NL193198C

NL193198C - Klemband, toepasbaar als slangklem.

Info

Publication number: NL193198C
Application number: NL8702522A
Authority: NL
Original assignee: Oetiker Hans Maschinen
Priority date: 1986-10-22
Filing date: 1987-10-22
Publication date: 1999-02-02
Also published as: IT8722325A0; KR880005007A; GB8724517D0; SE466116B; NL8702522A; US4712278A; SE8703969D0; NL193198B; CA1291862C; ATA278187A; AU591586B2; ES2008282A6; AT395643B; DE3735652C2; JPH0663525B2; BR8705606A; FR2605708B1; AU7988487A; KR960002986B1; SE8703969L

Description

1 193198

Klemband, toepasbaar als slangklem

De uitvinding heeft betrekking op een klemband met einddelen, die voorzien zijn van vrije uiteinden en van mechanische verbindingsorganen, welke in het ene einddeel ten minste een koud-vervormde steunhaak 5 omvatten, die is uitgeperst uit het vlak van de klemband, alsmede in het andere einddeel nabij het andere uiteinde een sleufopening, die is uitgestanst, waarbij de steunhaak een dwars verlopend steunvlak bezit, dat in aangrijping kan komen met die dwarseindrand van de sleufopening, die zich het dichtst bij het betreffende uiteinde van de band bevindt, waarbij verder twee aangrijpingsorganen van de band uitsteken, die elk een dwars verlopend gereedschapsaangrijpingsvlak hebben voor het spannen van de klemband, waarbij het ene 10 van de aangrijpingsorganen tussen de steunhaak en het ene uiteinde is geplaatst en uit het bandmateriaal is geperst, en een gereedschapsaangrijpingsvlak aan de van het ene einddeel afgekeerde zijde heeft, terwijl het andere aangrijpingsorgaan zich nabij de tegenover de genoemde dwarseindrand van de sleufopening gelegen zijde bevindt, waarbij het ene aangrijpingsorgaan een zodanige vorm bezit en zodanig is geplaatst dat dit zich door de sleufopening kan uitstrekken met een beweegbaarheid in de omtreksrichting, teneinde 15 het spannen van de klemband mogelijk te maken door het uitoefenen van onderling tegengesteld gerichte spankrachten op de gereedschapsaangrijpingsvlakken.

Een dergelijke klemband is bekend uit US-A-4.492.004. Bij de uit dit octrooischrift bekende klemband zijn als aangrijpingsorganen in elkaar passende uitdrukkingen aangebracht, die uit het bandmateriaal zijn geperst en althans gedeeltelijk een cilindrische vorm bezitten. Vanwege ruimtelijke eisen moet de door de 20 sleufopening te steken en in de andere uitdrukking schuifbare uitdrukking een relatief kleine hoogte bezitten. Voor het in de klemband plaatsen is hierom een gereedschap vereist, dat is uitgevoerd met puntige uiteinden voor de ingrijping in de door de uitdrukkingen gevormde openingen. Afgezien van de kosten voor het vervaardigen van een dergelijk speciaal gereedschap, is de levensduur hiervan beperkt ten gevolge van het slijten en/of breken van de puntige uiteinden.

25 Dienovereenkomstig is het een doel van de onderhavige uitvinding een klemband te verschaffen, die op eenvoudige wijze de in het voorgaande genoemde tekortkomingen en nadelen van de bekende klemband vermijdt en die kan worden gespannen door het gebruik van een gebruikelijke nijptang of combinatietang.

Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt doordat althans het tussen de steunhaak en het ene uiteinde geplaatste aangrijpingsorgaan wordt gevormd door althans één ongeveer in de langsrichting 30 verlopende opstaande lip, die uit het vlak van de klemband is gebogen.

Door het toepassen van de althans ene opstaande lip is een relatief hoog, door een opstaande rand ervan gevormd aangrijpingsvlak verkregen, waarbij de breedte van de sleufopening niet de omvang-belemmering bezorgt, die zich bij het betreffende aangrijpingsorgaan van de bekende klemband voordoet. Het andere aangrijpingsorgaan kan, door zijn relatief grote breedte, eventueel gelijk zijn aan dat van de 35 bekende klemband. Hierdoor is voor de plaatsing van de klemband geen speciaal gereedschap meer nodig.

