NL193114C - Wikkelinrichting voor het trekelement van optrekbare lamellengordijnen. - Google Patents
Wikkelinrichting voor het trekelement van optrekbare lamellengordijnen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL193114C NL193114C NL8801719A NL8801719A NL193114C NL 193114 C NL193114 C NL 193114C NL 8801719 A NL8801719 A NL 8801719A NL 8801719 A NL8801719 A NL 8801719A NL 193114 C NL193114 C NL 193114C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- stop
- slats
- shaft
- winding drum
- slide
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B9/00—Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
- E06B9/24—Screens or other constructions affording protection against light, especially against sunshine; Similar screens for privacy or appearance; Slat blinds
- E06B9/26—Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds
- E06B9/28—Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable
- E06B9/30—Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable liftable
- E06B9/303—Lamellar or like blinds, e.g. venetian blinds with horizontal lamellae, e.g. non-liftable liftable with ladder-tape
- E06B9/307—Details of tilting bars and their operation
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Blinds (AREA)
- Operating, Guiding And Securing Of Roll- Type Closing Members (AREA)
Description
1 193114
Wikkelinrichting voor het trekelement van optrekbare lamellengordijnen
De uitvinding heeft betrekking op een kantelinrichting voor optrekbare lamellengordijnen, met een opwikkel-as waarop minstens één wikkeltrommel voor een trekelement vast is aangebracht en minstens één 5 kanteielement draagt waaraan de einden van de dragende delen voor de lamellen bevestigd zijn welk kantelelement door middel van minstens één wrijvingskoppeling met de opwikkelas verbonden is en tussen twee eindaanslagen ten opzichte daarvan draaibaar is, en met een stuurdeel, dat een tussenaanslag bezit waartegen een aanslag van het kantelelement bij het omlaag brengen van het lamellengordijn bij een tussenstand van de lamellen tot aanligging komt, waarbij de lamellen in de half geopende stand worden 10 gehouden, welke tussenaanslag kan worden ingesteld in een stand waarin de aanslag van het kantelelement vrijgegeven is, welk stuurdeel voorts een doorlaatopening voor het trekelement bezit, dat in de omlaag gebrachte stand en in de sluitstand van het lamellengordijn aan verschillende zijden van een door de hartlijn van de opwikkelas gaand axiaal vlak ligt, ten opzichte waarvan het trekelement in beide standen op afstand ligt, waarbij de tussenaanslag van het stuurdeel in de tussenstand van de lamellen door de 15 aanslag van het kantelelement door positioneermiddelen, zoals een veer, vastgehouden wordt.
Een dergelijke wikkelinrichting is bekend uit de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 8.700.562.
Bij deze wikkelinrichting ligt de aanslag van het kantelelement op de tussenaanslag en wordt daar niet op vergrendeld, daardoor kan het stuurdeel na het laten zakken van het lamellengordijn gemakkelijk verscho-20 ven worden naar een stand waarin de aanslag van het kantelelement vrijgegeven wordt, zodat het kantelelement een extra draaiing kan uitvoeren en de lamellen vanuit hun half geopende stand in de sluitstand kunnen worden gekanteld.
De uitvinding heeft ten doel de kantelinrichting verder te ontwikkelen waarbij de lamellen in de neergelaten stand van het lamellengordijn niet gedwongen naar hun sluitstand worden gedraaid, maar in hun half 25 geopende tussenstand blijven.
Dit doel wordt bij de wikkelinrichting van de aangegeven soort volgens de uitvinding bereikt, doordat voor het vergrendelen van het stuurdeel in de tussenstand, de tussenaanslag een verlaging heeft, waarin de aanslag van het kantelelement kan grijpen.
Bij de wikkelinrichting volgens de uitvinding is de tussenaanslag van het stuurdeel in de tussenstand van 30 de lamellen vergrendeld door de aanslag van het kantelelement. Wanneer het lamellengordijn volledig neergelaten is, kan het stuurdeel niet worden verplaatst naar zijn stand waarin de aanslag van het kantelelement wordt vrijgegeven, zodat de lamellen hun bij het laten zakken van het lamellengordijn ingenomen tussenstand behouden. De vergrendeling wordt pas opgeheven wanneer de opwikkelas met de wikkeltrommel tegen de afwikkelrichting van het lamellengordijn wordt teruggedraaid, waarbij de aanslag van 35 het kantelelement wordt meegenomen en het stuurdeel wordt vrijgegeven. Pas dan kan hij worden verplaatst naar zijn stand waarin de aanslag van het draaielement wordt vrijgegeven, en waarin dan de lamellen uit hun tussenstand kunnen worden gedraaid naar hun sluitstand. Aldus komen de lamellen bij het laten zakken van het lamellengordijn niet gedwongen bij omlaag gebracht lamellengordijn in hun sluitstand, maar pas wanneer de gebruiker dat wenst.
