NL2001563C2 - Werkwijze voor verwerken van bankbiljetten en geldtelcentrale. - Google Patents

Description

P84337NL00

Titel: Werkwijze voor verwerken van bankbiljetten en geldtelcentrale

De uitvinding betreft een werkwijze voor het verwerken van bankbiljetten.

De uitvinding betreft ook een geldtelcentrale.

Geld, en in het bijzonder bankbiljetten, wordt ingenomen en 5 gedistribueerd door banken. Voor transport van de bankbiljetten van en naar de banken worden veelal hoogbeveiligde waardetransportauto’s ingezet. Voordat de bankbiljetten naar de banken wordt vervoerd wordt het veelal eerst tijdelijk opgeslagen en geteld in hoogbeveiligde geldtelcentrales.

De bankbiljetten worden in de geldtelcentrale bijvoorbeeld in 10 sealbags® aangeleverd, in welke sealbags® het geld ongeordend en/of in ongeordende pakketten is opgeslagen. Het geld wordt door een operator uit de sealbags® gehaald en in geldtelinrichtingen gevoerd. De geldtelinrichting sorteert en telt de bankbiljetten, zodat getelde pakketten van biljetten van hetzelfde type uit de geldtelinrichting worden gevoerd. Vervolgens worden 15 de pakketten in bundels gebonden, bijvoorbeeld doordat er een bandje omheen wordt geplaatst.

De getelde en gesorteerde bundels van bankbiljetten worden vervolgens naar een opslaginrichting gevoerd, bijvoorbeeld door de operator. De hoeveelheid en het type bankbiljetten, en de exacte opslaglocatie binnen 20 de opslaginrichting worden handmatig door de operator geregistreerd.

Wanneer bijvoorbeeld door een bank of door het opslagbedrijf zelf een order wordt geplaatst, wordt het geld uit de opslaginrichting gehaald en opnieuw geteld voordat het naar de bank wordt getransporteerd. Alle acties in de geldtelcentrale gebeuren in principe onder toeziend oog van camera’s. 25 Ondanks dat de gebieden waarbinnen het geld wordt opgeslagen streng zijn beveiligd, komt het voor dat bankbiljetten kwijt raken. Bijvoorbeeld kan het zijn dat een operator die binnen de geldcentrale werkt 2 geld probeert te ontvreemden. Ook kunnen er andere redenen zijn voor het zoek raken van geld.

Een doel van de uitvinding is een relatief betrouwbaar en bij voorkeur efficiënt alternatief te bieden voor de bestaande werkwijzen en 5 systemen voor het opslaan van geld.

Dit doel en/of andere doelen kunnen worden bereikt met een werkwijze voor het verwerken van bankbiljetten in een geldtelcentrale volgens conclusie 1.

Genoemd doel en/of andere doelen kunnen ook worden bereikt met 10 een geldtelcentrale volgens conclusie 13.

Met een werkwijze en geldtelcentrale volgens de uitvinding kunnen bankbiljetten binnen een afgebakend gebied automatisch geteld en gebundeld worden opgeslagen, nadat deze door een invoer in het afgebakende gebied zijn gebracht. De bankbiljetten worden door een 15 transportmechaniek langs de geldtelinrichtingen gevoerd, waarbij de hoeveelheden en de typen van de bankbiljetten kunnen worden geregistreerd met gebruik van codes. De geregistreerde bankbiljetten worden automatisch fysiek opgeslagen in een opslaginrichting en zijn daarbij gekoppeld aan een code. Aangezien het type, de hoeveelheid en de 20 opslaglocatie van de bankbiljetten automatisch wordt geregistreerd, kunnen de middels orders opgevraagde hoeveelheden bankbiljetten direct vanuit hun opslaglocatie automatisch naar een uitvoer worden vervoerd. Daarbij is natellen niet meer noodzakelijke doch wel mogelijk.

