NL192336C - Transportsysteem met een lineaire motor. - Google Patents

Description

1 1923%

Transportsysteem met een lineaire motor

De uitvinding heeft betrekking op een transportsysteem met een lineaire motor, bevattende een transportwagen, een geleidingsrail voor het beweegbaar ondersteunen van de transportwagen, primaire spoelorganen 5 gemonteerd op de geleidingsrail, een secundaire geleider bevestigd op de transportwagen, alsmede voortstuwingswielen en rollen bevestigd aan de transportwagen.

Een dergelijk transportsysteem is bekend uit EP-A-0.160.523, waarbij de geleider gevormd wordt door een enkele plaat. Doordat de geleider gevormd is als een enkele plaat is het niet mogelijk de kromtestraal van gekromde rijspoorgedeelten te reduceren. Hierdoor is het, in het bijzonder wanneer een rijspoorgedeeite 10 een kleine kromtestraal heeft, niet altijd mogelijk op betrouwbare wijze bochtmanoeuvres uit te voeren.

Bovendien is het niet mogelijk de transportwagen in het bekende transportsysteem groot uit te voeren indien de kromtestraal voldoende klein wordt gekozen teneinde een hoge transportefficiëntie te verkrijgen.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een transportsysteem te verschaffen waarmee het mogelijk is op betrouwbare wijze bochtmanoeuvres van de transportwagens langs hun baan uit te voeten 15 zelfs in het geval dat een rijspoorgedeeite een kleine kromtestraal heeft, waarbij tevens de transportwagen lang uitgevoerd kan zijn.

Hiertoe wordt een transportsysteem met een lineaire motor van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de secundaire geleider opgedeeld is in geleiderdelen welke in de lengterichting van de transportwagen zijn gerangschikt, waarbij de geleiderdelen samen met de roflen in 20 horizontale zin schamierbaar zijn teneinde horizontale buiging van de geleidingsrail te kunnen volgen.

Doordat de secundaire geleider in een aantal geleiderdelen is verdeeld, waardoor deze buigbaar is, kinnen op betrouwbare wijze bochtmanoeuvres uitgevoerd worden zelfs indien de secundaire geleider een grote lengte heeft en de gekromde rijspoordelen een zeer kleine kromtestraal bezitten. Ook wordt de transportwagen op een juiste wijze aangedreven door de lineaire motor door het gebruikmaken van de gehele 25 secundaire geleider bij de gekromde rijspoordelen. Het transportsysteem volgens de onderhavige uitvinding stelt de secundaire geleider in staat een voldoende lengte te bezitten voor een optimale rijprestatie, en staat het de gekromde rijspoordelen toe een zeer kleine kromtestraal te bezitten teneinde een hoge transportefficiëntie te verkrijgen.

Opgemerkt wordt dat uit US-patent 3.972.665 bekend is een transportsysteem met een lineaire motor.

30 De tot dit systeem behorende transportwagen heeft een secundaire geleider die is opgedeeld in horizontale geleiderdelen die samenwerken met primaire spoelorganen die zijn aangebracht in een fundament dat de geleidingsrails draagt. De horizontale geleiderdelen zijn scharnierend met elkaar verbonden, zodanig dat de geleiderdelen uitsluitend in verticale zin schamierbaar zijn.

Een eenvoudig maar doeltreffend transportsysteem wordt verschaft doordat de geleidingsrail één geheel 35 vormt en voorzien is van zijwanden, van een raildeel voor het ondersteunen van voortstuwingswielen tegen binnenvlakken van de zijwanden en van een bodemwand voor het ondersteunen van de primaire spoelorganen, doordat de rollen horizontaal roteerbaar zijn om de zijwanden te contacteren voor het volgen van horizontale buiging van de geleidingsrail; en doordat een aantal geleiderdelen door steunen verbonden zijn om samen met de rollen horizontaal buigbaar te zijn.

40 Een uitvoeringsvorm van een transportsysteem volgens de uitvinding is hierdoor gekenmerkt, dat de geleiderdelen een voor- en achtergeleiderdeel alsmede een tussenliggend geleiderdeel omvatten; en dat op zowel het voorgeleiderdeel als het achtergeleiderdeel een paar rollen is aangebracht. Hierdoor kan met gescheiden rollen volstaan worden om een correcte afbuiging van de geleiders te verkrijgen.

