NL192148C - Registratiedrager met standaardinformatie, die is vastgelegd in een op- tisch uitleesbare structuur van informatiegebiedjes, die afwisselen met tussengebiedjes. - Google Patents

Description

1 192148

Registratiedrager met standaardinformatie, die is vastgelegd in een optisch uitleesbare structuur van lnformatiegebied]es, die afwisselen met tussengebledjes

De uitvinding heeft betrekking op een registratie-drager met voor verschillende gebruikers nuttige standaard-5 informatie die is vastgelegd in een optisch uitleesbare stiuctuur van spoorvormig gerangschikte informatie die, in de spoorinrichting, afwisselen met tussengebiedjes.

Een dergelijke registratiedrager is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7102863, die ter inzage is gelegd op 6 september 1972. Deze registratiedrager is voorzien van een audio· of een video-programma dat door de fabrikant is ingeschreven en kan door een gebiuiker alleen maar uitgelezen worden. Speciaal 10 wanneer die informatiestructuur een reliefstructuur is, waarbij de informatiegebiedjes op een andere hoogte binnen de registratiedrager liggen dan de tussengebiedjes, is de optische registratiedrager uitermate geschikt als medium voor het in grote aantallen verspreiden van video- en/of audio-programma’s. Het betreffende programma behoeft slechts éénmaal, langs optische weg, ingeschreven te worden in een zogenaamde ’’master”, en deze master kan met technieken, die op zichzelf bekend zijn uit de fabricage van 15 mechanisch aftastbare audioplaten, in grote aantallen vermenigvuldigd worden.

Bij gebruik van een optische registratiedrager kan een hoge informatiedichtheid en een korte toegangsiijd bereikt worden. Verder treedt er tijdens het uitlezen geen mechanisch contact op tussen de optische uitleeskop en de registratiedrager, zodat er ook geen slijtage van de registratiedrager of de uitleeskop optreedt. De optische registratiedrager is dan ook erg geschikt als opslagmedium voor andere dan video- of 20 audio-informatie, en speciaal als opslagmedium waarin de gebruiker zelf informatie kan inschrijven. Deze informatie kan zijn de door een (kantoor-)computer geleverde digitale informatie, beeldinformatie zoals in een ziekenhuis gemaakte röntgenopnamen of andere gegevens, zoals administratieve gegevens of geneeskundige gegevens over patiënten.

Bij het door een gebruiker zelf inschrijven van informatie wordt uitgegaan van een ’’blanke” registratie-25 drager die geen voor de gebruiker nuttige informatie bevat en die voorzien is van een stralingsgevoelige registratielaag waarin met behulp van optische straling informatie ingeschreven kan worden.

Een deel van de in de registratiedrager aan te brengen informatie kan voor verschillende gebruikers dezelfde infoimatie zijn, welke informatie dan ook aangeduid kan worden met standaardinformatie.

Deze standaardinformatie wordt door de individuele gebruiker aangevuld met specifiek voor hem nuttige 30 informatie. Indien de gebruiker een blanke registratiedrager toegeleverd zou krijgen, zou hij eerst de standaardinformatie moeten inschrijven en pas daarna de voor individueel gebruik nuttige informatie. Het inschrijven van de standaardinformatie vraag van de gebruiker extra tijd en moeite.

De uitvinding beoogt te voorzien in een registratie drager met vastgelegde standaardinformatie, die, op een later tijdstip, kan worden voorzien van specifieke gebruikersinformatie, die langs optische weg wordt 35 vastgelegd door de gebruiker.

Daartoe heeft een registratiedrager van de in de aanhef beschreven soort volgens de uitvinding het kenmerk dat aan ten minste een zijde van het substraat van de registratiedrager buiten de gebieden met de vastgelegde standaardinformatie gelegen gebieden zijn voorzien van een registratielaag voor het langs optische weg inschrijven van specifieke gebruikersinformatie en dat een deel van de standaardinformafte 40 bestaat uit servo-informatie voor het inschrijven van specifieke gebruikersinformatie.