40
De genoemde en verdere kenmerken van de uitvinding wordt aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.
Figuur 1 toont een kantelinrichting volgens de uitvinding voor optrekbare lamellengordijnen, gedeeltelijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede; 45 figuur 2 toont gedeeltelijk in eindaanzicht en gedeeltelijk in radiale doorsnede de kantelinrichting volgens figuur 1 in een tussenstand bij het neerlaten van het lamellengordijn; figuur 3 toont, in een met figuur 2 overeenkomende voorstelling, de kantelinrichting in een eindstand na het omlaag brengen van het lamellengordijn; figuur 4 toont, in een met figuur 2 overeenkomende voorstelling, de kantelinrichting in een stand bij het 50 omhoog trekken van het lamellengordijn.
De kantelinrichting voor optrekbare lamellengordijnen heeft een huis 1, waarin een opwikkelas 2 draaibaar is gelegerd. Daarop zit tegen draaiing geborgd een wikkeltrommel 3, waarop een trekband 4 kan worden gewikkeld. Op de opwikkelas 2 zit een kantelelement 5, dat hulsvormig is uitgevoerd en relatief ten opzichte 55 van de opwikkelas 2 draaibaar is. De niet draaiende verbinding tussen het kantelelement 5 en de opwikkelas 2 wordt tot stand gebracht door een schroefveer 6, die op de opwikkelas zit en omgeven wordt door een deel van bet hulsvormige kantelelement 5. De beide einden van de schroefveer 6 steken radiaal door 193114 2 ongeveer diametraal tegenover elkaar liggende openingen 7 en 8 van het kantelelement 5 naar buiten. De einden van de schroefveer 6 vormen aanslagen 9 en 10, waarvan de tegenaanslagen 11 tot 13 behoren bij een schuif 14, die op een bodem 15 van het huis 1 loodrecht op de as van de opwikkelas 2 verschuifbaar is. Op het kantelelement 5 zijn de einden van twee ladderkoorden 16 bevestigd, waarmee (niet weergege-5 ven) lamellen van het lamellengordijn op bekende wijze in verschillende standen kunnen worden gedraaid.
De schuif 14 heeft een op de bodem 15 aan het huis liggend basislichaam 17, waaraan een concentrisch ten opzichte van het kantelelement 15 verlopende uitsteeksel 18 aansluit (figuur 2). Dit strekt zich op afstand van het kantelelement 5 uit over een omtrekshoek van ongeveer 90°. De kopzijde van het uitsteeksel 18 vormt de tegenaanslag 11 voor het ene einde 9 van de schroefveer, dat axiaal is omgezet, 10 zodat het met de tegenaanslag 11 kan samenwerken. De kopzijde 11 van het uitsteeksel 18 heeft een radiaal naar binnen open verlaging 11 a, die radiaal naar buiten begrensd wordt door een uitsteeksel 11 b aan het uitsteeksel 18.
De schuif 14, die ligt aan de naar het element 5 toegekeerde zijde van de wikkeltrommel 3, heeft aan zijn van de wikkeltrommel afgekeerde zijde een tegenaanslag 12 voor het veereinde 10 (figuur 4). De andere 15 tegenaanslag 13 van de schuif 14 wordt gevormd aan de overgang van het uitsteeksel 18 naar het basislichaam 17 (figuur 4).
Onder de wikkeltrommel 3 is de schuif 14 voorzien van een deelstuk 19 dat op de bodem 15 van het huis ligt (figuur 1) en dat een doorlaatopening 20 voor de trekband 14 heeft.
