NL2012539B1 - Melkinrichting met een kantelbare melkbekerhouder. - Google Patents

Melkinrichting met een kantelbare melkbekerhouder. Download PDF

Info

Publication number
NL2012539B1
NL2012539B1 NL2012539A NL2012539A NL2012539B1 NL 2012539 B1 NL2012539 B1 NL 2012539B1 NL 2012539 A NL2012539 A NL 2012539A NL 2012539 A NL2012539 A NL 2012539A NL 2012539 B1 NL2012539 B1 NL 2012539B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
teat cup
cup holder
teat
milking device
milking
Prior art date
Application number
NL2012539A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2012539A (nl
Inventor
Jacobus Maria Van Adrichem Paulus
Gerard Regelink Frank
Van Den Berg Karel
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL2012539A priority Critical patent/NL2012539B1/nl
Priority to EP15715473.3A priority patent/EP3125677B1/en
Priority to PCT/NL2015/050145 priority patent/WO2015152709A1/en
Publication of NL2012539A publication Critical patent/NL2012539A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2012539B1 publication Critical patent/NL2012539B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/003Movable milking machines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/017Automatic attaching or detaching of clusters
    • A01J5/0175Attaching of clusters

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)

Description

Melkinrichting met een kantelbare melkbekerhouder
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een melkinrichting.
De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een melkinrichting, omvattende: een gestel met daarop aangebracht ten minste één melkbekerhouder met een van de melkbekerhouder af beweegbare melkbeker, en een terugplaatsinrichting met een met de melkbeker verbonden terugplaatsmiddel, ingericht voor het bewerkstelligen van een terugplaatsing van de melkbeker in de melkbekerhouder vanuit een positie waarin deze van de melkbekerhouder af bewogen is, waarbij de melkbekerhouder kantelbaar is ten opzichte van het gestel, tussen een aansluitpositie voor het vasthouden van de melkbeker in een werkzame oriëntatie ter aansluiting op een speen van een te melken dier en een gekantelde rustpositie, en waarbij de terugplaatsinrichting ingericht is voor het via het terugplaatsmiddel uitoefenen van een kracht op de melkbekerhouder om de melkbekerhouder te kantelen.
Een dergelijke melkinrichting is bekend, bijvoorbeeld uit NL-1032433-C. De bekende melkrichting omvat een met het gestel en met de melkbekerhouder verbonden tussenarm met een eerste gewricht en een tweede gewricht waaromheen de melkbekerhouder respectievelijk de tussenarm met behulp van het terugplaatsmiddel kantelbaar zijn, alsmede een met de melkbekerhouder en het gestel, en eventueel met de tussenarm, gekoppelde veer. Een dergelijke melkinrichting verschaft de mogelijkheid om de melkbeker, via de melkbekerhouder, te kantelen. De melkbekerhouder is ingericht om in een aansluitpositie de melkbeker in een hoofdzaak verticale oriëntatie op te nemen, uitgaande van een normale, operationele positie van de melkinrichting. Een gekantelde rustpositie is dan een positie waarin de melkbeker bij voorkeur in ieder geval een in hoofdzaak horizontale oriëntatie heeft bereikt. Er kan dan in beginsel geen vervuiling, bijvoorbeeld vervuiling afkomstig van het te melken dier, van bovenaf in de melkbeker vallen.
Op basis van de toepassing van de tussenarm met de twee gewrichten wordt een tweetrapskanteling van de melkbekerhouder met daarin de melkbeker gerealiseerd, waarbij de kanteling in twee fases kan plaatsvinden, namelijk een eerste fase waarin de melkbeker enigszins zakt, en een tweede fase waarin de gewenste eindoriëntatie van de melkbeker wordt bereikt, over een tweede kantelpunt. Evenals de terugplaatsinrichting heeft de veer een functie om een kanteling van de melkbekerhouder te bewerkstelligen, waarbij de veer deze functie kan uitoefenen wanneer het terugplaatsmiddel in een ontspannen toestand wordt gebracht.
Ondanks dat de bekende melkinrichting op zich goed functioneert, is er behoefte om een alternatieve melkinrichting te verschaffen, waarin het bijvoorbeeld niet noodzakelijk is om een configuratie te hebben die er op gericht is om een kantelbeweging van de melkbekerhouder in twee fases te realiseren. De uitvinding voorziet in de genoemde behoefte door een melkinrichting te verschaffen die een magneetmiddel omvat met zowel een op het gestel aangebrachte component als een op de melkbekerhouder aangebrachte component, welk magneetmiddel ingericht is voor het uitoefenen van magnetische kracht voor het in de aansluitpositie fixeren van de melkbekerhouder ten opzichte van het gestel.
