NL8301207A - De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het verwijderen van buigzame railbevestigingsorganen uit het bevestigingssteunijzer op de dwarsligger. - Google Patents

Description

V

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het verwijderen van buigzame railbe-vestigingsorganen uit het bevestigingssteunijzer op de dwarsligger.

De uitvinding is met name gericht op bevesti-gingsorganen die zijn aangebracht in een richting evenwijdig aan de dwarsligger en dwars op de rail.

Voor een paar rails biedt elke dwarsligger 5 plaats aan vier bevestigingsorganen (twee per rail), die op hun plaats worden gehouden door steunijzers, die in de dwarsligger ingebed of daaraan bevestigd zijn. Elk paar steunijzers bevindt zich aan weerszijden van een rail die daartussen ligt. Isolatiebuffers zijn op de railvoet geplaatst om de rail van 10 de steunijzers en de bevestigingsorganen te isoleren. Het in positie gebrachte bevestigingsorgaan wordt door het steunijzer vastgehouden en één einde ligt op de railvoet en oefent een neerwaartsdrukkende kracht uit.

De bevestigingsorganen en steunijzers zijn bij 15 voorkeur die welke beschreven zijn in de Australische octrooi- schriften 37379/78, 47881/79, 54004/79 en 60581/79.

De bevestigingsorganen en steunijzers beschreven in de Australische octrooischriften 45550/79, 47039/79, 53946/79 en 63504/80 zijn eveneens geschikt om met de onderhavige 20 uitvinding te worden gebruikt.

Het bevestigingsorgaan van bovengenoemd type wordt op de rail in positie gehouden hetzij doordat de vrije uiteinden van de klem rusten tegen verticale gedeelten van het steunijzer die parallel zijn aan de rail, hetzij doordat de 25 klem een groef of uitsparing heeft, die over een complementaire nok of flens in het steunijzer geklemd wordt. Bij het aanbrengen van de bevestigingsorganen van het eerste type worden de vrije uiteinden naar elkaar toe samengedrukt om aldus door 830 1 20 7 - 2 w · een opening tussen de verticale delen van het steunijzer gestoken te worden en uit elkaar veren om in verzekerd kontakt met de railvoet te worden gehouden. Bij het tweede type springt de railklem in de positie waarin de rail wordt vastgezet en 5 wordt daar vastgehouden.

Het verwijderen van bevestigingsorganen van dit type heeft problemen opgeleverd, omdat het niet mogelijk is, ze eenvoudigweg uit de railvoet of het steunijzer te trekken. Voorts is het gewenst, maar tot dusver onmogelijk gebleken, 10 om minstens twee bevestigingsorganen gelijktijdig te verwijderen om een rail los te maken en weg te halen.

Er is een inrichting voor het verwijderen van railbevestigingsorganen bekend voor anderssoortige railklemmen. Het Amerikaanse octrooischrift 3.690.264 (Plasser en Theurer) 15 beschrijft een machine voor het verwijderen van railspijkers, die bestaat uit een zwenkbare hydraulische arm die met de te verwijderen spijker in kontakt kan worden gebracht en deze " vervolgens uit de dwarsligger kan lichten. Het Britse octrooischrift 2.027.778 beschrijft een inrichting voor het verwijderen 20 van "Pandrol"-klemmen, die in een richting evenwijdig aan de rail worden aangebracht en verwijderd. De klemmen worden verwijderd door het uitoefenen van druk door een zwenkarm. Beide bovengenoemde inrichtingen worden door een frame gedragen, dat voor verplaatsing op de rails zelf is geplaatst.

25 Het doel van de onderhavige uitvinding is, de werkwijze voor het verwisselen van rails te verbeteren door middelen voor het gelijktijdig verwijderen van bevestigingsorganen die dwars ten opzichte van de rail en evenwijdig aan de dwarsligger zijn aangebracht.

30 Om dit doel te bereiken, voorziet de onder havige uitvinding in een inrichting voor het verwijderen van railbevestigingsorganen die bestaat uit een draagframe dat dwars op een rail verloopt en aan beide uiteinden een paar tegenover elkaar gelegen steunvlakken bezit, die zwenkbaar 35 zijn voor beweging evenwijdig aan de rail, alsmede een 8301207 m" * r 3 extractie-arm verbonden met ieder steunvlak, welke extractie-armen zwenkbaar zijn voor beweging dwars ten opzichte van de rail.

Deze inrichting werkt in twee basisbewegingen.

