NL192507C

NL192507C - Boorhamer.

Info

Publication number: NL192507C
Application number: NL8600281A
Authority: NL
Original assignee: Bosch Gmbh Robert
Priority date: 1985-02-12
Filing date: 1986-02-06
Publication date: 1997-09-02
Also published as: US4732217A; GB8601089D0; GB2170746B; NL192507B; NL8600281A; JPH0643030B2; CH668737A5; DE3504650C2; JPS61188088A; DE3504650A1; GB2170746A

Description

1 192507

Boorhamer

De uitvinding heeft betrekking op een boorhamer met een door een motor aangedreven slagwerk, waaibij een heen en weer beweegbaar aandrijforgaan via een luchtkussen inwerkt op een axiaal beweegbaar 5 slagorgaan, dat tijdens bedrijf zijn energie aan een in de boorhamer geleid werktuig af geeft, waarbij het aandrijforgaan van het slagwerk vanaf een elektromotor wordt aangedreven via een drijfwerk, dat voor het omzetten van de draaibeweging van de elektromotor in de heen en weer gaande beweging van het aandrijforgaan van het slagwerk een bewegingsomzetter omvat en waarbij in een overbrengingsmechanisme tussen de elektromotor en het aandrijforgaan van het slagwerk een in- en uitschakelbare koppeling is 10 aangebracht, die in afhankelijkheid van het aandrukken van het werktuig tegen het te bewerken werkstuk via bedieningsmiddelen wordt ingeschakeld.

Een dergelijke boorhamer is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7512100. Bij deze bekende constructie is de werking van de in- en uitschakelbare koppeling afhankelijk van de aandrukkracht, die door de bediener van de hamer wordt opgebracht. Enerzijds vereist dit van de gebruiker, dat deze een vrij grote 15 aandrukkracht uitoefent, terwijl anderzijds een betrouwbare aandrijving van het aandrijforgaan van het slagwerk niet kan worden gewaarborgd, daar niet iedere gebruiker in staat zal zijn om met de hamer een _____ zodanig grote drukkracht uit te oefenen, dat ook een betrouwbare koppeling tot stand wordt gebracht------------------ ---------

Volgens een eerste aspect van de uitvinding worden de bedieningsmiddelen nu gevormd door een in het huis van de boorhamer zwenkbaar gelegerde hefboom met hefboomarmen van ongelijke lengte, waarbij het 20 axiaal verschuifbare werktuig op de langere hefboomarm inwerkt en de korte hefboomanm inwerkt op het beweegbare koppelingsdeel.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan met een verhoudingsgewijs kleine door de boorhamer bedienende persoon op te brengen aandrukkracht reeds een effectieve inschakeling van de koppeling en daarmede een effectieve werking van de boorhamer worden gerealiseerd.

25 Volgens een verder aspect van de uitvinding kan een en ander ook worden gerealiseerd indien de bedieningsmiddelen worden gevormd door een wigdrijfwerk met een in een in het huis gevormde geleidings-groef schuifbaar aangebrachte schuif, waarbij de geleidingsgroef schuin op de hartlijn van een de koppeling opnemende astap verloopt, terwijl de schuif een afgeschuind op de koppeling of een met de koppeling samenwerkend bouwdeel inwerkend wigvlak bezit, een en ander zodanig, dat de schuif tussen de schuin 30 verlopende geleidingsgroef en de koppeling een de bedieningskracht van de koppeling versterkende wigwerking uitoefent indien het werktuig tegen het te bewerken werkstuk wordt aangedrukt.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een drietal in de tekening weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding.

35 Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een boorhamer volgens de uitvinding, gedeeltelijk in ........... zijaanzicht en gedeeltelijk in doorsnede. _______ __ ___________

Figuur 2 toont op grotere schaal een deel van de onderdelen van de in figuur 1 afgebeelde boorhamer.

Figuren 3 en 4 tonen verdere uitvoeringsvoorbeelden, die in de vorm van een gedeelte van een boorhamer in zijaanzicht zijn weergegeven.

40

De in figuur 1 weergegeven boorhamer heeft een huis 1, waarin een elektromotor 2, een drijfwerk 3 en een slagwerk 4 zijn aangebracht. Een hartlijn 4' van het slagwerk 4 verloopt evenwijdig aan de hartlijn van de elektromotor 2. Aan zijn achtereinde gaat het huis 1 over in een handgreep 5. In de handgreep 5 is een met een drukker 6 uitgeruste schakelaar ingebouwd, via welke de elektromotor 2 in werking kan worden gesteld.