De toepassing van een magneetmiddel in de melkinrichting heeft een aantal voordelen. Als eerste voordeel kan worden genoemd dat ten behoeve van het kantelen van de melkbekerhouder geen complexe constructie met bijvoorbeeld een tussenarm nodig is. In plaats daarvan kan de melkbekerhouder rechtstreeks scharnierbaar op het gestel zijn aangebracht. Als tweede voordeel kan worden genoemd dat de melkbekerhouder in de aansluitpositie op een bedrijfszekere wijze wordt vastgehouden ten opzichte van het gestel onder invloed van het magneetmiddel. Op basis hiervan kan een correcte aansluiting van de melkbeker op de speen van een melkdier worden gewaarborgd, die gehandhaafd kan blijven zo lang als dat noodzakelijk is voor een melkhandeling. Het magneetmiddel is uitermate geschikt om als borgmiddel te worden toegepast. Aangezien het slechts over een beperkt bereik in staat is magnetische kracht uit te oefenen, is de melkinrichting bij voorkeur zodanig vormgegeven dat de componenten van het magneetmiddel zich in de aansluitpositie in eikaars invloedssfeer bevinden, terwijl dat in andere posities van de melkbekerhouder niet van belang is.
Ten minste één van de componenten van het magneetmiddel kan een permanente magneet omvatten. Het is binnen het kader van de uitvinding echter ook mogelijk dat ten minste één van de componenten van het magneetmiddel een elektromagneet omvat. Een voordeel van de toepassing van een permanente magneet is dat er geen elektriciteit nodig is om de gewenste magneetwerking te realiseren. Een voordeel van de toepassing van een elektromagneet is dat de magneetwerking kan worden opgeheven wanneer dat wenselijk is, wat met name het geval is in een situatie waarin de melkbekerhouder van de aansluitpositie naar de rustpositie dient te worden gekanteld. In het geval van een toepassing van een permanente magneet is het met het oog op een dergelijke situatie praktisch wanneer de terugplaatsinrichting ingericht is voor het via het terugplaatsmiddel uitoefenen van een kracht op de melkbekerhouder die voldoende groot is om het fixeren van de melkbekerhouder door de magnetische kracht op te heffen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat de terugplaatsinrichting een treklichaam en een aandrijfmiddel voor het aandrijven van het treklichaam omvat, en dat het aandrijfmiddel ingericht is voor het uitoefenen van een trekkracht op het treklichaam die voldoende groot is om het fixeren van de melkbekerhouder door de magnetische kracht op te heffen.
In het geval dat ten minste één van de componenten van het magneetmiddel een elektromagneet omvat, is het gunstig wanneer de melkinrichting een besturingsinrichting voor het besturen van een toestand van de elektromagneet omvat, waarbij de besturingsinrichting ingericht is voor het opheffen van een bekrachtiging van de elektromagneet wanneer via het terugplaatsmiddel kracht op de melkbekerhouder uitgeoefend wordt terwijl de melkbeker zich in de melkbekerhouder bevindt en de melkbekerhouder zich in de aansluitpositie bevindt. De melkbekerhouder kan dan van de aansluitpositie naar de rustpositie gekanteld worden, zonder dat daarbij magnetische kracht dient te worden overwonnen. De door het terugplaatsmiddel op de melkbekerhouder uitgeoefende kracht kan daardoor lager zijn dan wanneer de magnetische kracht niet zou worden opgeheven, wat bijvoorbeeld bij de toepassing van een permanente magneet het geval zou zijn. Voor een praktische werking kan de besturingsinrichting gekoppeld zijn aan middelen die geschikt zijn om te bepalen wanneer de situatie zich voordoet waarin de magneetwerking van de elektromagneet opgeheven dient te worden, zoals één of meer sensoren, een krachtmeter of dergelijke. Er kan bijvoorbeeld voor gekozen worden om de stroom door het aandrijfmiddel van de terugplaatsinrichting te meten.
Ten behoeve van een effectieve werking van het magneetmiddel is het gunstig wanneer ten minste één van de componenten van het magneetmiddel een zelfrichtende opstelling heeft. Deze component kan zich dan ten opzichte van de andere component zodanig richting dat de componenten in de aansluitpositie van de melkbekerhouder zo nauw mogelijk op elkaar aansluiten, hetgeen van belang is aangezien een kleine spleet tussen de componenten, bijvoorbeeld een spleet van 1 mm, al afbreuk aan de werking kan doen. Met het oog op de gewenste nauwe aansluiting van de componenten van het magneetmiddel in de aansluitpositie is het tevens gunstig wanneer zijden van de componenten van het magneetmiddel die in de aansluitpositie van de melkbekerhouder naar elkaar gericht zijn, ten minste gedeeltelijk van een reliëf voorzien zijn, waarbij het reliëf van de zijde van de ene component complementair is aan het reliëf van de zijde van de andere component. De kans dat dan in de praktijk een spleet tussen de genoemde zijden van de componenten aanwezig is, is kleiner dan wanneer deze volledig vlak zouden zijn.
