NL2007621C2 - Inrichting voor het verkleinen van afval. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verkleinen van afval.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verkleinen en afvoeren van afval, omvattende een houder met een inbrengopening met 5 sluissysteem, een in de houder aangebrachte maalinrichting met een uitlaatleiding, waarbij die uitlaatleiding een met een riool koppelbare leiding omvat.

Een voorbeeld van een dergelijke inrichting wordt gegeven in WO 93/13861. Daarbij ontstaat steeds het probleem dat bepaalde typen afval een bijzondere behandeling vereisen. Vaak is eenvoudige volume verkleining van het afval niet 10 mogelijk waardoor de afvalstroom een aanzienlijke omvang heeft. Bovendien bestaat een aanzienlijk risico voor personeel voor het hanteren van bepaalde soorten afval zoals in ziekenhuizen. Als voorbeeld worden flessen of andere houders gevuld met besmettelijke of op andere wijze schadelijke materie genoemd. Ook in andere gebouwen waar grote aantallen mensen aanwezig zijn is het hanteren van afVal een 15 probleem.

Bovendien wordt ernaar gestreefd een dergelijke inrichting op zo eenvoudig mogelijke wijze te installeren, dat wil zeggen zonder dat aan de infrastructuur van een bestaand gebouw ingrijpende handelingen uitgevoerd moeten worden. Dit betreft zowel de stroomaansluiting, wateraansluiting als afvoer. In andere publicaties is voorgesteld 20 die afvoer via een bestaand riool of een bijzonder buizenstelsel te laten verlopen. Gebleken is echter dat hoewel theoretisch een dergelijk systeem zou kunnen voldoen door de hoeveelheid en wisselende kwaliteit van het aangeboden afval, voortdurend verstoppingen en storingen van de inrichting plaatsvinden, en waarbij storingen uitsluitend door geschoold personeel te verhelpen zijn. In de praktijk blijkt ook dat 25 bestaande rioleringen met kleine diameter deels een zeer beperkt afschot hebben, waardoor afval door deze delen moeilijker getransporteerd wordt.

Omdat zoals hierboven aangegeven het afval gezondheidschadelijk materiaal kan omvatten, zeker als dit in vermalen toestand aan een dergelijk riool aangeboden wordt, zijn ingrepen om verstoppingen te verhelpen bijzonder ongewenst en dienen 30 aanzienlijke veiligheidsmaatregelen uitgevoerd te worden bij het uitvoeren van deze werkzaamheden.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een inrichting voor het afvoeren van huishoudelijk en/of medisch afval te voorzien die eenvoudig te bedienen 2 is, geen risico voor het personeel, dat deze inrichting gebruikt, meebrengt en welke na bewerking in een afvalstroom voorziet die op eenvoudige wijze afgevoerd kan worden. Bovendien wordt beoogd in een inrichting te voorzien die door het personeel bediend kan worden welke het afval verzamelt. Bovendien dient een dergelijke inrichting altijd 5 bedrijfsklaar te zijn, dat wil zeggen geen wachttijden te kennen. Bovendien is een doel van de onderhavige uitvinding een grote verscheidenheid aan medisch afval op betrouwbare wijze te kunnen vermalen en vervolgens te transporteren. Dat wil zeggen dat een inrichting beoogd wordt die weinig kritisch is met betrekking tot het functioneren daarvan zodat allerlei personeel allerlei soorten afval daarin in kan 10 brengen waarbij behalve het niet bestaan van gevaar voor personeel geen ongewenste bijverschijnselen optreden.

Dit doel wordt verwezenlijkt bij een hierboven beschreven inrichting, doordat stroomafwaarts van die maalinrichting een transportschroef is aangebracht, omvattende een huis met inlaat en uit laat, een schroef met een langshartlijn en een aandrijfmotor 15 voor die schroef, waarbij de hartlijn van die inlaat zich in hoofdzaak loodrecht op die langshartlijn uit strekt en de uit laat in het verlengde van die schroef ligt, in die leiding uitmondt, waarbij stroomafwaarts van die maalinrichting een stankafsluiter is aangebracht.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt stroomafwaarts van de maalinrichting een 20 transportschroef gebruikt die in verbinding met het riool staat. Daardoor kan een gedwongen verplaatsing van afval verwezenlijkt worden hetgeen verstoppingen vermijdt. Bovendien kan door het gebruik van een schroef dosering van de afvalstroom aan het riool verwezenlijkt worden hetgeen het gevaar van ontstaan van verstoppingen verder vermindert.

