NL2008037C2

NL2008037C2 - Werkwijze en inrichting voor het drogen, modelleren en/of thermisch modificeren van houten delen.

Info

Publication number: NL2008037C2
Application number: NL2008037A
Authority: NL
Inventors: Jan Langkamp
Original assignee: Langkamp Holding B V
Priority date: 2011-12-23
Filing date: 2011-12-23
Publication date: 2013-06-26
Also published as: US20140349012A1; WO2013095142A2; CA2859647A1; US9919449B2; EP2794209A2; WO2013095142A3

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET DROGEN, MODELLEREN EN/OF THERMISCH MODIFICEREN VAN HOUTEN DELEN

5 De uitvinding betreft werkwijze voor het drogen, modelleren en/of thermisch modificeren van houten delen, omvattende de stappen: a) het onderbrengen van de houten delen in een bad; b) het vullen van het bad met een vloeistof, bijvoorbeeld paraffine of (lijn)olie, waarbij de houten delen door de vloeistof zijn afgesloten van de omgevingslucht; 10 c) de vloeistof enige tijd, bij voorkeur tussen de 100°C en 300°C, wordt verhit voor het drogen, modelleren en/of het thermisch modificeren van de houten delen; d) het verwijderen van de houten delen uit het bad.

Hierbij kunnen stap a) en b) van volgorde worden omgewisseld.

De werkwijze volgens de aanhef is bekend op het vakgebied en is beschreven in o.a. 15 de Amerikaanse octrooiaanvrage US4.971,840. De bekende werkwijze wordt gebruikt om hout te drogen, waarbij de temperatuur van de vloeistof net boven 100°C wordt gehouden. Het water zal bij deze temperatuur uit het hout treden, waarna na enige tijd hout overblijft met een waterpercentage van minder dan 5%, De bekende werkwijze kan ook worden gebruikt om het hout thermisch te modificeren, waarbij het hout eventueel eerst gedroogd 20 kan zijn met de bekende werkwijze. Het thermisch modificeren vindt plaats door het hout te onderwerpen aan een temperatuur tussen de 130°C en 220°C, waarbij het van belang is dat het hout in een zuurstofarme omgeving is geplaatst.

Bekende toepassingen voor de werkwijze zijn: het drogen van haardhout, het modelleren van een houten deel in bijvoorbeeld een stoelzitting en het produceren van duurzaam hout 25 als vervanger voor hardhout, dat onder meer wordt gebruikt als tuinhout en gevelbekleding.

De bekende werkwijze heeft als voordeel dat de werkwijze met zich meebrengt dat de houten delen in een zuurstofarme omgeving zijn geplaatst. Hierdoor ontstaat er geen kans dat de houten delen bij het thermisch modificeren gaat ontbranden.

De bekende werkwijze heeft als nadeel dat de vloeistof het hout intrekt. Het 30 behandelde hout is hierdoor niet overschilderbaar en is dus zeker niet geschikt voor toepassing als kozijnhout.

Wanneer het behandelde hout in de buitenlucht staat, ontstaat er tevens een kans dat de vloeistof uit het hout treedt. In veel gevallen wordt een vloeistof gebruikt, die bij kamertemperatuur gestold is, zoals paraffine. Nadat de paraffine uit het hout is getreden en 35 daarna is gestold, kan zich hieraan vuil gaan hechten.

De uitvinding heeft als doel om te voorzien in een werkwijze volgens de aanhef, die bovengenoemde nadelen niet heeft, maar wel het voordeel heeft dat de houten delen in een 2 zuurstofarme omgeving zijn geplaatst. Daartoe heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat stap a) de deelstappen omvat: a1) het plaatsen van een vloeistofwerende overkapping van warmtegeleidend materiaal over de houten delen, zodanig dat er een luchtdruk in de overkapping ontstaat, die ervoor zorgt 5 dat tijdens stap b), c) en d) contact tussen de vloeistof en de houten delen zoveel mogelijk vermeden wordt; a2) het in positie houden van de overkapping tijdens stap b), c) en d).

