NL8901856A - Snelwerkende klemmen. - Google Patents

Description

Snelwerkende klemmen.

De uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op klemmen vansoort die worden gebruikt voor het tijde!ijk samenklenmen van twee> voorwerpen, bijvoorbeeld voor lijmen of voor het vasthouden van eenwerkstuk voor het lassen daarvan en meer in het bijzonder op snelwer¬kende klemmen waarbij de bewegende klauw snel kan worden bewogen of inkleine stappen van een kiesbare lengte beweegt. Het concept van eenlijmklem is oud en zeer bekend. De afgelopen jaren zijn handgrepen meti een overslagwerking ingevoerd voor gebruik bij het uiteindelijk aan¬spannen tegen het werkstuk, bijvoorbeeld in het Amerikaanse octrooi-schriften 4.088.313 ten name van Pearson en 4.563.S21 ten name vanWallace. Een nadeel in de bekende stand van de techniek ligt in hetfeit, dat verstelling in de bewegende klauw over een aanzienlijke af¬stand lastig en onnauwkeurig is. Vaak wordt de bewegende klauw geheellosgemaakt en is deze vrij in zijn beweging totdat het uiteindelijkvastzetten van een voorwerp tussen de beweegbare en de vaste klauw totstand is gebracht. Een derde hand zou nuttig zijn.

Het principe van een C-klem is ook oud en zeer bekend. Een C-vor-mig frame houdt een vaste klauw vast terwijl een bewegende klauw wordtbewogen naar de vaste klauw of daarvan wordt teruggetrokken door draai¬ing van een schroefdraadas waaraan de bewegende klauw is bevestigd. Eennadeel van deze inrichting ligt in het feit dat als de bewegende klauween aanzienlijke afstand moet afleggen voordat deze klemt tegen hetwerkstuk of de werkstukken, een groot aantal omwentelingen nodig is vande schroefdraadas die de bewegende klauw draagt. Vaak is de handgreepvoor het draaien van de as een handgreep van de schuivende soort, diedwars beweegt op de bewegingsrichting van de as zodat de handgreep heenen weer kan slippen door de as bij elke halve omwenteling van de as.

Dit is voordelig waar het draaien tot stand moet worden gebracht op eenkrappe plaats en waarbij een zwaaiing van de handgreep over de volle360° niet mogelijk is. Het glijdend verschuiven van de handgreep isechter onhandig en vervelend. Lijmklemmen waarbij gebruik wordt gemaaktvan een schroefdraadstaaf voor het verstellen hebben dezelfde proble¬men.

Nodig zijn kleumen met een bewegende klauw die snel beweegbaar isover zowel korte als lange afstanden om te klemmen tegen het werkstuken die met een hand kan worden bediend met een te allen tijden volle¬dige regeling door de bedieningsman,

In het algemeen gesproken worden volgens de uitvinding C- en lijm- klemmen verschaft die in het bijzonder geschikt zijn voor het snel ennauwkeurig sluiten tegen een werkstuk. De lijmklem bevat een vasteklauw en een tegenover de vaste klauw liggende bewegende klauw. De be¬wegende klauw is met een einde verbonden met een schuifstaaf die zoda¬nig kan worden bewogen dat de beweegbare klauw naar de vaste klauwwordt gebracht en daar vanaf wordt bewogen. Een in een richting werken¬de aandrijfmiddel, grijpt, door bediening van een trekkerhandgreep,losmaakbaar de glijstaaf en beweegt de beweegbare klauw naar de vasteklauw. Het in een richting werkend aandrijfmiddel is niet in staat omde schuifstaaf en de beweegbare klauw van de vaste klauw af te bewegen.Terugaande beweging van de beweegbare klauw wordt met de hand tot standgebracht als het in een richting werkend aandrijfmiddel wordt ontkop¬peld. Een eerste remmende hefboom die onder zodanige voordruk staat datdeze tegen de schuifstaaf klemt voorkomt de teruggaande beweging van debeweegbare klauw vanaf de vaste klauw, behalve als de eerste hefboomwordt ontkoppeld van de schuifstaaf. Het is dus voor teruggaande bewe¬ging van de klauw nodig dat zowel het in een richting werkende aan¬drijfmiddel als de eerste remmende hefboom zijn ontkoppeld. De trekker¬handgreep beweegt de schuifstaaf voort door het aandrijven van detweede hefboom die klemmend aanligt tegen een oppervlak van de schuif¬staaf en die de staaf beweegt als de tweede hefboom naar de vaste klauwbeweegt. De tweede hefboom wordt terugbewogen door veerkracht naar zijnoorspronkelijke stand na elke slag van de trekkerhandgreep, waarbij detweede hefboom glijdt over het staafoppervlak gedurende de teruggaandebeweging daarvan.