In een uitvoeringsvorm zijn gecodeerde dragers voorzien die het 25 geld in pakketten en/of bundels vervoeren binnen het afgebakende gebied. Hierdoor kan worden geregistreerd waar bepaalde ingevoerde bankbiljetten zich in de geldcentrale bevinden, zonder dat de bankbiljetten zelf hoeven te worden gecodeerd. Bij voorkeur worden de dragers grotendeels middels rondlopende transportsystemen vervoerd, waarbij in werking op relatief 3 continue basis dragers worden geleegd en weer worden aangevoerd voor vulling, waarbij meerdere dragers circuleren.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen volgens de uitvinding zijn weergegeven in de volgconclusies en zullen tevens blijken uit de 5 beschrijving, waarin de uitvinding in meerdere uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de bij gevoegde tekeningen nader wordt beschreven. Daarin toont:

Fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van een geldtelcentrale;

Fig. 2 een schematisch stroomdiagram van een aansturingssysteem 10 voor de geldcentrale;

Fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een geldtelcentrale;

Fig. 4 een perspectivisch aanzicht van de geldtelcentrale van fig. 3;

Fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een geldtelcentralé van fig. 3 en 4.

15 In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In de tekening zijn slechts als voorbeeld uitvoeringsvormen getoond. De daarbij gebruikte elementen zijn slechts als voorbeeld genoemd en dienen niet beperkend te worden uitgelegd. De in de figuren getoonde verhoudingen van de 20 uitvoeringsvormen kunnen schematisch en/of overdreven zijn weergegeven en dienen geenszins beperkend te worden uitgelegd.

In figuur 1 is schematisch in bovenaanzicht een geldtelcentrale 1 getoond voor het verwerken van geld, bij voorkeur bankbiljetten 4. De geldtelcentrale 1 is voorzien van een afbakening 2 die tenminste grotendeels 25 een gebied 3 af- en insluit. Bankbiljetten 4 dienen in deze beschrijving te tenminste papiergeld en/of bankpapier en dergelijke te omvatten.

Onder afgebakend gebied of afbakening 2 kan in deze beschrijving worden verstaan dat het gebied in principe niet toegankelijk behoort te zijn voor personen. Slechts voor onderhoudswerkzaamheden aan de geldcentrale 30 zelf zal het afgebakende gebied worden betreden. Bijvoorbeeld kan het 4 gebeuren dat een defect optreedt, of dat iets vastloopt in een geldtelmachine. In een dergelijk geval kan het afgebakende gebied tijdelijk worden opengesteld voor een operator, zodat de operator het probleem kan oplossen. De afbakening 2 betreft bijvoorbeeld een hekwerk of muur, of een 5 grafische weergave op de vloer, gecombineerd met sensoren voor het detecteren van eventuele ongeautoriseerde personen die afgebakende gebied 3 zouden betreden.

In de afbakening 2 is een invoer 5 voorzien voor het in het afgebakende gebied 3 voeren van de bankbiljetten 4. Tevens is een uitvoer 6 10 voorzien, voor het uit het afgebakende gebied 3 voeren van bankbiljetten 4. Bijvoorbeeld worden vóór de invoer 5 de bankbiljetten 4 in pakketten en/of ongeordend, bijvoorbeeld in een veiligheidszak 7, bijvoorbeeld een sealbag®, aangeleverd. De sealbag® is bijvoorbeeld voorzien van een code, welke code bijvoorbeeld informatie omvat van een klant van een bank die de 15 bankbiljetten 4 in de sealbag® heeft aangeleverd. Ook kan daarbij bekend zijn door welke bank de biljetten 4 aanvankelijk waren uitgegeven. Een operator 8 opent de sealbag® en voert de bankbiljetten 4 vanuit de sealbag® in de invoer 5 in. Bijvoorbeeld legt de operator 8 de bankbiljetten 4 rechtstreeks op een drager 9, bijvoorbeeld een ongeordend pakket, waarbij 20 de drager 9 zal worden meegevoerd door een transportmechaniek 33, in het bijzonder een invoertransporteur 11, voor verdere verwerking. De operator 8 registreert daarbij bijvoorbeeld de code die is gekoppeld aan de sealbag®, zodat wanneer het geld wordt geteld in een systeem kan worden bijge houden wie het getelde geld heeft geleverd. Het invoeren van de 25 bankbiljetten 4 en/of de code kan automatisch en/of handmatig gebeuren.