Zijden van de componenten van het magneetmiddel die in de aansluitpositie van de melkbekerhouder naar elkaar gericht zijn, kunnen ten minste gedeeltelijk voorzien zijn van een zelfreinigend materiaal. In het algemeen is het voorkomen van vervuiling van de componenten van het magneetmiddel wenselijk om een effectieve werking ervan te waarborgen.
Anders dan bij de uit NL-1032433-C bekende melkinrichting het geval is, kan de melkinrichting volgens de uitvinding volstaan met een enkel gewricht waaromheen de melkbekerhouder ten opzichte van het gestel kantelbaar is. De configuratie die de gewenste kantelbeweging van de melkhouder mogelijk maakt, kan daarom eenvoudiger zijn.
In het geval dat de aansluitpositie geassocieerd is met een ontspannen toestand van het terugplaatsmiddel en de gekantelde rustpositie met een gespannen toestand van het terugplaatsmiddel, is het gunstig wanneer de melkinrichting is voorzien van een met de melkbekerhouder en het gestel gekoppeld melkbekerhouderpositioneringsmiddel voor het uitoefenen van een kracht op de melkbekerhouder die er op gericht is om de melkbekerhouder vanuit de rustpositie naar de aansluitpositie terug te brengen. Het melkbekerhouderpositioneringsmiddel is optioneel doordat de melkbekerhouder doorgaans al een neiging heeft om vanuit de rustpositie naar de aansluitpositie te kantelen, in ieder geval op basis van de stugheid van een melkleiding die op de melkbeker aangesloten is voor het afvoeren van onder toepassing van de melkbeker verkregen melk. De kracht die door de melkleiding op de melkbekerhouder wordt uitgeoefend wanneer deze zich in de rustpositie bevindt kan echter onvoldoende zijn om een teruggaande kanteling van de melkbekerhouder te waarborgen. Met het oog daarop is het gunstig om een afzonderlijk melkbekerhouderpositioneringsmiddel toe te passen.
In een praktische uitvoeringsvorm omvat het melkbekerhouder-positioneringsmiddel een veermiddel. Dit veermiddel kan bijvoorbeeld een uit een flexibel materiaal vervaardigde component omvatten, dat bij voorkeur een verbinding tussen de melkbekerhouder en het gestel vormt. Ten opzichte van bijvoorbeeld een schroefveer heeft een dergelijke flexibele component als voordeel dat het een gesloten geheel kan zijn en daardoor praktisch niet bevattelijk is voor vervuiling. Ook brengt de toepassing van een flexibele component een relatief eenvoudige constructie met zich mee. Verder kan de toepassing van een flexibele component gunstig zijn met het oog op een mogelijke situatie van via de melkbeker uitgeoefende overbelasting, waarbij breuk van de melkbeker voorkomen wordt doordat de component mee kan geven.
De melkinrichting volgens de uitvinding omvat bij voorkeur een veelvoud aan melkbekerhouders met elk een melkbeker, een terugplaatsmiddel en een magneetmiddel. Het aantal melkbekerhouders kan bijvoorbeeld vier zijn.
Het gestel van de melkinrichting kan verrijdbaar zijn, in het bijzonder autonoom verrijdbaar zijn. Een andere denkbare optie is dat de melkinrichting als een vast opgestelde inrichting is uitgevoerd. Het gestel is dan bijvoorbeeld een beweegbaar gestel zoals een robotarm.