De C-klem bevat een vaste klauw en een beweegbare klauw die ligttegenover de vaste klauw. De beweegbare klauw is met een einde verbon¬den met een schuifstaaf die zodanig kan worden bewogen dat de beweeg¬bare klauw naar de vaste klauw toe en daar vanaf wordt gebracht. EenC-vormig frame bevat een in lengterichting lopende stang evenwijdig metde schuifstaaf; een eerste arm is dwars op de in lengterichting lopendestang bevestigd en strekt zich uit voor het ondersteunen van de vasteklauw. Een tweede arm die dwars op de stang is bevestigd strekt zichuit voor het schuifbaar ondersteunen van de schuifstaaf. Een in eenrichting werkend aandrijfmiddel, grijpt, door bediening van een trek¬kerhandgreep losmaakbaar de schuifstaaf en beweegt de beweegbare klauwnaar de vaste klauw toe. Het in een richting werkend aandrijfmiddel isniet in staat om de schuifstaaf en de beweegbare klauw van de vasteklauw af te bewegen. Teruggaande beweging van de bevreegbare klauw wordtmet de hand tot stand gebracht als het in een richting werkend aan- drijfmiddel wordt ontkoppeld. Een eerste hefboom, die zodanig ondervoordruk staat dat deze klemmend aanligt tegen de schuifstaaf, voorkomtteruggaande beweging van de beweegbare klauw vanaf de vaste klauw, be¬halve als de eerste hefboom van de schuifstaaf wordt ontkoppeld. Detrekkerhandgreep beweegt de schuifstaaf voort door het aandrijven vaneen tweede hefboom die klemmend aanligt tegen het oppervlak van deschuifstaaf en de staaf beweegt als de tweede hefboom naar voren be¬weegt. De tweede hefboom wordt terugbewogen door veerkracht naar zijnoorspronkelijke stand, waarbij de tweede hefboom schuift over hetstaafoppervlak gedurende zijn teruggaande beweging. Er is geen hand¬greep voor het draaien in een vlak dwars op de bewegingsrichting van debewegende klauw, zoals bij de stand van de techniek.

Dienovereenkomstig is een doel van de uitvinding het verschaffenvan verbeterde snelwerkende lijm- en C-klemmen, waarbij de bewegendeklauw snel over korte en lange afstanden kan worden bewogen.

Een ander doel van de uitvinding is, verbeterde snelwerkende lijm¬en C-klemmen te verschaffen, waarbij de bewegende klauw stapsgewijs ennauwkeurig vanuit elke stand kan worden voortbewogen.

Verder is een doel van de uitvinding verbeterde snelwerkende lijm¬en C-klemmen te verschaffen, waarbij de bewegende klauw kan wordenvoortbewogen in stappen met kiesbare lengte voor elke werking van eenaandrijvende handgreep.

Nog een ander doel van de uitvinding is, een verbeterde snelwer¬kende lijmklem te verschaffen waarbij de beweegbare klauw het gewichtdaarvan niet beweegt als de klem zich in verticale positie bevindt.

Nog een ander doel van de uitvinding is, een verbeterde snelwer¬kende lijm- en C-klem te verschaffen, waarbij de klemwerking met eenhand tot stand wordt gebracht.

Nog een ander doel van de uitvinding is, in principe platte lijm¬en C-klemmen te verschaffen die werken in nauwe ruimten.

Nog andere doeleinden en voordelen van de uitvinding zullen ge¬deeltelijk duidelijk zijn en zullen gedeeltelijk blijken uit de be¬schrijving.

De uitvinding zal thans nader worden uiteengezet aan de hand vande tekening waarin bij wijze van voorbeeld enige uitvoeringsvormen vanklemmen volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Figuur 1 geeft een vooraanzicht weer van een snelwerkende lijmklemvolgens de uitvinding.

Figuur 2 geeft een linker eindaanzicht weer op vergrote schaal vanie snelwerkende lijmklem volgens figuur 1.

Figuur 3 geeft een rechtereindzicht weer op vergrote schaal van desnelwerkende lijmklem volgens figuur 1.

Figuur 4 geeft op vergrote schaal een doorsnede weer volgens delijn 4-4 in figuur 3.

Figuur 5 geeft eenzelfde aanzicht weer als figuur 1 van een gewij¬zigde uitvoeringsvorm van een snelwerkende lijmklem volgens de uitvin¬ding.

Figuur 6 geeft een doorsnede weer volgens de lijn 6-6 in figuur5.

Figuur 7 geeft een doorsnede weer volgens de lijn 7-7 in figuur5.

Figuur 8 geeft een vooraanzicht weer van een snelwerkende C-klemvolgens de uitvinding.

Figuur 9 geeft een bovenaanzicht weer van de snelwerkende C-klemvan figuur 8.

Figuur 10 geeft een rechtereindaanzicht weer van de snelwerkendeC-klem volgens figuur 8.

Figuur 11 geeft op een grotere schaal een fragmentarisch aanzichtweer, gelijk aan figuur 8, waarbij de werking van de snelwerkende C-klem is weergegeven.

