NL2002939C2 - Bestratingmachine. - Google Patents

Description

Titel: Bestratingmachine.

Deze uitvinding heeft betrekking op een bestratingmachine en -klem om in een keer een laag vooraf in een patroon gelegde 5 bestratingstenen of -tegels of dergelijke elementen op te nemen en op de gewenste plaats neer te leggen.

Uit bijvoorbeeld DE19814882 is een bestratingklem bekend die dient als voorbeeld waarop de uitvinding kan worden toegepast. Deze klem is getoond in bijgaande figuur 1. Andere 10 bestratingklemmen zijn geopenbaard in bijvoorbeeld DE10021543, DE4305825 of DE10116231.

Met een dergelijke klem wordt een bestratinglaag gewoonlijk van een pallet afgenomen. Van de in bovenaanzicht vier randen van de bestratinglaag zijn er in de regel twee 15 tegenover elkaar liggende in hoofdzaak recht, bij voorkeur zijn alle vier randen in hoofdzaak recht (uitgezonderd eventuele in de rand aanwezige ruimten waarin een halve steen past). In bovenaanzicht gezien is de bestratinglaag in de regel in hoofdzaak rechthoekig. Met twee permanente klemstroken worden 20 twee tegenover elkaar liggende randen permanent naar elkaar toe gedrukt gehouden zodat de stenen tegen elkaar worden geklemd en zodoende de klem de stenenlaag tot een samenhangend geheel houdt. In de regel worden de twee andere randen door aanschuifstroken of tijdelijke klemstroken aangedrukt om uit 25 hun gewenste positie verplaatste stenen op de juiste plaats terug te duwen. Voortdurend aandrukken van alle vier randen is onpraktisch omdat het dan problematisch/onmogelijk is om de laag direct aansluitend op een eerder op de grond gelegde laag te leggen, wegens het in de weg zitten van een klemstrook. 30 Afhankelijk van het patroon waarin de stenen liggen, kan het onvoldoende zijn om alle stenen in de laag te houden tijdens het tillen terwijl slechts twee tegenover elkaar liggende randen door de permanente klemstroken naar elkaar toe gedrukt worden gehouden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij in een 35 visgraatpatroon gelegde stenen. Daarom zijn klemmen ontwikkeld (zie bijvoorbeeld DE10021543, DE4305825, DE10116231) die uitgerust zijn met inbrengorganen die geplaatst worden in tussenruimten tussen stenen langs de ongeklemde randen, om op die stenen een druk/klemkracht uit te oefenen. Via deze organen 2 zijn de op de twee andere randen aangrijpende permanente klemstroken dan wel in staat alle stenen in een opgetilde laag te houden.

Zich aan een rand bevindende stenen die grenzen aan een 5 ruimte waarin een halve steen past, kunnen uit hun gewenste positie verplaatst raken. Tot nu toe werden deze stenen met de hand terug op hun plaats gebracht wanneer de inbrengorganen, de permanente klemstroken of de aanschuifstroken daar niet in slaagden. Daarbij hebben de inbrengorganen nog het nadeel dat 10 zij weliswaar, afhankelijk van hun uitvoering, in principe in staat zijn een steen in zijn gewenste positie terug te schuiven, echter een aanzienlijke tussenruimte tussen twee stenen nodig hebben om ingebracht te kunnen worden en dus onbetrouwbaar zijn voor het terug verplaatsen van stenen. Verder zijn deze 15 inbrengorganen uitsluitend werkzaam langs de randen waarop de aanschuifstroken aangrijpen.