45 Aan het ondereinde van de handgreep 5 is een niet weergegeven stroomtoevoerkabel ingevoerd. Aan het voorste van de handgreep 5 afgekeerde einde is aan het huis 1 een werktuighouder 8 aangebracht, welke voor het opnemen van werktuigen, zoals bijvoorbeeld een boor 9 dienst doet.

De elektromotor 2 heeft een aandrijfas 10, die in in het huis 1 bevestigde kogellegers is gelegerd. Het in een kogelleger 11 gelegerde einde van de aandrijfas 10 draagt een rondsel 12, dat in ingrijping is met een 50 tandwiel 13. Het tandwiel 13 is bevestigd op een tussenas 14, die met behulp van naaldlegers 17 is gelegerd in een axiale boring 15 van een trommel 16. Het van de elektromotor 2 afgekeerde einde 14' van de tussenas 14 is in een leger 18 gelegerd.

De trommel 16 is met behulp van een kogelleger 19 in het huis 1 gelegerd. Een buitenring 20 van het kogelleger 19 zit vast in een huisdeel 21. De binnenste loopbaan voor de kogels 22 van het kogelleger 19 55 wordt door de trommel 16 zelf gevormd. Bovendien is in de buitenomtrek van de trommel 16 een groef 23 aangebracht waarvan de hartlijn de hartlijn van de tussenas 14 snijdt. De groef 23 vormt een binnenste loopbaan voor kogels 24, die deel uitmaken van een kogelleger 25, waarvan de buitenring is uitgevoerd als 1VZ9U/ ί tuimelschijf 26. Een aan de tuimelschijf 26 bevestigde vinger 27 drijft het slagwerk 4 aan.

Het slagwerk 4 is in het inwendige van een in het huis 1 draaibaar gelegerde geleidingsbuis 28 aangebracht, welke buis in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld uit een stuk met de werktuighouder 8 is vervaardigd. In de geleidingsbuis 28 is een als aandrijforgaan dienende zuiger 29 glijdend geleid. Het 5 achterste, van de werktuighouder 8 afgekeerde einde 30 van de zuiger 29 is vorkvormig uitgevoerd en draagt een as 31. De as 31 is voorzien van een dwarsboring 32, waarin de vinger 27 ingrijpt, zodanig, dat de vinger 27 in axiale richting in de dwarsboring 32 kan schuiven. In de hol uitgevoerde zuiger 29 is een slagorgaan 33 glijdend geleid. Dit slagorgaan 33 werkt tijdens bedrijf via een stempel 34 op het achterste schachteinde van het werktuig 9 in.

10 De tussenas 14 bezit over een deel van zijn lengte een vertanding 35, welke in ingrijping is met een tandwiel 36, dat verschuifbaar en vrij draaibaar gelegerd is op de geleidingsbuis 28. Verder staat het tandwiel 36 onder de invloed van een drukveer 46, die tracht het tandwiel 36 tegen een kraag 50 van de geleidingsbuis 28 te drukken. De naar elkaar toegekeerde zijkanten van het tandwiel 36 en van de kraag 50 hebben uitstekende delen 37, 38, die zo zijn uitgevoerd, dat zij in samenwerking als meeneemkoppeling en 15 - onder invloed van de drukveer 46 - als overbelastingskoppeling dienst doen.

Op het met de vertanding 35 uitgeruste deel van de tussenas 14 zit een op de tussenas 14 verschuifbare huls 39, welke een met de vertanding 35 corresponderende inwendige vertanding 40 heeft. Een rand 39'___________ varf dë~komvorm igTïitgevëërdii huls 39 heeft een conisch uitgevoerde binnenwand voor samenwerking met een aan de trommel 16 aangebracht uitwendig conisch wanddeel 41. De conische wanden van de huls 39 20 van de trommel 16 vormen zo een kegelkoppeling 39/41, door welke de trommel 16 draaivast met de tussenas 14 kan worden verbonden. Het inschakelen van de kegelkoppeling 39/41 vindt plaats met behulp van de geleidingsbuis 28, indien deze door aandrukken van de boor 9 tegen een te bewerken werkstuk axiaal wordt verschoven.