5 De eerste beweging dient om de steunvlakken met de randen van de armen van het railbevestigingsorgaan in kontakt te brengen en deze hetzij samen te drukken, hetzij neer te drukken en de tweede beweging dient om de extractie-arm in het gebogen gedeelte van de armen van de bevestigingsorganen te laten grijpen 10 en deze van de rail af te drukken. Bij het verwijderen van railklemmen van het eerstgenoemde type maakt het samendrukken van de armen van de vrije uiteinden het mogelijk om deze door de opening tussen de verticale gedeelten van het steunijzer te halen. Evenzo maakt neerdrukken van de armen van de railklemmen 15 beschreven in octrooischriften 47039/79, 45550/79, 63504/80 het mogelijk om deze van de vastzetnok te bevrijden, waarna ze kunnen worden uitgetrokken.

Bij voorkeur wordt de inwaartse beweging van de steunvlakken zodanig geregeld, dat een gelijkmatig samen-20 drukken of neerdrukken aan beide zijden van het bevestigings- orgaan verzekerd is. Door ervoor te zorgen, dat de steunvlakken zodanig gevormd zijn dat zij met het steunijzer in kontakt komen wanneer de armen in een voorafbepaalde mate (gemeten door inwaartse of neerwaartse buiging) worden samen- of neergedrukt, 25 kan deze gelijkmatige druk worden verzekerd.

Evenzo is de beweging van tegenover elkaar liggende paren extractie-armen gekoppeld. Door het gebruik van hydraulische middelen en een correct ingestelde drukgevoelige klep beginnen de extractie-armen te bewegen, nadat de steun-30 vlakken de armen van de bevestigingsorganen geheel hebben samen gedrukt.

Onderstaand wordt een voorkeursuitvoering van de onderhavige uitvinding beschreven aan de hand van de tekeningen, waarin Pig. 1 een frontaal aanzicht van de extractie-inrichting is; 35 Fig. 2 is een zijaanzicht; Pig. 3 is een frontaal aanzicht van 3301207 ί*

J

- 4 één zijde van de extractie-inrichting in de positie van het eerste kontakt met een railverankering; Fig. 6 is een aanzicht in doorsnede door de rail van de extractie-inrichting in kontakt met de railverankering; en Fig. 7 is een bovenaanzicht van een 5 railklem en steunijzer in aanraking met de extractie-inrichting.

De extractie-inrichting bestaat uit een frame 10 dat voor rollende beweging op rails is geplaatst, zoals schematisch is weergegeven in Fig. 1. Het extractiemechanisme 11 zoals weergegeven is gemonteerd om over een rail 12 te kunnen 10 worden gedragen en bestaat uit een paar tegenover elkaar gelegen steunplaten 14 en 15 van gelijke structuur, die elk een uitsparing 16 respectievelijk 17 hebben die een vrije doorgang vormt voor de rail. De steunplaten 14 en 15 zijn zwenkbaar langs assen 18 en 19 om accuraat te kunnen bewegen evenwijdig 15 aan de rail 12. De onafhankelijk hydraulisch werkende aandrijf- armen 21 en 22, die in 23 en 24 zwenkbaar verbonden zijn met de platen 14 en 15, regelen de beweging van deze platen.

In Fig. 3 toont een frontaal aanzicht van de plaat 15 de steunribben 23 die zich naast de vrije railholte 17 20 bevinden. Aan de basis van deze steunribben 23 bevindt zich de flens 24 die de railklem samendrukt en met het steunijzer in kontakt gebracht wordt en waarvan de vorm is aangepast aan die van het bufferraakvlak van de klem en het steunijzer naast de rail 12.

25 Zoals is weergegeven in Fig. 5, 6 en 7 bestaat de railverankering uit een railklem 40 met een basisgedeelte 42 dat in het steunijzer 45 rust en twee gebogen armen 43, waarvan de uiteinden 44 op de railbuffer 48 liggen, die op zijn beurt op de voet van de rail 12 is geplaatst. Het vlak 46 van het 30 steunijzer 45 heeft een ondiepe uitholling 47 waardoor de zij waarts samengedrukt armen 43 van de klem gestoken kunnen worden, maar die minder breed is dan de breedte van de beide uiteinden 44 van de klem 40.

In Fig. 3 zijn de armen 26a en 26b rond zwenk-35 punten 28a en 28b bevestigd voor een gelijktijdige tegengestelde 8301207 3 ( 5 zwenkbeweging. Elk paar zwenkarmen 25a, 25b en 26a, 26b wordt gelijktijdig in werking gesteld door hydraulische druk en elk der armen 25a en 26a is door middel van hydraulische plunjers 29 verbonden met zijn complementaire arm 25b en 26b. Contractie 5 van de hydraulische plunjers 29 heeft een buitenwaartse beweging van het gebogen onderste einde van elk der armen 25a, 25b, 26a en 26b tot gevolg.