Verwijzend naar figuren 1 tot en met 7, bevat een snelwerkendelijmklem 10 een beweegbare klauw 12 die is verbonden met een schuif-stang 14. De schuifstang wordt schuifbaar ondersteund in een spleet 16(figuur 4) die loopt door een handgreepsamenstel 18.

Het handgreepsamenstel 18 bevat een lijf 19 waar doorheen de .spleet loopt, een handgreep 20 die is bevestigd aan de lijf 19 aan eenzijde van de spleet 16 en een vaste klauw 22 die is bevestigd aan hetlijf 19 aan de andere zijde van de spleet 16. Een trekkerhandgreep 24is draaibaar bevestigd aan het lijf 19 in de nabijheid van de spleet 16door middel van een draai pen 16. De bewegende klauw 12 ligt tegenoverde vaste klauw 22.

Zoals het beste is weergegeven in figuur 4, is de handgreep 20 ge¬deeltelijk hol om de trekkerhandgreep in de holte 28 te ontvangen. Eentweede holte 30 in het lijf 19 verdeelt de boring 16. Een aandrijfhef-boom 32 hangt aan de schuifstaaf 14 die loopt door een gat 24 in deaandrijvende hefboom 32. Een veer 36 wordt samengedrukt tussen de aan-drijfhefboom 32 en een oppervlak 38 van de holte 30 waardoor de aan¬drijf hefboom 32 wordt gedrukt tegen het boveneinde 40 van de trekker¬handgreep 24. Het boveneinde 40 van de trekkerhandgreep 24 is gevorkten ligt schrijlings over de schuifstaaf 14. Door de veerkracht van de veer 36 wordt de trekkerhandgreep 24 gedrukt tegen een binnenoppervlak42 van het lijf 19, waardoor een ondersteun!ngstoestand wordt ver¬schaft. In de ondersteun!ngstoestand is de aandrijvende hefboom 32loodrecht op de bewegingsrichting, aangegeven door de pijl 44, van deschuifstaaf 14 geplaatst tijdens het bedrijf. Elke beweging van dehandgreep 24 om de draai pen 26 in de richting van de pijl 44 wordt totstand gebracht tegen de druk van de veer 36 in.

Een remmende hefboom 46 hangt aan de schuifstaaf 14 die loopt dooreen opening 48 in de remmende hefboom 46. Een einde 50 van de remmendehefboom 46 is draaibaar opgesloten in een uitsparing 52 in het lijf 19zodat de remmende hefboom 46 kan draaien binnen de grenzen die wordenbepaald door de oppervlakken van de uitsparing 52 en door klemming vande remmende hefboom 46 tegen de schuifstang 14 als de randen van deopening 48 in de hefboom 46 in aangrijping staan met het oppervlak vande schuifstaaf 14. Een veer 54 steunt in een uitsparing 56 in het lijf19 en drukt het vrije einde van de remmende hefboom 46 van de trekker¬handgreep 24 af. De positie van de remmende hefboom 46 waarin deze on¬der veerdruk staat wordt beperkt door de klemming tussen de opening 48van de hefboom 46 met de schuifstaaf 14.

Opgemerkt wordt dat in de gereedstaande positie weergegeven in fi¬guur 4, de aandrijvende hefboom 32 in hoofdzaak loodrecht staat op delengteas van de schuifstaaf 14, terwijl het deel van de remmende hef¬boom 46, dat in aangrijping staat met de schuifstaaf 14, dwars staatop de lengteas van de staaf 14 maar niet loodrecht daarop. In deze toe¬stand wordt een kracht uitgeoefend op de bewegende klauw 12 in de rich¬ting aangegeven door de pijl 44, de schuifstaaf 14 kan vrij door hetgat 34 in de aandrijvende hefboom 32 en door de veer 36 bewegen. Omdatde remmende hefboom 46 vrij kan draaien tegen de veerdruk van de veer54 in als kracht wordt uitgeoefend op de bewegende klauw 12 in de rich¬ting van de pijl 44, verschaft de remmende hefboom 46 geen hindernisvoor deze beweging van de schuifstaaf en kan de bewegende klauw 12 con¬tinu in de richting van de vaste klauw 22 worden bewogen.

In de gereedstaande positie echter weergegeven in figuur 4, klem¬men, als een druk wordt uitgeoefend op de beweegbare klauw 12 in derichting tegengesteld aan de richting aangegeven door de pijl 44, deranden van de opening 48 in de hefboom 46 tegen het oppervlak van deschuifstaaf 14 en is het niet mogelijk om zonder verdere werking, debewegende klauw verder van de vaste klauw 22 weg te trekken, zoalshierna nader zal worden beschreven. Samendrukking van de veer 56 doorhet drukken op de remmende hefboom 46 in de richting van de pijl 44, maakt wegtrekken van de schuifbaar 14 en de beweegbare klauw 12 vanafde vaste klauw 22 mogelijk. Deze kracht brengt het einde 50 van de hef¬boom 46 in een loodrechte stand ten opzichte van de richting van de be¬oogde beweging van de schuifstaaf. De schuifstaaf 24 kan vrij in elkerichting door de opening 48 in de remmende hefboom 46 schuiven.