Daarbij drukt namelijk het achterste schachteinde van de boor 9 tegen het stempel 34, dat met 25 verhoudingsgewijs geringe axiale bewegingsspeling is opgenomen in een huls 42, die op zijn beurt - geborgd door een ring 43 - in de geleidingsbuis 28 is gelegerd. De druk van het schachteinde van de boor 9 op het stempel 34 bewerkstelligt via de huls 42 en de ring 43 een axiaal verschuiven van de werktuighouder 8 met de geleidingsbuis 28. De kraag 50 van de geleidingsbuis 28 drukt daaibij via een axiaal leger 48 en een schijf 49 tegen een om de geleidingsbuis 28 grijpende vorkvormige hefboomarm 51 van een 30 hefboom 52. Aan de vorkvormige hefboomarm 51 van de hefboom 52 zijn oren 51' en 51" gevormd, waarbij oren 51' schuin in de richting van de schijf 49 en oren 51" schuin in de richting van een schotelveer 53 verlopen. De tegenover de hefboomarm 51 van de hefboom 52 gelegen hefboomarm 54 van de hefboom is eveneens vorkvormig uitgevoerd en grijpt om de tussenas 14 en de daarop gelegerde conische huls 39. Ter hoogte van de hartlijn van de tussenas 14 bezit de hefboom 52 aan zijn arm 54 uitstekende gedeelten 55, 35 die zich via een schijf 56 en een axiaal leger 57 op de conische huls 39 afsteunen.

Ter hoogte van een uitsparing 58 in het huis 1 is een excentrische stift 59 aangebracht, welke om zijn_____ hartlijn verdraaibaar en instelbaar is. De excentrische stift 59 kan - zoals in figuur 2 afgebeeld - in zijn in het huis 1 gelegerde gebied een gekartelde vertanding 60 bezitten, welke hem in samenwerking met zijn legerboringen in het huis 1 tegen ongewild verdraaien borgt.

40 De hefboom 52 is bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1 en 2 los in het huis 1 ingelegd, en wel zodanig, dat zijn hefboomarm 54 in de uitsparing 58 insteekt en zich daar tegen het huis 1 afsteunt.

Terwijl de uitstekende delen 55 tegen de eindzijde van de schuif 56 aanliggen steunen de van de uitstekende delen 55 afgekeerde vlakken 61 van de hefboomarm 54 van de hefboom 52 zich tegen de omtrek van de excentrische stift 59 af.

45 Worden nu, door aandrukken van het in de boorhamer ingezette werktuig 9 tegen het te bewerken werkstuk, de geleidingsbuis 28 en daarmede het axiale leger 48 en de schijf 49 verschoven, dan drukt de eindzijde van de schijf 49 tegen de oren 51' van de arm 51 van de hefboom 52, waardoor deze, daar de arm 54 van de hefboom tengevolge van aanligging van de vlakken 61 tegen de omtrek van de excentrische stift 59 niet kan uitwijken, in de richting naar de kegelkoppeling 39/41 toe wordt verzwenkt. Daarbij drukken 50 de uitstekende delen 55 tegen de eindzijde van de schijf 56, waardoor de conische huls 39 via het axiale leger 57 met de aan de trommel 16 gevormde uitwendige conus 41 in koppelingsverbinding wordt gebracht.

De hefboom 52 is uit verend materiaal vervaardigd, zodat bij eventueel verder versterken van de aandruk-kracht door de de hamer bedienende persoon weliswaar een verder verschuiven van de geleidingsbuis 28 kan plaatsvinden, de effectief op de koppelingsdelen 39, 41 inwerkende kracht echter niet boven een 55 bepaalde waarde uitstijgt. De schotelveer 53 is met betrekking tot zijn veerkracht zo bemeten, dat de veer 53 de hierboven beschreven zwenkbewegingen van de hefboom 52 ongehinderd toelaat. De schotelveer 53 dient slechts voor het doel, bij het opheffen van de aandrukkracht de hefboom 52 weer in de stand te 3 192507 verzwenken, in welke de koppeling 39/41 ontkoppeld is en bij het gebruik van de hamer met verticaal naar boven gericht werktuig te verhinderen, dat de koppeling 39/41 reeds door het eigen gewicht van de op de hefboom 52 inwerkende delen wordt ingeschakeld en daarmede het slagwerk reeds in de vrijloopbedrijf begint te werken.