Het extractie-mechanisme wordt in werking eerst in kontakt gebracht met een railverankering zoals getoond wordt 10 in Fig. 5. Het eerste raakpunt (het beste geïllustreerd in Fig. 7) ligt tussen de compressieflens 24 van de steunplaten 14 en 15 en de uiteinden 44 van de railklem 40. Wanneer de steunplaat 15 zich in zijn definitieve positie bevindt, wordt de tweede compessieflens in kontakt gebracht zoals getoond in Fig. 6 en 15 7. In dit stadium zijn beide uiteinden 44 van de railklem in kontakt met de compressieflens 24, en de gebogen uiteinden van de armen 25a, 25b, 26a en 26b liggen onder het bovenste gedeelte van de gebogen armen 43 van de railklem 40, zoals weergegeven in Fig. 5, 6 en 7.

20 De derde fase is de voortgezette binnenwaartse beweging van de steunplaat 14, zodat de compressieflenzen 24 de klemuiteinden 44 samendrukken, totdat de cylinder 21 het einde van zijn slag bereikt en de flenzen 24 bijna in aanraking komen met het steunijzer 45. De afmetingen van de flenzen 24 25 die de railklem samendrukken en met het steunijzer in kontakt komen zijn zodanig gekozen, dat een voldoende samendrukken van de uiteinden 44 van de railklem is verzekerd, zodat deze door de uitholling 47 van vlak 46 van het steunijzer 45 gehaald kunnen worden.

30 Wanneer de binnenwaartse beweging van steun plaat 14 wordt gestopt door het einde van de slag van cylinder 22, wordt de hydraulische druk automatisch overgeschakeld om de pluiïjers 29 samen te trekken, zodat de omgebogen uiteinden van de armen 25a, 25b, 26a en 26b naar buiten bewegen van de 35 rail 12 af en met het gebogen gedeelte van de armen 43 van de ------ 8301207 ύ 6 railklem 40 in kontakt komen met het gevolg, dat zij de klem 40 uit het steunijzer 45 trekken. Door dit proces wordt op doelmatige wijze een paar railklemmen aan beide zijden van een rail in één handeling verwijderd. Wanneer beide rails vervangen 5 moeten worden, kan het extractiemechanisme over beide rails gedragen worden. Het is echter gebruikelijk om rails individueel te verwijderen, zoals in deze uitvoering is beschreven.

Uit het bovenstaande blijkt, dat de onderhavige uitvinding een doelmatige methode biedt voor het ver-10 wijderen van railklemmen, die dwars ten opzichte van de rail daaraan zijn bevestigd. Verwijdering van de klemmen geschiedt zodanig, dat het gevaar van beschading van de bevestigings-organen of de dwarsligger minimaal is. Bovendien kunnen twee klemmen aan weerszijden van een rail in één enkele handeling 15 worden verwijderd.

830 1 20 7

Claims (5)

1. Een inrichting voor het verwijderen van railbevestigingsorganen, die bestaat uit een draagframe dat dwars ten opzichte van een rail verloopt, welk frame aan beide uiteinden een paar tegenover elkaar gelegen steunvlakken bezit 5 die zwenkbaar zijn voor beweging evenwijdig aan de rail, alsmede een extractie-arm verbonden met elk steunvlak, welke extractie-armen zwenkbaar zijn voor beweging dwars ten opzichte van voornoemde rail.

2. Een inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk steunvlak rond zijn zwenkpunt beweegt door een hydraulische plunjer en dat de druk die wordt uitgeoefend op een paar plunjers verbonden met een paar tegenover elkaar gelegen steunvlakken tussen beide plunjers wordt gecompenseerd. 15

3. Een inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunvlakken zich aan weerszijden van een rail bevinden en dat voor elk paar steunvlakken dat zich in dezelfde richtin- beweegt een gemeenschappelijke hydraulische plunjer 20 voorzien is om die beweging te regelen.

4. Een inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat voor elk paar steunvlakken dat zich in dezelfde richting beweegt de boveneinden van de extractie-armen verbonden 25 met ieder steunvlak door middel van een enkele hydraulische plunjer verbonden zijn om voornoemde armen in overeenstemming met elkaar te bewegen.

5. Een inrichting volgens conclusie 1 die is 30 gemonteerd op een mobiel railvoertuig om over een rail in positie te worden gebracht. --' -* 8301207