raam 12 kan de container 3 opgetild worden, zoals weergegeven in figuur 7 waarbij de container 3, doordat het zwaartepunt van de container 3 lager ligt dan de ophangpunten 17, bij het optillen verticaal in balans blijft en de haken 14 bij het optillen draaien rond hun scharnierpunten 15.

Door in deze positie de sleden 6 te verschuiven in de geleiders 5 naar de voorzijde van de aanhangwagen 1 toe, kan de container 3 over het platform 4 worden gebracht. Door het raam 12 vervolgens naar beneden te brengen, kan de container 3 op het platform 4 worden geplaatst.

Bovendien kan de container 3 op elke locatie in de lengterichting op het platform 4 gepositioneerd worden.

In dit geval kan er, door de sleden 6 over een voldoende afstand te verschuiven alvorens deze container 3 op het platform 4 te plaatsen, een tweede container 3 op het platform 4 geladen worden.

Teneinde het omslaan van de aanhangwagen 1 door het gewicht van de opgetilde container 3 te vermijden, is het mogelijk om achteraan en/of vooraan stabilisatiesteunen te voorzien die in de figuren niet zijn weergegeven.

In het voorbeeld van figuur 7 is de container 3 volledig aan de voorkant voorzien om plaats te bieden voor een tweede container 3.

Op een analoge wijze kan een container 3 die zich op het platform 4 bevindt van de aanhangwagen 1 gelost worden.

In figuur 8 wordt schematisch weergegeven hoe een container 3 met behulp van de inrichting 1 kan worden uitgekipt.

Door een op het platform 4 geplaatste container 3 met zijn tappen 17 in de haken 14 te haken en vervolgens de sleden 6 te bewegen en de armen 9 van het raam 12 neer te laten, kan de container 3 worden uitgekipt.

In figuren 9 en 10 is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven van een inrichting 2 volgens de uitvinding meer speciaal voor het optillen van containers 18 met aan weerszijden twee ophangpunten 17 in de breedte B op een afstand van elkaar, zoals bijvoorbeeld een afzetcontainer 18.

De inrichting 2 verschilt met de vorig beschreven uitvoeringsvorm doordat de hijselementen 14 worden gevormd door haken 19 die aan één uiteinde van kettingen 20 zijn aangebracht welke kettingen 20 met het andere uiteinde zijn opgehangen aan de armen 9 van het raam 12. Elke arm 9 is voorzien van twee kettingen 20 met haken 19.

Het is duidelijk dat in plaats van kettingen 20 ook kabels of dergelijke gebruikt kunnen worden.

In dit geval is één van de twee kettingen 20 aan elke arm 9 voorzien van twee haken 19 op een afstand van elkaar.

Het gebruik van de inrichting 2 uit de figuren 9 en 10 is analoog aan het gebruik van de inrichting 2 uit de figuren 1 tot 8.

De haken 19 die zich aan de uiteinden van de kettingen 20 bevinden, kunnen in dit geval aan de ophangpunten 17 bevestigd worden teneinde de container 18 te kunnen optillen.

Hierbij is de lengte van de kettingen 20 of kabels zodanig dat wanneer de container 18 wordt opgehesen de container 18 in evenwicht is.

Om de container 18 te kunnen uitkippen, wordt gebruik gemaakt van de twee haken 19 welke zich niet aan het uiteinde van de kettingen 20 bevinden welke bevestigd worden aan twee ophangpunten 17 aan weerszijden van de container 18.

Door vervolgens de sleden 6 te verschuiven en het raam 12 op te tillen, kan de container 18 worden uitgekipt, zoals weergegeven in figuur 10.

Het is duidelijk dat de inrichting 2 door het gebruik van kettingen 20 en/of kabels ook geschikt kan zijn voor het laden en lossen van palletten of puinafvalzakken.

Inderdaad, het gebruik van kettingen 20 laat een zekere vrijheid toe naar de afmetingen van de te laden en lossen voorwerpen.

Zowel in de eerste, als in de tweede uitvoeringvorm is de inrichting 2 op een zodanige manier op de aanhangwagen 1 aangebracht en is zodanig van vorm en afmetingen dat de hijselementen 14, 19 ver genoeg over het platform 4 kunnen worden gebracht om toe te laten van een container 3, 18 op de grond aan te pikken en op te hijsen.

Bovendien is de koers van de sleden 6 voldoende om een betreffende container 3, 18 volledig op de aanhangwagen 1 te hijsen en naargelang het aantal te laden containers 3, 18 op verschillende plaatsen op het platform 4 neer te zetten, er zorg voor dragend dat tijdens het transport het gewicht van de geladen containers 3, 18 min of meer in balans is ten opzichte van de wielassen van de aanhangwagen 1.

In het geval van de eerste uitvoeringsvorm is de koers van de sleden 6 voldoende om twee containers 3 op de aanhangwagen 1 te plaatsen.

