NL192765C

NL192765C - Inrichting voor afstandsbediening van een videobandapparaat en een daaraan toegevoegde televisieontvanger.

Info

Publication number: NL192765C
Application number: NL8300547A
Authority: NL
Original assignee: Sony Corp
Priority date: 1982-02-12
Filing date: 1983-02-14
Publication date: 1998-01-06
Also published as: NL8300547A; NL192765B; GB8303812D0; US4527204A; AU558238B2; GB2116761B; DE3305090C3; FR2521800A1; AU1134383A; CA1203018A; FR2521800B1; GB2116761A; DE3305090A1

Description

1 192765

Inrichting voor afstandsbediening van een videoapparaat en een daaraan toegevoegde televisie-ontvanger

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor afstandsbediening van een videobandapparaat en een 5 daaraan toegevoegde televisie-ontvanger, waarbij door middel van een draagbare besturingseenheid door het uitzenden van afzonderlijke commandosignalen, waarbij zowel in het videobandapparaat ais in de televisie-ontvanger een aantal afzonderlijke bedrijfstoestanden op afstand instelbaar zijn, waarbij hiervoor het videobandapparaat een eerste besturingseenheid en de televisie-ontvanger een tweede besturingseenheid omvatten, teneinde op een zeker moment heersende, van de draagbare besturingseenheid afkomstige 10 commandosignalen in overeenkomstige, op het gegeven moment heersende besturingssignalen om te zetten.

Een dergelijke inrichting is bekend uit ’’Funkschau” 1979, nr. 17, pag. 48 en 50, waarbij het een afstandsbediening voor apparaten betreft, die met een gezamenlijke afstandsbediening voor een aantal van deze apparaten te bedienen zijn. Deze afstandsbediening omvat een schuifschakelaar, waarmee op de 15 gezamenlijke afstandsbediening in te stellen is, voor welk apparaat commandosignalen door de gezamenlijke afstandsbediening uitgestuurd dienen te worden. Wanneer naar een ander apparaat commandosignalen gestuurd dienen te worden, moet de schuifschakelaar overeenkomstig hiermee in een andere stand van de schakelaar worden gesteld.

De inrichting volgens de bekende techniek heeft derhalve als nadeel, dat het bedieningsgemak minimaal 20 is met als gevolg hiervan het risico, dat wanneer de schuifschakelaar niet op de bedoelde wijze opnieuw wordt gesteld, onbedoeld een ander dan het gewenste apparaat in werking wordt gesteld.

De uitvinding beoogt althans het bovengenoemde bezwaar weg te nemen, en verschaft hiertoe een inrichting, die zich onderscheidt, doordat het videobandapparaat een videosignaaluitgang, welke met een videosignaalingang van de televisie-ontvanger is verbonden, en een HF-signaaluitgang (C), welke met een 25 HF-signaalingang van de televisie-ontvanger is verbonden, omvat, en dat door bekrachtigen van de draagbare afstandsbediening zowel de eerste besturingseenheid in het videobandapparaat als de tweede besturingseenheid in de televisie-ontvanger zodanig in werking te stellen zijn, dat de eerste besturingseenheid zodanig een eerste schakeleenheid aanstuurt, dat of een videosignaal van een videobandregistratie-videobandweergave-eenheid direct naar de videosignaaluitgang van het 30 videobandapparaat of als HF-signaal naar de HF-signaaluitgang wordt gestuurd, of dat een via een signaalingang van het videobandapparaat ingevoerd extern signaal van een externe bron danwel als videosignaal naar de videosignaaluitgang of als HF-signaal naar de HF-signaaluitgang wordt gestuurd, en dat de tweede besturingseenheid in het televisietoestel gelijktijdig een tweeede schakeleenheid en een afsteminrichting voor televisiesignalen zodanig bestuurt, dat overeenkomstig met schakeltoestanden van de 35 eerste schakeleenheid danwel het via de HF-signaalingang ingevoerde HF-signaal in de afsteminrichting voor televisiesignalen in een videosignaal wordt omgevormd en voor weergave naar een weergave-inrichting wordt gestuurd, of het via videosignaalingang ingevoerde videosignaal voor weergave naar de weergave-inrichting wordt gestuurd.

Doordat zowel de eerste besturingsinrichting als de tweede besturingsinrichting door middel van een 40 eenmalig bekrachtigen van de draagbare afstandsbediening in werking worden gesteld, waarbij de schakelinrichtingen de aanbediening van de draagbare afstandsbediening hiermee overeenkomende en benodigde signaalgeleidingspaden bewerkstelligen, is met eenvoudige middelen een uitstekend bedienings-comfort bewerkstelligd, zonder het gevaar, dat een ander dan het bedoelde apparaat met de afstandsbediening in werking wordt gesteld.

45

De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de tekening van enige uitvoeringsvormen. In de tekening toont: figuur 1 een principeblokschema van een videobandapparaat met een daaraan toegevoegde televisie-ontvanger, waarbij de afstandsbedieningsinrichting kan worden toegepast, 50 figuur 2 een principeblokschema van een videobandapparaat en een daaraan toegevoegde televisie-ontvanger, welke op voor toepassing van een afstandsbedieningsinrichting met elkaar zijn gekoppeld, figuur 3 een bovenaanzicht op een bijvoorbeeld in de hand te houden en met de vingers op afstand te bedienen bedieningsapparaat en figuur 4 een onderaanzicht op het bedieningsapparaat volgens figuur 3.