45 De tekeningen illustreren een transportsysteem met de lineaire motor volgens de onderhavige uitvinding, waarin; figuur 1 een schematisch bovenaanzicht is van het transportsysteem, figuur 2 een voorzijdeaanzicht is van een transportwagen, figuur 3 een schematisch perspectivisch aanzicht is van de transportwagen, 50 figuur 4 een zijaanzicht is van een deel van de transportwagen, figuur 5 een bovenaanzicht is van een deel van de transportwagen, en figuur 6 een schematisch bovenaanzicht is van de transportwagen in een gebogen toestand.

Figuur 1 toont, bij wijze van voorbeeld, een transportsysteem gebruikmakende van de lineaire motor. Het 55 systeem omvat een transportwagen A voor het vervoeren van goederen, en een geleidingsrail B in een lusvorm voor het geleiden van de transportwagen A teneinde deze langs stations ST te voeren, alwaar de goederen worden geladen en gelost. De transportwagen A wordt aangedreven door de lineaire motor 192336 2 teneinde diverse typen van goederen te transporteren.

Bij de beschrijving van deze uitvoering wordt verondersteld dat de transportwagen A slechts tegen de klok in wordt aangedreven langs de geleidingsrail B. In de praktijk echter is het dikwijls het geval dat de transportwagen A zowel met de klok mee als tegen de klok in wordt aangedreven, en omvat derhalve de 5 hierna volgende beschrijving tegens het geval waarbij de transportwagen A zowel met de klok mee als tegen de klok in wordt aangedreven, ofwel voorwaarts en achterwaarts.

Zoals getoond in figuur 1, heeft de geleidingsrail B een buisvormige configuratie omvattende een hoofdframe 1 met een U-vormige dwarsdoorsnede en een rechter- en een linkerbedekking 2 bevestigd aan de bovenranden van het hoofdframe 1. De geleidingsrail B bevat een aandrijfsectie 3 van de transportwa-10 gen A in een bovengedeelte daarvan, en primaire spoelen C in een ondergedeelte daarvan. De primaire spoelen C worden met intervallen langs de rijrichting van de transportwagen A gerangschikt.

Meer in het bijzonder, omvat het hoofdframe 1 raildelen 1A gevormd op verticaal tussenliggende posities van, en integraal met respectievelijk de rechter- en linkerzijwand daarvan, ten behoeve van het ondersteunen van de aandrijfsectie 3 van de wagen, en de primaire spoelen C gemonteerd op een bodemwand van 15 het hoofdframe 1.

Zoals blijkt uit figuur 1, omvatten de primaire spoelen C primaire stationsspoelen C1 die tegenover elk station ST zijn geplaatst, primaire versnellings- en vertragingsspoelen C geplaatst aan tegenoverliggende zijden van en dichtbij de desbetreffende primaire spoel C1, en tussenliggende primaire versnellingsspoelen C3 geplaatst tussen naburige stations ST. De primaire stationsspoel C1 wordt gebruikt voor het vertragen 20 en het stilzetten van de transportwagen A bij het desbetreffende station ST en voor het starten en versnellen van de transportwagen A om het station ST te verlaten. De primaire versnellings- en vertragingsspoelen C2 worden gebruikt voor het vertragen van de transportwagen A, dat wil zeggen om bij het station ST te worden vertraagd tot een doelsnelheid, het versnellen van de transportwagen A, dat wil zeggen om voorbij het station ST te worden aangedreven tot een doelsnelheid, en het versnellen van de transportwa-25 gen A die vanuit het station ST is gestart tot de doelsnelheid. De tussenliggende versnellingsspoelen C3 worden gebruikt voor het versnellen van de transportwagen A tot de doelsnelheid.

In de beschrijving van deze uitvoering worden de primaire spoelen C1, C2 en C3 gezamenlijk primaire spoelen C genoemd.

