NL194007C - Monoliet damwandstabilisering. - Google Patents
Monoliet damwandstabilisering. Download PDFInfo
- Publication number
- NL194007C NL194007C NL9201356A NL9201356A NL194007C NL 194007 C NL194007 C NL 194007C NL 9201356 A NL9201356 A NL 9201356A NL 9201356 A NL9201356 A NL 9201356A NL 194007 C NL194007 C NL 194007C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- sheet pile
- sheet
- monolith body
- wall
- mixture
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02B—HYDRAULIC ENGINEERING
- E02B3/00—Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
- E02B3/04—Structures or apparatus for, or methods of, protecting banks, coasts, or harbours
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02D—FOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
- E02D29/00—Independent underground or underwater structures; Retaining walls
- E02D29/02—Retaining or protecting walls
- E02D29/0258—Retaining or protecting walls characterised by constructional features
- E02D29/0283—Retaining or protecting walls characterised by constructional features of mixed type
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Environmental & Geological Engineering (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Mining & Mineral Resources (AREA)
- Paleontology (AREA)
- Ocean & Marine Engineering (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Revetment (AREA)
Description
1 194007
Monoliet damwandstabilisering
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het stabiliseren van een beschoeiing ten behoeve van een oevervoorziening of een andere grondkering vormende damwand, waarbij in een holte aan de landzijde 5 van de damwand uit ten minste een vulstof en een bindmiddel een monoliet-lichaam wordt gevormd met zodanige dwarsdoorsnede-afmetingen dat het monoliet-lichaam de actieve gronddruk van de achtergelegen grond kan opnemen.
Een dergelijke werkwijze is bekend uit EP-A-0.272.473. Bij deze bekende werkwijze wordt een gemetselde kademuur aan een landzijde gestabiliseerd door afzonderlijke steunberen, die zijn gevormd door 10 plaatselijk grond achter de gemetselde kademuur te verwijderen via een in de muur gevormde opening en de aldus ontstane holten te vullen met een uithardende massa.
Een dergelijke werkwijze heeft als nadeel dat de vorming van de steunberen ingewikkeld is en dat deze ten opzichte van de lengte van de damwand slechts een relatief kleine breedte hebben. Deze werkwijze is derhalve slechts geschikt voor gebruik bij gemetselde wanden die reeds een relatief grote eigen stabiliteit 15 hebben omdat de steunberen zich anders ver tot in de zich achter de wand uitstrekkende grond zouden moeten uitstrekken. Voorts kan deze werkwijze niet zonder meer worden toegepast bij waterwegen begrenzende wanden, daar de gevormde holte achter de wand dan volloopt met water, hetgeen inbrengen en uitharden van de massa verhindert.
Voorts zijn werkwijzen voor de vorming van beschoeiingen voor de bescherming van waterkanten, zoals 20 aanlegplaatsen, loswallen en dergelijke oevervoorzieningen langs waterwegen of bij andere grondkeringen bekend door indrijven van damplanken. Daarbij worden de sterkte, alsmede de benodigde indrijfdiepte en daarmee de lengte van de damplanken bepaald door de kerende hoogte van de damwand, dat wil zeggen het verschil in hoogte tussen de toekomstige waterbodem en de landwaarts daarachter gelegen grond-massa waardoor het bovenste deel van de damwand door de horizontale actieve gronddruk en veelal ook 25 wateroverdruk wordt belast. Daarbij kan de damwand aan de landzijde al dan niet worden verankerd.
Damwanden met een geringe kerende hoogte, bijvoorbeeld tot ruim één meter, kunnen bestaan uit lichte, korte en onverankerde, dus uitsluitend in de bodem geklemde damplanken.
Bij grotere kerende hoogten (bijvoorbeeld 5-6 m) dienen uitsluitend door inklemming gefixeerde damplanken reeds zo sterk en lang te worden uitgevoerd dat het vaak technisch en economisch aantrekke-30 lijker is minder sterke en kortere damplanken toe te passen en die nabij de bovenzijde daarvan d.m.v. ankergordingen en stangen te verankeren aan op grote afstand (ca. 7 è 10 m) van de damplanken aan de landzijde in de grond te plaatsen platen, een ankerwand of dergelijke verankeringslichamen. Een dergelijke verankering levert veelal een strakkere tracélijn op dan bij onverankerde damplanken.