In een uitvoeringsvorm is de drager 9 ingericht voor het vervoeren van één of meerdere bankbiljetten 4, of pakketten of bundels van bankbiljetten 4, en kan tevens zijn voorzien van een machinaal afleesbare code 23. Bij voorkeur is deze drager 9 ingericht voor het vervoeren van één 30 pakket biljetten (zie bijvoorbeeld figuur IA). Bij voorkeur omvat de drager 9 5 een plaat 37 en/of aangrijpelementen 38 voor het op de plaats houden van tenminste één pakket bankbiljetten 4. De aangrijpelementen 38 kunnen verend zijn ingericht in een richting naar de biljetten 4 toe, zodat pakketten met verschillende hoeveelheden biljetten 4 en/of van verschillende diktes 5 door de drager 9 kunnen worden gehouden. Bijvoorbeeld legt de operator 8 een of meerdere pakketjes van ongeveer 80, 100 en/of enkele tientallen of honderden biljetten 4 in de drager 9.

In eerste instantie worden de dragers 9 getransporteerd door de transportmechaniek 33, in het bijzonder door een invoertransporteur 11. De 10 dragers 9 met de ingevoerde bankbiljetten 4 worden getransporteerd richting een geldtelinrichting 12 voor het tellen van de bankbiljetten 4. Een volgende, nog lege, drager 9 zal zich, met behulp van de invoertransporteur aandienen voor de invoerende operator 8, zoals aangegeven met pijl P. Bij voorkeur omvat de invoertransporteur 11 een rondloopsysteem, waarin 15 meerdere dragers 9 rondlopen, zodat volle dragers 9 vanaf een afnamepositie 16 worden geleegd en nieuwe lege dragers 9 voor de operator 8 worden aangevoerd om van bankbiljetten 4 te voorzien.

In een uitvoeringsvorm zijn een of meerdere elektromechanisch aangestuurde grijpers 13 voorzien, die bij voorkeur zijn ingericht om de 20 bankbiljetten 14 van de invoertransporteur 11, of althans de drager 9 die zich op een afnamepositie bevindt, in of op de geldtelinrichting 12 te plaatsen. De grijper 13 is bijvoorbeeld onderdeel van een robot 14. In een uitvoeringsvorm zijn meerdere robots 14, 14A, 14B grijpers en/of 13, 13A, 13B voorzien voor transport van de bankbiljetten 14 in en/of uit de dragers 25 9, bijvoorbeeld naar een volgend station.

De geldtelinrichting 12 kan een op zichzelf bekende geldtelinrichting 12 zijn. De geldtelinrichting 12 is bij voorkeur ingericht om de biljetten 4 te tellen en te sorteren. Bankbiljetten 4 worden bijvoorbeeld ongeordend en/of in pakketten ingevoerd, in het getoonde voorbeeld door de 30 grijper 13. Op op zichzelf bekende wijze kan de geldtelinrichting 12 de 6 biljetten 4 bijvoorbeeld sorteren en/of categoriseren aan de hand van de denominatie, dat wil zeggen het type van het biljet 4, en/of aan de hand van geschikt of ongeschikt, en/of kan de geldtelinrichting 12 een biljet 4 afkeuren. Ook kunnen de biljetten 4 bijvoorbeeld worden gesorteerd aan de 5 hand van de aan de sealbag gekoppelde code, bijvoorbeeld aan de hand van de klant die de biljetten 4 heeft gestort en/of de bank die de biljetten 4 heeft uitgegeven. Bijvoorbeeld wordt geschikt geld gedenomineerd en verder gevoerd door de geldtelcentrale 1 zodat het later, bijvoorbeeld via een bank, weer in omloop kan worden gebracht. Deze biljetten 4 kunnen vanuit de 10 centrale 1 worden uitgevoerd en naar een commerciële bank worden getransporteerd. Bankbiljetten 4 die niet verder in omloop worden gebracht worden door de geldtelinrichting 12 als ongeschikt aangemerkt. Dit zijn bijvoorbeeld biljetten 4 die wel geschikt zijn voor betaling doch die na opname door de geldtelcentrale 1 naar een nationale geldinstantie/nationale 15 bank worden getransporteerd, bijvoorbeeld bepaalde typen biljetten 4 die bijvoorbeeld weinig in omloop zijn. Voorts kunnen bepaalde bankbiljetten 4 door de geldtelinrichting 12 worden afgekeurd, bijvoorbeeld omdat deze niet geschikt zijn om nog als geld te functioneren, bijvoorbeeld omdat de biljetten 4 kapot zijn, of althans moeilijk herkenbaar, of omdat de bankbiljetten 4 20 mogelijk zijn vervalst. Ook de afgekeurde biljetten 4 worden bijvoorbeeld naar een nationale geldinstantie/nationale bank getransporteerd. Bijvoorbeeld is de geldtelinrichting 12 ingericht om de bankbiljetten 4 per soort, ofwel per denominatie, te sorteren en vervolgens geteld aan een bundelinrichting 15 aan te leveren, voor het bundelen van de getelde en 25 gesorteerde biljetten 4. In een uitvoeringsvorm worden de biljetten 4 aangeleverd en/of gebundeld die door één drager 9, of vanuit een sealbag® zijn aangeleverd, bijvoorbeeld zodat deze biljetten 4 separaat of gekoppeld aan een bepaalde bank kunnen worden opgeslagen, en uiteindelijk weer terug kunnen worden vervoerd naar dezelfde bank als die de biljetten 4 30 aanvankelijk had uitgegeven.