Door toepassing van de vloeistofwerende overkapping wordt het contact tussen de houten delen en de vloeistof op een effectieve wijze voorkomen. De tijdens het drogen 10 modelleren danwel thermisch modificeren van de houten delen uit het hout tredende gassen, zoals bij voorbeeld waterdamp, zullen door de ontstane overdruk in de overkapping, de overkapping via een onderzijde verlaten en in de vloeistof komen. Door de overkapping te vervaardigen van een materiaal, dat goede temperatuurgeleidende eigenschappen heeft, wordt de hitte van de vloeistof direct doorgegeven aan de houten delen. Tengevolge van de 15 opwaartse druk die de overkapping ondergedompeld in de vloeistof ondervindt, is het noodzakelijk dat de overkapping in positie wordt gehouden tijdens stap b), c) en d).

Met de werkwijze volgens de uitvinding is het mogelijk om de verkleuring van de houten delen exact te regelen, aangezien de werkwijze een homogene hittedistributie heeft.

Bij voorkeur worden in stap a1) de houten delen eerst op een verhoging geplaatst.

20 Hierdoor wordt de kans dat de vloeistof en de houten delen met elkaar in contact komen verder verkleint. Deze verhoging kan in het bad zijn aangebracht. De verhoging kan ook onderdeel zijn van een rek, waarin de houten delen en overkapping zijn geplaatst.

Voor het verhogen van de productiviteit van de werkwijze volgens de uitvinding omvat stap a1) de verdere stappen: 25 a1-1) het plaatsen van verdere houten delen op een geplaatste overkapping; a1-2) het plaatsen van een verdere overkapping over de verdere houten delen uit stap a1-1; a1-1) het herhaaldelijk uitvoeren van stappen a1-1) en a1-2) tot een gewenste hoogte is bereikt; en waarbij in stap a2)) alle overkappingen in positie worden gehouden tijdens stap b), c) en 30 d).

Op deze wijze kan het bad op economische wijze gevuld worden met de houten delen, waarbij bij elk houten deel het contact met de vloeistof zoveel mogelijk vermeden wordt. Doordat de houten delen en de overkappingen afwisselend gestapeld zijn,kunnen alle overkappingen in positie worden gehouden door alleen de bovenste overkapping in positie te 35 houden.

Om de productiviteit nog verder te verhogen is het natuurlijk ook mogelijk om meerdere van dergelijke stapels te maken, die naast elkaar geplaatst zijn in het bad.

3

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt in stap a2) steeds een overkapping gekozen waarbij de bovenzijde van de overkapping een met de bovenzijde van de geplaatste houten delen corresponderende vorm heeft en ligt de bovenzijde van de overkapping tegen de bovenzijde van de houten delen aan. Dit heeft het 5 voordelige effect dat op deze wijze het contactoppervlak tussen de overkapping en de houten delen wordt vergroot en leidt tot een efficiëntere warmtegeleiding. De hitte van de vloeistof wordt direct door de overkapping doorgegeven aan de houten delen waardoor de hitte verder kan doordringen in de houten delen. Hierdoor is het mogelijk om grotere houten delen te drogen, te modelleren en/of thermisch te modificeren. Doordat de overkapping op 10 zijn plaats wordt gehouden, worden tevens de in de houten overkapping houten delen op positie gehouden. Hierdoor is de kans dat het hout vervormd dramatisch verkleind.

Bij voorkeur wordt bij deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm in stap a1) een overkapping gekozen waarbij de bovenzijde van de overkapping een met de onderzijde van de geplaatste houten delen corresponderende vorm heeft en de bovenzijde van de 15 overkapping aanligt tegen de onderzijde van de houten delen.

Om de kans op vervorming verder te verkleinen wordt in stap c) bij het in positie houden van de overkapping rekening gehouden met het krimpen van het hout van de houten delen. Tengevolge van het verlies van vocht in het hout, krimpen de houten delen. Dit kan worden opgevangen door het in positie houden van de overkapping hierop aan te passen.

20 In stap c) kunnen de zijden van één of meerder overkappingen tegen de onder de overkapping geplaatste houten delen worden aangeduwd. Op deze wijze wordt de warmte van de vloeistof direct van de overkapping overgebracht op de zijkanten van de houten delen.