Zoals getoond in de figuren 2, 3, 4 en 5, omvat de transportwagen A een hoofddeel bestaande uit de 30 aandrijfsectie 3 en een goederendraagvlak 4, en een secundaire geleider D die horizontaal in een lager deel van de wagen ligt.

Voorts omvat de transportwagen A een voor- en een achtersteun 5 onderling verbonden door een bandvormig frame 5A hetwelk zich langs de wagen van voren naar achteren uitstrekt, en wordt het goederendraagviak 4 gemonteerd aan de boveneinden van de steunen 5. Een steunframe 6 ten behoeve 35 van het ondersteunen van de aandrijfsectie 3 wordt aan elk van de steunen 5 bevestigd teneinde slechts ten opzichte hiervan roteerbaar te zijn.

Het steunframe 6 omvat een buisvormig frame 6a dat rondom de steun 5 is aangebracht teneinde ten opzichte hiervan roteerbaar te zijn, en een plaatframe 6b bevestigd aan een buitenomtrek van het buisvormig frame 6a. Een paar rechter- en linkervoortstuwingswielen 7 wordt bevestigd aan middenposities 40 in de lengterichting van het plaatframe 6b teneinde roteerbaar te zijn om een horizontale as X, en een paar rechter- en linkerrollen 8 wordt bevestigd aan elk van de voor- en achtereinden van het plaatframe 6b teneinde roteerbaar te zijn om een verticale as Y.

De voortstuwingswielen 7 worden op de raildelen 1A geplaatst, en de rollen 8 worden in contact gebracht met de rechter- en linkerzijwand van het hoofdframe 1. De voor- en achtersteunen 5 strekken zich uit door 45 een gleuf zoals omschreven tussen de rechter- en linkerbedekking 2.

De secundaire geleider D heeft een samengestelde constructie omvattende een aluminium plaat en een stalen plaat boven elkaar geplaatst en, zoals getoond in de figuren 4 t/m 6, wordt opgedeeld in drie delen D1, D1 en D2 gerangschikt in de lengterichting van de wagen. Het voor- en achtergeleiderdeel D1 van de drie geleiderdelen D1, D1 en D2 worden elk bevestigd aan een steundeel 9 bevestigd aan het plaatframe 50 6b, en het tussenliggende geleiderdeel D2 wordt bevestigd aan de tegenoverliggende einden daarvan aan de voor- en achtersteun 5. Het tussenliggende geleiderdeel D2 heeft een boogvormige voor- en achter-buitenrand E2, en elk van de voor- en achtergeleiderdelen D1 heeft een boogvormige buitenrand E1, waarbij de buitenranden rond de steunen 5 boogvormig zijn. Deze constructie stelt de geleiderdelen D1 en D2 in staat in nauw contact te blijven met elkaar in het geval van een gebogen toestand.

55 Bijgevolg, zoals getoond in figuur 6, neemt, indien het steunframe 6 zijn richting verandert door het contact van de rollen 8 met de geleidingsrail B, de secundaire geleider D een gebogen vorm aan, waarbij de voor- en achtergeleiderdelen D1 worden gebogen ten opzichte van het tussenliggende geleiderdeel D2.

Claims (3)