Wanneer de lamellen omhoog getrokken zijn en de trekband 4 volledig opgewikkeld is op de wikkel-20 trommel 3, ligt de schuif 14 met zijn ene, zich radiaal ten opzichte van de opwikkelas 2 uitstrekkende kopzijde (figuur 2) aan tegen een zijwand 22 van het huis. De schuif 14 wordt in deze aanslagstand gehouden door de trekband 4, die door het gewicht van de (niet weergegeven) eindlamel van het lamellengordijn onder spanning staat. De stand van de doorlaatopening 20 in de schuiver 14 is zo gekozen dat de doorlaatopening 20 bij het laten zaken van het lamellengordijn een afstand 23 heeft vanaf een door de as 25 24 van de opwikkelas 2 lopend axiaal verticaal vlak 25 (figuur 2). Daardoor bevindt de trekband 4 zich bij het laten zakken van het lamellengordijn in het gebied tussen dit verticale vlak 25 en de zijwand 22 van het huis. Het op de wikkeltrommel 3 aansluitende deel van de trekband 4 bevindt zich dus eveneens tussen het verticale vlak 25 en de zijwand 22 van het huis. Als gevolg van deze tussen het verticale vlak 25 en de trekband 4 werkzame hefboomarm wordt de schuif bij het laten zakken van het lameliengordijn vast tegen 30 de zijwand 22 van het huis gedrukt.
Voor het laten zakken van het lamellengordijn wordt de opwikkelas 2 rechtsom gedraaid. Door middel van de schroefveer 6, die werkt als wrijvingskoppeling, wordt het draaielement zo ver meegenomen tot de in draairichting vooraan liggende aanslag 9 er aanligt tegen de kopzijde 11 van het uitsteeksel 18 van de schuif 14 (figuur 2). De aanslag 9 ligt in de verlaging 11a, die radiaal naar buiten wordt begrensd door het 35 uitsteeksel 11 b. Bij deze draaibeweging van het draaielement 5 worden de ladderkoorden 16 meegenomen, zodat de lamellen worden gedraaid. Zodra de aanslagstand volgens figuur 2 bereikt is, kan het draaielement 5 bij verder draaien van de opwikkelas 2 rechtsom niet worden gedraaid.
In deze aanslagstand nemen de lamellen een tussenstand in, waarin ze half geopend zijn.
Door de in de verlaging 11a van de schuif 4 liggende aanslag 9 wordt de schroefveer 6 bij het verder 40 draaien van de opwikkelas 2 vergroot, zodat de wrijvingskoppeling tussen de veer en het draaielement wordt opgeheven. Daardoor draait nog slechts de opwikkelas 2 met de wikkeltrommel 3 mee, zodat het lamellengordijn omlaag gelaten wordt.
Als het lamellengordijn volledig neergelaten is, is ook de trekband 4 van de wikkeltrommel 3 afgewikkeld. De opwikkelas 2 wordt dan rechtsom verder gedraaid, tot de bevestigingsplaats 26 van het einde van de 45 trekband op de wikkeltrommel 3 ligt aan de van de zijwand 22 van het huis afgekeerde zijde van het verticale vlak 25 (figuur 3). Wanneer de trekband 4 het verticale vlak 25 passeert wordt de schuif 14 in zijn stand volgens figuur 2 gehouden, terwijl de aanslag 9 in schuifrichting van de schuif 14 er door het profiel van de kopzijde van het uitsteeksel 18 mee verbonden is. Daarom blijven de lamellen in de half geopende tussenstand, wanneer het lamellengordijn neergelaten is.
50 Bij het verder draaien van de opwikkelas 2 rechtsom wordt de trekband 4 weer gedeeltelijk op de wikkeltrommel 3 gewikkeld. Wanneer de lamellen in hun sluitstand gedraaid moeten worden, wordt de wikkeltrommel 3 aansluitend linksom teruggedraaid. Daarbij wordt de schroefveer 6 meegenomen, zodat de aanslag 9 uit de verlaging 11a geraakt en dus de koppeling als gevolg van de vorm tussen de aanslag 9 en de schuif 14 wordt opgeheven. De schuif 14 kan dan door de trekband 4, die onder spanning staat onder 55 het gewicht van de (niet weergegeven) eindlamel van het lamellengordijn, worden verschoven naar de tegenover liggende huiswand 27, waar de schuif met zijn kopzijde 28 tegenaan ligt onder de kracht van de gespannen trekband 4, die in deze stand een afstand 23' vanaf het verticale vlak 25 heeft.