5 De op het werktuig 9 uitgeoefende aandrukkracht wordt via de hefboom 52 in zijn werking op de conische huls 39 versterkt, waarbij het duidelijk is, dat de effectieve versterkingswerking van de verhouding tussen de afstand van de uitstekende delen 55 en van de afstand van de schijf 49 rakende oren 51' tot het zwenkpunt van de hefboom 52 afhankelijk is.

Door verstellen van de excentrische stift 59 is het mogelijk op eenvoudige wijze eventuele 10 vervaardigingstoleranties te vereffenen. Vanzelfsprekend kan de hefboom 52 onder het afzien van deze instelmogelijkheid op een in het huis 1 aangebrachte zwenkas zijn gelegerd.

In figuur 3 is in schematische vorm een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding weergegeven, bij welke de aandrijving van het slagwerk via een krukaandrijving plaatsvindt. Hierbij is een aandrijfrondsel 65 op de as van een niet weergegeven aandrijfmotor aangebracht of met deze in aandrijfverbinding opgesteld. Het 15 rondsel 65 is in ingrijping met een tandwiel 66, dat via een kogelleger 67 in een huis 68 is gelegerd. Een krukschijf 69 is bevestigd aan een astap 70, welke verschuifbaar gelegerd is in een in het huis 68 aange- ____________ bracht naaldleger 71 . De krukschijf 69 draagt een excentrisch ten opzichte van zijn hartlijn aangebrachte__________________________ kruktap 72. De tap 72 steekt in een boring in een drijfstang 73. In het andere einde van de drijfstang 73 zit een bout 74, waarvan de uiteinden in het vorkvormige einde van een zuiger 29' zijn gelegen. De zuiger 29' 20 komt overeen met de zuiger 29 bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 1 en vervult precies dezelfde opgave binnen het slagwerk 4 als deze.

De krukschijf 69 bezit aan zijn omtrek een conus 75, welke samen met een inwendige conus 76 in een insnijding 77 van het tandwiel 66 een in- en uitschakelbare koppeling vormt. Een in de insnijding 67 ingelegde schotelveer 78 tracht de krukschijf 69 van het tandwiel 66 weg te drukken en daarmede de 25 koppeling 75/76 in vrijgemaakte stand te houden.

Om een in het huis 68 bevestigde stift 79 is een tweearmige hefboom 80 zwenkbaar gelegerd. Beide armen 81, 82 van de hefboom 80 zijn vorkvormig uitgevoerd. Tijdens bedrijf werkt de hefboomarm 81 met ----------eerrschijf 4ti-en de hefboomarm 82 met een schijf 83 samen. De schijf 49'komt overeen met de schijf 49 bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 1. De verder met de schijf 49' samenwerkende delen zijn 30 eveneens gelijk aan die bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 1 en zijn dan ook met het oog op een betere overzichtelijkheid in figuur 3 weggelaten. Ook hier wordt de schijf 49' tegen de vooruitschuifrichting van het boorwerktuig bewogen, indien deze tegen het te bewerken werkstuk wordt gedrukt. Daarbij zwenkt de tegen de hefboomarm 81 drukkende schijf 49' de hefboom 80 om de stift 79 waardoor de hefboomarm 82 tegen de schijf 83 drukt. Daar deze door een ring 84 op de astap 70 is geborgd wordt de astap 70 en 35 daarmede de krukschijf 69 tegen de kracht van de schotelveer 78 verplaatst. De koppeling 75/76 wordt zodoende ingeschakeld, zodat de krukschijf 69 via het tandwiel 66 wordt aangedreven. De draaibeweging van de krukschijf 69 via de kruktap 72, de drijfstang 73 en de bout 784 in een heen en weer gaande beweging van de zuiger 29' omgezet.

Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld wordt de op het werktuig uitgeoefende en uiteindelijk op het beweegbare 40 koppelingsdeel inwerkende aandrukkracht door overeenkomstige uitvoering van een overbrengingsorgaan -in dit geval van de hefboom 80 - versterkt, dit des te meer hoe langer de hefboomarm 81 in vergelijking met de lengte van de hefboomarm 82 is. Ook hier kan althans een van de hefboomarmen 81, 82 zo uitgevoerd of gevormd zijn, dat na het bereiken van een vooraf bepaalde aandrukkracht in het gebied van de koppeling zelf een verder versterken van de op het werktuig uitgeoefende aandrukkracht geen of slechts 45 een onbetekenende aandrukverhoging in het koppelingsgebied tot gevolg heeft.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 4 vindt in plaats van een zwenkhefboomwerk een wigdrijfwerk toepassing. De uit de tekening niet zichtbare opbouw van de aandrijf- en bewegingsomzettingsinrichting komt althans in hoofdzaak overeen met het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 3. Een aandrijfrondsel 65' is in ingrijping met een tandwiel 66', dat op een astap 70' van een krukschijf 69' draaibaar is gelegerd. Het 50 tandwiel 66' is voorzien van een uitstekend deel 85, waarop een uitwendige conus 86 is gevormd. Een huls 87 met een inwendige conus 88 is op de astap 70' van de krukschijf 69' verschuifbaar gelegerd. Met behulp van in elkaar grijpende vertandingen 89, 90 is de huls echter tegen verdraaiing ten opzichte van de astap 70' geborgd.

Een schuif 91 is in een in het huis 68' gevormde geleidingsgroef 92 geleid. Deze verloopt schuin op de 55 hartlijn van de astap 70'. De schuif 91 heeft een afgebogen vorkvormige arm 93, welke zich onder de inwerking van een veer 94 afsteunt tegen de schijf 49". Het naar de astap 70' toegekeerde einde van de schuif 91 is eveneens vorkvormig uitgevoerd en grijpt om de astap 70', waarbij het met een afgeschuinde

Claims

1. Boorhamer met een door een motor aangedreven slagwerk, waarbij een heen en weer beweegbaar 20 aandrijforgaan via een luchtkussen inwerkt op een axiaal beweegbaar slagorgaan, dat tijdens bedrijf zijn energie aan een in de boorhamer geleid werktuig afgeeft, waarbij het aandrijforgaan van het slagwerk vanaf een elektromotor wordt aangedreven via een drijfwerk, dat voor het omzetten van de draaibeweging van de elektromotor in de heen en weer gaande beweging van het aandrijforgaan van het slagwerk een bewegings-omzetter omvat en waarbij in een overbrengingsmechanisme tussen de elektromotor en het aandrijforgaan 25 van het slagwerk een in- en uitschakelbare koppeling is aangebracht, die in afhankelijkheid van het aandrukken van het werktuig tegen het te bewerken werkstuk via bedieningsmiddelen wordt ingeschakeld, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen worden gevormd door een in het huis (1) van de boorhamer zwenkbaar gelegerde hefboom (52, 80) met hefboomarmen (81,82)Lvan ongelijke, lengte,,waarbij op de _ langere hefboomarm (81) het axiaal verschuifbare werktuig (9) inwerkt en de kortere hefboomarm (82) 30 inwerkt op het beweegbare koppelingsdeel (39, 69).

2. Boorhamer met een door een motor aangedreven slagwerk, waarbij een heen en weer beweegbaar aandrijforgaan via een luchtkussen inwerkt op een axiaal beweegbaar slagorgaan, dat tijdens bedrijf zijn energie aan een in de boorhamer geleid weiktuig afgeeft, waarbij het aandrijforgaan van het slagwerk vanaf een elektromotor wordt aangedreven via een drijfwerk, dat voor het omzetten van de draaibeweging van de 35 elektromotor in de heen en weer gaande beweging van het aandrijforgaan van het slagwerk een bewegings-omzetter omvat en waarbij in een overbrengingsmechanisme tussen de elektromotor en het aandrijforgaan van het slagwerk een in- en uitschakelbare koppeling is aangebracht, die in afhankelijkheid van het aandrukken van het werktuig tegen het te bewerken werkstuk via bedieningsmiddelen wordt ingeschakeld, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen worden gevormd door een wigdrijfwerk met een in een in het 40 huis gevormde geleidingsgroef (92) verschuifbaar aangebrachte schuif (91), waarbij de geleidingsgroef (92) schuin op de hartlijn van een de koppeling opnemende astap (70') verloopt, terwijl de schuif (91) een afgeschuind op de koppeling of een met de koppeling samenwerkend bouwdeel inwerkend wigvlak (95) bezit, een en ander zodanig, dat de schuif (91) tussen de schuin verlopende geleidingsgroef (92) en de koppeling een de bedieningskracht van de koppeling versterkende wigwerking uitoefent indien het werktuig 45 op het te bewerken werkstuk wordt aangedrukt. Hierbij 3 bladen tekening