7

In een uitvoeringsvorm is de bundelinrichting 15 separaat of geïntegreerd met de geldtelinrichting 12 voorzien. Bijvoorbeeld voorziet de bundelinrichting 15 biljetten 4 van een band 17, welke band 17 meerdere biljetten 4 bundelt. Ook de bundelinrichting 15 kan een op zichzelf reeds 5 bekende inrichting zijn.

In een uitvoeringsvorm is een grijper 13A voorzien die gesorteerde biljetten 4 op een doorvoertransporteur 18 plaatst, bij voorkeur in doorvoerdragers 9B. Deze dragers 9B kunnen in principe gelijk zijn aan de invoerdragers 9. In een andere uitvoeringsvorm zijn de doorvoerdragers 9B 10 ingericht voor het houden van meerdere bundels bankbiljetten 4, bijvoorbeeld vier bundels, bijvoorbeeld ingericht met meerdere aangrijpelementen 38. Dit geldt tevens voor de andere dragers 9C in de geldtelcentrale 1. Een centraal aansturingssysteem 32 (fig. 2) registreert van welke stapel door de grijper 13A gesorteerde en getelde bankbiljetten 4 15 worden afgenomen en op de doorvoerdrager 9B worden geplaatst. Aangezien de betreffende biljetten 4 zijn geteld en gesorteerd op soort kan de hoeveelheid en het type bankbiljet 4, en de locatie daarvan op de drager 9B, worden geregistreerd. De dragers 9B zijn daartoe bij voorkeur voorzien van een machinaal afleesbare code 23, bijvoorbeeld een barcode, een RFID 20 (Radio Frequency Identification) chip, bij voorkeur een transponder, en/of een anderszins magnetisch of elektrisch afleesbaar element. Ook de andere dragers 9, 9C in de centrale kunnen daarvan zijn voorzien. In principe kunnen binnen het afgebakende gebied 3 meerdere detectoren, bijvoorbeeld zenders en/of ontvangers voor RFID chips of andere machinaal uitleesbare 25 codes 23 zijn geplaatst, voor het machinaal aflezen van de codes 23 van de dragers 9B, waardoor de locatie van de betreffende drager 9B binnen het gebied 3 kan worden geregistreerd door het aansturingssysteem 32. Het systeem kan de bundels in principe op elke drager 9, 9B, 9C lokaliseren en identificeren. Bij het plaatsen van de getelde en gesorteerde biljetten 4 op de 30 drager 9B kan het gesorteerde type en de getelde hoeveelheid bankbiljetten 8 4 worden gekoppeld met de code 23 van de drager 9B, waardoor binnen het systeem bekend zal zijn welk type, en welke hoeveelheid bankbiljetten 4 zich op welke locatie binnen het gebied 3, en op de drager 9B, bevindt.