25 Zoals hierboven aangegeven ontstaat bij het verkleinen en afvoeren van afval en meer in het bijzonder ziekenhuisafval het probleem dat bij aansluiting op een rioolleiding verstoppingen ontstaan. Daardoor zijn dergelijke aansluitingen in de praktijk niet of nauwelijks uitgevoerd. Met de onderhavige uitvinding is verrassenderwijs gebleken dat een dergelijke aansluiting wel op betrouwbare wijze 30 gerealiseerd kan worden, dat wil zeggen dat verstoppingen niet of pas in extreme gevallen plaatsvinden.

De hierboven beschreven stankafsluiter kan op enige voorstelbare wijze uitgevoerd worden. Zo is het mogelijk de transportschroef zodanig uit te voeren dat deze zelf als 3 stankafsluiter functioneert. Door het daarbinnen handhaven van een watemiveau kan verplaatsing van onwelriekende gassen uit het riool voorkomen worden. Volgens een verdere mogelijke variant kan de stankafsluiter uit een plaatselijke verlaging gevolgd door verhoging in de leiding bestaan waardoor op het laagste punt een waterslot 5 geëffectueerd wordt.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de onderhavige uitvinding wordt de stankafsluiter als een in de leiding aangebrachte klep uitgevoerd. Een dergelijke klep is bij voorkeur stroomafwaarts van de transportschroef aangebracht. Een dergelijke klep kan zodanig uitgevoerd zijn dat deze onder invloed van zwaartekracht of een veer 10 automatisch sluit en geopend wordt door het door de transportschroef verplaatste materiaal. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de onderhavige uitvinding wordt de klep echter mechanisch bediend zodat onder alle omstandigheden gewaarborgd is dat een gewenste afsluiting plaatsvindt indien de transportschroef niet actief is. Bij het roteren van de schroef kan vervolgens openen van de klep 15 plaatsvinden.

Voor verplaatsing van het afval kan water gedoseerd worden. Daarbij is het mogelijk water toe te voeren bij de inlaat van de transportschroef of stroomopwaarts daarvan. Daardoor kunnen bepaalde soorten afval gemakkelijker verplaatsbaar worden. Eveneens is het mogelijk stroomafwaarts van de schroef, bijvoorbeeld in de uitlaat van 20 het huis, water toe te voeren. Daarbij is het mogelijk kleine hoeveelheden water toe te voeren om de consistentie van het afval te wijzigen. Ook is het mogelijk grotere hoeveelheden water toe te voeren teneinde verplaatsing van het afval te veroorzaken. In geval van het stroomafwaarts van de schroef toevoeren van water werkt de schroef met daarin resterend afval als een afsluiting. Het toevoeren van grote hoeveelheden water 25 vindt bij voorkeur intermitterend plaats.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de onderhavige uitvinding omvat de leiding een valpijp. Een dergelijke valpijp is aangesloten op het riool en daardoor wordt verplaatsing van het afval bevorderd.

In principe is het mogelijk de transportschroef enkelvoudig of meervoudig uit te 30 voeren. In de meervoudige uitvoering liggen bij voorkeur twee schroeven naast elkaar en wordt het materiaal tussen de schroeven verdeeld en verplaatst. Volgens een eenvoudige en effectieve variant van de uitvinding is slechts een enkele schroef 4 aanwezig en is het huis buisvormig uitgevoerd om in optimale opsluiting van de schroef te voorzien.

Bij voorkeur is de schroef in hoofdzaak horizontaal of iets hellend aangebracht.

Bediening van de schroef vindt bij voorkeur plaats door een sturing. Aan de sturing 5 worden signalen toegevoerd die de aanwezigheid van afval detecteren. Zo kan bijvoorbeeld een sensor aanwezig zijn die de aanwezigheid van afval stroomafwaarts van de maalinrichting of stroomopwaarts daarvan detecteert en op basis daarvan de schroef aanstuurt.

De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een bouwkundige 10 constructie omvattende een rioolstelsel alsmede een inrichting zoals hierboven beschreven waarbij die leiding op dat rioolstelsel aangesloten is.

De uitvinding kan in principe toegepast worden bij elke inrichting voor het verkleinen en vermalen van afval. Als voorbeeld zal hieronder aan de hand van de tekening een voorkeursinrichting in detail beschreven worden. Begrepen dient te 15 worden dat elk ander soort inrichting met vermaler en daarop aansluitende uitlaatleiding die met het riool koppelbaar is toepasbaar is.

In de tekeningen toont:

Fig. 1 schematisch de inrichting volgens de onderhavige uitvinding; en

Fig. 2 een gebouw voorzien van de uitvinding.