Door de overkapping te vervaardigen van een vervormbaar metaal, zoals aluminium, 25 kan de overkapping zich plaatselijk aanpassen aan de vorm van de houten delen. Bij voorbeeld in het geval van knoesten in de houten delen, die niet of nauwelijks krimpen, zal de overkapping ter plaatse van een knoest vervormd worden. Rondom de knoest ligt de overkapping toch tegen het hout aan, waardoor het hout rondom de knoest gedroogd, gemodelleerd en/of thermisch gemodificeerd wordt.

30 Tegen één of meerdere zijden van de houten delen kan een profiel en/of profilering worden geplaatst. Dit profiel kan permanent zijn aangebracht of middels een profielplaat, die kan worden verwijderd. Tijdens het thermisch modificeren van de houten delen kan op inventieve wijze dit profiel voor bij voorbeeld esthetische doeleinden worden overgebracht op de houten delen.

35 Tijdens het afkoelen hebben de afkoelende houten delen een zuigende werking, waardoor de vloeistofspiegel onder de overkapping kan gaan stijgen. Om dit tegen te gaan wordt bij voorkeur tijdens het afkoelen gas of stoom onder de houten delen in het bad 4 gespoten. Dit kan op eenvoudige manier worden bereikt door water aan de onderzijde van het bad in het bad in te brengen. Het water zal door de hoge temperatuur van de vloeistof direct in stoom veranderen en in de overkapping via de onderkant ervan terecht komen. Hierdoor koelen de houten delen verder af, met als voordeel dat de vloeistofdampen, zoals 5 paraffinedamp, in de kopse kanten van het houten deel intreedt. Dit is met name voordelig voor buitentoepassingen voor de houten delen, aangezien de kopse kanten vochtwerend zijn ten gevolge van de paraffinedamp impregnatie.

In een zeer economische uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt tijdens het afkoelen koele vloeistof onderin het bad ingebracht en aan de bovenkant van het bad warme 10 vloeistof afgevoerd. De warme vloeistof kan worden opgeslagen in een thermisch geïsoleerd vat en kan worden hergebruikt voor bijvoorbeeld een herhaalde uitvoering van de werkwijze. De warme vloeistof kan natuurlijk ook worden gebruikt voor het verwarmen van een andere ruimte. De koele vloeistof zal worden opgewarmd door de afkoelende houten delen. In het geval dat de houten delen thermisch gemodificeerd worden, treedt boven de 200°C, 15 afhankelijk van de houtsoort, het verschijnsel op dat de houten delen meer warmte genereren dan is toegevoerd. Deze warmte kan via de overkapping, die bij voorkeur van aluminium is vervaardigd, voordelig worden opgevangen in de koele vloeistof.

In stap a2) kan de overkapping in positie worden houden tijdens stap b), c) en d) door het plaatsen van een voldoende zwaar gewicht op de bovenste overkapping. Dit kan ook 20 worden bereikt door klemmiddelen of drukmiddelen die aangrijpen op één of meerdere overkappingen.

De klemkracht kan tevens wordt ingezet voor het modelleren van de houten delen, het aanbrengen van een profiel op de houten delen en/of het verdichten van de houtstructuur van de houten delen.

25 Eventuele knoesten in de houten delen kunnen voor stap a) worden verzonken in het hout, waarbij een laag, bij voorbeeld 2 mm, van de knoest wordt afgefreesd. Hierdoor zal de kans afnemen dat de knoest verkoold of uit elkaar scheurt bij het uitvoeren van de hierboven genoemde werkwijze.

30 De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de voorgaande beschreven werkwijze voor het drogen, modelleren en/of thermisch modificeren van houten delen, omvattende: - een bad ingericht voor opname van de houten delen, welk bad bestemd is voor ontvangst van een vloeistof, zoals paraffine of (lijn)olie 35 - verhittingsmiddelen voor het verhitten van de vloeistof

Daartoe heeft de inventieve inrichting naast de hierboven beschreven kenmerken, het kenmerk, dat 5 - de inrichting een aantal vloeistofwerende overkappingen omvat, welke overkappingen zijn ingericht voor stapeling onder tussenplaatsing van de houten delen, waarin de hoogte van de overkapping tenminste overeenkomt met de hoogte van de te overkappen houten delen; - middelen omvat voor het in positie houden van de geplaatste overkappingen.