Het doel van de uitvinding is nu, een oplossing te bieden zodat uit hun positie verschoven stenen aan een rand van de laag mechanisch naar hun oorspronkelijke plaats kunnen worden 20 terug gebracht. Deze oplossing dient bij voorkeur een of meer te zijn van goedkoop in aanschaf en/of onderhoud, handzaam, lichtgewicht, eenvoudig van constructie en/of in gebruik, betrouwbaar, duurzaam, robuust, toe te passen op een reeds bestaande klem, gemakkelijk afneembaar van de klem, gemakkelijk 25 omstelbaar/aanpasbaar aan een ander bestratingpatroon. Deze oplossing wordt geboden door de inrichting overeenkomstig de bijgaande conclusies.

Volgens een voorkeursuitvoering wordt voorzien in terugplaatsorganen die zelfs werkzaam zijn wanneer de 30 betreffende steen tot tegen de zich aan de andere zijde van de oorspronkelijke ruimte bevindende steen is geschoven. In het bijzonder zijn de terugplaatsorganen tegen voorspanning verplaatsbaar vanuit hun actieve (grijpend tussen stenen) naar hun inactieve (tussen de stenen uit) stand, waarbij de 35 voorspanning bijvoorbeeld wordt geleverd door de zwaartekracht of een veerorgaan. De voor het terug verplaatsen van de stenen benodigde energie wordt bij voorkeur geleverd door de beweging 3 van een onderdeel van de klem, bij voorkeur een beweging die reeds bij de klem van de stand van de techniek wordt uitgevoerd om een bestratinglaag op te nemen, bijvoorbeeld de beweging van de aanschuifstroken. Bij voorkeur zijn de 5 terugplaatsorganen werkzaam voor de stenen langs de rand waarop een permanente klemstrook aangrijpt, hoewel het denkbaar is dat ze alternatief of aanvullend werkzaam zijn voor de stenen langs de rand waarop een aanschuifstrook aangrijpt. Eventueel is het zelfs denkbaar dat een terugplaatsorgaan werkzaam is 10 voor een steen die zich niet langs een rand bevindt.

Het moet duidelijk zijn dat een terugplaatsorgaan bij voorkeur geen enkel-, twee- of meerzijdige aanklemdruk uitoefent op een steen, of een de ruimte tussen de stenen overbruggend en klemkracht doorgevend element vormt, zoals dat 15 wel het geval is bij de inbrengorganen zoals bekend uit DE10021543, DE4305825 of DE10116231.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een niet-beperkend uitvoeringsvoorbeeld waarbij wordt verwezen naar de bijgaande tekening. Daarin toont: 20 Fig. 1 een perspectief van de helft van een inrichting die een stenenlaag klemt, met een voorziening die grijpt in een tussenruimte tussen stenen, waarbij voor de duidelijkheid enkele onderdelen van de inrichting zijn weggelaten;

Fig. 2 de in een tussenruimte grijpende voorziening van 25 fig. 1 afzonderlijk;

Fig. 3 een bovenaanzicht van een stenenlaag met de inrichting van fig. 1;

Fig. 4 tot 6 zijaanzichten van de in de tussenruimte grijpende voorziening, weergegeven in een terug gezwenkte, in 30 de tussenruimte gezwenkte en in een terug gezwenkte voorspannende stand;

Fig. 7 tot 9 een vooraanzicht van de in de tussenruimte grijpende voorziening in een stand waarin die tussen de stenen grijpt, waarbij de schuifrails en de drukelementen in drie 35 verschillende posities zijn getoond;

Fig. 10 en 11 een bovenaanzicht op de in de tussenruimte grijpende voorziening, waarbij de schuifrails zich bevinden 4 in een positie die zij innemen tijdens het naar binnen in de ruimte tussen de stenen zwenken, resp. tijdens het spreiden;

Fig. 12 en 13 een bovenaanzicht op een stenenlaag voor het verduidelijken waar de voorziening tussen de stenen grijpt; 5 Fig. 14 de klem van DE19814882 in perspectief;

Fig. 15 een bovenaanzicht van de uitvinding;

Fig. 16 het bij fig. 15 behorende vooraanzicht;

Fig. 17 de weergave van fig. 15 in een tweede stand;

Fig. 18 het bij fig. 17 behorende vooraanzicht; 10 Fig. 19 en 20 kopse aanzichten van de uitvinding;

Fig. 21 een stenenlaag in visgraatpatroon in bovenaanzicht;

Fig. 22 en 23 een alternatief voor de klem van fig. 15-20 in de weergaven volgens fig. 16 resp. 18.