20 In fig. 1 is een inrichting voor het afvoeren van huishoudelijk en/of medisch afVal in het geheel met 1 aangegeven. Deze bestaat uit een behuizing 2 die een tussenopslag of bufferruimte 8 en een maalruimte 9 begrenst. Deze zijn gescheiden door twee kleppen 6 die in de richting van pijl 28 kunnen openen bediend door motor 7 gestuurd door sturing 20. De bufferruimte wordt anderzijds begrensd door een schamierbaar 25 deksel 3 dat in de richting van pijl 4 te openen is. Een als sensor en vergrendeling werkend deel is met 5 aangegeven. Daardoor kan enerzijds waargenomen worden of klep 3 geopend is en bestaat anderzijds de mogelijkheid klep 3 te vergrendelen. Deel 5 is eveneens met sturing 20 verbonden. In de bufferruimte 8 bevindt zich een op waterleiding 15 aangesloten sproeier 14 die door sturing 20 geregeld wordt. Een aantal 30 van dergelijke sproeiers kan langs de wand verdeeld aangebracht zijn. Het is ook mogelijk in plaats van stationaire sproeier 14 een sproeier met roterende arm toe te passen waarbij uit de roterende arm water treedt. Zo kan in hoofdzaak het gehele wandoppervlak van bufferruimte 8 bestreken worden voor het reinigen daarvan.

5

Bovendien is het mogelijk in een stoomaansluiting met dienovereenkomstige mondstukken te voorzien voor het reinigen van de bufferruimte 8 en of de maatruimte 9. De hier beschreven kleppen 3 en 6 kunnen op elke voorstelbare wijze uitgevoerd zijn. Zo is het mogelijk deze als schuif of rolluik uit te voeren.

5 Bovendien is het mogelijk een overeenkomstige sproei-installatie aan te brengen in maalruimte 9. Met bufferruimte 8 is een leiding 16 verbonden waarin zich een ventilator 17 bevindt die door sturing 20 bediend wordt en welke in onderdruk in bufferruimte 8 kan voorzien. Leiding 16 is aangesloten op leiding 12. Vanzelfsprekend is het eveneens mogelijk de van de ventilator afkomstige lucht via een filter zoals een 10 met actieve kool werkend filter in de omgeving uit te blazen. In plaats van het afzuigen van gassen uit de maalruimte en het verplaatsen daarvan naar het hierna te beschrijven riool is het ook mogelijk om op niet nader getoonde wijze water door leiding 16 in leiding 12 te verplaatsen.

In de maalruimte bevindt zich een maalinrichting 11.

15 Stroomafwaarts van de maalinrichting 11 bevindt zich een zeef 61 om de grootte van de door de maalinrichting 11 afgegeven deeltjes te bepalen. Materiaal dat niet door zeef 61 kan passeren wordt opnieuw aan een maalhandeling onderworpen. In de ruimte onder zeef 61 bevindt zich een sensor 65 waarmee waargenomen kan of nog materiaal door de maalinrichting afgevoerd wordt.

20 Onder de maalinrichting 11 is een in het geheel met 40 aangegeven transportschroef aangebracht. Deze bestaat uit een huis 41 met inlaat 42 en uitlaat 43. Uitlaat 43 mondt uit in leiding 12. In huis 44 is een enkele schroef aangebracht met een langshartlijn 50. Aan het stroomafwaartse einde is in leiding 12 een op niet nader getoonde wijze bedienbare klep 45 aanwezig. Tussen klep 45 en het stroomafwaartse 25 einde van schroef 44 mondt leiding 16 uit. Stroomafwaarts van klep 45 is een valpijp 47 aanwezig die aansluit op de rioolleiding 29.

Schroef 44 wordt aangedreven door motor 48 waarvan het bedrijf gestuurd wordt door sturing 20. Via een haakse overbrenging 49 wordt de roterende beweging van motor 48 op schroef 44 overgebracht.

30 De hartlijn van de inlaat 42 is met 51 aangegeven.

De sturing van de inrichting is zodanig uitgevoerd dat het niet mogelijk is deksel 3 en kleppen 6 gelijk te openen. Dat wil zeggen indien de kleppen 6 geopend zijn in de richting van pijlen 28, deel 5 als vergrendeling voor deksel 3 werkt. In het geval 6 kleppen 6 gesloten zijn, zoals in fig. 1 getekend, kan deksel 3 geopend worden en door het openen van deksel 3 wordt sensor 5 bediend zodanig dat de sturing 20 de kleppen 6 niet meer zal openen. Daardoor zal de gebruiker bij het openen van het deksel toegang hebben tot de bufferruimte 8 maar nooit toegang hebben tot de maalruimte 9. Daardoor 5 kan de maalinrichting verhoudingsgewijs zwaar uitgevoerd zijn zonder dit tot een gezondheidsrisico hoeft te leiden. Openen van deksel 3 kan handmatig uitgevoerd worden maar is eveneens op mechanische wijze mogelijk. In dat laatste geval kan bediening door middel van een nabijheidssensor van de bedienende persoon of door een drukschakelaar zoals een voetknop plaatsvinden.