Er doen zich echter situaties voor waarbij een dergelijke damwandstabilisatie met op grote afstand van 35 de damwand in de achterliggende landstrook ingegraven verankeringselementen niet mogelijk en/of niet gewenst is, bijvoorbeeld vanwege eigendomskwesties, kwetsbare beplanting, planologische bestemmingen, bebouwingen, wegverhardingen, waterkeringen en dergelijke.
In deze gevallen kan soms bij relatief geringe kerende hoogten worden volstaan met een verankering met behulp van schroefankers, en bij relatief grote kerende hoogten met verankering met behulp van 40 groutankers. Deze beide verankeringsmethoden, waarvoor geen graafwerk ver in de achterliggende grondstrook nodig is, zijn echter veelal aanzienlijk duurder en bovendien minder betrouwbaar dan de eerder genoemde verankeringswijzen.
Bij zogenaamde milieuvriendelijke oevers, waarbij aan de landzijde van de beschoeiing een ondiepe strook water wordt gecreëerd ten behoeve van diverse soorten boven en onder water levende planten en 45 dieren, zijn de verankeringswijzen zoals hiervoor beschreven slecht toepasbaar omdat de zich direct door en onder de ondiepe landzijdige waterstrook uitstrekkende ankerstangen obstakels vormen voor bij het uitvoeren van groot onderhoud van deze waterstrook veelal toegepaste machines.
De uitvinding beoogt de genoemde bezwaren van de bekende stabilisatiemethoden voor damwand-beschoeiingen van de beschreven soort te vermijden en daarbij de kostprijs voor de damwandstabilisatie te 50 reduceren.
Hiertoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt doordat dat de damwand wordt samengesteld uit naast elkaar in de grond gedreven damplanken, waarbij de holte als een sleuf wordt gevormd, welke zich aan de landzijde van de damwand in lengterichting uitstrekt en in hoogterichting tot aan het grondoppervlak loopt en welke sleuf wordt gevormd door aan de landzijde op enige afstand van de langs de 55 oever aangebrachte eerste te stabiliseren damwand in hoofdzaak evenwijdig daaraan, een tweede, tijdelijke damwand aan te brengen, en vervolgens de grond tussen de twee wanden te verwijderen, ten minste tot een diepte overeenkomende met de beoogde kerende hoogte van de eerste damwand.
194007 2
Doordat het aan de landzijde tegen de te stabiliseren damwand liggend monoliet-lichaam op dezelfde wijze als een gemetselde keermuur de actieve gronddruk van de achtergelegen grond en de eventuele wateroverdruk opneemt wordt de damwand ten aanzien van deze druk ontlast en is geen verdere verankering nodig. Voor het monoliet-lichaam is slechts een smalle grondstrook (ca. 3 m) aan de landzijde nodig.
5 Door aan de landzijde op enige afstand van de langs de oever aangebrachte eerste, te stabiliseren damwand in hoofdzaak evenwijdig daaraan een tweede, tijdelijke damwand aan te brengen, kan de grond tussen de twee damwanden ten minste tot de beoogde kerende diepte van de eerste damwand worden verwijderd en in de aldus gevormde sleuf het monoliet-lichaam worden gevormd. De tweede damwand kan vervolgens worden verwijderd.
10 Bij de stabilisatiewerkwijze volgens de uitvinding dient de eerste, te stabiliseren damwand tijdens het vormen van het monoliet-lichaam als een deel van een bekisting. In de voltooide oevervoorziening dient de eerste damwand in hoofdzaak als bescherming van het uitgeharde monolietlichaam tegen erosie en tevens als anti-onderloopsheidsscherm, dat wil zeggen als een zich tot een bepaalde diepte in de grond uitstrekkend scherm dat voorkomt dat althans een deel van de onder het monoliet-lichaam liggende grond daar 15 onder vandaan wordt gespoeld. Dit betekent dat de eerste damwand betrekkelijk licht en daardoor relatief goedkoop kan worden uitgevoerd. In het bijzonder kan de eerste damwand licht worden uitgevoerd in het geval dat de damwand wordt aangebracht bij een oever die op dat moment betrekkelijk ondiep is, zodat over slechts een geringe hoogte een drukverschil (water/grond) moet kunnen worden opgevangen. Nadat de damwand door het monoliet-lichaam is gestabiliseerd kan de waterweg langs de damwand worden 20 uitgediept.