De trekkerhandgreep 24 wordt samengedrukt in de richting aangege¬ven door de pijl 44 om de schuifstaaf 14 stapsgewijs met de daaraan be¬vestigde beweegbare klauw 12 naar de vaste klauw 22 te bewegen. Als dehandgreep 24 wordt samengedrukt tussen een hand van de gebruiker (nietweergegeven) en de handgreep 20, vindt draaiing plaats om de draaipen26 en beweegt het einde 40 van de trekkerhandgreep 24 in de richtingvan de pijl 44. Dit maakt dat de aandrijvende hefboom 32 draait om zijnboveneinde (figuur 4), zodat de aandrijvende hefboom 32 niet meer lood¬recht staat op de richting 44 van de beoogde beweging van de schuif¬staaf 14. Door draaiing van de aandrijfhefboom 32 wordt de veer 36 sa¬mengedrukt en wordt ook veroorzaakt dat de randen van het gat 34 doorde aandrijvende hefboom 32 klemmen tegen het oppervlak van de schuif¬staaf 14. Klemming vindt plaats omdat de aandrijvende hefboom 32 nietmeer loodrecht staat op de richting 44 van de beoogde beweging van deschuifstaaf 14. Verdere beweging van de trekkerhandgreep 24 maakt datde aandrijvende hefboom 32 verschuift in de richting van de pijl 44.Door deze beweging wordt de veer 36 verder samengedrukt en tijdens dewerkwijze wordt, via de klemming tussen de hefboom 32 en de staaf 14,de staaf 14 voortbewogen en de daarmee verbonden beweegbare klauw 12 inde richting van de vaste klauw 22. De maximale bewegingsafstand van debeweegbare klauw 12 met een slag van de trekkerhandgreep 22 is begrensdals de veer 36 volledig is samengedrukt of, bij een andere constructie,de handgreep 24 aanslaat tegen het binnenoppervlak 58 van de handgreep20.

De slag van de trekkerhandgreep 24 kan echter plaatsvinden overelke kleinere boog, waardoor de afstand waarover de beweegbare klauw 12bij een enkele slag beweegt wordt verkleind in evenredigheid met dehoek van de slag van de trekkerhandgreep. Extra slagen kunnen wordenmedegedeeld aan de trekkerhandgreep 24 van willekeurige grootte totdatde klauwen 12, 22 samenkomen of een werkstuk (niet weergegeven) stevigwordt vastgegrepen tussen deze klauwen.

Nadat de trekkerhandgreep 24 volledig is gedraaid in de richtingvan de pijl 44 om de draaipen 26, maakt losmaking van de trekkerhand¬greep 24 dat de trekkerhandgreep 24, de aandrijfhefboom 32 en de veer36 terugbewegen naar de stand weergegeven in figuur 4 tengevolge van de samengedrukkende krachten in de veer 36 waarmede de de onderdelen naarde beweegbare klauw 12 worden gedrukt.

Een dwarspen 60 die loopt door het vrije einde van de schuifstang14 voorkomt terugtrekking van de schuifstaaf 14 uit de spleet 16 als de> remmende hefboom 46 wordt gedrukt in de richting van de pijl 44 en debeweegbare klauw 12 met de hand van de vaste klauw 22 wordt weggetrok¬ken. Opgemerkt wordt dat bediening van de trekkerhandgreep 24 nietwerkzaam is voor het tot stand brengen van beweging van de schuifstaaf14 in de richting tegengesteld aan de pijl 44.l Alleen voor illustratieve doeleinden zijn in de figuurkussens 62weergegeven die zijn bevestigd aan klauwen 12, 22. Ook zijn bij deweergegeven uitvoeringsvorm de bewegende klauwen 12 en het handgreep-samenstel 18 gevormd uit helften die door schroeven 68 samen worden ge¬houden. In de weergegeven uitvoeringsvorm (figuur 4) volgens de uitvin¬ding heeft de schuifstaaf 14 een rechthoekige dwarsdoorsnede 14. Bijandere uitvoeringsvormen volgens de uitvinding kan de schuifstaaf 14elke vorm bezitten, bijvoorbeeld, vierkant, rond, driehoekig, terwijlde opening 34, 38 in respectievelijke hefbomen 32, 46 op geschiktewijze zijn gevormd voor een goede klemming met de schuifstaaf 14.