15

Aan de hand van fig. 14 worden eerst de belangrijkste bestanddelen van een bestratingklem getoond, waarop de uitvinding kan worden toegepast. De klem 1' bezit twee tegenover elkaar liggende permanente klemstroken of grijpbekken 3' die 20 door een hydraulische aandrijving 4' (zuiger/cilindereenheid) naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn. In deze uitvoering is slechts een van de grijpbekken 3' (de in de tekening voorste) beweegbaar ten opzichte van het frame 11', bijvoorbeeld zwenkbaar. Verder bezit de klem 1' twee tegenover 25 elkaar liggende aanschuifstroken of uitlijnbekken 5' die beide loodrecht op de grijpbekken 3' zich uitstrekken en zwenkbaar zijn gemonteerd aan het frame 11' van de klem 1' en naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn, daartoe elk aangedreven door een hydraulische aandrijving 6' (zuiger/cilindereenheid) . 30 De klem 1' wordt met uit elkaar bewogen bekken 3', 6' over een in het gewenste patroon gelegde stenenlaag geplaatst. Vervolgens worden de uitlijnbekken 5' gesloten om eventueel uit het patroon verschoven stenen terug in het patroon te schuiven. Dan worden de grijpbekken 3' gesloten en de laag samen 35 met de klem opgetild, waarbij in elk geval de grijpbekken 3' gesloten blijven. De uitlijnbekken 5' kunnen dan geopend worden.

5

Het frame 11' hangt gewoonlijk aan de werkarm 2' van een werkmachine zoals een hijskraan.

Fig. 15 en 16 tonen de klem 1' die over een stenenlaag met visgraatpatroon is geplaatst. Fig. 16 toont de klem 1' met 5 de uitlijnbekken 5' in de geheel inactieve positie; fig. 15 toont de klem 1' met de uitlijnbekken 5' in een vanuit de positie van fig. 16 naar de in fig. 18 getoonde positie bewogen tussenpositie. De klem 1' is nu uitgerust met de terugplaatsorganen 7' die samenvallen met een locatie waar zich 10 langs de rand een ruimte 8' moet bevinden om daarin een steen te plaatsen die behoort tot twee op elkaar aansluitend gelegde lagen. In fig. 15 en 16 is te zien hoe deze ruimte gedeeltelijk is ingenomen door een onbedoeld uit het patroon opzij geschoven steen 9'.

15 Bij over de stenenlaag geplaatste klem 1' als getoond in fig. 15/16 steken de terugplaatsorganen 7' in de ruimte 8'. Vervolgens worden de terugplaatsorganen zijdelings bewogen, naar links in de tekening, over een slag voldoende om de stenen 9' in hun oorspronkelijke positie terug te schuiven. Deze 20 eindsituatie is getoond in fig. 17/18. Elke steen 9' houdt nu met de aangrenzende steen 10' (in de tekening links ervan) een kleine spleet en de ruimte 8' heeft de gewenste afmeting herkregen. Met pijlen is in fig. 16 de richting aangegeven waarin de stenen 9' worden verschoven.