Afhankelijk van hoe de betreffende biljetten 4 zijn gesorteerd door 5 de geldtelinrichting 12 worden de biljetten 4 met behulp van de doorvoertransporteur 18 doorgevoerd naar een fysieke opslaglocatie 19, bijvoorbeeld binnen een opslaginrichting 22, of uit het afgebakende gebied 3 gevoerd door een tussenuitvoer 20 voor ongeschikte en/of afgekeurde biljetten 4. Bij de tussenuitvoer 20 kan een operator 21 zijn gepositioneerd 10 om de ongeschikte en/of afgekeurde biljetten 4 te verwerken. Ter plaatse kunnen de ongeschikte en/of afgekeurde biljetten 4 visueel worden beoordeeld door de operator 21, en/of bijvoorbeeld machinaal door een speciaal ingericht inspectiesysteem.

De getelde, gesorteerde, en bij voorkeur geschikt bevonden biljetten 15 4 dienen te worden opgeslagen in de opslaginrichting 22. Bijvoorbeeld is de opslaginrichting 22 voorzien van een kluis, kast of bunker of der gelijke waar de biljetten 4 geheel uit het zicht en/of uit het bereik van mensen kunnen worden opgeslagen. In een uitvoeringsvorm zijn liften 23 voorzien die de bankbiljetten 4 van en naar een opslagniveau van de opslaglocatie 19 in de 20 opslaginrichting 22 kunnen vervoeren.

In een uitvoeringsvorm is de opslaginrichting 22 voorzien van meerdere opname-inrichtingen 24. De opname-inrichtingen 24 ondersteunen de bankbiljetten 4 tijdens vervoer van en naar de opslaglocatie 19, en kunnen ook als houder dienen voor de bankbiljetten 4 25 tijdens de opslag. De opname-inrichtingen 24 zijn bij voorkeur voorzien van een code 25. In een uitvoeringsvorm worden de bankbiljetten 4 overgeplaatst van de doorvoerdrager 9B, naar de opname-inrichting 24. Dit kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd met behulp van een robot 26, bijvoorbeeld een robot 26 die wordt ondersteund, in het bijzonder is 30 opgehangen aan, een portaalframe 27, ten opzichte waarvan de robot 26 9 y bijvoorbeeld beweegbaar is opgesteld. Bij voorkeur zijn de opname-inrichtingen 24 beweegbaar opgesteld binnen de opslaginrichting 22. Voor belading kan de opname-inrichting 24 bijvoorbeeld naar een afnameplaats worden vervoerd, waarvoor deze wordt aangestuurd door het 5 aansturingssysteem 32. Vervoer van de opname-inrichting 24 geschiedt bij voorkeur middels een Paternoster liftsysteem 29. Bijvoorbeeld plaatst de robot 26 bankbiljetten 4 van één of meerdere dragers 9 in of op de opname-inrichting 24, terwijl een tweede opname-inrichting 24, die reeds is voorzien van bankbiljetten 4, door en uit het Paternoster liftsysteem 29 wordt 10 gevoerd. Op deze wijze kan een rondloopsysteem worden bereikt waarin de opslag-inrichting 22 in principe continu kan worden beladen en de opname-inrichtingen 24 rondlopen. Bijvoorbeeld wordt de opname-inrichting 24 beladen met een groter aantal bundels dan het aantal bundels op de doorvoerdrager 9B, bijvoorbeeld met ongeveer tachtig bundels. Aangezien de 15 locatie, het type en de hoeveelheid van de bundels bankbiljetten 4 op de drager 9B bekend zijn, kunnen ook de locatie, het type en de hoeveelheid van de bundels bankbiljetten 4 die zijn overgeplaatst op de opname-inrichting 24 worden geregistreerd in het overkoepelende aansturingssysteem. Met behulp van de codes 25 is de locatie en de inhoud 20 van elke opname-inrichting bekend.

In een uitvoeringsvorm is de opname-inrichting 24 voorzien van een machinaal afleesbare code 25, zoals bijvoorbeeld een barcode, een RFID (Radio Frequency Identification) chip, bij voorkeur een transponder, en/of een anderszins magnetisch of elektrisch afleesbaar element. In principe kan 25 de geldtelcentrale 1, in het bijzonder de opslaginrichting 22, van meerdere detectoren, bijvoorbeeld zenders en/of ontvangers voor RFID chips of andere machinaal uitleesbare codes 23, zijn voorzien, voor het machinaal aflezen van de codes 25.