De melkinrichting kan voorts op zich bekende middelen omvatten die geschikt zijn om bij een melkinrichting te worden toegepast, zoals een speendetectiemiddel, een speenreinigingsmiddel en/of een melkbekerreinigings-middel.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enkele niet-beperkende voorbeelduitvoeringsvormen van de uitvinding worden getoond, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin:
Figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van de melkinrichting volgens de uitvinding, omvattende een gestel met daarop aangebracht een aantal melkbekerhouders met elk een van de melkbekerhouder af beweegbare melkbeker;
Figuren 2a, 2b en 2c drie opeenvolgende stappen illustreren van een proces waarin een melkbeker vanuit een positie waarin deze van een melkbekerhouder af bewogen is, in de melkbekerhouder wordt teruggeplaatst, en waarin vervolgens de melkbekerhouder met daarin opgenomen de melkbeker vanuit een aansluitpositie naar een rustpositie wordt gekanteld;
Figuren 3a en 3b schematische zijaanzichten in ongekantelde resp. gekantelde toestand zijn van een melkbekerhouder, een gedeelte van het gestel waaraan de melkbekerhouder scharnierend verbonden is, en een eerste uitvoeringsvorm van een met de melkbekerhouder en het gestel gekoppeld melkbekerhouderpositioneringsmiddel; en
Figuren 4a en 4b schematische zijaanzichten in ongekantelde resp. gekantelde toestand zijn van een melkbekerhouder, een gedeelte van het gestel waaraan de melkbekerhouder scharnierend verbonden is, en een tweede uitvoeringsvorm van een met de melkbekerhouder en het gestel gekoppeld melkbekerhouderpositioneringsmiddel.
Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van de melkinrichting 1 volgens de uitvinding, omvattende een gestel 10 met daarop aangebracht een aantal melkbekerhouders 20 met elk een van de melkbekerhouder 20 af beweegbare melkbeker 30. Het totaal aan melkbekerhouders 20 en bijbehorende melkbekers 30 is hier vier, waarvan twee in de figuur zichtbaar zijn. De melkinrichting 1 is bestemd om te worden toegepast ten behoeve van het melken van een dier, waarbij de melkbekers 30 op spenen van het melkdier worden aangesloten. Op elk van de melkbekers 30 is een melkleiding 31 aangesloten voor het afvoeren van de tijdens een melking verkregen melk uit de melkbekers 30 naar een melkopslag (niet getoond). De melkopslag kan deel uitmaken van de melkinrichting 1 of kan bijvoorbeeld een afzonderlijke melktank met een vaste opstelling omvatten.
In het getoonde voorbeeld is het gestel 10 van de melkinrichting 1 voorzien van wielen 11 en een glijslof 12, zodat de melkinrichting 1 autonoom verrijdbaar is en derhalve geschikt is om tot onder de spenen van het een te melken dier gereden te worden. Ten behoeve van een correct verloop van het proces waarin de melkbekers 30 op de spenen worden aangesloten, is de melkinrichting 1 voorzien van een speendetectiecamera 13 die aangesloten is op een besturingsmiddel (niet getoond) van de melkinrichting 1.
Het gestel 10 omvat in het getoonde voorbeeld verder een ten opzichte van de wielen 11 en de glijslof 12 opstaand deel 14, een draagdeel 15 voor het ondersteunen van de melkbekerhouders 20 met de melkbekers 30, alsmede van een behuizing 40, een parallellogramconstructie 16 voor het onderling verbinden van het opstaande deel 14 en het draagdeel 15, en een hoogteverstelling met een zuiger/cilinderinrichting 17. De behuizing 40 heeft een functie in het ondersteunen van de speendetectiecamera 13, en daarnaast in het herbergen van componenten die zijn ingericht voor het realiseren van vacuümkrachten in de melkbekers 30 tijdens een melkhandeling. Dergelijke componenten zijn op zich bekend en zullen in deze tekst niet verder toegelicht worden. Op de behuizing 40 zijn beugels 41 aangebracht voor het geleiden van de melkleidingen 31. De zuiger/cilinderinrichting 17 heeft een functie in het bedienen van de parallellogramconstructie 16, en is daartoe verbonden met één van twee evenwijdige stangen van de parallellogramconstructie 16. Door de zuiger van de zuiger/cilinderinrichting 17 in en uit te schuiven verdraaien de stangen van de parallellogramconstructie 16 en wordt de hoogtepositie van het draagdeel 15 gevarieerd. Dit is wenselijk om op verschillende (uier)hoogtes de melkbekers 30 op de spenen van een te melken dier te kunnen aansluiten. Overigens kan in plaats van de zuiger/cilinderinrichting 17 een andere inrichting worden toegepast voor het bedienen van de parallellogramconstructie 16, bijvoorbeeld een inrichting met een elektromotor.