5 Bij voorkeur is het bad aan de onderzijde voorzien van een verhoging, die ingericht is voor ondersteuning van de houten delen. Na plaatsing van de overkapping kan de vloeistof niet meer in contact komen met de houten delen.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft de bovenzijde van de overkapping een met de bovenzijde van de houten delen 10 corresponderende vorm. Hierdoor ligt de bovenzijde van de overkapping goed tegen de bovenzijde het houten deel aan, waardoor het contactoppervlak tussen de overkapping en de houten delen is gemaximaliseerd. Hierdoor wordt de hitte van de vloeistof efficiënt doorgegeven aan de houten delen.

Om gelijke reden als hierboven genoemd, is het wenselijk dat de bovenzijde van de 15 overkapping een met de onderzijde van de houten delen correspondeerde vorm heeft.

Om de krimp van het hout tijdens de verhitting op te vangen, zijn de middelen voor het in positie houden van de geplaatste overkappingen bij voorkeur regelbaar.

Door de binnenzijde en/of de buitenzijde van de bovenkant van de overkapping te voorzien van een profiel, is het mogelijk om de houten delen te voorzien van een profiel of 20 profilering.

In een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting is het bad aan de onderzijde voorzien van een aanvoeropening voor aanvoer van koele vloeistof en aan de bovenzijde voorzien van een afvoeropening voor afvoer van warme vloeistof. Hierdoor is het mogelijk tijdens het afkoelen de warme vloeistof af te voeren en te vervangen door koele 25 vloeistof.

Bij voorkeur wordt op elke overkapping of op ten minste de bovenliggende overkapping een plaat gelegd teneinde de verkromming van de houten beter tegen te gaan.

De genoemde verhoging kan ook zijn aangebracht op een rek, waarop de houten delen afgewisseld door een overkapping worden aangebracht. Het rek kan buiten het bad 30 worden gevuld met de houten delen en de overkapping, waarna het rek in het bad wordt geplaatst. Bij voorkeur zijn de klemmiddelen geïntegreerd in het rek.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een overkapping en rek als onderdeel van de hierboven beschreven inrichting.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de overkapping volgens de uitvinding is de 35 overkapping aan één of meerdere onderzijden van de zijkanten voorzien van één of meerdere afvoerpijpen, die zijn ingericht voor het afvoeren van uit de houten tredende gassen. De afvoerpijpen hebben een zodanige hoogte dat het uiteinde boven het 6 vloeistofniveau in het bad uitsteekt. Hierdoor wordt grotendeels voorkomen dat de uit het hout tredende gassen de vloeistof in het bad vervuild.

De overkapping kan tevens voorzien zijn van één of meerdere losneembare lippen bestemd voor aanligging tegen de zijkanten van de houten delen. De warmte van de 5 vloeistof kan door de lippen de zijkanten van de houten delen beter en/of sneller bereiken.

Bij voorkeur wordt de werkwijze volgens de uitvinding gecontroleerd door het plaatsen van thermokoppels in of nabij de houten delen voor het controleren van de temperatuur van de houten delen en/of het plaatsen van een luchtvochtigheidsmeter boven het bad voor het meten van de hoeveelheid waterdamp, dat uit de houten delen treedt.

10

De inrichting zal verder worden beschreven aan de hand van een aantal figuren, waarin:

Figuur 1 een voorkeursuitvoeringsvorm toont van de inrichting volgens de uitvinding, waarin de houten delen in de inrichting zijn geplaatst; 15 Figuur 2A, 2B, 2C en 2D verschillende aanzichten en uitvoeringen van de overkapping volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een voorkeursuitvoeringsvorm toont van de inrichting 1 volgens de uitvinding, waarin de houten delen W in de inrichting 1 zijn geplaatst. De inrichting omvat een 20 bad 3, dat is ingericht voor opname van de houten delen W. Het bad 3 is voorzien van aanvoeropening 4 voor de aanvoer van vloeistof F en afvoeropening 5 voor de afvoer van vloeistof F. De gebruikte vloeistof F kan niet zelf kan ontbranden en heeft een lage verdamping, zoals paraffine of (lijn)olie. De inrichting 1 omvat tevens verhittingsmiddelen voor het verhitten van de vloeistof F. Deze zijn echter niet getekend, aangezien het verhitten 25 van vloeistof een triviale handeling is voor de vakman. De verhittingsmiddelen kunnen zijn ingericht om de vloeistof rechtstreeks te verwarmen. De verhittingsmiddelen kunnen ook zijn aangebracht in of binnen de één of meerdere overkappingen, bij voorbeeld thermische platen die tussen de houten delen zijn geplaatst. De inrichting 1 omvat een verhoging V, die al dan niet losneembaar is aangebracht op het bodem van het bad 3. De verhoging V is bij 30 voorkeur vervaardig uit een raster, zodanig dat vloeistof F de ruimte in de verhoging V kan binnendringen. De eerste reeks te drogen, modelleren en/of thermisch modificeren houten delen W wordt geplaatst op de verhoging V. Nadat de eerste reeks houten delen W is geplaatst, wordt een overkapping 2 over deze reeks geplaatst. Vervolgens worden afwisselend verdere reeksen houten delen W geplaatst op de overkapping 2, waarna een 35 verdere overkapping 2 wordt geplaatst. Dit wordt bij voorkeur herhaald totdat de ontstane stapel in de nabijheid van de rand van het bad 3 is. Op de bovenste overkapping 2 worden middelen aangebracht voor het in positie houden van de geplaatste overkappingen 2, bij 7 voorbeeld een zwaar gewicht P. Vervolgens wordt het bad 3 gevuld met vloeistof F via aanvoeropening 4.

Doordat de overkappingen vloeistofwerend zijn, kan geen vloeistof de ruimte in de overkapping 2 binnendringen, maar kan ook geen lucht uit deze ruimte ontsnappen. Het 5 gevolg is dat de luchtdruk onder de overkapping 2 er voor zorgt dat de houten delen W niet in contact komen met de vloeistof F.

De vloeistof F wordt daarna met op het vakgebied bekende middelen verhit met bekende temperatuur en voor bekende duur voor het drogen, het modelleren en thermisch modificeren van houten delen.

10 Nadat het drogen, modelleren en/of thermisch modificeren van de houten delen is voltooid, worden de houten delen W afgekoeld, waarbij de hete vloeistof F wordt afgevoerd via afvoeropening 5 en tegelijkertijd koele vloeistof F wordt aangevoerd via aanvoeropening 4. De koele vloeistof F zal de nog in het hout W aanwezige warmte opnemen. Deze warmte kan vervolgens worden hergebruikt.

15 Nadat de houten delen W zijn afgekoeld, wordt alle vloeistof F uit het bad 3 verwijderd via afvoeropening 6. Vervolgens kunnen, nadat het gewicht P is verwijderd, alle overkappingen 2 en houten delen W uit de inrichting 1 worden gehaald.

Figuur 2A toont een bovenaanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van de 20 overkapping volgens de uitvinding. Het bovenaanzicht wordt gevormd door de bovenzijde T, 2 schuin aflopende lange zijden S1 en 2 schuin aflopende korte zijden S2.

Figuur 2B toont een dwarsdoorsnede van de voorkeursuitvoeringsvorm van de overkapping volgens de uitvinding langs de in Figuur 2A getoonde lijn. Deze dwarsdoorsnede toont de bovenzijde T en 2 lange schuin aflopende zijden S1.

25 Figuur 2C toont een perspectief aanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van de overkapping volgens de uitvinding, waarin de bovenzijde T en de zijden S1 en S2 getoond worden. De bovenzijde T is bij voorkeur vervaardigd van een dunwandig metaal, dat makkelijk vervormbaar is, zoals aluminium of zacht koper.

Het heeft de voorkeur dat de overgangen tussen S1 en S2, tussen S1 en T en tussen S2 en 30 T gas- en vloeistofdicht zijn, zodat geen lucht kan ontsnappen uit de ruimte onder de overkapping en geen vloeistof deze ruimte kan binnendringen tijdens het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 2D toont een uitvoeringsvorm van de overkapping, waarin de overkapping is voorzien van afvoerpijpen. Deze afvoerpijpen zijn aan de onderzijde van de overkapping 35 aangebracht en hebben een zodanig hoogte dat de afvoerpijp boven het vloeistofniveau uitsteekt. Hierdoor wordt grotendeels voorkomen dat de uit de houten delen tredende gassen de vloeistof in het bad verontreinigt. Het aantal afvoerpijpen is arbitrair. De afvoerpijp kan 8 tevens voorzien zijn van een terugslagklep voor het voorkomen van het terugstromen van mogelijk gecondenseerde verontreinigde gassen.