3 193114
Bij het verschuiven van de schuif 14 naarde in figuur 3 weergegeven eindstand komt het uitsteeksel 18 uit de ingrijping met het einde 9 van de schroefveer. De schroefveer 6 kan zich nu ontspannen, zodat hij het kantelelement 5 bij het draaien van de opwikkelas 2 kan meenemen tot de aanslag 9 komt te liggen tegen de tegenaanslag 13 van de schuif 14. Door deze extra draaibeweging van het draaielement 5 worden de 5 lamellen door middel van de ladderkoorden 16 gedraaid tot in hun sluitstand. Omdat het veereinde 9 omgezet is, kan dit achter het gebogen uitsteeksel 18 van de schuif 14 grijpen (figuur 3).
De schuif 14 kan door de trekband 4 ook worden teruggeschoven wanneer deze niet onder spanning staat. Deze mogelijkheid is schematisch weergegeven in figuur 3, waarin de trekband in het gebied tussen de doorlaatopening 20 en de wikkeltrommel 3 niet strak gespannen weergegeven is. De trekband 4 heeft 10 een zekere stijfheid, die voldoende is om de schuif 14, na vrijgave daarvan door de aanslag 9 naar de in figuur 3 weergegeven stand te schuiven. De schuif 14 bevindt zich met slechts geringe afstand ten opzichte van de bevestigingsplaats van de trekband 4 op de wikkeltrommel 3, zodat in dit gebied de trekband in elk geval een voldoende stijfheid heeft om de schuif te verschuiven, zelfs wanneer de trekband zelf niet onder spanning staat.
15 In figuur 2 en 3 is bovendien nog een andere mogelijkheid weergegeven om de schuif 14, na vrijgave door de aanslag 9, te verschuiven naar de eindstand volgens figuur 3. De schuif 14 is voorzien van een aan de kopzijde 21 uitmondende uitsparing 29, waarin het ene einde van een drukveer 19 grijpt. Deze ligt met het andere einde tegen de zijwand 22 van het huis en belast dus de schuif 14 in de richting van de in figuur 3 weergegeven eindstand. Zodra de schuif 14 op de beschreven wijze wordt vrijgegeven, wordt hij door de 20 kracht van de voorgespannen drukveer 13 zo ver verschoven tot hij aanslaat tegen de huiswand 27 (figuur 3). De veerspanning is zo gedimensioneerd dat de schuif 14 bijvoorbeeld bij half neergelaten lamellengordijn niet wordt teruggeschoven, wanneer in deze half neergelaten stand het lamellengordijn weer wordt opgewikkeld. De veerkracht is dus kleiner dan de door de trekband 4 op de schuiver 14 uitgeoefende kracht.
25 Wanneer het lamellengordijn weer opgetrokken moet worden, wordt de opwikkelas 2 uit de stand volgens figuur 3 linksom gedraaid. De wikkeltrommel 3 wordt hierbij linksom meegenomen. Ook het kantelelement 5 wordt door middel van de schroefveer 6 door de opwikkelas 2 in draairichting meegenomen. Daardoor worden de lamellen door middel van de ladderkoorden 16 naar hun open stand gedraaid, waarin de lamellen bij hangend gordijn ongeveer horizontaal liggen. Deze stand is bereikt wanneer het schroefveer-30 einde 10 komt aan te liggen tegen de tegenaanslag 12 van de schuif 14 (figuur 4). Daardoor wordt verder draaien van het kantelelement 5 voorkomen en wordt bij verder draaien van de opwikkelas 2 de wrijvings-koppeling tussen deze as en het draaielement opgeheven. De opwikkelas 2 met de wikkeltrommel 3 wordt verder in linksomgaande richting gedraaid, tot het lamellengordijn omhoog getrokken is en de trekband 4 opgewikkeld is op de wikkeltrommel. Zodra bij het draaien in linksomgaande richting de trekband 4 buiten 35 het verticale vlak 25 terecht komt, wordt de schuif 14 uit de in figuur 3 weergegeven ene aanslagstand teruggeschoven naar de andere, in figuur 2 en 4 weergegeven eindstand. Als de drukveer 13 aanwezig is, wordt hierbij de schuif 14 teruggeschoven tegen de kracht van de drukveer.
Bij de uitvoeringsvorm met de drukveer 30 mag de trekband 4 voor het verschuiven van de schuif 14 niet onder spanning staan.