Figuur 1 laat zien op welke wijze een videobandapparaat 1 voor bedrijf is gekoppeld met een televisie-ontvanger 2. Het videobandapparaat bevat een videobandopneem- en -weergeefeenheid 3, welke alle voor 55 192765 2 opname van videosignalen op en weergave van videosignalen uit een magneetband benodigde elektro-mechanische elementen bevat. Het videobandapparaat 1 bevat voorts een hoogfrequentmodulator 4 voor omzetting van een ontvangen ”ruw” videosignaal, dat bijvoorbeeld afkomstig is van de bandweergeef-eenheid 3, in een gemoduleerd signaal met een draaggolffrequentie, welke gelijk is aan die van een 5 willekeurig in aanmerking komend kanaal, bijvoorbeeld een "dood” kanaal, zoals kanaal 2 of 3 in de

Verenigde Staten van Amerika of kanaal 1 of 2 in sommige andere landen. Het videobandapparaat 1 bevat voorts een afstemeenheid 5, welke althans ten minste nagenoeg identiek is met de afstemeenheid van een televisie-ontvanger van gebruikelijk type en alle in aanmerking komende elementen daarvan bevat. De signaaltoevoer aan de afstemeenheid 5 vindt plaats vanaf een tefevisie-antenne 6, welke aan een 10 antenne-ingangsaansluiting 6a is aangesloten. Een kiesschakelaar 7 dient voor keuze van de videosignaal-bron, daartoe is het ene vaste of kiescontact 7V van de schakelaar verbonden met de uitgangsaansluiting van de videobandweergeefeenheid 3 en het andere vaste of kiescontact 7T met de uitgangsaansluiting van de afstemeenheid 5 van het videobandapparaat 1. De stand van de kiesschakelaar 7 bepaalt, van welke vldeoslgnaalbron het samengestelde video-uitgangssignaal aan de hoogfrequentmodulator 4 en voorts aan 15 een videosignaaluitgangsaansluiting 8 wordt toegevoerd. Het videobandapparaat 1 bevat voorts een tweede kiesschakelaar 9, via het uitgangscontact 9a waarvan hetzij het aan het ene vaste of kiescontact 9V verschijnende uitgangssignaal van de hoogfrequentmodulator 4, hetzij het aan het andere vaste of kiescontact 9T verschijnende antenne-ingangsvideosignaal aan een uitgangsaansluiting 10 van het videobandapparaat 1 ter beschikking komt. De stand van de kiesschakelaar 9 bepaalt derhalve of het via de 20 antenne 6 ontvangen videosignaal of het door de hoogfrequentmodulator 4 aan draaggolfmoduiatie naar een geschikte kanaaifrequentie onderworpen, door de videosignaal-weergeefsectie 3 uit een magneetband uitgelezen videosignaal aan de genoemde uitgangsaansluiting 10 verschijnt.

De televisie-ontvanger 2 bestaat uit de gebruikelijke eenheden en componenten, waaronder een televisieafstemeenheid 11 en een videosignaalbewerkings- en zichtbaarmakingseenheid 12 met een 25 beeldbuis. Voor gebruik van de televisie-ontvanger 2 tezamen met het videobandapparaat 1 is een kiesschakelaar 14 aanwezig, waarvan het met de ingangsaansluiting van de eenheid 12 verbonden uitgangscontact 14a, hetzij het aan het ene vaste of kiescontact 14T verschijnende uitgangssignaal van de afstemeenheid 11, hetzij het via de reeds genoemde videosignaaluitgangsaansluiting 8 van het videobandapparaat 1 en een videosignaalingangsaansluiting 15 van de televisie-ontvanger 2 aan het andere vaste of 30 kiescontact 14V verschijnende uitgangssignaal van de kiesschakelaar 7 naar de videosignaalbewerkings- en -afbeeldeenheid 12 doorlaat. De stand van de kiesschakelaar 14 bepaalt uiteraard de keuze.

Wanneer een kijker een dergelijke combinatie van een videobandapparaat 1 en een televisie-ontvanger 2 wil gebruiken voor het aanschouwen van een door middel van de magneetbandweergeefeenheid 3 van het videobandapparaat 1 afgespeeld videoprogramma, dient het uitgangscontact 7a van de kiesschakelaar 7 35 met het andere ingangscontact 7V daarvan te worden verbonden, terwijl het uitgangscontact 9a van de kiesschakelaar 9 met het andere ingangscontact 9V van deze laatstgenoemde schakelaar dient te worden doorverbonden. Bovendien moet de kiesschakelaar 14 van de televisie-ontvanger 2 zodanig worden bediend, dat zijn uitgangscontact 14a met zijn ene ingangscontact 14T wordt doorverbonden, terwijl de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger op een ’’dood" kanaal dient te worden ingesteld, bijvoorbeeld 40 kanaal 2. Opgemerkt wordt, dat in de Verenigde Staten van Amerika in bijna alle gebieden hetzij kanaal 2, hetzij kanaal 3 een dergelijk "dood” kanaal vormt, zulks in overeenstemming met de FCC-vereisten, volgens welke het gebruik van onmiddellijk aangrenzende kanalen zoveel mogelijk wordt vermeden. In andere landen komt het vaak voor, dat kanaal 1 als zodanig dient.