Samengevat kan, als een werkstuk moet worden geklemd tussen deklauwen 12, 22, de beweegbare klauw 12 worden bewogen naar een vasteklauw 26 hetzij volgens een ononderbroken beweging, door alleen maar tedrukken in de richting van de pijl 44 op de beweegbare klauw 22, of,door bediening van de trekkerhandgreep 24 in een reeks slagen met eenlengte die kan worden bepaald door de gebruiker. Grote slagen kunneneerst worden gebruikt, terwijl later kleine slagen kunnen worden ge¬bruikt als de gewenste druk op het werkstuk wordt uitgeoefend. Geduren¬de dit voortbewegen voorkomt de remmende hefboom 46 elke teruggaandebeweging van de schuifstaaf 14 nadat elke voortgaande beweging totstand is gebracht. Terwijl de remmende hefboom 46 de staaf 14 vast¬houdt, wordt de trekkerhandgreep 24 losgelaten. De handgreep 24 wordtdan door de veer 36 terugbewogen evenals de aandrijvende hefboom 32,naar de posities weergegeven in figuur 4, gereed voor een andere slag.

Te allen tijden dat de gebruiker de beweegbare klauw 12 van de vasteklauw 22 wenst terug te trekken om bijvoorbeeld een werkstuk vrij temaken of om de lijmtang te openen voor het ontvangen van een werkstuk,is het alleen maar nodig om aan de beweegbare klauw 12 te trekken in derichting tegengesteld aan de pijl 44, terwijl tegelijkertijd de veer 54wordt samengedrukt door het drukken op de remmende hefboom 46 in derichting van pijl 44.

Opgemerkt wordt dat alle bedieningen van de trekkerhandgreep 24 ende remmende hefboom 46 tot stand kunnen worden gebracht met dezelfdehand terwijl de lijmklem 10 met die hand wordt vastgehouden. Of dewijsvinger of de middenvinger bevindt zich in een stand voor het bedie¬nen van de bewegende hefboom 46 zoals gewenst, terwijl de vingers detrekkerhandgreep 24 en de handgreep 20 omringen en omvatten.

Zoals het best weergegeven in figuren 2 en 3 is de totale snelwer¬kende lijmtang 10 volgens de uitvinding in principe plat, neemt dezeweinig ruimte in, en kan deze worden bediend in nauwe plaatsen. Schuif-staven 14 van verschillende lengten kunnen worden gebruikt.

In figuren 1 tot en met 4 is het handgreepsamenstel 18 gevormd uithelften die samen worden gehouden door schroeven 66 terwij de trekker¬handgreep 24 massief is en slipt in de holte 28 in de handgreep 20.Volgens een andere uitvoeringsvorm (figuren 5-7), bevat een snelwerken¬de lijmklem 110 volgens de uitvinding een uit een stuk bestaand hand¬greepsamenstel 118, welke een inwendige uitsparing bevat en een inprincipe U-vormige trekkerhandgreep 124. Als de trekkerhandgreep 124wordt samengedrukt tegen de handgreep 120, beweegt, zoals duidelijkblijkt uit figuur 7, de handgreep 124 in de richting van de pijl 144terwijl deze schrijlings ligt over de handgreep 102. Het einde 150 vande remmende hefboom 146 draait in een uitsparing 152 in het lijf 119 'van het handgreepsamenstel. De trekkerhandgreep 124 draait om een as126 en bevat half-cirkelvormige platen 170 die liggen in overeenkomstiggevormde spleten 172 in het lijf 119.

Werking van de lijmklem volgens figuren 5-7 is dezelfde als dievan de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 tot en met 4, waarbij wordtopgemerkt dat de verwijzingsgetallen in figuren 5-7 overeenkomen metdie verwijzingsgetallen die zijn gebruikt bij het beschrijven van fi¬guren 1 tot en met 4, vermeerderd met 100.

Verwijzend naar figuren 8 tot en met 11, bevat een snelwerkendeC-klem 210 een beweegbare klauw 212 die is verbonden met een schuif-staaf 214. De schuifstaaf 214 wordt schuifbaar ondersteund in eenboring 216 door een C-vormig frame 218.

Het C-vormig frame 218 bevat een horizontale staaf 220, een dwars-arm 222, en een tweede dwarsarm 224 die de schuifstaaf 214 op de boven¬beschreven wijze ondersteunt. Een vaste klauw 226 die ligt tegenover debeweegbare klauw 212 is vastverbonden met de arm 222. De schuifstaaf214 eindigt in een handgreep 228 die wordt gebruikt voor het voortbewe¬gen en terugtrekken van de beweegbare klauw 212, zoals hierna nader zalworden beschreven.

Een dwarsopening 230 is gevormd door de arm 224 die de boring 216in twee delen verdeeld. Een aandrijvende hefboom 232 hangt aan deschuifstaaf 214 die loopt door een gat 234 in de aandrijvende hefboom232. Een veer 236 is samengedrukt tussen de aandrijvende hefboom 232 eneen oppervlak 238 van de opening 230 welke veer de aandrijvende hefboom232 tegen een tegenoverliggend oppervlak 240 van de opening 230drukt.