Het monoliet-lichaam wordt bij voorkeur gevormd door een mengsel van een vulstof en een bindmiddel in stortbare toestand in de sleuf aan te brengen en dit daarin uit te laten harden. Dit mengsel kan bijvoorbeeld bestaan uit een mengsel van cement als bindmiddel en uit de sleuf verwijderde grond, uit de waterweg verwijderd slib of extern aangevoerd materiaal, of een combinatie daarvan, als vulstof. Eventueel kan een 25 toeslag aan het mengsel worden toegevoegd, waardoor eventuele verontreinigingen worden geïmmobiliseerd, d.w.z. in een chemisch gebonden toestand worden gebracht waardoor deze verontreinigingen niet eenvoudig meer in de omgevende grond penetreren.
De gegraven sleuf zal zich over het algemeen vullen met water. Wanneer het mengsel voor de vorming van het monoliet-lichaam in water wordt gestort zal ontmenging optreden hetgeen moet worden voorkomen. 30 Hiertoe kan in een voorkeursuitvoering van de uitvinding in de lengterichting van de sleuf een buis worden aangebracht, vervaardigd van een geschikt gekozen, waterdicht en voor het het monoliet-lichaam vormende mengsel ondoordringbaar foliemateriaal, van welke buis de afmetingen zodanig zijn gekozen dat deze het monoliet-lichaam in de uiteindelijke vorm nauwsluitend kan omvatten. Deze buis wordt met het mengsel gevuld, waarna dit daarin in de sleuf kan uitharden.
35 Een bijkomend voordeel van het gebruik van een dergelijke buis is dat indien verontreinigde grond of slib, al dan niet geïmmobiliseerd, wordt gebruikt voor de vorming van het monoliet-lichaam, deze grond doelmatig wordt geïsoleerd van de omgeving. Daardoor wordt verontreiniging van de omgeving door ontmenging of uitloging van het mengsel of van het gerede monoliet-lichaam voorkomen.
De damwandstabilisatie volgens de uitvinding kan als een continu proces worden uitgevoerd, waarbij de 40 oeverlengte van de te gebruiken tweede, tijdelijke damwand slechts gering hoeft te zijn ten opzichte van de lengte van de eerste damwand. Steeds wanneer het deel van het monolietlichaam dat zich langs een bepaald lengtedeel van de tweede damwand uitstrekt zover is uitgehard dat het ten minste in hoofdzaak vormvast is kan het desbetreffende lengtedeel van de tweede damwand worden verwijderd en in een aansluitend werkvak worden hergebruikt. Daardoor is slechts een gering aantal damplanken voor de tweede 45 damwand nodig.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen enige uitvoeringsvoorbeelden van de gestabiliseerde damwand worden beschreven onder verwijzing naar de tekening, waarbij de figuren steeds een dwarsdoorsnede tonen van een waterweg en een daaraan grenzende waterkant.
50 De figuren 1-6 tonen opeenvolgende fasen van de werkwijze voor het stabiliseren van een damwand met een door een buis omhuld monolietlichaam; en figuur 7 toont een gestabiliseerde damwand bij een waterweg met een milieuvriendelijke oever, waarbij het monoliet-lichaam lager is uitgevoerd dan de kerende hoogte van de eerste damwand.