Duidelijk zal zijn, dat de verschillende zojuist gespecificeerde doorverbindingen of overschakelingen door 45 bediening, zoals afstandsbediening, van zowel het videobandapparaat 1 als de televisie-ontvanger 2 dienen te worden tot stand gebracht.

Een andere bedrijfstoestand van de beide apparaten is bijvoorbeeld die waarbij een kijker een op een videoband opgenomen programma wil aanschouwen, zonder het desbetreffende videosignaal door de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger 2 te laten gaan. In een dergelijk geval dient een zodanige 50 bediening van de verschillende kiesschakelaars te worden uitgevoerd, dat de kiesschakelaar 7 naar zijn ene kiescontact 7V en de kiesschakelaar 14 naar zijn andere kiescontact 14V wordt overgeschakeld, waardoor het aan de videosignaal uitgangsaansluiting 8 van het videobandapparaat 1 verschijnende, samengestelde videosignaal via de videosignaalingangsaansluiting 15 van het videobandapparaat rechtstreeks aan de videosignaalbewerkings- en afbeeldeenheid 12 van de televisie-ontvanger 2 wordt toegevoerd. Bij weer een 55 andere bedrijfstoestand, waarbij een kijker bijvoorbeeld een via de antenne 6 ontvangen televisieprogramma wil aanschouwen, dienen de kiesschakelaars 9 en 14 van het videobandapparaat te worden bediend voor het tot stand brengen van de verschillende noodzakelijke doorverbindingen.

3 192765

Duidelijk zal weer zijn, dat ook in dit geval de zojuist gespecificeerde doorverbindingen of overschakelingen door bediening, zoals afstandsbediening, van zowel het videobandapparaat 1 als de televisie-ontvanger 2 dienen te worden tot stand gebracht.

Voorts, en zo als reeds is opgemerkt, zal duidelijk zijn, dat onafhankelijke bediening op afstand van 5 enerzijds het videobandapparaat 1 en anderzijds de televisie-ontvanger 2 door middel van afzonderlijke respectieve bedieningsapparaten, zoals tot nog toe steeds plaatsvindt, verschillende nadelen heeft. In het algemeen kan slechts één dergelijk bedieningsapparaat tegelijkertijd in de hand worden gehouden, respectievelijk worden bediend, terwijl steeds moet worden nagedacht, via welk van beide bedieningsapparaten een bedieningsingreep dient te geschieden. Enerzijds gaat dit vereiste ten koste van het comfort en 10 de concentratie van een kijker, anderzijds leidt het tot bedieningsfouten, welke vervolgens weer dienen te worden gecorrigeerd.

De figuren 2 en 3 hebben betrekking op een enkelvoudige inrichting voor afstandsbediening; in het principeblokschema volgens figuur 2 zijn dezelfde respectieve verwijzingssymbolen als in figuur 1 gebruikt.

Een enkelvoudig handbedieningsapparaat 16 voor draadloze bedient op afstand zowel het videoband-15 apparaat 1 als de televisie-ontvanger 2. Dit bedieningsapparaat 16 bevat, zoals nog meer in details zal worden beschreven een aantal componenten voor opwekking en uitzending van een aantal stuursignalen, welke respectievelijk zijn bestemd voor, worden ontvangen door en inwerken op een besturingseenheid 17 voor besturing van de kiesschakelaars 7 en 9 van het videobandapparaat 1 en een besturingseenheid 18 voor besturing van de kiesschakelaar 14 en van de kanaalkeuze door middel van de afstemeenheid 11 van 20 de televisie-ontvanger 2.

De besturingseenheden 17 en 18 kunnen worden uitgevoerd volgens willekeurig geschikt, in aanmerking komend ontwerp. Zo kan een mechanische aandrijving van de verschillende kiesschakelaars worden tot stand gebracht met behulp van solenoïden of stapmotoren; ook is het mogelijk, een ’’zachte” schakel-werking te verkrijgen met behulp van ’’solid state”-componenten. De werking van dergeiijke uitvoerings-25 vormen van besturingseenheden kan worden geactiveerd bij ontvangst van door het afstandsbedieningsap-paraat 16 afgegeven, geschikte commandosignalen. Deze commandosignalen kunnen de gedaante hebben van infra-roodsignalen, welke volgens een optische baan (in ’’line of sight”) door de in aanmerking komende besturingseenheid 17 of 18 worden ontvangen, waarbij de in aanmerking komende commandosignalen de gedaante van verschillend gecodeerde signalen hebben; op de daartoe in aanmerking komende coderings-30 wijzen wordt hier niet ingegaan. Terzijde wordt opgemerkt, dat de genoemde commandosignalen ook het karakter van ultra-sonesignalen kunnen hebben.