De servo-informatie kan aangebracht zijn in een zogenaamd servo-spoor, zoals beschreven in de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 7802859 van oudere rang, die ter inzage is gelegd op 18 september 1979. Dit servo-spoor bevat, optische detekteerbare, continue spoorgedeelten waarin informatie ingeschreven kan worden. Bij elk continu spoorgedeelte behoort een zogenaamd ’’sectoradres” 45 waarin, naast eventuele andere gegevens, het adres van het bijbehorende continu spoorgedeelte is opgeslagen in een optisch structuur. De in een sector-adres opgeslagen gegevens worden alleen binnen de inschrijf/uitleesinrichting gebruikt om een goed gecontroleerde inschrijving van verschillende, toegevoeide, blokken informatie op de juiste plaatsen te bewerkstelligen.

In de registratiedrager kan de standaardinformatie zijn aangebracht op een bepaald gedeelte van het 50 oppervlak van de registratiedrager, terwijl de gebieden met een registratielaag voor het inschrijven van gebiuikersinformatie zich dan bevinden op een ander deel van het oppervlak. Zo kan, in het geval van een ronde schijfvormige registratiedrager, de standaardinformatie aan de buitenkant van het registratiedrager-oppervlak zijn vastgelegd, zodat de gebruikersinformatie in de registratielaag op het binnenste deel van het registratiedrageroppervlak kan worden ingeschreven.

55 Bij voorkeur vertoont de registratiedrager volgens de uitvinding het kenmerk, dat de gebieden met de vastgelegde standaardinformatie verspreid over een oppervlak van het substraat zijn aangebracht en dat de gebieden met een registratielaag voor het inschrijven van de gebruikersinformatie zich tussen de gebieden 192148 2 met de vastgelegde standaardinformatie bevinden.

De informatiegebiedjes en tussengebiedjes hebben bij voorkeur een vorm zoals beschreven in de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 7810463 van oudere rang die ter inzage is gelegd op 22 april 1980.

5

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, daar tonen: figuur 1 een aanzicht van een gedeelte van een eerste uitvoeringsvorm van een registratiedrager die is voorzien van gebieden met standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie, figuur 2 een doorsnede van deze registratiedrager volgens de lijn ΙΙ-ΙΓ van figuur 1, 10 figuur 3 een aanzicht van een gedeelte van een tweede uitvoeringsvorm van een registratiedrager die is voorzien van gebieden met standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie, figuur 4 een doorsnede van deze registratiedrager volgens de lijn IV-IV' van figuur 3, figuur 5 een aanzicht van een gedeelte van een derde uitvoeringsvorm van een registratiedrager die is voorzien van gebieden met standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie, en 15 figuur 6 een bovenaanzicht van een gedeelte van een vierde uitvoeringsvorm van een registratiedrager die is voorzien van gebieden met standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie.

Zoals figuur 1 laat zien is de registratiedrager 1 voorzien van een hoeveelheid standaardinformatie die opgeslagen is in de spoorgedeelten 4. Deze spoorgedeelten wisselen in tangentiële richting t af met 20 ’’blanke” spoorgedeelten 5 waarin de gebruiker zelf informatie kan inschrijven. De spoorgedeelten 4 en 5 vormen samen de sporen 2. In de radiéle richting r zijn de sporen 2 van elkaar gescheiden door tussen-stroken 3. De sporen 2 kunnen concentrische sporen zijn. Bij voorkeur zijn de sporen 2 quasi-concentrische in elkaar overlopende sporen die één spiraalvormig spoor vormen.

De informatiestructuur voor de standaardinformatie binnen de spoorgedeelten 4 is opgebouwd uit 25 informatiegebiedjes die in tangentiële richting afwisselen met tussengebiedjes. De informatiegebiedjes kunnen zich van de tussengebiedjes onderscheiden doordat zij een andere transmissie- of reflectiecoëffi-cient hebben, zodat de informatiestructuur een amplitudestructuur is. Bij voorkeur is echter de informatiestructuur binnen een spoorgedeelte 4 een reliëfstructuur of fasestructuur, waarbij de informatiegebiedjes bestaan uit in het registratiedrager-oppervlak verzonken kuiltjes, zoals figuur 2 laat zien, of uit boven het 30 registratiedrageroppervlak uitstekende heuveltjes.