Volgens de uitvinding kan de klemband het kenmerk hebben, dat het tussen de steunhaak en het ene uiteinde geplaatste aangrijpingsorgaan wordt gevormd door twee opstaande lippen, waarvan de tussenafstand ten hoogste ongeveer gelijk is aan de breedte van de sleufopening.

De twee lippen van het door de sleufopening te voeren aangrijpingsorgaan dragen aldus bij aan een 40 goede uitlijning van de beide eindgedeelten, terwijl een goede grip voor een tang door de twee naast elkaar gelegen opstaande randen van de lippen verkregen wordt.

De uitvinding wordt toegelicht in de hierna volgende beschrijving aan de hand an de tekening, die twee uitvoeringsvoorbeelden weergeeft.

45 Figuur 1 is een bovenaanzicht van een klemband.

Figuur 2 is een zijaanzicht van de klemband volgens figuur 1.

Figuur 3 is een onderaanzicht van de klemband volgens figuur 1.

Figuur 4A is een dwarsdoorsnede onder een rechte hoek van de axiale richting van de klemband, zoals deze wordt gemonteerd voor het spannen van een slang op een nippel.

50 Figuur 4B is een met figuur 4A overeenkomende dwarsdoorsnede, die de klemband in de gemonteerde, gespannen toestand weergeeft.

Figuur 5 is een bovenaanzicht van een gewijzigde uitvoering van een klemband

Figuur 6 is een zijaanzicht van de klemband volgens figuur 5.

55 In de figuren 1 tot 3 is te zien, dat een klemband 10 aan zijn ene uiteinde is voorzien van een uitstekende tong 11 die in een tongopneemruimte 12 kan steken, die is gevormd door een trede 13 in het buitenste wandgedeelte en een uitgeperst bandgedeelte 14 in het midden van het buitenste bandgedeelte dat een

Claims

193198 2 groef 14' vormt (figuur 3) die vanaf de trede 13 naar een tweede trede 15 verloopt. Insnijdingen 16 in de langsrichting maken het mogelijk dat het bandgedeelte 14 wordt uitgeperst op zodanige wijze dat aan beide zijden daarvan niet uitgeperste gedeelten 17a en 17b achter blijven. De tong 11 en de tongopneemruimte 12 waarborgen een traploze vorm van het bovenoppervlak van de klemband, zoals ook bekend is uit de 5 Amerikaanse octrooischriften 4.299.012 en 4.315.348. De mechanische verbinding 20 (figuur 4B) om de klemband te kunnen sluiten en gesloten te houden, omvat ten minste één koud-vervormde uit het binnenste bandgedeelte geperste steunhaak 21, die een de spankrachtopnemend steunvlak 22 verschaft, dat in wezen dwars op de langsrichting van de band verloopt, zoals ook bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.299.012. In plaats van slechts één steunhaak kunnen 10 twee of meer van dergelijke steunhaken worden toegepast en wel op zichzelf staand of in samenwerking met een gecombineerde geleidings- en steunhaak, zoals bekend is uit het Amerikaanse octrooischrift 4.492.004. De eindrand 24 (figuren 1 en 3) van een rechthoekige sleufopening 25 is daarbij bedoeld om tegen het steunvlak 22 aan te komen wanneer de klemband zich in zijn gemonteerde toestand bevindt. Een ongeveer in het midden van de eindrand 24 van de opening 25 geplaatst klein uitsteeksel 26 fungeert 15 daarbij als geleidings- en centreringsorgaan voor de aangrijping van de overlappende bandgedeelten en als extra grendelorgaan voor het verhinderen van het losraken hiervan. Teneinde het spannen van de klemband mogelijk te maken, is het buitenste bandgedeelte uitgevoerd met een koud-vervormde uitdrukking 30, die uit het buitenste bandgedeelte is geperst, teneinde een tunnelvormige opening met een ten minste gedeeltelijke cilindervorm te verschaffen, welke tunnel zich in de 20 langsrichting van de klemband uitstrekt en is voorzien van gereedschapsaangrijpingsvlak(ken) 31 aan zijn binnenste uiteinde, d.w.z. afgekeerd van het vrije uiteinde van het buitenste bandgedeelte, zoals bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.492.004. Binnenste gereedschapsaangrijpingsvlakken 33 worden gevormd door randen van twee uitgeperste lippen 32, die in de langsrichting van de klemband verlopen, waarvan de van de uitstekende tong 11 afgekeerde eindranden 33 de gereedschapsaangrijpingsvlak(ken) vormen. De 25 twee lippen 32 zijn daarbij op een afstand van elkaar gelegen die enigszins kleiner is dan de breedte van de opening 25, teneinde het sluiten van de klemband te vergemakkelijken. De lippen 32 zijn ongeveer symmetrisch op een afstand van het langsmidden van de klemband gelegen, zodat nagenoeg dezelfde hoeveelheden bandmateriaal tussen een betreffende opening en de bijbehorende langszijde van de band is achtergelaten. De lippen 32 bezitten, gezien van opzij, een ongeveer driehoekige vorm. Zij kunnen evenwel 30 een andere geschikte vorm bezitten, die voldoet aan de eisen van het weerstaan van de spankrachten en van de makkelijke vervaardiging. De klem wordt om een op een nippel 43 (figuur 4A) geschoven slangeinde 42 gebracht, waarna een met een streepstippellijn in figuur 4A aangeduid spangereedschap op de gereedschapsaangrijpingsvlakken 31 en 33 wordt aangebracht teneinde de klemband om het slangeinde te spannen en het kleine uitsteeksel 26 35 onder de koud-vervormde steunhaak 21 te doen grijpen. Voor het spannen en monteren van de klemband kan volstaan worden met gebruikelijke nijptangen of combinatietangen, die tegen relatief lage kosten commercieel beschikbaar zijn. De figuren 5 en 6 illustreren een gewijzigde klemband, waarbij de uitdrukking 30 van de figuren 1-3 is vervangen door twee in hun geheel met verwijzingscijfer 130 aangeduide lippen die gelijk zijn aan de lippen 40 32 en die zijn voorzien van gereedschapsaangrijpingsvlak(ken) 131. Voor het overige is de klemband volgens de figuren 5 en 6 gelijk aan die van de figuren 1-3. De klemband kan voor hergebruik worden gedemonteerd met hetzelfde gereedschap. In plaats van een in wezen platte dwarsdoorsnede kan de klemband een ongeveer U-vormige dwarsdoorsnede hebben. 45