De melkbekerhouders 20 zijn kantelbaar op het draagdeel 15 aangebracht. In figuur 1 zijn de melkbekerhouders 20 getoond in een aansluitpositie. In deze positie zijn de melkbekerhouders 20 in staat om de bijbehorende melkbekers 30 in een operationele oriëntatie vast te houden, welke oriëntatie in het getoonde voorbeeld een in hoofdzaak verticale oriëntatie is. De melkbekerhouders 20 en het draagdeel 15 zijn voorzien van componenten 51, 52 van een magneetmiddel 50, waarbij de positionering van de componenten 51, 52 op zowel de melkbekerhouders 20 als het draagdeel 15 er op is afgestemd om de aansluitpositie van de melkbekerhouders 20 te borgen onder invloed van de werking van magnetische krachten tussen de componenten 51, 52. In het bijzonder is de positionering van de componenten 51, 52 van elk magneetmiddel 50 zodanig gekozen, dat de componenten 51, 52 zich in eikaars invloedssfeer bevinden, doordat de componenten 51, 52 tegen elkaar aan liggen of zich slechts op geringe afstand van elkaar bevinden, wanneer de melkbekerhouders 20 zich in de aansluitpositie bevinden. De melkbekerhouders 20 kunnen bijvoorbeeld voorzien zijn van een permanente magneet, terwijl het draagdeel 15 op geschikte plaatsen van stukken magnetisch metaal voorzien kan zijn voor samenwerking met de magneten van de melkbekerhouders 20. Andersom is het mogelijk dat de melkbekerhouders 20 stukken magnetisch materiaal omvatten, terwijl in het draagdeel 15 permanente magneten zijn aangebracht. Ook is het mogelijk dat gebruik wordt gemaakt van elektromagneten als ten minste één van de componenten 51, 52 van het magneetmiddel 50 van elk van de combinaties van de melkbekerhouders 20 en een naastliggend gedeelte van het draagdeel 15. De melkbekerhouders 20 kunnen van de aansluitpositie naar een gekantelde rustpositie gebracht worden wanneer er geen sprake is van een melkhandeling, zoals hiernavolgend verder zal worden toegelicht aan de hand van figuren 2a, 2b en 2c, waarbij de werking van de magneetmiddelen 50 tussen de melkbekerhouders 20 en het draagdeel 15 verder zal worden toegelicht.
Figuren 2a, 2b en 2c illustreren drie opeenvolgende stappen van een proces waarin een melkbeker 30 vanuit een positie waarin deze van een melkbekerhouder 20 af bewogen is, in de melkbekerhouder 20 wordt teruggeplaatst, en waarin vervolgens de melkbekerhouder 20 met daarin opgenomen de melkbeker 30 vanuit de aansluitpositie naar de rustpositie wordt gekanteld.
In figuur 2a is de situatie getoond waarin de melkbeker 30 van de melkbekerhouder 20 af bewogen is. Deze situatie doet zich voor tijdens een melkhandeling, wanneer de melkbeker 30 aangesloten is op een speen van een te melken dier. De melkbeker 30 kan dan vrij met de speen mee bewegen, wat van belang is omdat het melkdier bewegingen kan maken tijdens de melkhandeling. De melkbeker 30 heeft een in hoofdzaak verticale oriëntatie, waarbij een opening 32 van de melkbeker 30 een bovenste positie heeft, zodat de melkbeker 30 in staat is de speen van onder het melkdier op te nemen.
Wanneer de melkhandeling is beëindigd, wordt de melkbeker 30 van de speen afgenomen en in eerste instantie teruggeplaatst op de melkbekerhouder 20. De situatie waarin de melkbeker 30 nog steeds in hoofdzaak verticaal georiënteerd is, maar wel al in de melkbekerhouder 20 wordt vastgehouden, is getoond in figuur 2b. De melkbekerhouder 20 bevindt zich in deze situatie in de positie die eerder als aansluitpositie benoemd is.
Het is niet wenselijk dat de melkbeker 30 continu de in hoofdzaak verticale oriëntatie blijft houden, omdat er dan al te gemakkelijk vuil, met name vuil dat van het melkdier kan vallen, in de melkbeker 30 terecht kan komen. Daarom wordt de melkbeker 30 na een melkhandeling niet alleen in de melkbekerhouder 20 teruggebracht, maar wordt de melkbekerhouder 20 vervolgens naar een rustpositie gekanteld, waarbij de melkbeker 30 met de melkbekerhouder 20 mee kantelt, totdat de melkbeker 30 een in hoofdzaak horizontale oriëntatie heeft, zoals getoond in figuur 2c. In deze oriëntatie bevindt de opening 32 van de melkbeker 30 zich in een zijwaartse positie, zodat het praktisch onmogelijk is dat vuil de melkbeker 30 nog bereikt.