De plaatsing van de opname-inrichting 24 in de opslaginrichting 22 30 wordt geregistreerd zodat de locatie, het type en de hoeveelheid 10 bankbiljetten 4 in de opslaginrichting 22 kan worden geregistreerd. De code 25 kan ook als extra controlemiddel dienen, opdat kan worden geregistreerd naar welke locatie 19 de opname-inrichtingen 24 worden getransporteerd.

Nadat een order is ontvangen worden de betreffende 5 bankbiljetten 4 weer uit de opslaginrichting 22 gevoerd. Bijvoorbeeld met behulp van de Paternosterliftsystemen 29. De robots 29 kunnen worden gebruikt om de dragers 9B weer aan een uitvoerzijde te vullen met de opgevraagde bankbiljetten 4, die bijvoorbeeld uit de opname-inrichtingen 24 worden gehaald. Bijvoorbeeld zijn de dragers 9B voorzien van dozen waarin 10 de bankbiljetten 4, bij voorkeur door de robot 29, worden geplaatst.

De met de opgevraagde bankbiljetten 4 gevulde dragers 9C worden bijvoorbeeld middels de doorvoertransporteur 18 richting de uitvoer 6 getransporteerd. Hierbij wordt de doorvoertransporteur 18 bijvoorbeeld uitgevoerd als een rondloopsysteem, waarbij de doorvoerdragers 9B al 15 circulerend worden geleegd en gevuld aan respectievelijk de in- en uitvoerzijde van de opslaginrichting 22.

De bankbiljetten 4 in de dragers 9B kunnen bijvoorbeeld middels een of meerdere grijpers 13B richting de uitvoer 6, bij voorkeur in uitvoerende dragers 9C, of althans met een uitvoertransporteur 31 worden 20 getransporteerd. Deze dragers 9C zijn bij voorkeur voorzien van dozen 36 waarin de bundels bankbiljetten 4 worden geplaatst. De bankbiljetten 4 worden zo, bij voorkeur in dozen 36 in de dragers 9C, op de uitvoertransporteur 31 geplaatst waarmee de bankbiljetten 4 naar een operator 10 wordt getransporteerd. De grijper 13B voor het plaatsen van de 25 aangevraagde bankbiljetten 4 op de uitvoertransporteur 31 is bijvoorbeeld van hetzelfde type als de overige bovengenoemde grijpers 13, 13A en onderdeel van een robot 14B. De uitvoertransporteur 31 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een deel 31A dat enigszins schuin is opgesteld, zodat de bankbiljetten 4 richting de operator 10 glijden, of althans de doos 36 met 30 aangevraagde bankbiljetten 4 richting een tweede operator 10 glijdt. De 11 doos 36 is daarbij bij voorkeur dusdanig schuin opgesteld dat de bundels in de doos 36 op hun plaats blijven.

De tweede operator 10 opgesteld is bij voorkeur bij de uitvoer 6 opgesteld. De tweede operator 10 maakt de opgevraagde bankbiljetten 4 5 klaar voor transport, bijvoorbeeld richting een bank die de order heeft geplaatst. Bij voorkeur wordt door de tweede operator 10 een doos met opgevraagde bankbiljetten 4 uit de drager 9C gehaald en op transport naar bijvoorbeeld een bank gezet, waarbij een tweede, lege doos op de drager 9C wordt geplaatst en de drager 9C met lege doos door de uitvoertransporteur 10 31, in het bijzonder een meeneemdeel 31B daarvan, wordt meegevoerd, bijvoorbeeld terug richting de robot 14B. In een uitvoeringsvorm is ook de uitvoertransporteur Bovengenoemde dozen kunnen in een uitvoeringsvorm van een voor geldtransport of anderszins bekend type zijn.