1. Klemband met einddelen, die voorzien zijn van vrije uiteinden en van mechanische verbindingsorganen, 50 welke in het ene einddeel ten minste een koud-vervormde steunhaak omvatten, die is uitgeperst uit het vlak van de klemband, alsmede in het andere einddeel nabij het andere uiteinde een sleufopening, die is uitgestanst, waarbij de steunhaak een dwars verlopend steunvlak bezit, dat in aangrijping kan komen met die dwarseindrand van de sleufopening, die zich het dichtst bij het betreffende uiteinde van de band bevindt, waarbij verder twee aangrijpingsorganen van de band uitsteken, die elk een dwars verlopend gereed-55 schapsaangrijpingslvak hebben voor het spannen van de klemband, waarbij het ene van de aangrijpingsorganen tussen de steunhaak en het ene uiteinde is geplaatst en uit het bandmateriaal is geperst, en een gereedschapsaangrijpingsvlak aan de van het ene einddeel afgekeerde zijde heeft, terwijl het andere 3 193198 aangrijpingsorgaan zich nabij de tegenover de genoemde dwarseindrand van de sleufopening gelegen zijde bevindt, waarbij het ene aangrijpingsorgaan een zodanige vorm bezit en zodanig is geplaatst dat dit zich door de sleufopening kan uitstrekken met een beweegbaarheid in de omtreksrichting, teneinde het spannen van de klemband mogelijk te maken door het uitoefenen van onderling tegengesteld gerichte spankrachten 5 op de gereedschapsaangrijpingsvlakken, met het kenmerk, dat althans het tussen de steunhaak (21) en het ene uiteinde (11) geplaatste aangrijpingsorgaan (32) wordt gevormd door althans één ongeveer in de langsrichting verlopende opstaande lip (32), die uit het vlak van de klemband (10) is gebogen.

2. Klemband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tussen de steunhaak (21) en het ene uiteinde (11) geplaatste aangrijpingsorgaan wordt gevormd door twee opstaande lippen (32), waarvan de tussen-10 afstand ten hoogste ongeveer gelijk is aan de breedte van de sleufopening. Hierbij 1 blad tekening