Een trekkerhandgreep 242 is draaibaar bevestigd aan de arm 224 vande C-klem door een draaipen 244, terwijl een einde 246 drukt tegen hetachteroppervlak van de aandrijvende hefboom 232. Op deze wijze wordtdoor de veer 236 op een zijde van de hefboom 232 gewerkt terwijl op deandere zijde de trekkerhandgreep 242 werkt. De veer 236 drukt de aan¬drijvende hefboom 232 in de stand weergegeven in figuur 8 tegen hetoppervlak 240 in een gereedstaande toestand, en oefent op die wijze eenkracht uit op de trekkerhandgreep 242 zodat deze om de pen 244 draaitnaar de stand die is weergegeven. Elke beweging van de trekkerhandgreep242 in de richting van de pijl 248 wordt tot stand gebracht tegen deveerdruk van de veer 236 in.

Een remmende hefboom 250 hangt aan de schuifstaaf 214 die looptdoor een opening 252 in de remmende hefboom 250. Een einde 254 van dehefboom 250 is draaibaar opgesloten in een uitsparing 256 in de dwars-arm 224, zodanig dat de remmende hefboom 250 kan draaien binnen grenzendie worden bepaald door de oppervlakken van de uitsparing 256 en daar¬bij de hefboom 250 klemt met de schuifstaaf 214, waar de randen van deopening 252 in aangrijping komen met het oppervlak van de schuifstaaf214. Een veer 258 ligt in een uitsparing 260 gevormd in het einde vanhet C-vormige frame 18 en drukt de remmende hefboom 250 aan het vrijeeinde daarvan af van de dwarsarm 224, waarbij daartussen een spleet 262wordt opgelaten.

Opgemerkt wordt dat in de gereedstaande positie weergegeven in fi¬guur 8, de aandrijvende hefboom 232 in hoofdzaak loodrecht staat op delengteas van de schuifstaaf 214, terwijl het deel van de remmende hef¬boom 252, dat in aangrijping staat met de schuifstaaf 214, dwars staatop de lengteas van de staaf 214, maar niet loodrecht daarop. In dezetoestand beweegt, als een kracht wordt uitgeoefend op de handgreep 228in de richting aangegeven door de pijl 264, de schuifstaaf vrij door deopening 234 in de aandrijvende hefboom 232 en door de veer 236. Tenge¬volge van de schuine stand van de remmende hefbom 250 ten opzichte vande bewegingsrichting 264, vormt de remmende hefboom 250 geen hindernisvoor deze beweging van de schuifstaaf en kan de bewegende klauw 212 on- onderbroken naar de vaste klauw 226 worden bewogen.

In de gereedstaande positie echter, zoals weergegeven, klemmen,als een druk wordt uitgeoefend op de handgreep 228 in de richting dietegengesteld is aan de richting die is aangegeven door de pijl 264, deranden van de opening 252, aangedrukt door de veer 258, tegen het op¬pervlak van de schuifstaaf 214 en is het niet mogelijk om zonder verde¬re werking, de bewegende klauw verder van de vaste klauw 226 weg tetrekken, zoals hierna nader zal worden beschreven.

Deze verdere werking, die terugtrekking van de schuifstaaf van debeweegbare klauw 212 in de richting vanaf de vaste klauw 226 mogelijkmaakt, bestaat uit het samendrukken van de veer 258 door te drukken opde remmende hefboom 250 in de richting van de pijl 264. Dit brengt heteinde 254 van de hefboom 250 in een loodrechte stand ten opzichte vande richting van de beoogde beweging van de schuifstaaf 214. Dan is deschuifstaaf vrij schuifbaar in elke richting door de opening 252 in deremmende hefboom 250.

De trekkerhandgreep 242 wordt samengedrukt in de richting aangege¬ven door de pijl 258 om de schuifstaaf 214 met de daaraan bevestigdebeweegbare klauw 212 stapsgewijs naar de vaste klauw 226 te bewegen.

Als de handgreep 242 wordt samengedrukt tussen de hand van een gebrui¬ker (niet weergegeven) en de dwarsarm 224, vindt draaiing plaats om dedraai pen 244 en beweegt het einde 246 van de trekkerhandgreep 242 in derichting van de pijl 264. Dit maakt dat de aandrijvende hefboom 232draait om zijn boveneinde 266 zodanig dat deze niet langer loodrechtstaat op de richting 264 van de beoogde beweging van de schuifstaaf214. Door draaiing van de aandrijvende hefboom 232 wordt de veer 236samengedrukt en wordt ook gemaakt dat de randen van het gat 234 door deaandrijvende hefboom 232 klemmen tegen het oppervlak van de schuifstaaf214, waardoor de aandrijvende hefboom 232 wordt verschoven in de rich¬ting 264. Door deze beweging wordt de veer 236 verder samengedrukt, entijdens deze handelingen wordt de staaf 214 en de daarmee verbonden be¬weegbare klauw 212 in de richting van de vaste klauw 26 bewogen doormiddel van de klemming tussen de hefboom 232 en de staaf 214 (figuur11). De maximale voortbewegingsafstand van de beweegbare klauw 212 meteen slag van de trekkerhandgreep 242 wordt beperkt als de hefboom 232zover is verschoven, dat deze rust tegen het oppervlak 268 van dedwarsopening 230 of de trekkerhandgreep 242 stoot tegen een aanslag(niet weergegeven) aan het gestel 218.