De bedieningstoetsen van het handbedieningsapparaat 16 kunnen bijvoorbeeld zijn gerangschikt op de in figuur 3 weergegeven wijze. Daarbij dient een weergeeftoets 19a om het videobandapparaat 1 in de bedrijfstoestand "signaalweergave” te brengen, waarin de magneetbandweergeefeenheid 3 video-35 uitgangssignalen afgeeft. Het bedieningsapparaat 16 is voorts voorzien van een voedingstoets 19b voor in-of uitschakeling van het videobandapparaat 1, een toets 19c voor onderbreking van de werking van de videobandweergeefeenheid 3, en van een bedieningstoets 19d, waarmede het videobandapparaat 1 in de bedrijfstoestand ’’signaalopname” kan worden gebracht. Ter vermijding van misverstand wordt opgemerkt, dat figuur 2 niet de verschillende voor de laatstgenoemde bedrijfstoestand van de videomagneetband-40 opneemeenheid 3 noodzakelijke verbindingen laat zien, zoals de verbinding tussen de uitgangsaansluiting van de afstemeenheid 5 van het videobandapparaat 1 enerzijds en de ingangsaansluiting van de video-signaalopneemeenheid 3 anderzijds. Toetsen 19e en 19f dienen voor het tot stand brengen van de respectieve bedrijfstoestanden ’’snel vooruit” en "terugspoelen". De bedieningstoetsen 19g en 19h zijn de kanaalkiestoetsen, waarmede de afstemeenheid 5 van het videobandapparaat tot afstemveranderingen in 45 bovenwaartse en benedenwaartse frequentierichting kan worden gebracht. De toets 19i is een pauze-toets, waarmede de magneetbandopneem- en -weergeefeenheid 3 van het videobandapparaat 1 tijdelijk bulten werking kan worden gebracht, dat wil zeggen tijdens signaalopname als tijdens signaalweergave. De bedieningstoets 19j vormt een ”monitor”toets en dient voor toevoer van een door middel van het videobandapparaat 1 uit een magneetband uitgelezen videosignaal via de tussen de videosignaaluitgangsaansluiting 8 50 daarvan en de videosignaalingangsaansluiting 15 van de televisie-ontvanger 2 aan de laatstgenoemde. De bedieningstoets 19k vormt een vergrendelingstoets, welke in de ingedrukte toestand van de opneemtoets 19d indrukking van de andere bedieningstoetsen van het bedieningsapparaat 16 verhindert.

Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm zijn de hiervoor beschreven toetsen 19a-19k aan de bovenzijde, respectievelijk in een bovensectie, van het bedieningsapparaat 16 aangebracht. In een meer naar het 55 midden gelegen sectie zijn bedieningstoetsen 20 voor bediening op afstand van de televisie-ontvanger 2 aangebracht. Deze zullen nu worden beschreven.

Meer in het bijzonder vormt de bedieningstoets 20a voor in- en uitschakeling van de voeding van de 192765 4 televisie-ontvanger 2; de toetsen 20,-20,2 vormen alle kanaalkiestoetsen, welke respectievelijk zijn toegevoegd aan de twaalf ontvangstkanalen van de bij de hier beschreven uitvoeringsvorm toegepaste televisie-ontvanger 2. Bij deze uitvoeringsvorm zijn de kanalen met de respectieve nummers 1-12 aangeduid, doch bij gewoonlijk in de Verenigde Staten van Amerika toegepaste televisie-ontvangers zijn de 5 kanalen meestal met de nummers 2-13 aangeduid. De bedieningstoetsen 20b en 20c dienen voor regeling van het geluidsvolume, respectievelijk voor vergroting en verkleining daarvan.

Behalve een bedieningsapparaat 16 van het hiervoor beschreven type, dat wil zeggen een enkelvoudig bedieningsapparaat voor bediening op afstand van zowel het videobandapparaat 1 als de televisie-ontvanger 2, verschaft de uitvinding 2 respectievelijk aan het videobandapparaat 1 en de televisie-ontvanger 10 2 rechtstreeks toegevoegde, bijvoorbeeld daaraan of daarbinnen aangebrachte, besturingseenheden 17 en 18, welke de in aanmerking komende kiesschakelaars 7, 9, respectievelijk 14, besturen en de daartoe strekkende commandosignalen van het beschreven bedieningsapparaat 16 ontvangen. Wanneer bijvoorbeeld de weergeeftoets 19a van het bedieningsapparaat 16 wordt ingedrukt, geeft het apparaat twee afzonderlijke en identificeerbare commando- of stuursignalen S0 en S, af, welke bijvoorbeeld het karakter 15 van infra-roodstralingssignalen hebben en worden ontvangen door de genoemde besturingseenheden 17 en 18. Daarbij wordt het commandosignaal S0 ontvangen door de besturingseenheid 17, welke de schakel-toestand van de genoemde kiesschakelaars 7 en 9 bestuurt. Indrukking van de bedieningstoets 19a leidt tot afgifte van het commandosignaal S0, waarvan ontvangst door de besturingseenheid 17 tot gevolg heeft, dat het beweegbare contact 7a van de kiesschakelaar 7 naar het vaste contact 7V wordt overgeschakeld en het 20 beweegbare contact 9a van de kiesschakelaar 9 naar het vast contact 9V wordt overgeschakeld. De eveneens uit indrukking van de bedieningstoets 19a resulterende afgifte van het signaal S, leidt bij ontvangst door de besturingseenheid 18 tot overschakeling van het beweegbare contact 14a van de kiesschakelaar 14 naar het vaste contact 14T en tot instelling van de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger 2 op een ’’dood" kanaal, in dit geval het kanaal 2. Als gevolg hiervan zullen de video-25 uitgangssignalen van de videomagneetbandweergeefeenheid 3 aan de videosignaalbewerkings- en afbeeldeenheid 12 van de televisie-ontvanger 2 worden toegevoerd, hetgeen derhalve tot stond gebracht wordt door indrukking van slechts één bedieningstoets, dat wil zeggen de weergeeftoets 19a. Bovendien bestaat de mogelijkheid om de antenne 6 met de uitgangsaansluiting 10 van het videobandapparaat 1 door te verbinden door met de hand de kiesschakelaar 9 van zijn vaste contact 9V naar zijn vaste contact 9T 30 over te schakelen.