25 Het bewegen van de terugplaatsorganen 7' wordt veroorzaakt door het bewegen van de uitlijnbekken 5' (vergelijk fig. 16 en 18). De organen 7' bevinden zich op een aandrijfstang 12' binnenin een montagekoker 13' die vast aan het frame 11' is gemonteerd. De hartlijn van deze montagekoker 13' is 30 denkbeeldig ingetekend in fig. 14. De aandrijf stang 12' is naar rechts in de tekening voorgespannen door een voorspanmiddel, in deze uitvoering een veer 14'. De stang 12' steekt rechts in de tekening zo ver uit de koker 13', dat een met de zich aan die kant bevindende uitlijnbek 5' mee bewegend onderdeel 35 op dat uiteinde 15' kan komen aan te grijpen bij bewegen vanuit de stand van fig. 16 (ruststand) naar de stand van fig. 18 (aangrijpstand) van de uitlijnbek 5' om de stang 12' naar links 6 te bewegen , waarbij de stang 12' de organen 7' meeneemt, welke laatste weer de stenen 9' meenemen.

De afstelling van de slag van de stang 12' is zodanig dat wanneer de uitlijnbekken 5' geheel gesloten zijn (fig. 17/18), 5 de stang 12' en dus de vingers 7' hun maximale slag naar links in de tekening hebben uitgevoerd zodat de steen 9' nog een kleine spleet houdt met de steen 10' daarnaast (fig. 21), terwijl de slag die de stang 12' kan uitvoeren beperkt is tot maximaal de breedte van de ruimte 8' in geval de stenen 9', 10' zich 10 op de gewenste plaats in de stenenlaag bevinden (zie fig. 21) . Zodoende wordt gewaarborgd dat de vingers 7' de stenen 9' alleen richting de stenen 10' kunnen verschuiven en niet tegen de stenen 10' kunnen klemmen.

De organen 7' zijn vrij draaibaar rond de stang 12' 15 gemonteerd en zodanig gebalanceerd, dat zij in onbelaste toestand neerwaarts uitsteken (zie fig. 19) . In die stand steken zij onder de koker 13' en in de ruimte 8' uit. Verder zijn de organen 7' zodanig uitgevoerd dat, mocht in een extreem geval de ruimte 8' geheel zijn opgevuld door steen 9', zij in 20 aangrijping komen met de bovenzijde van de steen 9' terwijl de klem 1' op de stenenlaag wordt neergelaten, waardoor de organen 7' rond stang 12' draaien en zodoende geen belasting uitoefenen op de steen 9', zodat zowel de steen 9' als de klem 1' onbeschadigd blijven (zie fig. 20). Daarnaast is het vrije 25 uiteinde van de organen 7' taps of verjongd of aangescherpt, zodat de organen 7' ook in een kleine ruimte 8' kunnen binnendringen.

Het tussen de stenen 9', 10' komende deel van orgaan 7' is vormvast en niet in staat om bij maximaal uit elkaar geschoven 30 stenen 9', 10' (in de ruimte 8' past dan precies een halve steen 9') tegelijk tegen beide die stenen te steunen, zoals wel het geval is bij de uit DE10021543, DE4305825 of DE10116231 bekende druk overbrengende organen die ook nog eens expandeerbaar zijn en dus gelijktijdig met de stenen aan beide zijden van de ruimten 35 in drukkend/klemmend contact staan. Integendeel, het tussen de stenen komende deel van het orgaan 7' heeft een dikte die slechts een fractie bedraagt van de afstand tussen de stenen 7 wanneer die maximaal uit elkaar geschoven zijn (de breedte van de ruimte 8') .

De door de veer 14' veroorzaakte terugstelbeweging van de stang en de organen 7' samen is beperkt door een zich aan 5 de koker 13' bevindende aanslag (niet zichtbaar).

De koker 13' met daarin de veer 14', de stang 12' en de organen 7' vormen een afzonderlijk deelsamenstel dat gemakkelijk aan een bestaande klem 1' kan worden gemonteerd en weer verwijderd.

10 Fig. 21 toont denkbeeldig een steen 16' die na het leggen van de stenenlaag in een ruimte 8' wordt geplaatst. Wanneer een aan de stenenlaag van fig. 21 identieke stenenlaag in dezelfde positie als getoond in fig. 21 direct aansluitend wordt neergelegd langs de in de tekening linker rand of bovenrand 15 met de ruimten 8' wederzijds uitgelijnd, zal een in de ruimten 8' geplaatste steen beide stenenlagen overbruggen.