De slag van de trekkerhandgreep 242 kan echter plaatsvinden overelke kleinere boog waardoor de afstand waarover de beweegbare klauw be- weegt wordt verkleind in evenredigheid met de hoek van de slag van detrekkerhandgreep. Extra slagen kunnen door de trekkerhandgreep 242worden gemaakt van elke grootte totdat de klauwen 212, 226 samenkomenof een werkstuk (niet weergegeven) stevig daartussen Is vastgegrepen.

Samengevat kan, als een werkstuk moet worden geklemd tussen deklauwen 212, 226, de beweegbare klauw 212 naar de vaste klauw 226 wor¬den bewogen in een ononderbroken beweging, door alleen maar in de rich¬ting van de pijl 264 op de handgreep 228 te drukken of, door bedieningvan de trekkerhandgreep 242 in een reeks slagen met een lengte die kanworden bepaald door de gebruiker. Eerst kunnen grote slagen worden ge¬bruikt en later kleine slagen als de gewenste druk wordt uitgeoefend ophet werkstuk. Gedurende deze beweging, wordt elke teruggaande bewegingvan de schuifstaaf 214 nadat elke voortbeweging tot stand is gebracht,voorkomen door de remmende hefboom 250. Terwijl de remmende hefbom 250de staaf 214 vasthoudt, wordt de trekkerhandgreep 242 losgelaten. Dehandgreep 242 wordt dan door de veer 236 terugbewogen evenals dè aan¬drijvende hefboom 232, naar de posities weergegeven in figuren 8, waar¬in deze gereed zijn voor een andere slag. Te allen tijden dat de ge¬bruiker de beweegbare klauw 212 van de vaste klauw 226 wil terugtrekkenbijvoorbeeld om een werkstuk vrij te maken of om de C-klem te openenvoor het ontvangen van een werkstuk, is het alleen maar nodig om aan dehandgreep 228 in de richting tegengesteld aan de pijl 264 te trekken,en tegelijkertijd te drukken op de remmende hefboom 20 in de richtingvan de pijl 264.

Opgemerkt wordt dat alle bedieningen van de trekkerhandgreep 242en de remmende hefboom 250 tot stand kunnen worden gebracht met dezelf¬de hand, terwijl de C-klem 210 met die hand wordt vastgehouden. De duimbevindt zich in een stand om de remmende hefboom 250 indien gewenst tebedienen terwijl de vingers de trekkerhandgreep 242 en de dwarsarm 224omringen en omvatten.

Zoals het best weergegeven in figuren 9 en 10 is de totale snel¬werkende C-klem 210 volgens de uitvinding in principe plat, neemt wei¬nig ruimte in, en kan worden bediend in nauwe plaatsen. Het frame 218kan van elke gebruikelijke vorm zijn zoals wordt gebruikt bij C-klemmenvolgens de stand van de techniek, terwijl de lengte van dwarsarmen 222,224 evenals de hoeken die deze aannemen ten opzichte van de bewegings¬richting van de schuifstaaf 214 kunnen worden gevarieerd.

Aldus kan worden gezien dat de hierboven uiteengezette doeleinden,onder welke die welke duidelijk zijn gemaakt in de voorgaande beschrij¬ving, op effectieve wijze worden bereikt en, omdat bepaalde wijzigingen in de hierboven genoemde constructie kunnen worden aangebracht zonderte treden buiten het kader van de uitvinding, wordt er op gewezen, datde hierboven gegeven beschrijving en ook de bijgaande tekeningen zoda¬nig moeten worden opgevat dat deze alleen maar zijn gegeven terwillevan de illustratie en het uiteenzetting van de uitvinding en dat deuitvinding niet daartoe is beperkt.

Claims (15)

1. Snelwerkende klem welke omvat een vaste klauw, een beweegbareklauw bestemd om te liggen tegenover de vaste klauw, een schuif, welkeschuif beweegbaar Is voor het brengen van de beweegbare klauw In derichting van en In 'de richting vanaf de vaste klauw, ondersteuningsmid-delen voor het ondersteunen van de schuif, waarbij de vaste klauw isverbonden met het ondersteunïngsmiddel, en een in een richting werkendaandrijfmiddel bestand om losmaakbaar in aangrijping te worden gebrachtmet en, als dit in aangrijping staat, de schuif en de daaraan bevestigdbeweegbare klauw te bewegen vanuit een eerste stand naar de tweedestand die ligt bij de vaste klauw, waarbij de beweegbare klauw kanworden voortbewogen naar de vaste klauw als de in een richting werkendaandrijfmiddel is ontkoppeld.

2. Snelwerkende lijmtang volgens conclusie 1, met het kenmerk, datde schuif schuifbaar wordt ondersteund door het ondersteunïngsmiddel,waarbij de schuif en de daaraan bevestigde beweegbare klauw samenbewe¬gen en heen en weer beweegbaar zijn naar de vaste klauw toe en daarvanaf als het in een richting werkende aandrijfmiddel is ontkoppeld dooruitoefening van uitwendige krachten op de schuif, terwijl de schuifvolledig kan worden verschoven voor het ononderbroken bewegen van debeweegbare klauw.