Wanneer visuele controle van een door middel van de eenheid 3 van het videobandapparaat 2 op een videomagneetband opgenomen videosignaal gewenst wordt, wordt de ”monitor”-toets 19j ingedrukt. In de desbetreffende bedrijfstoestand wordt een signaalbaan van de videosignaaluitgangsaansluiting 8 en de videosignaalingangsaansluiting 15 van respectievelijk het videobandapparaat 1 en de televisie-ontvanger 2 35 gevolgd. Indrukking van de toets 19j heeft tot gevolg, dat het bedieningsapparaat 16 twee ateonderlijke commandosignalen S2 en S3 afgeeft. Ontvangst van het commandosignaal S2 door de besturingseenheid 17 heeft tot gevolg, dat het beweegbare contact 7a van de kiesschakelaar 7 naar het vaste contact 7T wordt overgeschakeld en het beweegbare contact 9a van de kiesschakelaar 9 naar het vaste contact 9T wordt overgeschakeld. Opgemerkt wordt, dat ter wille van de duidelijkheid in figuur 2 niet de voor opname door de 40 eenheid 3 noodzakelijke leidingen zijn weergegeven. De voor controle van een door de afstemeenheid 5 afgegeven en door de opneemeenheid 3 opgenomen videosignaal benodigde signaal wegloopt van het beweegbare contact 7a van de kiesschakelaars 7 naar de videosignaaluitgangsaansluiting 8. Het eveneens afgegeven commandosignaal S3 wordt ontvangen door de besturingseenheid 18 en heeft tot gevolg, dat het beweegbare contact 14a van de kiesschakelaar 14 naar het vaste contact 14V wordt overgeschakeld, 45 waardoor het aan de videosignaalingangsaansluiting 15 van de televisie-ontvanger verschijnende videosignaal aan de bewerkings- en afbeeldeenheid 2 van de televisie-ontvanger wordt toegevoerd.

Wanneer een kijker een via de televisie-antenne 6 ontvangbaar televisieprogramma wil aanschouwen, kan hij of zij de kiesschakelaar 14 bedienen voor doorverbinding van het uitgangscontact 14a van de kiesschakelaar 14 met het vaste contact 14T daarvan, waardoor het via de televisie-antenne 6 ontvangen 50 signaal vervolgens via de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger 2 aan de afbeeldeenheid 12 wordt toegevoerd. Opgemerkt wordt, dat in dat geval de kiesschakelaar 9 reeds door het commandosignaal S2 zodanig is bestuurd, dat het beweegbare contact 9a met het vaste contact 9T daarvan is doorverbonden, zodat het via de antenne 6 ontvangen videosignaal aan de videosignaaluitgangsaansluiting 10 van het videobandapparaat 1 ter beschikking staat.

55 Bij indrukking van één van de kanaalkiestoetsen 20,-20,2 wordt de kiesschakelaar 9 van het videobandapparaat 1 eveneens bekrachtigd. Wanneer door bediening van de in aanmerking komende toets het "dode” kanaal wordt gekozen, bijvoorbeeld het kanaal 2 door indrukking van de bedieningstoets 202, zal het 5 192765 bedieningsapparaat 16 de commandosignalen S4 en SCH2 afgeven. Ontvangst van het commandosignaal S4 door de besturingseenheid 17 leidt tot overschakeling van het beweegbare contact 9a van de kies-schakelaar 9 naar het vaste contact 9V, dat wil zeggen naar de uitgangsaansluiting van de hoogfrequent-modulator 4 van het videobandapparaat 1. Ontvangst van het commandosignaal SCH2 door de besturings-5 eenheid 18 leidt tot zodanige besturing van de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger 2, dat deze naar het desbetreffende ’’dode” kanaal, bij het hier beschreven voorbeeld het kanaal 2, wordt overgeschakeld. Dit heeft tot gevolg, dat het door de hoogfrequentmodulator 4 van het videobandapparaat 1 afgegeven, gemoduleerde hoogfrequentsignaal aan de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger 2 wordt toegevoerd. Wanneer een ander dan het voorafbepaalde "dode” kanaal wordt gekozen, dat wil zeggen een ander 10 kanaal dan het kanaal 2, geeft het bedieningsapparaat 16 de commandosignalen S5 en SCHn af, waarbij n een willekeurig ander van de overige kanaalnummers is, zoals 1, 3, 4-12. Ontvangst van het commandosignaal S5 door de besturingseenheid 17 leidt tot doorverbinding van het beweegbare contact 9a van de kiesschakelaar 9 met het vaste contact 9T, dat via de ingangsaansluiting 6a met de televisie-antenne 6 is verbonden. Ontvangst van het commandosignaal SCHn door de besturingseenheid 18 leidt tot afstemming 15 van de afstemeenheid 11 op het kanaal, dat behoort bij de speciale toets 20, welke voor kanaalkeuze op het bedieningsapparaat 16 is ingedrukt, dat wil zeggen de toets 20, of 203-2012. Een en ander wil zeggen, dat het mogelijk is dat een kijker een televisie-omroepprogramma op een aan een videobandapparaat (1) toegevoegde televisie-ontvanger (2) kan waarnemen door daartoe slechts de in aanmerking komende kanaalkiestoets 20,-20,2 van een enkelvoudig bedieningsapparaat 16 in te drukken, dat wil zeggen zonder 20 verdere ingrepen met de hand op de verschillende kiesschakelaars, respectievelijk zonder bediening van twee afzonderlijke afstandsbedieningsapparaten.