Fig. 22 en 23 tonen de toevoeging van een hydraulische cilinder 17 waarmee de vingers 7' worden verschoven en tegen 20 de stenen 9 worden gedrukt, zodat het nu wel mogelijk is de stenen 9', 10' tegen elkaar te klemmen en zo geklemd te houden, ook wanneer de uitlijnbekken 5' buiten aangrijping met de stenenlaag zijn gebracht (fig. 22) . Indien toegepast langs de randen waarop de grijpbekken 3' aangrijpen, zoals het geval 25 is in fig. 22 en 23, is dit met de vingers 7'geklemd houden van de stenen onnodig om te voorkomen dat ze uit de stenenlaag vallen, aangezien ze permanent worden geklemd door de grijpbekken 3' vanaf het moment van oppakken totdat de stenenlaag is neergelegd. Worden de vingers 7' daarentegen 30 werkzaam langs de twee andere randen, waarop de uitlijnbekken 5' weliswaar aangrijpen (fig. 23) vanaf het moment van oppakken echter vlak voordat de stenenlaag wordt neergelegd worden weggeklapt (fig. 22) zodat vanaf dat moment een steen 9' aan die rand uit de stenenlaag kan vallen, zijn de vingers 7' aan 35 die randen wel van nut vanaf het moment dat de uitlijnbekken 5' zijn weggeklapt, zodat de vinger 7' verhindert dat de steen 9' uit de stenenlaag valt terwijl de stenenlaag door de klem 8 van de grond is geheven.

Onderdelenlijst voor fig. 1-13: 1 klem; 2 voorziening om tussen twee stenen te grijpen; 5 3 grijpbek; 4 hydraulische cilinder; 5 richtbek; 6 hydraulische cilinder; 7 stenenlaag; 8 steen; 9 ruimte tussen stenen; 10 door de bek 3 uitgeoefende drukkracht; 8a steen waarop zonder hulp van voorziening 2 geen drukkracht wordt uitgeoefend door bek 3; 11 houdframe; 12 framebuis; 13, 14 schuifrail met 10 C-vormige dwarsdoorsnede, in de lengte verschuifbaar aan 12 gemonteerd; 15, 16 drukelement die aan 13 resp. 14 zijn gemonteerd, 17 hydraulische cilinder waarmee 13 en 14 ten opzichte van elkaar worden verschoven; 18 zwenkhefboom die zwenkend aan 12 is gelagerd voor het in en uit de spleet 9 zwenken 15 van 15 en 16; 19 terug zwenkend element dat door middel van een veer 20 met de hefboom 18 gekoppeld is en zorgt voor het terug uit de spleet 9 zwenken van 15 en 16; 21 door 13 en 14 bepaalde in de lengte lopende sleuf waarin het kopgebied 49 (fig. 6) van 15 en 16 kan worden gestoken om 15 en 16 in gewenste 20 positie te monteren; lagerlip 22, 23 en 24, 25 voor het in de lengte verschuifbaar monteren van rail 13 resp. 14.; 26 zuigerstang van 17; elementen 13, 14, 17 zijn zwevend gelagerd ten opzichte van frame 11 zoals fig. 7 tot 11 tonen, door een voorziening met een drukveer 28, drukschijven 29, 30 en 25 drukstangen 31, 32 (33 is binnenste einde van 31); 39 schroef; 40 veer; 41 moer; 42 houdarm; 43 pen; 44 opening; 18a, 18b hefboomarm van 18; 47 pen; 49 gat; 46 gat.