55 Volgens de tekening wordt het water 3 in een waterweg 1 begrensd door een bodem 4 en een waterkant 2. Voor de bescherming van het grondlichaam 5 dat de waterkant 2 vormt, en daarlangs aangebrachte voorzieningen, zoals aanlegplaatsen, loswallen, begroeiing en dergelijke, wordt gebruik gemaakt van een 3 194007 eerste damwand 6 die is opgebouwd uit verticaal in de grond gedreven damplanken. Zoals blijkt uit figuur 1 wordt een eerste damwand 6 in de grond aangebracht, waarbij de lengte van de damplanken groter is dan de beoogde kerende hoogte van de eerste damwand 6, in de situatie nadat de waterweg 1 op de gewenste diepte 7 is gebracht. Het is daarbij bijzonder gunstig indien op het moment van indrijven van de eerste 5 damwand 6 de bestaande bodem 4 van de waterweg 1 daarbij hoger ligt dan de uiteindelijk gewenste bodem 7. Daardoor kunnen voor de eerste damwand 6 relatief korte en lichte damplanken worden toegepast.
Op enige afstand van de eerste damwand 6 wordt, zoals is aangegeven in figuur 2, aan de oeverzijde daarvan een tweede damwand 8 aangebracht, ten minste in hoofdzaak evenwijdig aan de eerste damwand 10 6, welke tweede damwand 8 zich door het grondlichaam 5 uitstrekt, vanaf het maaiveld 9 tot en diepte die ten minste overeenkomt met de beoogde kerende hoogte van de eerste damwand 6, waarbij de sterkte en de indrijfdiepte van de planken van de tweede damwand 8 zodanig zijn gekozen dat deze.de actieve gronddruk van het daarop aansluitende grondlichaam 5 gedurende uitvoeren van de werkwijze kan opnemen.
15 Nadat de tweede damwand 8 in de grond is aangebracht wordt de grondmassa 10 die zich tussen de eerste en tweede damwand 6, 8 bevindt weggenomen, ten minste tot op een diepte die overeenkomt met de beoogde kerende hoogte van de eerste damwand 6, zoals blijkt uit figuur 3. In de op deze wijze verkregen sleuf 11 (figuur 4) wordt een uithardend mengsel 12 aangebracht, welk mengsel in de sleuf 11 uithardt, en daardoor een monoliet-lichaam 13 vormt (figuur 5).
20 Door in de sleuf 11 een slangvormig lichaam of buis 14 aan te brengen, die waterdicht is en ondoordringbaar voor het monoliet-lichaam vormende mengsel 12, daarin het mengsel 12 te gieten en het in de buis 14 in de sleuf 11 te laten uitharden wordt, met name wanneer de sleuf 11 vol water staat, ontmenging van het mengsel 12 verhinderd. Deze buis is in de figuren 5-7 aangegeven door een streep-stippellijn. Een bijkomend voordeel van het vormen van het monoliet-lichaam 13 in de buis 14 is dat eventuele verontreini-25 ging die zich in het mengsel 12 bevindt niet naar de omgeving kan weglekken.
Het mengsel 12 dat voor de vorming van het monoliet-lichaam 13 wordt gebruikt kan bestaan uit een combinatie van een bindmiddel, zoals bijvoorbeeld cement, water en één of meer van de volgende drie vulstoffen: - ten minste een deel van de grond van de grondmassa 10; 30 - ten minste een deel van de uit de waterweg verwijderde slib 16; en - extern aangevoerde vulstof, zoals bijvoorbeeld zand.
Verder kan aan het mengsel 12 een toeslag worden toegevoegd, die eventuele verontreinigingen die in de vulstoffen aanwezig zijn kan immobiliseren, d.w.z. zodanig binden dat deze stoffen niet eenvoudig meer kunnen worden uitgeloogd door het grondwater of op andere wijze in de omgevende grond kunnen geraken. 35 Wanneer het monoliet-lichaam 13 zover is uitgehard dat het ten minste in hoofdzaak vormvast is, kan de tweede damwand 8 worden verwijderd. Deze eindfase is weergegeven in figuur 6.