Figuur 16 toont de onderzijde van een dergelijk enkelvoudig bedieningsapparaat 16. Meer in het bijzonder bevindt zich in de ondersectie daarvan een batterijruimte 21 met een meer-positieschakelaar 22 en enige batterijen 23. De meer-positieschakelaar 22 is uitgerust met een verplaatsbaar schuifcontact 22a, 25 dat in drie verschillende positie’s RF1CH, RF2CH en LINE kan worden gebracht. In de eerstgenoemde positie zal, wanneer de weergeeftoets 19a op de hiervoor beschreven wijze wordt ingedrukt, het bedieningsapparaat 16 de commandosignalen S0 en S6 afgeven. Ontvangst van het eerstgenoemde door de besturingseenheid 17 leidt tot overschakeling van de kiesschakelaars 7 en 9 naar hun respectieve vaste contacten 7V en 9V, zodat het uitgelezen signaal via de hoogfrequentmodulator 4 en de kiesschakelaar 9 30 aan de videosignaaiuitgangsaansluiting 10 wordt toegevoerd. Ontvangst van het commandosignaal S6 door de besturingseenheid 18 heeft tot gevolg, dat de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger 2 op kanaal 1 wordt afgestemd, dat door positionering van het schuifcontact 22a van de meer-positieschakelaar 22 in de positie RF1CH als het in aanmerking komende "dode” kanaal is aangewezen. Bovendien bestuurt de besturingseenheid 18 bij ontvangst van het commandosignaal S6 de kiesschakelaar 14 zodanig, dat deze 35 naar zijn vaste contact 14T overgaat, waardoor het uitgangssignaal van de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger 2 aan de videosignaalbewerkings- en afbeeldeenheid 12 wordt toegevoerd. In deze bedrijfstoestand onderwerpt de hoogfrequentomzetter 4 van het videobandapparaat 1 het ingangsvideo-signaal aan omzetting tot een signaal, waarvan de draaggolffrequentie overeenkomt met die van het kanaal 1.

40 Wanneer het kanaal 1 niet een "dood” kanaal is en het kanaal 2 als zodanig dient te worden gebruikt, wordt de meerpositieschakelaar 22 naar zijn positie RF2CH overgeschakeld. Indrukking van de weergeeftoets 19a op het bedieningsapparaat 16 leidt dan tot afgifte van de commandosignalen S0 en S,; de daaruit volgende bedrijfstoestand van het videobandapparaat 1 en de televisie-ontvanger 2 is reeds in het voorgaande beschreven.

45 Wanneer het schuifcontact 22a van de meerpositieschakelaar 22 in de positie LINE wordt geplaatst, zal het bedieningsapparaat 16 onder de beschreven omstandigheden de commandosignalen S0 en S3 afgeven, waarvan de ontvangst door respectievelijk de besturingseenheid 17 en de besturingseenheid 18 tot besturing van de respectieve schakeltoestanden van de kiesschakelaar 7,9 en 14 leidt. Zoals in het voorgaande is beschreven, zal afgifte van de commandosignalen S0 en S3 tot gevolg hebben, dat de 50 beweegbare contacten van de verschillende schakelaars naar de respectieve vaste contacten V worden overgeschakeld (7a -► 7V; 9a -* 9V; 14a -* 14V). Dit leidt ertoe, dat het uitgangssignaal van de video-magneetbandweergeefeenheid 3 rechtstreeks aan de videosignaalbewerkings- en afbeeldeenheid 12 van de televisie-ontvanger 2 wordt toegevoerd, dat wil zeggen via de leiding tussen de videosignaaluitgangs-aansluiting 8 en de videosignaalingangsaansluiting 15, zodat de afstemeenheid 11 van de televisie-55 ontvanger 2 wordt overgeslagen. Opgemerkt wordt, dat indrukking van de weergeeftoets 19a van het bedieningsapparaat 16 onder alle omstandigheden tot gevolg heeft, dat het videobandapparaat 1 in zijn bedrijfstoestand "signaalweergave” wordt gebracht.