In fig. 7 zijn 15, 16 zojuist in de ruimte 9 gezwenkt waarbij, ze fig. 10, 26 is ingeschoven, zodat 14 samen met 16 30 in de meest linker positie en 13 samen met 15 in de meest rechter positie staan. De verticale bevestigingdelen 35 van 15 bevinden zich rechts naast de verticale bevestigingdelen 36 van 16, zodat de horizontale drukvingerdelen 37 van 15, 16 opzij niet buiten 15, 16 uitsteken, zodat elk paar samenwerkende drukelementen 35 15, 16 de kleinste breedte hebben.

In fig. 8 wordt 26 uitgeschoven, 13 en 15 bewegen samen naar links, 14 blijft onbeweeglijk, 15, 16 kunnen niet meer 9 uit 9 zwenken, ook als 18 in de uitgangstand wordt terug gezwenkt.

In fig. 9 en 11 wordt 17 verder uitgeschoven zodat 14 en 16 samen naar rechts verplaatsen tot de horizontale 5 drukvingerdelen 38 tegen de rechter zijwand van de ruimte 9 stoten en een steunkracht op stenen 8a uitoefenen.

Fig. 7 en 10 tonen hoe 30 tegen 18 steunt, waarbij 18 axiaal onverschuifbaar, echter zwenkend aan buis 12 is gelagerd.

Door vanuit fig. 10 element 17 uit te schuiven naar de 10 positie van fig. 11, worden 13 en 14 wederzijds verschoven waardoor 15 en 16 verschuiven om op stenen 8a ter weerszijden van ruimte 9 steunkracht uit te oefenen.

Getoond zijn twee elementen 2, ieder in de nabijheid van een bek 5, hoewel het mogelijk is slechts een element 2 te 15 gebruiken of de elementen 2 in de buurt van de bekken 3 in plaats van de bekken 5 aan te brengen.

Aldus betreft de in fig. 1-13 getoonde uitvinding een klem met een frame (11), twee richtbekken (5) tegenover elkaar en twee grijpbekken (3) tegenover elkaar, voor het richten 20 respectievelijk klemmen van een stenenlaag (7), evenals met een voorziening (2) voor het af steunen van langs de rand gelegen stenen (8a) naast een ruimte (9) in de stenenlaag (7), waarbij de voorziening (2) ten minste een aan het frame (11) in de lengte verschuifbaar bevestigde schuifrails (13, 14) bezit, die door 25 middel van en hydraulische cilinder (17) in de richting van zijn lengte verplaatsbaar is, en dat aan de rail (13, 14) ten minste een drukelement (15, 16) bevestigd is, dat in en uit een ruimte (9) kan worden gebracht, waarbij het in de ruimte (9) gebrachte drukelement (15, 16) door de beweging in de lengte 30 van de rail (13, 14) tegen een af te steunen steen (8a) gedrukt of daarvan weg bewogen wordt, met voorts een of meer van de volgende: het drukelement (15, 16) kan door een zwenkbeweging van de schuifrail (13, 14) om zijn lengte as of om een aan de lengte as evenwijdige as in of uit de ruimte (9) worden bewogen; 35 de schuifrail (13, 14) heeft een C-vormige dwarsdoorsnede en het drukelement (15, 16) kan in verschillende posities langs de rail (13, 14) worden bevestigd; het drukelement (15, 16) 10 bestaat uit een L-vormige vinger met een bevestigingdeel (35, 36) en een horizontaal vingerdeel (37, 38), waarbij het vrije einde van het deel (37, 38) tot steunen tegen de steen (8a) kan worden gebracht; het horizontale vingerdeel (37, 38) is 5 in zijn lengte richting meegevend aan het bevestigingdeel (35, 36) bevestigd en door middel van een veer (40) in drukrichting voorgespannen; de schuifrail (13, 14) is aan een parallelle, stilstaande buis (12) zwenkend en in de lengte verschuifbaar gemonteerd; de rail (13, 14) kan door een zwenkhefboom (18) 10 worden gezwenkt, die mechanisch via een uitlijnbek (5) of een grijpbek (3) kan worden gezwenkt; de hefboom (18) is zwenkend aan de buis (12) gelagerd; de hefboom (18) voor het uitzwenken van het drukelement (15, 16) uit de ruimte (9) met een aan de buis (12) zwenkend gelagerd terugzwenkelement (19) in werkzame 15 verbinding staat, dat enerzijds met de rail (13, 14) is gekoppeld en anderzijds met de hefboom (18) via een veer (20) in verbinding staat, zodat de zwenkhefboom (18) ook zonder zwenkbeweging van het element (19) en de rail (13, 14) in een uitgangstand kan worden terug gezwenkt; twee rails (13, 14) 20 zijn parallel naast elkaar geplaatst, en zijn in tegengestelde richting in de lengte verschuifbaar en dragen telkens ten minste een drukelement (15, 16); de twee rails (13, 14) zijn aan dezelfde buis (12) zwenkend en in de lengte verschuifbaar gemonteerd; de rails (13, 14) zijn zwevend aan de buis (12) 25 gemonteerd en worden door dezelfde cilinder (17) in de lengte verschoven, die enerzijds met de ene rail (13) en anderzijds met de andere rail (14) in werkzame verbinding staat; de rails (13, 14) zijn door een veer (28) in een van de schuifrichtingen voorgespannen, wanneer de drukelementen (15, 16) van beide 30 rails (13, 14) zich in hun dicht aan elkaar grenzende inbrengstand bevinden.