3. Snelwerkende klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat hetin een richting werkende aandrijfmiddel een remmende hefboom bevat dienormaal in aangrijping staat met de schuif, waarbij de remmende hef¬boom, als deze in aangrijping staat met de schuif, beweging van de be¬weegbare klauw in de richting vanaf de vaste klauw voorkomt.

4. Snelwerkende klem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat derenmende hefboom met het ene einde daarvan draaibaar is verbonden methet ondersteunïngsmiddel en verder een eerste voordruk gevend middelbevat voor het drukken van de remmende hefboom in de aangrijping met deschuif, waarbij terugtrekking van de beweegbare klauw in de richtingvanaf de vaste klauw door die aangrijping wordt voorkomen, waarbij deremmende klauw uit aangrijping met de schuif kan worden vrijgemaaktdoor uitoefening van een uitwendige kracht op het andere einde van deremmende hefboom, waarbij deze kracht inwerkt tegen het eerste voor¬druk gevend middel en de remmende hefboom draait.

5. Snelwerkende klem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat hetin een richting werkend aandrijfmiddel een aandrijvende hefboom bevatdie normaal niet aangrijpt op de schuif, en een trekkerhandgreep die is bevestigd aan het genoemde ondersteuningsmiddel en in aanraking staatmet de aandrijvende hefboom, waarbij door beweging van de handgreep ineen eerste richting vanaf een gereedstaande stand de aandrijvende hef¬boom in aangrijping drukt met de schuif, waarbij de schuif en de be¬weegbare klauw door de in aangrijping staande aandrijvende hefboom naarde vaste klauw worden bewogen.

6. Snelwerkende klem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat hetin een richting werkend aandrijfmiddel verder een tweede voordruk ge¬vend middel omvat voor het normaal drukken van de aandrijvende hefboombuiten aangrijping met de schuif en voor het terugbrengen van de trek-kerhefboom in een richting die tegengesteld is aan de eerste richtingnaar de genoemde gereedstaande positie na bediening van de trekkerhand-greep.

7. Snelwerkende klem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat deafstand van de schuifbeweging voor elke bediening van de handgreep indirekte verhouding staat met de grootte van de handgreepbeweging.

8. Snelwerkende klem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat deaangrijpingen tussen de hefbomen en de schuif het gevolg zijn van eenmechanische klemming tussen de schuif en de hefbomen.

9. Snelwerkende klem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat deschuif loopt door respectieve openingen in elk van de genoemde hefbomenterwijl de aangrijpingen het gevolg zijn van klemming van het oppervlakvan de schuif met randen van de openingen.

10. Snelwerkende klem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat deeerste en tweede voordruk gevende middelen bestaan uit veren.

11. Snelwerkende klem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dathet ondersteuningsmiddel een handgreep bevat, waarbij de klem met dezehandgreep kan worden vastgehouden terwijl de genoemde handgreep zodanigis geplaatst dat deze tezamen met dezelfde hand kunnen worden bediend.

12. Snelwerkende klem volgens conclusie 11, met het kenmerk, dathet genoemde andere einde van de remmende hefboom in de nabijheid vande genoemde handgrepen is geplaatst, waarbij de klem kan worden onder¬steund en de handgreep of de remmende hefboom naar keuze tezamen kunnenworden bediend door een bedieningsman met gebruikmaking van een hand endie de genoemde handgreep vastgrijpt.

13. Snelwerkende klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dathet ondersteuningsmiddel bestaat uit een C-vormig frame welke een inlengterichting lopende staaf bevat, een eerste arm die dwars op destaaf is bevestigd en die zich uitstrekt voor het ondersteunen van devaste klauw, een tweewde arm die dwars is bevestigd aan de staaf en die zich uitstrekt voor het ondersteunen van de schuifstaaf, terwijl de ge¬noemde schuif zich schuifbaar uitstrekt door het C-vormlg frame, waar¬bij het einde van de schuif dat Is afgekeerd van de bewegende klauw,zich uitstrekt tot voorbij het C-vormige frame en verder een handgreepbevat voor het uitoefenen van een uitwendige kracht op de schuif.

14. Snelwerkende klem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dathet C-vormige frame stijf is terwijl de genoemde staaf en de armen uiteen stuk zijn gevormd.

15. Snelwerkende klem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dathet in een richting werkend aandrijfmiddel een handgreep bevat, waarbijde handgreep is verbonden met de arm die de schuif draagt, waarbij be¬diening van de handgreep de genoemde schuivende beweging veroorzaakt,terwijl de klem kan worden vastgehouden door de handgreep terwijl degenoemde handgreep zodanig is geplaatst dat deze samen met de anderehandgreep met dezelfde hand kan worden bediend.