Figuur 2 toont een doorsnede van de registratiedrager volgens de ΙΗΓ van figuur 1. In figuur 2 zijn de informatiegebiedjes aangegeven met 6 en de tussengebiedjes met 7. Het substraat van de registratiedrager is met 8 aangegeven. De breedte, de afmeting in de radiële richting r, van de informatiegebiedjes is nagenoeg constant, evenals de diepte. De informatie is opgeslagen in alleen de opeenvolging van de 35 informatiegebiedjes en tussengebiedjes in de spoorrichting. Bijvoorbeeld kan de informatie gecodeerd zijn in de ruimtelijke frequentie van de gebiedjes 6 en eventueel de lengten van deze gebiedjes. Het is ook mogelijk dat de informatie digitaal gecodeerd is. Dan kunnen we informatiegebiedjes standaard afmetingen hebben, en stelt een bepaalde combinatie van informatiegebiedjes en tussengebiedjes een bepaalde combinatie van digitale en enen voor.

40 Elk spoorgedeelte 4 wordt gevolgd door een blank spoorgedeelte 5. De spoorgedeelten 5 moeten voorzien zijn van een materiaal waarin door straling van voldoende hoge energie, bijvoorbeeld laserstraling, een optisch detecteerbare verandering wordt veroorzaakt. Zoals in de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage van oudere rang 7802859 beschreven is kan de gehele informatiezijde van de registratiedrager bedekt zijn met een laag 9 die enerzijds voldoende reflecterend is om de standaardinformatie in 45 reflectie te kunnen uitlezen, en anderzijds voldoende energie-absorberend is om inschrijving mogelijk te maken. De laag 9 kan bijvoorbeeld bestaan uit bismuth of tellurium waarin door een stralingsbundel, zoals een laserbundel, van voldoend hoge intensiteit gaatjes gesmolten kunnen worden. Het is ook mogelijk dat de gebruiker informatie inschrijft onder gebruikmaking van het magneto-optische effect, waarbij dan de blanke spoorgedeelten 5 bedekt moeten zijn met een magneto-optisch materiaal. De blanke spoorgedeelten 50 5 kunnen ook met andere fotogevoelige lagen bedekt zijn, zoals een laag van gekleurde nitrocellulose of gelatine, waarbij onder invloed van laserstraling plaatselijk ontkleuring van de laag als gevolg van ontleding van de kleurstof plaatsvindt.

In de bij de gebruiker opgestelde inschrijf/uitleesinrichting wordt een stralingsbundel opgewekt, waarvan de intensiteit in een aantal niveaus geschakeld kan worden. Nadat de registratiedrager in de inrichting 55 aangebracht is, wordt de intensiteit van de stralingsbundel op een laag niveau, het leesniveau, ingesteld en worden spoorgedeelten 4 uitgelezen. In deze spoorgedeelten kunnen behalve standaardinformatie ook adressen opgenomen zijn. Wanneer de gebiuiker informatie wil toevoegen aan de informatie aanwezig in 3 192148 een spoorgedeelte 4 wordt, nadat het spoorgedeelte 4 uitgelezen is, de stralingsbundel overeenkomstig de in te schrijven informatie geschakeld tussen een laag niveau en een hoog niveau voor het schrijven, waarbij, bijvoorbeeld gaatjes in de laag 9 gesmolten worden. Door het lokaal wegsmelten van de laag 9 ontstaat in een spoorgedeelte 5 een optisch uitleesbare informatiestructuur die opgevat kan worden als een 5 amplitudestructuur, dat wil zeggen een structuur die de amplitude van een opvallende stralingsbundel beïnvloedt.

In figuur 3 is een aanzicht en in figuur 4 een doorsnede, volgens de lijn IV-IV' in figuur 3, van een tweede uitvoeringsvorm van een registratiedrager die is voorzien van gebieden met standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie weergegeven. In deze gebruikersinformatie zijn de sporen 2 geheel 10 volgeschreven met standaardinformatie. Tussen de sporen 2 bevinden zich, met gestippelde lijnen aangegeven ’’blanke” sporen 10, waarin de gebruiker de voor hem nuttige informatie, die behoort bij de standaardinformatie van een naastliggend spoor 2 kan inschrijven, op dezelfde wijze als in de registratiedrager volgens de figuren 1 en 2.