De uitvinding is eveneens toepasbaar op andere klemmen en patronen waarin de stenen of tegels zijn gelegd.

Alle beschreven of in de tekening weergegeven maatregelen 35 vormen op zich of in willekeurige combinatie het onderwerp van deze uitvinding, ook onafhankelijk van hun samenvatting in de conclusies of hun terugverwijzing.

Claims (11)

1. Bestratingklem met een frame (11'), twee tegenover elkaar liggende grijpbekken (3') en twee tegenover elkaar liggende 5 uitlijnbekken (5') voor het inklemmen resp. uitlijnen van een zich in een visgraatpatroon bevindende stenenlaag.

2. Klem volgens conclusie 1, met een inrichting (7') om een aan een ruimte (8') grenzende steen (9') in een gewenste positie te brengen in het geval dat die steen (9') onder verkleining 10 van de ruimte (8') uit de gewenste positie is geschoven, zodat na door de klem op de grond neerleggen en vrijgeven van de stenenlaag, de ruimte (8'), zonder de noodzaak van het met de hand verschuiven van een steen (9', 10'), beschikbaar is voor het nauwpassend daarin plaatsen van een steen (16') die komt 15 te behoren tot de stenenlaag en een direct daarnaast gelegde, identieke stenenlaag.

3. Klem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de inrichting (7') is ingericht voor het verplaatsen van een steen (9') die zich bevindt langs een rand van de stenenlaag waarop een grijpbek 20 (3') of een uitlijnbek (5') komt aan te grijpen.

4. Klem volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de inrichting (7') is ingericht om te worden aangedreven door de uitlijnbek (5') of de grijpbek (3'), om de steen (9') te verplaatsen.

5. Klem volgens een der conclusies 1-4, waarbij de inrichting 25 (7') wordt aangedreven door een actuator, zoals een hydraulische cilinder (17), om de steen (9') te verplaatsen.

6. Klem volgens een der conclusies 1-5, waarbij de inrichting (7') een vormvaste en stripvormige, dunne vinger (7') omvat, om de steen (9') te verplaatsen.

7. Klem volgens een der conclusies 1-6, waarbij de inrichting (7') is ingericht om tussen twee stenen (9', 10') te grijpen, om een heen- en weergaande verplaatsing uit te voeren terwijl tussen twee stenen stekend, en te worden verplaatst om een steen (9') te verplaatsen.