Claims

192765 6 Voor een goed overzicht van de verschillende commandosignalen, welke door het bedieningsapparaat 16 bij indrukking van de verschillende bedieningstoetsen daarvan worden afgegeven, wordt opgemerkt, dat bij indrukking van de weergeeftoets 19a afgifte van de commandosignalen S0 en S6 plaatsvindt, wanneer het schuifcontact 22a van de meer-positieschakelaar 22 zich in de positie RFCH1 bevindt, doch de commando-5 signalen S0 en S3, wanneer sprake van de positie RFCH2 is. Indrukking van de ”mon'itor”-toets 19j leidt tot afgifte van de commandosignalen S2 en S3 door het bedieningsapparaat 16. Wanneer het schuifcontact 22a van de meer-positieschakelaar 22 in de positie RFCH2 verkeert, leidt indrukking van de bedieningstoets 202 tot afgifte van de signalen S4 en SCH2. terwijl indrukking van één van de andere kanaalkiestoetsen dat wil zeggen 20, of 203-2012, zal resulteren in afgifte van de beide commandosignalen S5 en SCHn. waarbij n het 10 desbetreffende kanaalnummer is. Wanneer het schuifcontact 22a van de meer-positieschakelaar 22 daarentegen in de positie RFCH1 verkeert, zal indrukking van de kanaalkiestoets 20, tot afgifte van de commandosignalen S4 en SCH, leiden, terwijl indrukking van één van de andere kanaalkiestoetsen 202-20,2 tot afgifte van de commandosignalen S5 en SCHn zal leiden. Na de voorafgaande identificatie van de verschillende commandosignalen, welke met behulp van het 15 gemeenschappelijke of enkelvoudige bedieningsapparaat 16 volgens de uitvinding kunnen worden afgegeven, zal enige aandacht worden besteed, aan de daaruit resulterende besturing van de verschillende kiesschakelaars en de beide afstemeenheden volgens figuur 2. Meer in het bijzonder kan worden gesteld, dat bij ontvangst van het commandosignaal S0 door de besturingseenheid 7 de beide kiesschakelaars 7 en 9 naar hun respectieve kiescontacten 7V en 9V worden overgeschakeld; bij ontvangst van het commando-20 signaal S, door de besturingseenheid 18 wordt de kiesschakelaar 14 naar zijn vaste contact 14T overgeschakeld, terwijl de afstemeenheid 11 op het kanaal 2 wordt afgestemd; bij ontvangst van het commandosignaal S2 door de besturingseenheid 17 worden de beide kiesschakelaars 7 en 9 naar hun respectieve contacten 7V en 9T overgeschakeld; bij ontvangst van het commandosignaal S3 door de besturingseenheid 18 wordt de schakelaar 14 naar zijn vaste contact 14V overgeschakeld; bij ontvangst van het commando-25 signaal S4 door de besturingseenheid 17 wordt de kiesschakelaar 9 naar zijn vast contact 9V overgeschakeld; bij ontvangst van het commandosignaal S5 door de besturingseenheid 17 wordt de kiesschakelaar 9 naar zijn vast contact 9T overgeschakeld; bij ontvangst van het commandosignaal S6 door de besturingseenheid 18 wordt de kiesschakelaar 14 naar zijn vaste contact 14T overgeschakeld en wordt de afstemeenheid 11 bovendien op het kanaal 1 afgestemd. De algemene regel is, dat het commandosignaal SCHn tot 30 afstemming van de afstemeenheid 11 op het respectievelijk bijbehorende kanaal leidt. Als enige uitzondering daarop gelden de beide kanalen 1 en 2, zulks afhankelijk van de door het schuifcontact 22a van de meer-positieschakelaar 22 (achterzijde van het bedieningsapparaat 16) ingenomen positie. Wanneer deze positie RF1CH is, zal het kanaal 1 het "dode” kanaal vormen en zal de bij dit kanaal behorende frequentie die vormen, waarop een uit een videoband uitgelezen videosignaal dient te worden gemoduleerd voor 35 toevoer aan de afstemeenheid 11 van de televisie-ontvanger 2; mutatis mutandis geldt dit voor de positie RF2CH. 40