De mogelijkheid de tweede damwand 8 te kunnen verwijderen is bijzonder voordelig. Immers is de tweede damwand in de fase na het weggraven van de grond tussen de damwanden en voordat het monolietlichaam is uitgehard, tijdelijk zelfdragend, zodat voor deze tweede wand relatief lange en sterke en 40 daardoor relatief kostbare damplanken dienen te worden toegepast. De verwijderde damplanken van de tweede damwand 8 kunnen in een volgend werkvak opnieuw worden gebruikt. Daardoor wordt het mogelijk met de werkwijze volgens de uitvinding met een tweede damwand 8 van geringe lengte ten opzichte van de lengte van de eerste damwand 6, aaneensluitend over een grote lengte een dergelijke damwandstabilisatie te realiseren, terwijl bovendien na afloop van de werkzaamheden de damplanken van de tweede damwand 45 8 overblijven.
Wanneer langs een waterweg 1 een milieuvriendelijke oever 20 dient te worden aangelegd, waarbij aan de landzijde van de door de eerste damwand 6 gevormde beschoeiing een ondiepe strook water 17 wordt gecreëerd ten behoeve van diverse soorten boven en onder water levende planten en dieren, zoals is weergegeven in figuur 7, zullen de buis 14 en daarmee het monoliet-lichaam 15 zodanig van afmeting 50 dienen te zijn dat het monoliet-lichaam 15 vanaf de bodem van de sleuf 11 een kleinere hoogte heeft dan de kerende hoogte van de eerste damwand 6, zodat bovenop het monoliet-lichaam 15 een laag grond 18 van bijvoorbeeld een halve meter dikte kan worden aangebracht, waarboven zich een laag water 17 kan bevinden.
Claims (3)
1. Werkwijze voor het stabiliseren van een beschoeiing ten behoeve van een oevervoorziening of een andere grondkering vormende damwand, waarbij in een holte aan de landzijde van de damwand uit ten 5 minste een vulstof en een bindmiddel een monoliet-lichaam wordt gevormd met zodanige dwarsdoorsnede-afmetingen dat het monoliet-lichaam de actieve gronddruk van de achtergelegen grond kan opnemen, met het kenmerk dat de damwand wordt samengesteld uit naast elkaar in de grond gedreven damplanken, waarbij de holte als een sleuf (11) wordt gevormd, welke zich aan de landzijde van de damwand in lengterichting uitstrekt en in hoogterichting tot aan het grondoppervlak loopt en welke sleuf (11) wordt 10 gevormd door aan de landzijde op enige afstand van de langs de oever aangebrachte eerste te stabiliseren damwand (6) in hoofdzaak evenwijdig daaraan, een tweede, tijdelijke damwand (8) aan te brengen, en vervolgens de grond (10) tussen de twee wanden (6, 8) te verwijderen, ten minste tot een diepte overeenkomende met de beoogde kerende hoogte van de eerste damwand (6).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de lengterichting van de sleuf (11) een uit 15 foliemateriaal vervaardigde waterdichte, en voor het het monoliet-lichaam (13, 15) vormende mengsel (12) ondoordringbare buis (14) wordt aangebracht, waarvan de afmetingen zodanig zijn gekozen dat deze het monoliet-lichaam (13,15) in de uiteindelijke vorm nauwsluitend kan omvatten, waarbij het mengsel (12) in de buis (14) wordt gestart.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de lengte van de tweede damwand (8) duidelijk 20 kleiner is dan de lengte van de eerste damwand (6), dat ten minste een gedeelte van de tweede damwand (8) wordt verwijderd wanneer het zich langs genoemd gedeelte van de tweede damwand (8) uitstrekkende mengsel (12) zover is uitgehard dat het monoliet-lichaam (13, 15) ten minste grotendeels vormvast is, en dat genoemd gedeelte van de tweede damwand (8) wordt hergebruikt, zodanig dat de vorming van het monoliet-lichaam (13, 15), en daarmee de damwandstabilisatie ten minste grotendeels in de tijd aansluitend 25 wordt uitgevoerd. Hierbij 4 bladen tekening