In figuur 2 is een abstracte schematische weergave van een 15 uitvoeringsvorm van het overkoepelende aansturingsysteem 32 getoond, omvattende tenminste een processing circuit, een database, bij voorkeur een SQL server, en een geheugeninrichting. Dit systeem 32 stuurt de transportmechaniek 33 van de geldcentrale 1 aan. De transportmechaniek 33 omvat bijvoorbeeld een rondlopende invoertransporteur 11, robots 14, 20 14A, 14B, 26, doorvoertransporteurs 18, 30, een paternosterliftsysteem 29, en/of een rondlopende uitvoertransporteur 31. Het aansturingsysteem 32 registreert de bedragen, denominaties, en/of keuringen van de biljetten 4, die het via de geldtelinrichting 12 ontvangt, bijvoorbeeld via een ethernetverbinding. Het registreert tevens de locaties van, en de aanwezige 25 bankbiljetten 4 in, de dragers 9 en opname-inrichtingen 24 via detectoren 34 die de codes 23, 25 aflezen.

Via een grafische gebruikersinterface 35 kunnen bijvoorbeeld de instellingen van het systeem 32 worden aangepast, en/of kunnen orders worden geplaatst voor het opvragen van bepaalde bankbiljetten 4. Het 12 aansturingsysteem 32 zal de transportmechaniek 33 aansturen om de bankbiljetten 4 van de opslaginrichting 22 naar de uitvoer 6 te vervoeren.

In een uitvoeringsvorm zijn meerdere Paternoster liftsystemen 29 voorzien. In nog een uitvoeringsvorm is het Paternoster liftsysteem 29 5 mobiel ingericht waarbij het Paternoster liftsysteem 29 eerst volledig wordt beladen om de lading vervolgens naar een locatie te vervoeren, bijvoorbeeld een locatie ondergrond, waarna het liftsysteem 29 kan worden ontladen.

In figuren 3, 4 en 5 is in verschillende aanzichten een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding getoond. In figuur 3 is een 10 perspectivisch aanzicht op de invoerzijde van de geldcentrale 1 getoond.

Meerdere operatoren 8 voeren het geld in de dragers 9, via twee invoeren 5, waarbij de dragers 9 via een invoertransporteur 11 langs robots 14 circuleren. De robots 14 transporteren de bankbiljetten 4 in geldtelinrichtingen 12, waarna de getelde en gesorteerde biljetten 4 door 15 bundelinrichtingen 15 worden gebundeld. Tweede robots 14A transporteren de bundels uit de bundelinrichtingen 15 naar een doorvoertransporteur 18, richting derde robots 26, of richting een tussenuitvoer 20 voor biljetten 4 die zijn afgekeurd en/of ongeschikt zijn verklaard door de geldtelinrichting 12.

In figuur 4 is een perspectivisch aanzicht getoond van derde robots 20 26 in de portaalframes 27 die de bankbiljetten 4 uit de dragers 9 pakken en in de paternosterliften 29 plaatsen. Tevens zijn detectoren 34 voorzien voor het detecteren van de code 23 van de dragers 9. De opslaginrichting 22 is voorzien waarin zich meerdere opname-inrichtingen 24 bevinden, welke opname-inrichtingen bij voorkeur beweegbaar binnen de opslaginrichting 22 25 zijn opgesteld om van en uit de Paternosterliften 29 te kunnen worden vervoerd.

In figuur 5 is een perspectivisch aanzicht op de uitvoerzijde getoond. Een tweede doorvoertransporteur 30 is voorzien die de bankbiljetten 4 van de derde robots 26 naar vierde robots 14B transporteert. 30 De vierde robots 14B transporteren de opgevraagde bankbiljetten 4 naar de 13 uitvoertransporteur 31 zodat de opgevraagde bankbiljetten 4 bij de operatoren 10 terecht komen.

De beschreven uitvoeringsvormen en vele vergelijkbare variaties, evenals combinaties van de uitvoeringsvormen, worden geacht binnen het 5 door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen. Uiteraard kunnen verschillende aspecten van verschillende uitvoeringsvormen en/of combinaties daarvan met elkaar worden gecombineerd en uitgewisseld. Er dient aldus niet tot slechts de genoemde uitvoeringsvormen te worden beperkt.