Ten behoeve van het terugbrengen van de melkbeker 30 naar de melkbekerhouder 20 en het laten kantelen van de melkbekerhouder 20 en de daarin opgenomen melkbeker 30 is de melkinrichting 1 voorzien van een terugplaatsmiddel, dat in het getoonde voorbeeld een trekkoord 33 omvat. Het trekkoord 33 is enerzijds verbonden met een onderste gedeelte van de melkbeker 30, en anderzijds met een middel dat ingericht is voor het uitoefenen van een trekkracht op het trekkoord 30, en dat tevens in staat is het trekkoord 33 te laten vieren, bijvoorbeeld een door een motor aangedreven wikkeltrommel (niet getoond). In de situatie waarin de melkbeker 30 op een speen van een melkdier aangesloten is, wordt het trekkoord 33 in een ontspannen toestand gehouden, met andere woorden, wordt er geen trekkracht door het trekkoord 33 op de melkbeker 30 uitgeoefend, zodat er geen risico is dat de melkbeker 30 onbedoeld van de speen af wordt getrokken. Wanneer de melkbeker 30 van de speen af kan worden bewogen en terug in de melkbekerhouder 20 kan worden gebracht, wordt dit bewerkstelligd door het trekkoord 33 aan te spannen, waardoor er een trekkracht door het trekkoord 33 op de melkbeker 30 wordt uitgeoefend, die voldoende groot is om de gewenste beweging van de melkbeker 30 te realiseren. Ten behoeve van het ontvangen van de melkbeker 30 bevindt de melkbekerhouder 20 zich in de aansluitpositie, die geborgd is onder invloed van het magneetmiddel 50 zoals eerder beschreven. Wanneer de melkbeker 30 zich in de melkbekerhouder 20 bevindt, kan vervolgens de melkbekerhouder 20 met de melkbeker 30 worden gekanteld door het trekkoord 33 verder in te trekken. In een situatie waarin de werking van het magneetmiddel 50 op een toepassing van een permanente magneet is gebaseerd, kan de trekkracht hierbij dusdanig verhoogd worden, dat de componenten 51, 52 van het magneetmiddel 50 van elkaar kunnen worden bewogen. In een situatie waarin de werking van het magneetmiddel op een toepassing van een elektromagneet is gebaseerd, kan de elektromagneet worden uitgeschakeld op het moment dat de gewenste kantelbeweging dient te beginnen, zodat de trekkracht slechts in mindere mate of zelfs totaal niet verhoogd hoeft te worden.
Wanneer de melkbekerhouder 20 met de daarin opgenomen melkbeker 30 zich in de rustpositie bevindt, en het wenselijk is om een melkhandeling uit te voeren, dan wordt in eerste instantie het trekkoord 33 ontspannen zodat de melkbekerhouder 20 met de melkbeker 30 naar de aansluitpositie kan terugbewegen. In het proces van het aansluiten van de melkbeker 30 op de speen van een te melken dier is het bijzonder gunstig dat de melkbekerhouder 20 onder invloed van magnetische krachten in de aansluitpositie gefixeerd wordt gehouden. Een onbedoelde kanteling van de melkbeker 30 wordt dan voorkomen.
Uit het voorgaande volgt, dat het voldoende is voor het terugplaats-middel om bijvoorbeeld een enkel trekkoord 33 te omvatten. Op basis van de hierboven beschreven samenhang tussen het draagdeel 15, de melkbekerhouder 20 en de melkbeker 30 kunnen met het enkele trekkoord 33 alle mogelijke standen van de melkbekerhouder 20 ten opzichte van het draagdeel 15 gerealiseerd worden, evenals alle mogelijke standen van de melkbeker 30 ten opzichte van de melkbekerhouder 20. Er is derhalve geen complexe bedienconstructie nodig in de melkinrichting 1, hetgeen bijdraagt aan een onderhoudsvrij en duurzaam karakter van de melkinrichting 1.
Teneinde de beweging van de melkbekerhouder 20 van de rustpositie terug naar de aansluitpositie te bevorderen, kan een daartoe geschikt melkbekerhouderpositioneringsmiddel voorzien zijn. Figuren 3 en 4 tonen twee mogelijke uitvoeringsvormen van een dergelijk middel. In beide gevallen betreft het een flexibel middel, in het bijzonder een veermiddel. Figuren 3a en 3b illustreren de mogelijkheid van een toepassing van een schroefveer 21 die zich uitstrekt tussen een bevestigingspunt op de melkbekerhouder 20 enerzijds en een bevestigingspunt op het draagdeel 15 anderzijds. Voor een goede werking van de schroefveer 21 is het gunstig wanneer de schroefveer 21 om het kantelpunt 22 van de melkbekerhouder 20 ten opzichte van het draagdeel 15 heen geleid is. Hiertoe kan een gekromde geleider 23 voorzien zijn, zoals in figuur 3a, b te zien is. Figuren 4a en 4b illustreren de mogelijkheid van een toepassing van ten minste één staafvormige component 24, die bijvoorbeeld uit rubber kan zijn vervaardigd. In de aansluitpositie van de melkbekerhouder 20 in figuur 4a kan de component 24 een rechte vorm hebben, en zich in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken, terwijl de component 24 in de rustpositie van de melkbekerhouder 20 gekromd kan zijn, zoals getoond in figuur 4b. De ondersteuning van de teruggaande beweging van de rustpositie naar de aansluitpositie bij een ontspanning van het trekkoord 33 is dan gebaseerd op een natuurlijke neiging van de component 24 om de rechte vorm weer aan te nemen.