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9201356A NL194007C (nl) | 1992-07-27 | 1992-07-27 | Monoliet damwandstabilisering. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9201356A NL194007C (nl) | 1992-07-27 | 1992-07-27 | Monoliet damwandstabilisering. |
NL9201356 | 1992-07-27 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9201356A NL9201356A (nl) | 1994-02-16 |
NL194007B NL194007B (nl) | 2000-12-01 |
NL194007C true NL194007C (nl) | 2001-04-03 |
Family
ID=19861118
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9201356A NL194007C (nl) | 1992-07-27 | 1992-07-27 | Monoliet damwandstabilisering. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL194007C (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE102004001559B4 (de) * | 2004-01-10 | 2014-07-03 | Bau-Sanierungstechnik Gmbh | Verfahren zum Abfangen von Stützmauern |
FR2969672B1 (fr) * | 2010-12-24 | 2014-02-07 | Soletanche Freyssinet | Procede de renforcement de la resistance au renversement des fondations d'un pylone |
DE102017129705B4 (de) | 2017-04-27 | 2019-12-19 | Roland Langnaese | Verfahren zur Herstellung einer Befestigung eines Geländesprungs, zur Sanierung einer Pfahlgründung und zum Neubau einer Pfahlgründung mittels eines Stützkörpers |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3438207A (en) * | 1967-12-20 | 1969-04-15 | Lee A Turzillo | Method of making concrete retaining wall in earth situs |
GB1424111A (en) * | 1973-02-07 | 1976-02-11 | Turzillo L A | Method for producing sub-aqueous and other cast-in-place concrete structures in situ |
NL7904901A (nl) * | 1979-06-22 | 1980-12-24 | Volker Adriaan Beton Water | Werkwijze voor het opbouwen van een langgerekt lichaam uit zand of dergelijk stortgoed. |
JPS60242219A (ja) * | 1984-05-14 | 1985-12-02 | Takenaka Komuten Co Ltd | 沖合用海底マウンド造成法 |
DE3644399A1 (de) * | 1986-12-24 | 1988-07-07 | Ross Kurt G | Verfahren zum abfangen von stuetzmauern |
-
1992
- 1992-07-27 NL NL9201356A patent/NL194007C/nl not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL9201356A (nl) | 1994-02-16 |
NL194007B (nl) | 2000-12-01 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA1043581A (en) | Quay structure | |
DE69635549T2 (de) | Verfahren und vorrichtung zur errichtung von endlosen unterirdischen mauern | |
JP4782648B2 (ja) | 擁壁 | |
KR20210029069A (ko) | 수중 콘크리트 블록 구조물 및 그 시공 방법 | |
NL194007C (nl) | Monoliet damwandstabilisering. | |
US3465530A (en) | Dam construction | |
JP2004108142A (ja) | 管理型護岸の構築法 | |
JP2004204581A (ja) | 管理型護岸の遮水工法 | |
JP2002121754A (ja) | 水中基礎の構築工法 | |
JP4504864B2 (ja) | 消波機能付き堤体補強構造 | |
CN1204714A (zh) | 挡土墙的成形方法 | |
JP4029335B2 (ja) | 圧密促進埋立工法 | |
JP2003113608A (ja) | 遮水壁構造及び該遮水壁を用いた遮水護岸構造 | |
JP3440169B2 (ja) | 人工島地盤およびその施工方法 | |
JP3270433B2 (ja) | 根入れ式擁壁 | |
EP0960660B1 (en) | Process for filling a disposal site for silt supplied with a high water content and device for applying drainage wicks | |
JP2002201623A (ja) | 二重矢板式護岸及びその構築方法 | |
CN219671360U (zh) | 一种港口基坑结构 | |
JP4606454B2 (ja) | 管理型護岸の構築法 | |
JP3407066B2 (ja) | 地中に排水壁を連続して形成する方法及び板状排水材打設用ケーシング | |
NL1013267C2 (nl) | Werkwijze voor het vormen van een tunnel en zo gevormde tunnel. | |
KR100444529B1 (ko) | 방조제 및 그 구축공법 | |
BE1017761A6 (nl) | Werkwijze voor het installeren van buizen in de bodem, onder het grondwaterniveau. | |
JPH059576B2 (nl) | ||
DE315867C (nl) |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
SNR | Assignments of patents or rights arising from examined patent applications |
Owner name: RICH CONSULTANCY;KONINKLIJKE WEGENBOUW STEVIN B.V. |
|
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20080201 |