40 De wikkeltrommel 3 met de schroefveer 6 moet steeds worden teruggedraaid, om de koppeling als gevolg van de vorm tussen de schroefveer 6 via de aanslag 9 en de schuif 14 op te heffen. Door deze koppeling als gevolg van de vorm wordt een onbedoeld sluiten van de lamellen voorkomen. Wanneer de lamellen bijvoorbeeld bij sterke wind heen en weer bewogen worden, dan zou zonder deze koppelings-verbinding als gevolg van de vorm tussen de schroefveer 6 en de schuif 14, de schuif onder de kracht van 45 de trekbanden 4 onbedoeld worden verschoven naar zijn vrijgavestand. Als gevolg van de koppeling als gevolg van het profiel van de tussenomslag 11 en de aanslag 9 van de schroefveer 6 en de schuif 14 bestaat dat risico niet.
De opwikkelsas 2 kan door een motor worden aangedreven. Bij de beschreven draaiinrichting is voor de motoraandrijving slechts een enkele eindschakelaar nodig. Hij is zo gedimensioneerd dat de dalende 50 beweging van het lamellengordijn pas wordt uitgeschakeld wanneer de trekbanden 4 reeds weer enigszins op de wikkeltrommel 3 in de andere richting opgewikkeld zijn, wanneer dus de trekbanden uit de stand volgens figuur 2 buiten het verticale vlak 25 bewogen zijn. In deze stand nemen de lamellen, zoals eerder, een half geopende stand in, omdat de schuif 14 als gevolg van de koppeling door de vorm nog in zijn uitgangsstand volgens figuur 2 wordt gehouden, zodat de wikkeltrommel 3 nog geen extra draaibeweging 55 kon uitvoeren voor het sluiten van de lamellen. Om in de sluitstand te komen behoeft de aandrijfmotor slechts een korte impuls voor het terugdraaien te krijgen, zodat de opwikkelas 2 met de wikkeltrommel 3 en de schroefveer 6 zo ver wordt teruggedraaid dat de schuif 14 wordt vrijgegeven, zodat hij in zijn vrijgave-
Claims (3)
1. Kantelinrichting voor optrekbare lamellengordijnen, met een opwikkelas waarop minstens één wikkeltrommel voor een trekeiement vast is aangebracht en die minstens één kantelelement draagt waaraan de einden van de dragende delen voor de lamellen bevestigd zijn welk kantelelement door middel van minstens één wrijvingskoppeling met de opwikkelas verbonden is en tussen twee eindaanslagen ten opzichte daarvan 35 draaibaar is, en met een stuurdeel, dat een tussenaanslag bezit waartegen een aanslag van het kantelelement bij het omlaag brengen van het lamellengordijn bij een tussenstand van de lamellen tot aanligging komt, waarbij de lamellen in de half geopende stand worden gehouden, welke tussenaanslag kan worden ingesteld in een stand waarin de aanslag van het kantelelement vrijgegeven is, welk stuurdeel voorts een doorlaatopening voor het trekeiement bezit, dat in de omlaag gebrachte stand en in de sluitstand van het 40 lamellengordijn aan verschillende zijden van een door de hartlijn van de opwikkelas gaand axiaal vlak ligt, ten opzichte waarvan het trekeiement in beide standen op afstand ligt, waarbij de tussenaanslag (11) van het stuurdeel (14) in de tussenstand van de lamellen door de aanslag (9) van het kantelelement (5) door positioneermiddelen, zoals een veer, vastgehouden wordt, met het kenmerk dat voor het vergrendelen van het stuurdeel (14) in de tussenstand, de tussenaanslag (11) een verlaging (11a) heeft, waarin de aanslag 45 (9) van het kantelelement (5) kan grijpen.
2. Kantelinrichting volgens conclusie 1 waarbij het stuurdeel een schuif is, die dwars op de hartlijn van de opwikkelas verschuifbaar is tussen twee eindstanden en een coaxiaal ten opzichte van de wikkeltrommel verlopend uitsteeksel omvat, waarvan het kopvlak de tussenaanslag vormt met het kenmerk dat de verlaging (11a) in de richting van de wikkeltrommel (3) open is.