Het is ook mogelijk dat een spoor 2 slechts gedeeltelijk volgeschreven is met standaardinformatie en dat 15 het resterend deel van dit spoor blank en inschrijfbaar is. Bij dit spoor 2 behoort dan een blank spoor 10 dat nog geheel door de gebruiker ingeschreven kan worden. Dan kan de gebruiker per blok standaardinformatie in een spoor 2 een grote hoeveelheid eigen informatie inschrijven.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 zijn tussen twee informatiesporen 2 met standaardinformatie twee blanke, en door de gebruiker inschrijfbare, sporen 10 aanwezig. Uiteraard kunnen ook drie of meer blanke 20 sporen 10 tussen twee naast elkaar gelegen sporen 2 aanwezig zijn. Deze uitvoeringsvorm van de registratiedrager zal gebruikt worden wanneer de gebruiker per informatiespoor met standaardinformatie een grote hoeveelheid eigen informatie wil inschrijven.

Figuur 6 laat een uitvoeringsvorm van de registratiedrager zien waarbij de informatiestructuur voor de standaardinformatie zich aan de buitenkant van de registratiedrager bevindt. De blanke sporen 10 bevinden 25 zich aan de binnenzijde van de registratiedrager. De plaats van de sporen 2 en de sporen 10 kunnen ook verwisseld zijn.

Bij voorkeur wordt bij gebruik van de registratiedrager, zowel bij het inschrijven van informatie als bij het uitlezen van standaardinformatie en van door de gebruiker ingeschreven informatie, het informatievlak door het substraat heen belicht. Voor de registratiedragers volgens de figuren 2 en 4 betekent dat zij van 30 onderen belicht worden, en dat de informatiegebiedjes 6 heuveltjes zijn. Op de reflectielaag kan dan een laag 11 aangebracht zijn die tegen mechanische beschadigingen beschermt. Dan is de informatielaag goed beschermd tegen stofdeeltjes, krasjes en dergelijke.

De registratiedrager kan ook dubbel uitgevoerd zijn, dat wil zeggen dat twee platen volgens de figuren 2 en 4 terplaatse van de randen tegen elkaar geplakt zijn onder toevoeging van een ringvormig afstands-35 plaatje. Daarbij is de beschermlaag 11 weggelaten en zijn de platen met de lagen 9 naar elkaar toegewend. Een dergelijke samengestelde registratiedrager kan een grote hoeveelheid standaardinformatie èn een grote lengte aan blanke sporen 10 of spoorgedeelten 5 bevatten.

Een registratiedrager die is voorzien van gebieden met standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie kan op velerlei wijzen toegepast worden, waarvan er, bij wijze van voorbeeld, hieronder enkele 40 aangegeven zullen worden.

Zo kan de registratiedrager als een soort archief gebruikt worden waarin allerlei notities en brieven opgeborgen kunnen worden. Door de standaardinformatie is de registratiedrager dan verdeeld in een aantal rubrieken of onderwerpen. De inschrijf/uitleesinrichting is verbonden met een data-invoer-inrichting zoals een toetsenbord. Voor het invoeren van een bepaald document wordt eerst de rubriek waartoe het document 45 behoort ingevoerd, waardoor de stralingsbundel automatisch naar een blank gedeelte van de betreffende rubriek op de registratiedrager gevoerd wordt. Daarna kan het document via het toetsenbord ingevoerd worden. Indien van een schrijftablet gebruik gemaakt wordt, kan ook handgeschreven informatie of een tekening ingevoerd worden.

Het is ook mogelijk dat de standaardinformatie bestaat uit alle, of een gedeelte van alle telefoonnummer 50 van een land. Bij elk telefoonnummer is dan op de registratiedrager een bepaalde ruimte gereserveerd waarin de gebruiker zelf voor hem relevante informatie bij voor hem belangrijke telefoonnummers kan inschrijven.

Bij deze en andere toepassingen vormt de hoeveelheid informatie die de registratiedrager kan bevatten geen probleem. De registratiedrager kan bijvoorbeeld 45 000 sporen bevatten binnen een ringvormig gebied 55 met een binnenstraal van ongeveer 7 cm en een buitenstraal van bijvoorbeeld 14 cm. De periode van de sporenstructuur in radiële richting is bijvoorbeeld 1,6 pm bij een spoorbreedte van bijvoorbeeld 0,6 pm. De gemiddelde lengte, in de spoonichting, van de informatiegebiedjes 6 en van de door de gebruiker inge- 192148 4 schreven informatiegebiedjes is bijvoorbeeld 0,5 pm. Op één zijde van een dergelijke registratiedrager kunnen dan in de orde 7 x 109 bits opgeslagen worden.