10 Nadat de gebruiker afval in de bufferruimte 8 inbrengt zal na het sluiten van het deksel 3 deze vergrendeld worden met deel 5 en zullen de kleppen 6 geopend worden waardoor het afVal in de richting van pijl 23 naar de inrichting 10 tussen de tegen elkaar indraaiende snijmesreeksen 11 valt. Daarbij kan water toegevoerd worden via sproeier 14. Bovendien wordt de maalinrichting 10 op enigerlei wijze geactiveerd.

15 Volgens een van voordeel zijnde uitvoering wordt de maalinrichting 10 gestart door het openen van deksel 3 waarbij kleppen 6 gesloten zijn. Door het vermalen en het aanwezige water ontstaat een massa die door gebruikelijke rioolstelsels getransporteerd kan worden. Teneinde de deeltjesgrootte te beperken is een zeef 61 aanwezig waardoor kleine deeltjes heen kunnen bewegen en waarbij grotere deeltjes op de zeef 61 blijven 20 liggen en vervolgens voor de snijmessen weer in de kneep van de vermaler bewogen worden.

Bedrijf van de schroef kan gestart worden door het waarnemen van afval door sensor 45 of direct gelijk met het starten van de maalinrichting of met een vaste tussenpoos na het starten van de maalinrichting. De transportschroef 44 verwezenlijkt 25 niet alleen een gegarandeerd transport van afval in de valpijp 47 maar voorziet bovendien in een gespreide verplaatsing van het afval, dat wil zeggen het afval wordt op gedoseerde wijze aan de valpijp toegevoerd waardoor verstoppingen voorkomen kunnen worden.

In fig. 2 is een gebouw 25 schematisch afgebeeld dat voorzien is van een aantal 30 inrichtingen 1 volgens de onderhavige uitvinding aangesloten op een riool 29. Dit riool kan een gebruikelijk riool zijn, dat wil zeggen toiletten, douches, keukens en dergelijke kunnen eveneens op dat riool aangesloten zijn. Een gemeenschappelijk farmaceutisch 7 filter 22 uitgevoerd als plasmafïlter is bij de aansluiting van het riool 29 op het openbare riool aangebracht.

Met de onderhavige uitvinding is het mogelijk om bij de aanwezigheid van een wateraansluiting en een rioolaansluiting in combinatie met een energie-aansluiting een 5 volledig zelfstandig werkende inrichting te installeren waarbij elk soort afval, omvattende metallische delen en dergelijke, op hygiënische wijze afgevoerd kan worden. Door gebruik van een ventilator wordt de verspreiding van luchtjes en ziektekiemen en dergelijke op effectieve wijze voorkomen.

Na het lezen van bovenstaande beschrijving zullen bij degene bekwaam in de 10 stand der techniek dadelijk varianten opkomen die liggen binnen het bereik van bijgaande conclusies en voor de hand liggend zijn.

15

Claims (10)

1. Inrichting (1) voor het verkleinen en afvoeren van afVal, omvattende een houder (8) met een inbrengopening met sluissysteem (3, 6), een in de houder aangebrachte 5 maalinrichting (11) met een uitlaatleiding (12), waarbij die uitlaatleiding een met een riool (29) koppelbare leiding (12) omvat, met het kenmerk, dat stroomafwaarts van die maalinrichting (11) een transportschroef (40) is aangebracht, omvattende een huis (41) met inlaat (42) en uitlaat (43), een schroef (44) met een langshartlijn (50) en een aandrijfmotor (49) voor die schroef, waarbij 10 de hartlijn (51) van die inlaat (42) zich in hoofdzaak loodrecht op die langshartlijn (50) uitstrekt en de uitlaat (43) in het verlengde van die schroef (44) ligt, in die leiding (12) uitmondt, waarbij stroomafwaarts van die maalinrichting (11) een stankafsluiter (45) is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die stankafsluiter (45) een in die leiding (12) aangebrachte klep omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij die klep (45) in de monding van die schroef (44) ligt. 20

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die leiding (12) een valpijp (47) omvat.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die leiding (12) een 25 watertoevoer (16) omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 5 en 2, waarbij die watertoevoer (16) tussen die uitlaat (43) en die stankafsluiter (45) is aangebracht.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een enkele transportschroef (44) aanwezig is en het huis (41) buisvormig is uitgevoerd.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die langshartlijn (50) in hoofdzaak horizontaal is.

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een sensor (5, 65) 5 voor het detecteren van de toevoer van afval, welke sensor met een sturing (20) verbonden is, welke sturing op basis van het sensorsignaal die aandrijfmotor (48) aanstuurt.

10. Bouwkundige constructie omvattende een rioolstelsel alsmede een inrichting 10 volgens een van de voorgaande conclusies waarbij die leiding (12) op dat rioolstelsel aangesloten is.