Ten aanzien van het kantelpunt 22 van de melkbekerhouder 20 ten opzichte van het draagdeel 15 wordt opgemerkt, dat dit zich in het getoonde voorbeeld bevindt op een positie die naast het onderste gedeelte van de melkbeker 30 is gelegen in de situatie waarin de melkbeker 30 in de melkbekerhouder 20 is opgenomen. Dit heeft als voordeel dat een lage aansluiting op een speen van een te melken dier mogelijk is. Wanneer het zo zou zijn dat het kantelpunt 22 zich bevindt op een positie die onder het onderste gedeelte van de melkbeker 30 is gelegen in de genoemde situatie, wat op zich constructief goed mogelijk is, dan zou het samenstel van het draagdeel 15, de melkbekerhouder 20 en de melkbeker 30 in ieder geval in hoogterichting meer ruimte in beslag nemen.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt, dat het gestel 10, 14, 15, 16 van de melkinrichting 1 in het getoonde voorbeeld autonoom verplaatsbaar is. Dat neemt niet weg dat binnen het kader van de uitvinding een uitvoeringsvorm van de melkinrichting 1 mogelijk is waarin deze vast is opgesteld, en waarin het gestel 10, 14, 15, 16 als een beweegbare robotarm functioneert.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de uitvinding niet beperkt is tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse variaties en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Claims (11)

1. Melkinrichting (1), omvattende: een gestel (10, 14, 15, 16) met daarop aangebracht ten minste één melkbekerhouder (20) met een van de melkbekerhouder (20) af beweegbare melkbeker (30), en een terugplaatsinrichting met een met de melkbeker (30) verbonden terugplaatsmiddel (33), ingericht voor het bewerkstelligen van een terugplaatsing van de melkbeker (30) in de melkbekerhouder (20) vanuit een positie waarin deze van de melkbekerhouder (20) af bewogen is, waarbij de melkbekerhouder (20) kantelbaar is ten opzichte van het gestel (10, 14, 15, 16), tussen een aansluitpositie voor het vasthouden van de melkbeker (30) in een werkzame oriëntatie ter aansluiting op een speen van een te melken dier en een gekantelde rustpositie, waarbij de terugplaatsinrichting ingericht is voor het via het terugplaatsmiddel (33) uitoefenen van een kracht op de melkbekerhouder (20) om de melkbekerhouder (20) te kantelen, en waarbij de melkinrichting (1) voorts een magneetmiddel (50) omvat met zowel een op het gestel (10, 14, 15, 16) aangebrachte component (51) als een op de melkbekerhouder (20) aangebrachte component (52), welk magneetmiddel (50) ingericht is voor het uitoefenen van magnetische kracht voor het in de aansluitpositie fixeren van de melkbekerhouder (20) ten opzichte van het gestel (10, 14, 15, 16).
2. Melkinrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij ten minste één van de componenten (51, 52) van het magneetmiddel (50) een permanente magneet omvat.
3. Melkinrichting (1) volgens conclusie 2, waarbij de terugplaatsinrichting ingericht is voor het via het terugplaatsmiddel (33) uitoefenen van een kracht op de melkbekerhouder (20) die voldoende groot is om het fixeren van de melkbekerhouder (20) door de magnetische kracht op te heffen.
4. Melkinrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij ten minste één van de componenten (51, 52) van het magneetmiddel (50) een elektromagneet omvat.
5. Melkinrichting (1) volgens conclusie 4, omvattende een besturingsinrichting voor het besturen van een toestand van de elektromagneet, waarbij de besturingsinrichting ingericht is voor het opheffen van een bekrachtiging van de elektromagneet wanneer via het terugplaatsmiddel (33) kracht op de melkbekerhouder (20) uitgeoefend wordt terwijl de melkbeker (30) zich in de melkbekerhouder (20) bevindt en de melkbekerhouder (20) zich in de aansluitpositie bevindt.
6. Melkinrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-5, waarbij ten minste één van de componenten (51, 52) van het magneetmiddel (50) een zelfrichtende opstelling heeft.
7. Melkinrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-6, waarbij zijden van de componenten (51, 52) van het magneetmiddel (50) die in de aansluitpositie van de melkbekerhouder (20) naar elkaar gericht zijn, ten minste gedeeltelijk van een reliëf voorzien zijn, en waarbij het reliëf van de zijde van de ene component (51) complementair is aan het reliëf van de zijde van de andere component (52).
8. Melkinrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-7, omvattende een enkel gewricht (22) waaromheen de melkbekerhouder (20) ten opzichte van het gestel (10, 14, 15, 16) kantelbaar is.
9. Melkinrichting (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-8, omvattende een met de melkbekerhouder (20) en het gestel (10, 14, 15, 16) gekoppeld melkbekerhouderpositioneringsmiddel (21, 24) voor het uitoefenen van een kracht op de melkbekerhouder (20) die er op gericht is om de melkbekerhouder (20) vanuit de gekantelde rustpositie naar de aansluitpositie terug te brengen.
10. Melkinrichting (1) volgens conclusie 9, waarbij het melkbekerhouder-positioneringsmiddel een veermiddel (21, 24) omvat.
11. Melkinrichting (1) volgens conclusie 10, waarbij het veermiddel een uit een flexibel materiaal vervaardigde component (24) omvat.
NL2012539A 2014-04-01 2014-04-01 Melkinrichting met een kantelbare melkbekerhouder. NL2012539B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012539A NL2012539B1 (nl) 2014-04-01 2014-04-01 Melkinrichting met een kantelbare melkbekerhouder.
EP15715473.3A EP3125677B1 (en) 2014-04-01 2015-03-06 Milking device comprising a tiltable milking cup holder
PCT/NL2015/050145 WO2015152709A1 (en) 2014-04-01 2015-03-06 Milking device comprising a tiltable milking cup holder

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012539A NL2012539B1 (nl) 2014-04-01 2014-04-01 Melkinrichting met een kantelbare melkbekerhouder.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2012539A NL2012539A (nl) 2016-01-12
NL2012539B1 true NL2012539B1 (nl) 2016-02-15

Family

ID=50639884

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012539A NL2012539B1 (nl) 2014-04-01 2014-04-01 Melkinrichting met een kantelbare melkbekerhouder.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2012539B1 (nl)

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8802332A (nl) * 1988-09-21 1990-04-17 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het melken van een dier.
NL9300242A (nl) * 1993-02-08 1994-09-01 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het melken van dieren.
NL1032435C2 (nl) * 2006-09-05 2008-03-06 Maasland Nv Inrichting voor het automatisch melken van een melkdier.
NL1032433C2 (nl) * 2006-09-05 2008-03-06 Maasland Nv Melkinrichting.

Also Published As

Publication number Publication date
NL2012539A (nl) 2016-01-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1022699C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het melken van dieren.
NL1033090C2 (nl) Melkinrichting.
NL1032429C2 (nl) Werkwijze voor het besturen van melkinrichting, alsmede software programma voor en inrichting met deze werkwijze.
RU2555910C2 (ru) Доильный аппарат и доильная установка, имеющая данный доильный аппарат, и способ размещения доильного аппарата
NL2012747B1 (nl) Dubbele grijper voor het aanbrengen van melkbekers bij een te melken dier, spoelbeker daarvoor en melkmachine voorzien daarvan, en werkwijze voor het melken.
CA3051952C (fr) Structure guide pour la stabulation d'animaux tels que des bovins
NL2012539B1 (nl) Melkinrichting met een kantelbare melkbekerhouder.
EP3125677B1 (en) Milking device comprising a tiltable milking cup holder
AU2011206701B2 (en) A positioning system for at least one flexible tubular element connected to a cup-shaped member
NL1038063C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het afscheiden van ligboxen in een loopstal.
NL1032434C2 (nl) Melkinrichting.
NL1015670C2 (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL2015969B1 (nl) Melkinrichting
NL2012896B1 (nl) Melkinrichting.
NL9100992A (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
AU2013285627B2 (en) A method and apparatus for controlling an animal's tail position
NL1022701C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het melken van dieren.
NL2028641B1 (nl) Melkinrichting en werkwijze voor het melken van een dier
NL1032433C2 (nl) Melkinrichting.
WO2017037390A1 (fr) Structure pour la stabulation d'animaux tels que bovins et elements constitutifs
US6481372B2 (en) Construction for automatically milking animals
NL2015970B1 (nl) Melkinrichting
SE530290C2 (sv) Mjölkningsanordning
FR2675689A1 (fr) Table chirurgicale veterinaire.
NL1009075C2 (nl) Melkbeker en melkrobot voorzien van de melkbeker.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180501