De registratiedrager kan verder voor educatieve doeleinden gebruikt worden. Dan bestaat de standaardinformatie uit een bepaald leerprogramma. Een bepaald leesgedeelte kan afgesloten worden door enkele 5 vragen aan de leerling. Deze kan zijn antwoorden op de vragen inschrijven in een blank gedeelte dat het lesgedeelte volgt. De door een leerling afgewerkte registratiedrager kan door een studiebegeleider gecontroleerd worden. Daarbij kan de inschrijf/uitleesinrichting zó uitgevoerd zijn dat de begeleider alleen de antwoorden van de leerling op een monitor kan laten verschijnen.

Als laatste toepassingsvoorbeeld van de registratiedrager kan worden genoemd het gebruik als 10 instructiegever in een geautomatiseerd meetproces of onderzoekproces. De inschrijf/uitleesinrichting kan vetbonden zijn met een aantal meet- of testinrichtingen die in een bepaald proces of van een te onderzoeken object bepaalde functie sof parameters meten. De uitkomst van een bepaalde meting of test kan dan ingeschreven worden in een blank gedeelte dat behoort bij de betreffende instructie. Daarbij zal één gebruiker een groot aantal registratiedragers met dezelfde standaardinformatie gebruiken.

15 Het meet- of testproces behoeft niet een geautomatiseerd proces te zijn. Er kan ook gedacht worden aan metingen of testen die door een persoon uitgevoerd worden. Deze kan dan telkens een volgende test- of meetinstructie op een monitor van de inschrijf/uitleesrichting laten verschijnen. Het, na het uitvoeren van de instructie, verkregen resultaat wordt toegevoerd aan de inschrijf/uitleesinrichting om ingeschreven te worden op het gedeelte van de registratiedrager dat daarvoor gereserveerd is.

20 In het voorgaande is bij herhaling een .inschrijf/uitleesrichting genoemd. Ten aanzien van een dergelijke inrichting kan worden verwezen naar de niet-voorgepubliceerde Nederlandse Octrooiaanvrage van oudere rang 7802859 die ter inzage is gelegd op 18 september 1979.

Deze inrichting is bedoeld voor het inschrijven van een registratiedrager waarin als optisch uitleesbare informatie alleen servosporen met daarin sectoradressen voorkomen. De spoorgedeelten 4 (figuur 1) of de 25 blanke sporen 10 (figuren 3, 5 of 6) van de registratiedrager worden op dezelfde manier optisch uitgelezen als de sectoradressen van de registratiedrager volgens de Nederlandse octrooiaanvrage 7802859. De verwerking van de uitgelezen standaardinformatie is analoog aan die van de uitgelezen informatie van de sectoradressen. De inrichting volgens de Nederlandse octrooiaanvrage 7802859 is met eventuele kleine aanpassingen, dan ook geschikt als inschrijf/uitleesinrichting voor een registratiedrager die is voorzien van 30 gebieden met standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie. Deze inrichting bevat, behalve de middelen voor het uitlezen van de vooraf ingebrachte standaardinformatie en van de door de gebruiker zelf ingeschreven informatie en voor het inschrijven van de informatie ook middelen voor het controleren van de zojuist ingeschreven informatie, en verder servo-mechanismen voor de spoorvolging van de op de informatielaag gevormde stralingsvlek, de fokussering van de stralingsbundel op de informatielaag en voor 35 de tangentiële snelheid van de stralingsvlek ten opzichte van een spoor.

De ingeschreven informatie kan onmiddellijk na het inschrijven gecontroleerd worden, bijvoorbeeld met behulp van een extra stralingsvlek die de inschrijfvlek op korte afstand volgt.

In de inrichting volgens de Nederlandse octrooiaanvrage 7802859 wordt één stralingsbundel opgewekt, die achtereenvolgens als leesbundel en als schrijfbundel gebruikt wordt. Het is ook mogelijk om een aparte 40 leesbundel en een aparte schrijfbundel te gebruiken. Dit is vooral aantrekkelijk bij een registratiedrager volgens de figuren 3, 4, 5 en 6. Verder kan in de inschrijf/uitleesinrichting ook gewerkt worden met meerdere bundels die elk als inschrijfbundel en ais uitleesbundel gebruikt worden.