3 192336 Het aantal secundaire geleiderdelen D kan worden gevarieerd. Bovendien functioneren in de beschreven uitvoering de rollen 8 ten behoeve van het ondersteunen van de transportwagen A ook als rollen voor het buigen van de secundaire geleiders D, maar kan worden voorzien in gescheiden rollen ten behoeve van het afbuigen van de geleiders. 5 Verwijzende naar de figuren 1, 2, 3, 4 en 5 worden, teneinde de transportwagen A onbeweeglijk op een vaste plaats te houden gedurende laad- en losoperaties bij elk van de stations ST, elektromagneten 10 bevestigd aan de bodemwand van de geleidingsrail B omwille van het neerwaarts aantrekken van houdorganen 11 bevestigd aan de wagen. Zoals blijkt uit figuur 1, worden de elektromagneten 10 op vier plaatsen gerangschikt, aan de voor- en achterzijde en aan de rechter- en linkerzijde van de primaire spoel 10 C1, teneinde de transportwagen A stil te zetten en vast te houden door het op vier plaatsen aan te trekken, op voor- en achterplaatsen en op rechter- en linkerplaatsen van de wagen. Verder worden, zoals getoond in de figuren 2, 3, 4 en 5, de houdorganen 11 bevestigd aan tegenoverliggende zijden van elk van de voor- en achtergeleiderdelen D1 teneinde binnen de rechter- en linkervoortstuwingswielen 7 te worden geplaatst. Bijgevolg functioneert één van de rechter- en linkervoortstuwingswielen 7 als een steunpunt om de 15 transportwagen A van een overhelling te weerhouden zelfs indien er een verschil ontstaat in de aantrekkingskracht tussen de rechter- en linkerelektromagneet 10 welke respectievelijk de rechter- en linkerhoud-organen 11 hier tegenover geplaatst aantrekken, of indien er een verschil ontstaat in de afstand van de rechter- en linkerhoudorganen 11 tot de bijbehorende raildelen 1A of de geleidingsrail B waarop de rechter-en linkervoortstuwingswielen 7 worden gedragen. 20 In de bovenstaande uitvoering, worden de houdorganen 11 op twee plaatsen dwars over de secundaire geleider D aangebracht en de elektromagneten 10 aan de rechter- en linkerzijden om respectievelijk de rechter- en linkerhoudorganen 11 aan te trekken. Echter kan er een houdorgaan 11 bijvoorbeeld slechts op één middenpositie dwars op de wagen worden aangebracht om door een enkele elektromagneet 10 te worden aangetrokken. 25 Verder worden, in de bovenstaande uitvoering, de houdorganen 11 geplaatst tegenover de elektromagneten 10, als één geheel met de secundaire geleider D gevormd, maar zij kunnen gescheiden worden aangebracht van de secundaire geleider D. Het aantal bevestigingsplaatsen en andere specifieke details van de elektromagneten 10 en de houdorganen 11 zijn op vele wijzen te variëren. Bijvoorbeeld, kunnen delen van de staalplaat welke de samengestelde secundaire geleider D vormen worden gebruikt als de 30 houdorganen 11 waarop de aantrekkende kracht werkzaam is. Echter moeten natuurlijk bij al deze gevarieerde contructies de elektromagneten 10 en de houdorganen 11 binnen de rechter- en linkervoortstuwingswielen 7 worden geplaatst. 35

1. Transportsysteem met een lineaire motor, bevattende een transportwagen, een geleidingsrail voor het beweegbaar ondersteunen van de transportwagen, primaire spoelorganen gemonteerd op de geleidingsrail, 40 een secundaire geleider bevestigd op de transportwagen, alsmede voortstuwingswielen en rollen bevestigd aan de transportwagen, met het kenmerk, dat de secundaire geleider (D) opgedeeld is in horizontale geleiderdelen (D1, D2) welke in de lengterichting van de transportwagen (A) zijn gerangschikt, waarbij de geleiderdelen (D1, D2) samen met de rollen (8) in horizontale zin scharnierend zijn teneinde horizontale buiging van de geleidingsrail (B) te kunnen volgen.

2. Transportsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleidingsrail één geheel voimt en voorzien is van zijwanden, van een raildeel (1A) voor het ondersteunen van de voortstuwingswielen (7) tegen binnenvlakken van de zijwanden en van een bodemwand voor het ondersteunen van de primaire spoelorganen (C); dat de rollen (8) horizontaal roteerbaar zijn om de zijwanden te contacteren voor het volgen van horizontale buiging van de geleidingsrail (B); en dat een aantal geleiderdelen (D1, D2) door 50 steunen (5) verbonden zijn om samen met de rollen (8) horizontaal scharnierend te zijn. v 192336 4

3. Transportsysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de geleiderdelen (D1, D2) een voor- en een achtergeleiderdeel (D1) alsmede een tussenliggend geleiderdeel (D2) omvatten en dat op zowel het voorgeleiderdeel (D1) als het achtergeleiderdeel (D1) een paar rollen (8) is aangebracht. Hierbij 5 bladen tekening