In de hierboven uitwerkte uitvoeringsvorm is een enkele laag met houten delen onder 5 een overkapping getoond. De octrooiaanvrage is hiertoe echter niet beperkt. Uitdrukkelijk kunnen de houten delen ook gestapeld zijn onder de overkapping. Daarbij kunnen tevens (thermische) platen tussen de houten delen zijn geplaatst.

De inventieve werkwijze levert homogeen gedroogd, gemodelleerd en/of thermisch 10 gemodificeerd hout, waardoor de werkwijze in aanmerking komt voor bekende certificeringen, zoals het KOMO-keurmerk.

Met behulp van de inventieve werkwijze en inrichting is het mogelijk om dikke houten delen thermisch te modificeren zonder dat de houten delen vervormd zijn of dat de vloeistof in de houten delen is getrokken. Hierdoor levert de werkwijze bij voorbeeld hout op dat 15 geschikt is voor het vervaardigen van kozijndelen, waarbij de houtdelen niet krom mogen zijn, een relatief grootte dikte moeten hebben, bij voorkeurde houtdelen een hoge duurzaamheidklasse moeten hebben (bij voorbeeld duurzaamheidklasse 1 of 2 volgens NEN-EN 350-1) en overschilderbaar moeten zijn.

20

Claims

1. Werkwijze voor het drogen, modelleren en/of thermisch modificeren van houten delen, omvattende de stappen: 5 a) het onderbrengen van de houten delen in een bad; b) het vullen van het bad met een vloeistof, bijvoorbeeld paraffine of (lijn)olie, waarbij de houten delen door de vloeistof zijn afgesloten van de omgevingslucht; c) de vloeistof enige tijd wordt verhit voor het drogen, modelleren en/of het thermisch modificeren van de houten delen; 10 d) het verwijderen van de houten delen uit het bad; met het kenmerk, dat stap a) de deelstappen omvat: a1) het plaatsen van een vloeistofwerende overkapping van warmtegeleidend materiaal over de houten delen, zodanig dat er een luchtdruk in de overkapping 15 ontstaat, die ervoor zorgt dat tijdens stap b), c) en d), contact tussen de vloeistof en de houten delen zoveel mogelijk vermeden wordt; a2) het in positie houden van de overkapping tijdens stap b), c) en d).

2. Werkwijze volgens conclusies 1, waarbij in stap a1) de houten delen eerst op een 20 verhoging worden geplaatst.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij stap a1) de verdere stappen omvat: a1-1) het plaatsen van verdere houten delen op een geplaatste overkapping; a1 -2) het plaatsen van een verdere overkapping over de verdere houten delen uit 25 stapa2-1),; a1-1) het herhaaldelijk uitvoeren van stappen a1-1) en a1-2) tot een gewenste hoogte is bereikt; en waarbij in stap a2)) alle overkappingen in positie worden gehouden tijdens stap b), c) en d). 30

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in stap a1): - steeds een overkapping wordt gekozen waarbij de bovenzijde van de overkapping een met de bovenzijde van de geplaatste houten delen 5 corresponderende vorm heeft; en - de bovenzijde van de overkapping aanligt tegen de bovenzijde van de houten delen.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in stap a1): 10. steeds een overkapping wordt gekozen waarbij de bovenzijde van de overkapping een met de onderzijde van de geplaatste houten delen corresponderende vorm heeft; en - de bovenzijde van de overkapping aanligt tegen de onderzijde van de houten delen. 15

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in stap c) bij het in positie houden van de overkapping rekening wordt gehouden met het krimpen van het hout.

7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij in stap c) de zijden van één of meerder overkappingen tegen de onder de overkapping geplaatste houten delen worden aangeduwd.

8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij tegen één of 25 meerdere zijden van de houten delen een profiel en/of profilering wordt geplaatst.

9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij voordat stap d) wordt uitgevoerd, de vloeistof gecontroleerd wordt afgekoeld.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij tijdens het afkoelen gas, bij voorkeur stoom, onder de houten delen in het bad wordt gespoten.