Ook wanneer een stralingsbundel over een spoorgedeelte 5 van figuur 1 of een blank spoort van figuren 3, 5 of 6 beweegt moet er voor gezorgd worden dat het midden van de door de bundel gevormde stralings-45 vlek steeds samenvalt met het midden van een spoor. Daartoe moeten de spoor-gedeelten 5 of de sporen 10 zich optisch onderscheiden van de tussenstroken 3. Zoals in de figuren 2 en 4 aangegeven is, kunnen de spoorgedeelten 5 en de blanke sporen 10 bestaan uit continue groeven in het oppervlak van de registratiedrager.

De op een, aan een gebruiker geleverde, registratiedrager aanwezige structuur kan worden opgevat als 50 een raster dat een stralingsbundel splitst in een aantal spectrale ordes, welke ordes een bepaalde fase en amplitude toegekend kunnen worden. Voor de uitlezing van de standaardinformatie en van de door de gebruiker ingeschreven informatie, en voor het volgen van een blank spoorgedeelte 5 of een blank spoor 10 zijn voornamelijk de nulde-orde deelbundels en de eerste-orde deelbundels van belang. Sinds enige tijd wordt door aanvraagster het begrip ’’fasediepte” gehanteerd. Deze fasediepte wordt gedefinieerd als het 55 verschil tussen de fasen van de nulde-spectrale orde en een der eerste spectrale ordes.

Bij het uitlezen van de standaardinformatie en van de door de gebruiker ingeschreven informatie wordt bij voorkeur de zogenaamde "Central Aperture”-methode gebruikt. Daarbij wordt de variatie van de totale 5 192148 stralingsintensiteit die van de registratiedrager afkomstig is en door de pupil van een, tussen de registratie-drager en een stralingsgevoelig detectiestelsel aanwezig, objectiefstelsel doorgelaten wordt, bepaald. Gebleken is dat voor deze uitleesmethode een optimaal informatiesignaal verkregen wordt indien de fasediepte ongeveer 180° is.

5 Bij het volgen van een blank spoor 10 of een spoorgedeelte 5 wordt bij voorkeur van de zogenaamde ’’Push-pull” methode gebruik gemaakt. Daarbij wordt het verschil tussen de stralingsgedeelten die door twee pupilhelften van het objectiefstelsel treden gedetecteerd. De scheidingslijn van de pupilhelften is in het geval van spoorvolging effectief evenwijdig aan de spoorrichting. Gebleken is dat bij deze uitleesmethode een optimaal spoorvolgsignaal verkregen wordt indien de fasediepte van de blanke sporen 10 of van de 10 spoorgedeelten 5 een waarde tussen 95° en 145° heeft.

Wanneer men de standaardinformatie wil uitlezen moeten de informatiegebiedjes van de standaardinformatiestructuur één fasediepte hebben uit het gebied van 95° tot 145°. Dan wordt het verschil van de stralingsgedeelten, die door tagentieel verschillende pupilhelften treden, bepaald.

Voor de in de figuren 2 en 4 weergegeven reflecterende fasestructuur met steile wanden wordt de 15 fasediepte van 180° bereikt indien de hoogte van de informatieheuveltjes gelijk is aan λ/4η, terwijl een fasediepte van 135° bereikt wordt indien de hoogte h' van een spoorgedeelte 5 of van een spoor 10 gelijk is aan λ/8η. Daarbij is λ de golflengte van de stralingsbundel en n de brekingsindex van het doorzichtige substraat. Indien de stralingsbundel geleverd wordt door een AlGaAs-diodelaser, waarbij λ - 860 nm., en indien n = 1,5, is de hoogte h van de informatieheuveltjes ongeveer 145 nm. en de hoogte h' van de 20 spoorgedeelten 5 of van de sporen 10 ongeveer 72 nm.

Om ook tijdens het uitlezen van de standaardinformatie met de central-aperture methode een optimaal spoorsignaal te verkrijgen via de push-pull methode, bestaan de tussengebiedjes binnen de standaard-informatiegedeelten bij voorkeur uit kuiltjes of heuveltjes met een fasediepte die gelegen is tussen 95° en 145°, en die dus kleiner is dan de fasediepte van de informatiegebiedjes. Er kan verwezen worden naar de 25 niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 7810463 van oudere rang waarin, onder andere, een grotendeels blanke registratiedrager is beschreven die alleen sectoradressen bevat. De aanpassing van de tussengebiedjes binnen de sectoradressen om een optimaal spoorvolgsignaal te verkrijgen, kan ook toegepast worden in de standaardinformatiegedeelten van de registratiedrager die voorzien van gebieden met standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie.