1. Inrichting voor afstandsbediening van een videobandapparaat en een daaraan toegevoegde televisie-ontvanger, waarbij door middel van een draagbare besturingseenheid door het uitzenden van afzonderlijke commandosignalen, waarbij zowel in het videobandapparaat als in de televisie-ontvanger een aantal afzonderlijke bedrijfstoestanden op afstand instelbaar zijn, waarbij hiervoor het videobandapparaat een 45 eerste besturingseenheid en de televisie-ontvanger een tweede besturingseenheid omvatten, teneinde op een zeker moment heersende, van de draagbare besturingseenheid afkomstige commandosignalen in overeenkomstige, op het gegeven moment heersende besturingssignalen om te zetten, met het kenmerk, dat het videobandapparaat (1) een videosignaaluitgang (8), welke met een videosignaalingang (15) van de televisie-ontvanger (2) is verbonden, en een HF-signaaluitgang (C), welke met een HF-signaalingang (13) 50 van de televisie-ontvanger (2) is verbonden, omvat, en dat door bekrachtigen van de draagbare afstandsbediening (16) zowel de eerste besturingseenheid (17) in het videobandapparaat (1) als de tweede besturingseenheid (18) in de televisie-ontvanger (2) zodanig in werking te stellen zijn, dat de eerste besturingseenheid zodanig een eerste schakeleenheid (7, 9) aanstuurt, dat of een videosignaal van een videobandregistratie-videobandweergave-eenheid (3) direct naar de videosignaaluitgang (8) van het videobandapparaat (1) of als 55 HF-signaal naar de HF-signaaluitgang wordt gestuurd, of dat een via een signaalingang (6a) van het videobandapparaat (1) ingevoerd extern signaal van een externe bron (6) danwei als videosignaal naar de videosignaaluitgang (8) of als HF-signaal naar de HF-signaaluitgang (10) wordt gestuurd, en dat de tweede 7 192765 besturingseenheid (16) in het televisietoestel gelijktijdig een tweede schakeleenheid (14) en een afsteminrichting (11) voor televisiesignalen zodanig bestuurt, dat overeenkomstig met schakeltoestanden van de eerste schakeleenheid (7, 9) danwel het via de HF-signaalingang (13) ingevoerde HF-signaal in de afsteminrichting (11) voor televisiesignalen in een videosignaal wordt omgevormd en voor weergave naar 5 een weergave-inrichting (12) wordt gestuurd, of het via videosignaalingang (15) ingevoerde videosignaal voor weergave naar de weergave-inrichting (12) wordt gestuurd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afzonderlijke commandosignalen, die door de draagbare afstandsbesturing (16) worden gegenereerd, een eerste groep commandosignalen, in reactie waarop de eerste besturingseenheid (17) in werking treedt, en een tweede groep commandosignalen, in 10 reactie waarop de tweede besturingseenheid (18) in werking treedt, omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het videobandapparaat een modulator bevat voor hoogfrequente omzetting van een uitgelezen video naar een vooraf bepaalde frequentie, welke met een omroepkanaalfrequentie van de televisie-ontvanger overeenkomt, en dat de eerste schakeleenheid een schakelaar (9) omvat, welke contacten met aansluitingen (9a, 9T, 9V) omvat voor doorvoer van het 15 uitgangssignaal van de modulator (4) of van het van de uitwendige videobron (6), zoals een televisie-antenne, afkomstige videosignaal naar de HF-signaalingang (13) van de televisie-ontvanger.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het videobandapparaat (1) een afstemeenheid (5) voor videosignalen omvat, die zodanig is vormgegeven, dat deze de van de uitwendige bron afkomstige signalen kan ontvangen, en dat deze afstemeenheid (5) een uitgang omvat, 20 welke met een eerste ingangscontact (7T), een tweede schakelaar (7) van de eerste schakeleenheid is verbonden, en dat de tweede schakelaar (7) een ingangscontact (7V) voor rusttoestand van de schakelaar omvat, welke het van de videobandopname-videobandweergave-eenheid (3) van het videobandapparaat (1) afkomstige videosignaal toegevoerd krijgt.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afsteminrichting (11) voor 25 televisiesignalen een keuze maakt uit een aantal videosignalen bevattende kanalen, afhankelijk van een commandosignaal, dat door middel van de draagbare afstandsbesturing (16) op basis van het bekrachtigen van een hiermee overeenkomende knop uit een aantal knoppen (20.,,.....2012) wordt gegenereerd.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draagbare afstandsbesturing (16) een schakelaar (22) met een aantal standen omvat voor het instellen van een ’’dood” kanaal en 30 een speelknop (19a) omvat voor de weergavetoestand in een videobandapparaat (1), teneinde met de draagbare afstandsbesturing (16) een gekozen commandosignaal uit het aantal commandosignalen voor opname door middel van de tweede besturingseenheid (18) te genereren, om de afsteminrichting (11) voor televisiesignalen zodanig in te stellen, dat deze op een ’’dood” kanaal wordt ingesteld, welk kanaal door middel van de schakelaar (22) met een aantal standen vooraf is bepaald.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de tweede schakeleenheid (14) een eerste ingang in de vorm van een ingangscontact (14T) voor de rusttoestand van de schakelaar omvat, welke met een uitgang van de afsteminrichting (11) voor televisiesignalen is verbonden, en een tweede ingang in de vorm van een ingangscontact (14V) voor het in werking stellen van de schakelaar omvat, welke laatste met een videocontrolegeleider is verbonden, die op de uitgangsaansluiting (6) voor videosignalen van het videoband-40 apparaat (1) is aangesloten.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de draagbare afstandsbediening (16) een schakelaar (22) met een aantal standen omvat, welke als schakelaar tussen geleiders funktioneert, waarbij de draagbare afstandsbediening (16) één uit het aantal commandosignalen afhankelijk van de schakelaar op basis van de bekrachtiging hiervan genereert, en dat de tweede besturingseenheid 45 (18) de schakeleenheid (14) zodanig aanstuurt, dat deze videocontrolegeleider, welke op de signaaluitgang (8) voor videosignalen van het videobandapparaat en de signaalingang (15) voor videosignalen van het televisietoestel (2) is aangesloten, ten behoeve van weergave van een controlesignaal door het televisietoestel (2) verbindt. Hierbij 2 bladen tekening