11. Werkwijze volgens conclusies 9 of 10, waarbij tijdens het afkoelen koele vloeistof onderin het bad wordt ingebracht en aan de bovenkant van het bad warme 35 vloeistof wordt afgevoerd.

12. Werkwijze volgens conclusies één der voorgaande conclusies, waarbij in stap a2) het in positie houden van de overkapping tijdens stap b), c) en d) wordt bereikt door het plaatsen van een voldoende zwaar gewicht op de bovenste overkapping.

13. Werkwijze volgens conclusies één der voorgaande conclusies, waarbij in stap a2) het in positie houden van de overkapping tijdens stap b), c) en d) wordt bereikt door een kleminrichting.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, waarbij de klemkracht tevens wordt 10 gebruikt voor het modelleren van de houten delen, het aanbrengen van een profiel op de houten delen, het voorkomen van scheuren in de houten delen en/of het verdichten van de houtstructuur van de houten delen..

15. Werkwijze volgens conclusies 1 tot en met 14, waarbij voor stap a) eerst 15 eventuele knoesten in de houten delen worden verzonken.

16. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies voor het drogen, modelleren en/of thermisch modificeren van houten delen, omvattende: 20. een bad ingericht voor opname van de houten delen, welk bad bestemd is voor ontvangst van een vloeistof, zoals paraffine of (lijn)olie - verhittingsmiddelen voor het verhitten van de vloeistof met het kenmerk, - dat de inrichting een aantal vloeistofwerende overkappingen met bij voorkeur 25 goede thermisch geleidende eigenschappen omvat, welke overkappingen zijn ingericht voor stapeling onder tussenplaatsing van de houten delen, waarin de hoogte van de overkapping tenminste overeenkomt met de hoogte van de te overkappen houten delen; - middelen omvat voor het in een bedrijfspositie houden van de geplaatste 30 overkappingen.

17. Inrichting volgens conclusie 16, waarin het bad aan de onderzijde is voorzien van een verhoging, die is ingericht voor ondersteuning van de houten delen.

18. Inrichting volgens conclusies 16 of 17, waarin de overkapping is vervaardigd van dunwandig en vervormbaar metaal, zoals bij voorbeeld aluminium.

19. Inrichting volgens conclusie 16, 17 of 18, waarin de bovenzijde van de overkapping een met de bovenzijde van de houten delen corresponderende vorm heeft.

20. Inrichting volgens conclusie 16, 17, 18 of 19, waarin de bovenzijde van de overkapping een met de onderzijde van de houten delen corresponderende vorm heeft.

21. Inrichting volgens conclusies 16 tot en met 20, waarin de middelen voor het in 10 positie houden van de geplaatste overkappingen regelbaar zijn.

22. Inrichting volgens conclusies 16 tot en met 21, waarin de binnenzijde en/of buitenzijde van de bovenkant van de overkapping voorzien is van een profiel en/of profilering. 15

23. Inrichting volgens conclusies 16 tot en met 22, waarin het bad aan de onderzijde is voorzien van een aanvoeropening voor aanvoer van koele vloeistof en aan de bovenzijde is voorzien van een afvoeropening voor afvoer van warme vloeistof.

24. Inrichting volgens conclusies 16 tot en met 23, waarin de inrichting verder is voorzien van een één of meerdere rekken, waarin elk rek is voorzien van een verhoging aan de onderzijde ervan, en elk rek is bestemd voor het afwisselend plaatsen van de houten delen en overkappingen op de verhoging.

25. Overkapping als onderdeel van de inrichting volgens conclusies 16 tot en met 24.

26. Overkapping volgens conclusie 25, waarin de overkapping aan één of meerdere onderzijden van de zijkanten is voorzien van één of meerdere afvoerpijpen, die zijn ingericht voor het afvoeren van uit de houten tredende gassen. 30

27. Overkapping volgens conclusie 25 of 26, waarin de overkapping is voorzien van één of meerdere losneembare lippen bestemd voor aanligging tegen de zijkanten van de houten delen.

28. Rek als onderdeel van de inrichting volgens conclusie 24. 5

29. Rek volgens conclusie 28, waarin het rek klemmiddelen omvat voor het klemmen van de overkappingen.