3. Kantelinrichting volgens één der conclusies 3 tot 5, met het kenmerk, dat de verlaging (11a) aan één zijde wordt begrensd door een uitsteeksel (11b) van het stuurdeel (14). Hierbij 2 bladen tekening
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE3722604 | 1987-07-09 | ||
DE19873722604 DE3722604C2 (de) | 1986-03-25 | 1987-07-09 | Wendevorrichtung für Rafflamellenstores |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8801719A NL8801719A (nl) | 1989-02-01 |
NL193114B NL193114B (nl) | 1998-07-01 |
NL193114C true NL193114C (nl) | 1998-11-03 |
Family
ID=6331166
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8801719A NL193114C (nl) | 1987-07-09 | 1988-07-07 | Wikkelinrichting voor het trekelement van optrekbare lamellengordijnen. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
CH (1) | CH676869A5 (nl) |
FR (1) | FR2623559B2 (nl) |
NL (1) | NL193114C (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2878557A1 (fr) * | 2004-11-30 | 2006-06-02 | Elie Assaad | Mecanisme de manoeuvre de stores a fermeture ascendante a deux canaux de commande |
TWI564468B (zh) * | 2014-11-17 | 2017-01-01 | 德侑股份有限公司 | 窗簾及其致動系統 |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3835911A (en) * | 1972-01-13 | 1974-09-17 | Hueppe Justin Fa | Electrically operable drive arrangement for venetian blinds |
DE3037701A1 (de) * | 1980-10-06 | 1982-07-15 | Emil Schenker AG, 5012 Schönenwerd | Rafflamellenstore, rolladen o.dgl. |
CH650311A5 (de) * | 1981-05-19 | 1985-07-15 | Baumann Rolladen | Rafflamellenstore. |
CH675448A5 (en) * | 1986-03-25 | 1990-09-28 | Rau Metall Gmbh & Co | Venetian blind slats rotating device |
CH674051A5 (nl) * | 1986-08-13 | 1990-04-30 | Planya Ag |
-
1988
- 1988-06-14 CH CH226788A patent/CH676869A5/de not_active IP Right Cessation
- 1988-07-07 NL NL8801719A patent/NL193114C/nl not_active IP Right Cessation
- 1988-07-07 FR FR8809238A patent/FR2623559B2/fr not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL193114B (nl) | 1998-07-01 |
NL8801719A (nl) | 1989-02-01 |
CH676869A5 (en) | 1991-03-15 |
FR2623559B2 (fr) | 1990-11-09 |
FR2623559A2 (fr) | 1989-05-26 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US7063122B2 (en) | Bottom-up/top-down retractable cellular shade | |
US11125009B2 (en) | Window shade and actuating system thereof | |
US6129131A (en) | Control system for coverings for architectural openings | |
EP0169852B1 (en) | Headrail hardware for hanging window coverings | |
NL1034503C2 (nl) | Zelf-ophijsende raambedekking. | |
US6644375B2 (en) | Cordless blind brake | |
KR101938904B1 (ko) | 이동가능한 레일의 제어 | |
US6675861B2 (en) | Brake for a cordless blind | |
US7686059B2 (en) | Top down/bottom up control system for retractable shade | |
US5927370A (en) | Release brake shade operator | |
EP1728963A2 (en) | Control system for architectural coverings with reversible drive and single operating element | |
MXPA01003676A (es) | Operador de persiana con freno de liberacion. | |
JP2010533809A (ja) | 自動上昇式の窓覆い | |
JP2019504956A (ja) | 窓シェード | |
CN112901049B (zh) | 窗帘和其致动系统 | |
WO2005059291A1 (ja) | 日射遮蔽装置の障害物検知停止装置 | |
JP2013536340A (ja) | ウィンドウシェードを上げ下げするためのクラッチを有する制御モジュール | |
NL193114C (nl) | Wikkelinrichting voor het trekelement van optrekbare lamellengordijnen. | |
US5992495A (en) | Concealed-wand control for a vertical blind | |
US20240052696A1 (en) | Window shade and actuating system thereof | |
US20240052695A1 (en) | Window shade and actuating system thereof | |
US20230086941A1 (en) | Window shade and actuating system thereof | |
JPH089355Y2 (ja) | ブラインド類の昇降コードの把手兼収納リール | |
KR960015120B1 (ko) | 단일조정 베니션 블라인드 | |
NL194375C (nl) | Kantelinrichting voor een lamellenjalouzie. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20030201 |