8. Klem volgens een der conclusies 1-7, waarbij de inrichting (7') tegen voorspanning, afkomstig van een voorspanmiddel, zoals een veer (14'), verplaatsbaar is om de steen (9') te verplaatsen.

9. Klem volgens een der conclusies 1-8, waarbij voor de inrichting (7') een of meer van het volgende van toepassing is: 5. is evenwijdig aan de grijpbek (3') of uitlijnbek (5') verplaatsbaar; is vrij draaibaar; is in onbelaste toestand voorgespannen door een voorspanmiddel, zoals de zwaartekracht; 10. steekt in de onbelaste toestand neerwaarts uit in de bedrijfstand van de klem (1'); is gemonteerd aan een aandrijfstang (12'); is ingericht om van bovenaf aan te grijpen op de stenenlaag; 15. is ingericht om tussen twee stenen te grijpen; is niet ingericht als overbrugging of krachtoverbrenging tussen twee stenen (9', 10') ter weerszijden van de ruimte (8'); is niet ingericht om na verplaatsen van de steen (9') naar de gewenste locatie een klemdruk in een of twee tegengestelde 20 richtingen uit te oefenen op de stenenlaag.

10. Klem volgens een der conclusies 1-9, waarbij voor de aandrijf stang (12') een of meer van het volgende van toepassing is: 25. is opgenomen in een kokerlichaam (13') met daarin de veer (14') ; levert aandrijfvermogen door verplaatsing ervan (12'); is zodanig uitgevoerd dat een uitlijnbek (5') of grijpbek (3') tijdens zijn sluitbeweging om te gaan aangrijpen op de 30 rand van de stenenlaag op het vrije uiteinde (15') van de aandrijfstang (12') komt aan te grijpen om bij verder sluiten de aandrijf stang (12') tegen de voorspanning van de veer (14') te verplaatsen om zodoende de steen (9') door middel van de vinger (7') te verschuiven; 35. de slag ervan (12') en de positionering van de vinger (7') ten opzichte van de aandrijfstang (12') zijn zodanig aangepast dat wanneer de uitlijnbek (5') of grijpbek (3') geheel gesloten is op de stenenlaag de aandrijfstang (12') de maximale slaglengte heeft bereikt en de door de vinger (7') verschoven steen (9') een spleet houdt met de steen (10') waarnaar de steen (9') verschoven is en de ruimte (8') zijn gewenste breedte heeft 5 gekregen terwijl wanneer de uitlijnbek (5') of grijpbek (3') de aandrijf stang (12') heeft vrijgegeven, de aandrijf stang (12') tot tegen een aanslag is terug geschoven door de veer (14') over een afstand, gemeten vanaf de positie waarin de aandrijfstang (12') zijn maximale slaglengte heeft bereikt, 10 van ten hoogste de maximale afstand waarover de steen (9') moet worden verschoven om de ruimte (8') te herstellen, d.w.z. van ten hoogste de breedte van de ruimte (8') bij zich in de gewenste positie bevinden van de steen (9').

11. Klem volgens een der conclusies 1-10, waarbij de slag van de actuator (17) en de positionering van de vinger (7') zodanig zijn dat wanneer de actuator (17) de ene uiterste stand heeft bereikt de door de vinger (7') verschoven steen (9') een spleet houdt met de steen (10') waarnaar de steen (9') verschoven is 20 en de ruimte (8') zijn gewenste breedte heeft gekregen terwijl wanneer de actuator (17) de andere uiterste stand heeft bereikt, de vinger (7') is terug geschoven over een afstand, gemeten vanaf de positie waarin de actuator zich in de andere uiterste stand bevind, van ten hoogste de maximale afstand waarover de 25 steen (9') moet worden verschoven om de ruimte (8') te herstellen, d.w.z. van ten hoogste de breedte van de ruimte (8') bij zich in de gewenste positie bevinden van de steen (9') .