Het is duidelijk dat het ook mogelijk is om met behulp van de inrichting 2 meer dan twee containers 3 op de aanhangwagen 1 te plaatsen, door de lengte van de geleiders 5 en de koers van de sleden 6 voldoende groot te maken.

Het is verder ook duidelijk dat de geleiders 5 met sleden 6 op verschillende wijzen kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld met behulp van aangepaste ladengeleiders of door één plaatvormige slede te gebruiken die tussen of op twee geleiders schuift.

Het is duidelijk dat de armen 9 ook op een andere manier dan met behulp van hydraulische cilinders 13 kunnen worden aangedreven.

Het is duidelijk dat de inrichting 2 ook op niet-mobiele platformen 4 geïnstalleerd kan worden.

Het is ook duidelijk dat de inrichting 2 ook op een ander voertuig dan een aanhangwagen 1 gemonteerd kan worden, zoals bijvoorbeeld een vrachtwagen.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een inrichting volgens de uitvinding en een voertuig uitgerust met dergelijke inrichting kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (20)

1. Inrichting voor het laden, lossen en uitkippen van containers (3, 18) en dergelijke meer speciaal van containers (3, 18) die aan weerszijden zijn voorzien van één of meer ophangpunten (17), daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) voorzien is van geleiders (5) voor montage op een platform (4) voor de lineaire geleiding van één of meer sleden (6), waarbij op de slede (6) of sleden (6) een raam (12) is aangebracht met twee evenwijdige armen (9) die met een uiteinde scharnierbaar zijn aangebracht op de slede (6) of sleden (6), waarbij aan de armen (9) een betreffende container (3, 18) opgehangen kan worden door middel van hijselementen (14, 19) die kunnen samenwerken met de voornoemde ophangpunten (17) en waarbij aandrijfmiddelen (13) zijn voorzien voor het bedienen van het raam (12) tussen een positie voor het aanpikken van een container (3, 18) en een positie voor het opheffen van de container (3, 18) tot boven het platform (4).

2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de geleiders (5) rails zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de rails C-profielen zijn.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de hijselementen (14, 19) zijn aangebracht op de armen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de hijselementen (14, 19) tussen de armen (9) zitten.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat afstand (A) tussen de hijselementen (14, 19) op een speling na gelijk is aan de breedte (B) van de op te nemen container (3, 18) of dergelijke.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) geschikt is voor containers (3) met aan weerszijden een centraal in de breedte aangebracht ophangpunt (17) in de vorm van een naar buiten uitstekende tap (17) of as en de hijselementen (14) zijn gevormd door een haak (14) die scharnierbaar is aangebracht op het raam (12) en die door verdraaiing achter deze tap (17) gehaakt kan worden.

8. Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de haak (14) gevormd wordt door een plaat met een langs een zijrand van de plaat een schuin aangebrachte gleuf (16).

9. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) geschikt is voor containers (18) met aan weerszijden twee ophangpunten (17) in de breedte (B) op een afstand van elkaar en dat de hijselementen (19) worden gevormd door haken (19) die aan één uiteinde van kettingen (20) of kabels zijn aangebracht welke kettingen (20) met het andere uiteinde zijn opgehangen aan het raam (12).

10. Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat er minstens één ketting (20) of kabel is met twee haken (19) op een afstand van mekaar.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat de lengte van de kettingen (20) of kabels zodanig is dat wanneer de container (18) wordt opgehesen de container (18) in evenwicht is.

12. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (13) worden gevormd door één of meer hydraulische cilinders (13) die scharnierbaar zijn aangebracht tussen het raam (12) en de slede (6).

13. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat één of meer sleden (6) worden aangedreven door middel van een motor (8).

14. Inrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de motor (8) een hydraulische motor (8) is.

15. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) geschikt is voor containers (3, 18) en dergelijke met een laadvermogen tot 1000 kg.

16. Voertuig waarop een inrichting (2) volgens één van de voorgaande conclusies is bevestigd.

17. Voertuig volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat het voertuig een aanhangwagen (1) is.

18. Voertuig volgens conclusie 16 of 17, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) op het voertuig is aangebracht op een zodanige manier en zodanig is van vorm en afmetingen dat de hijselementen (14, 19) ver genoeg over het platform (4) gebracht kunnen worden om toe te laten van een container (3, 18) op de grond aan te pikken en op te hijsen.

19. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies 16 tot 18, daardoor gekenmerkt dat de koers van de sleden (6) voldoende is om een betreffende container (3, 18) volledig op het voertuig te hijsen.

20. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies 16 tot 19, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) zodanig is van vorm en afmetingen dat wanneer het raam (12) zich in neergelaten positie bevindt en de sleden (6) zich in de gepaste positie bevinden, het raam (12) zich volledig over het platform (4) kan bevinden.