10

Claims (15)

1. Werkwijze voor het verwerken van bankbiljetten in een automatische geldtelcentrale, waarbij de bankbiljetten in de geldcentrale worden gevoerd; de ingevoerde bankbiljetten in een geldtelinrichting worden geleid, 5 waarbij het type en de hoeveelheid van de bankbiljetten worden gedetecteerd en in een aansturingssysteem automatisch worden geregistreerd; de bankbiljetten fysiek worden opgeslagen in een opslaginrichting, waarbij de opslaglocatie wordt registreert in het aansturingssysteem; 10 het geregistreerde type en de geregistreerde hoeveelheid in het aansturingssysteem worden gekoppeld met de fysieke opslaglocatie van de getelde bankbiljetten; een order wordt geplaatst; de fysieke opslaglocatie van de met de order corresponderende 15 typen en hoeveelheden van bankbiljetten wordt gedetecteerd; en de corresponderende bankbiljetten worden vrijgegeven voor transport buiten de geldcentrale.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de bankbiljetten worden gebundeld en in bundels fysiek worden opgeslagen en/of uit het gesloten 20 gebied worden vervoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bankbiljetten worden geregistreerd met behulp van een code, waarbij de geregistreerde bankbiljetten fysiek worden opgeslagen, en de code in het aansturingssysteem wordt gekoppeld met het geregistreerde type en de 25 geregistreerde hoeveelheid van de betreffende bankbiljetten.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bankbiljetten, tenminste na te zijn geteld, gebundeld in een drager worden geplaatst, in welke drager de bankbiljetten worden getransporteerd tussen verschillende locaties binnen de geldcentrale.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de dragers in hoofdzaak binnen rondlopende geleidingssystemen circuleren.

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, waarbij de drager een code omvat en middels de code wordt geregistreerd in het aansturingssysteem, waarbij de code van de drager in het aansturingssysteem wordt gekoppeld met het type en de hoeveelheid van de in de drager gehouden bankbiljetten.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 10 opslaginrichting meerdere opname-inrichtingen omvat.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de opname-inrichtingen een code omvatten, en de gebundelde bankbiljetten in de opname-inrichtingen worden opgeslagen.

9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, waarbij de bankbiljetten van de 15 dragers in de opname-inrichtingen worden geplaatst en door de opname- inrichtingen worden vervoerd naar de opslaglocatie en aldaar in de opslaginrichting worden opgeslagen.

10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een grijper is voorzien voor transport van de bankbiljetten in en/of uit de 20 dragers.

11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de geldcentrale een afgebakende gebied omvat, waarbinnen de handelingen plaatsvinden.

12. Geldtelcentrale, voorzien van 25 een invoer voor het in de centrale voeren van bankbiljetten, een uitvoer voor het uit de centrale voeren van bankbiljetten, bankbiljettentransportmechaniek dat tussen genoemde in- en uitvoer is voorzien, ingericht voor het binnen het gebied transporteren van de bankbiljetten die zijn verbonden aan een code, een geldtelinrichting voor het tellen van de bankbiljetten, die is ingericht tussen de invoer en de opslaginrichting, een opslaginrichting voor het opslaan van de bankbiljetten, een codedetecteerinrichting voor het registreren van de code 5 verbonden aan de getelde hoeveelheden bankbiljetten, een gebruikersinterface voor het plaatsen van orders, en een aansturingsysteem dat is verbonden met de gebruikersinterface en de transportmechaniek, dat is ingericht om een order te koppelen met een met een code gekoppelde hoeveelheid bankbiljetten, en 10 om aan de hand daarvan de transportmechaniek aan te sturen voor het van de opslaginrichting naar de uitvoer vervoeren van de opgevraagde bankbiljetten.

13. Geldtelcentrale volgens conclusie 12, waarbij de transportmechaniek dragers omvat voor het houden van meerdere bundels 15 bankbiljetten.

14. Geldtelcentrale volgens conclusie 12 of 13, waarbij de opslaginrichting is voorzien van meerdere opname-inrichtingen voor het fysiek opslaan van bundels bankbiljetten.

15. Geldtelcentrale volgens conclusie 13 of 14, waarbij de dragers en/of 20 de opname-inrichtingen zijn voorzien van een code.