30 De hierboven aangegeven waarden voor de hoogte h en de hoogte h' gelden voor het geval de hellingshoeken van de wanden van de informatiegebiedjes en van de wanden van de spoorgedeelten 5 of de sporen 10 0° zijn. Onder de hellingshoek wordt verstaan de scherpe hoek tussen deze wanden en een normaal op de informatiestructuur.

Zoals verder in de Nederlandse octrooiaanvrage 7810463 aangegeven is, zullen in de praktijk de 35 servo-informatiegebiedjes binnen de sectoradressen schuine wanden hebben met een hellingshoek tussen 30® en 65°, terwijl de blanke delen van het servospoor V-vormige groeven zijn met een hellingshoek tussen 80° en 85°. Voor het verkrijgen van een optimaal spoorvolgsignaal uit deze groeven moeten deze een fasediepte hebben die ligt tussen 100° en 110°. Ook deze optimalisering van de optische structuur kan toegepast worden op de registratiedrager die is voorzien van gebieden met standaardinformatie en 40 gebieden voor gebruikersinformatie. Daaruit resulteert dan een registratiedrager waarbij de hellingshoek tussen de wanden van de informatiegebiedjes en een normaal op de registratiedrager een nagenoeg 4£C Λ7Λ constant waarde heeft uit het gebied van nm tot nm als n de brekingsindex is van een doorzichtig medium dat het informatie-oppervlak bedekt, en waarbij de informatieloze gedeelten bestaan uit in 45 hoofdzaak V-vormige groeven met een nagenoeg constant hellingshoek uit het gebied van 80° tot 85° en met een nagenoeg constant fasediepte uit het gebied van 100° tot 110°.

Tenslotte is in de Nederlandse octrooiaanvrage 7810463 dat ook de tussengebiedjes binnen de sectoradressen V-vormig zijn met een hellingshoek tussen 80° en 85° en een fasediepte tussen 100° en 110°. Bij toepassing van deze maatregel op een registratiedrager die is voorzien van gebieden met 50 standaardinformatie en gebieden voor gebruikersinformatie waarbij de tussengebiedjes in de standaardinformatiegedeelten in hoofdzaak V-vormig zijn met nagenoeg constant hellingshoek tussen 80° en 85° en met een nagenoeg constante fasediepte tussen 100° en 110°.

Claims (6)

192148 6

1. Registratiedrager met voor verschillende gebruikers nuttige standaardinformatie, die is vastgelegd in een optisch uitleesbare structuur van spoorvormig gerangschikte informatiegebiedjes die, in de spoorrichting, 5 afwisselen met tussengebiedjes, met het kenmerk dat aan ten minste een zijde van het substraat van de registratiedrager buiten de gebieden met de vastgelegde standaardinformatie gelegen gebieden zijn voorzien van een registratielaag voor het langs optische weg inschrijven van specifieke gebruikersinformatie en dat een deel van de standaardinformatie bestaat uit servo-informatie voor het inschrijven van specifieke gebruikersinformatie.

2. Registratiedrager volgens conclusie 2, met het kenmeik, dat de gebieden met de vastgelegde standaardinformatie verspreid over een oppervlak van het substraat zijn aangebracht en dat de gebieden met een registratielaag voor het inschrijven van de gebruikersinformatie zich bevinden tussen de gebieden met de vastgelegde standaardinformatie.

3. Registratiedrager volgens conclusie 1 of 2, waarbij de standaardinformatie is vastgelegd in een structuur 15 van informatiegebiedjes die in de spoorrichting van elkaar gescheiden zijn door tussengebiedjes en waarbij de informatiegebiedjes een nagenoeg constante fasediepte hebben, met het kenmerk, dat de gebieden met een registratielaag voor het inschrijven van gebruikersinformatie een nagenoeg constante fasediepte hebben in het bereik van 95° tot 145°, terwijl de fasediepte van de informatiegebiedjes ongeveer 180° is.

4. Registratiedrager volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de tussengebiedjes in de standaard-20 informatie een nagenoeg fasediepte hebben tussen 95° en 145°.

5. Registratiedrager volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hellingshoek tussen de wanden van de informatiegebiedjes en een normaal op het oppervlak van de registratiedrager een nagenoeg constante waarde heeft in het bereik van 30° tot 65°, dat de geometrische hoogte van de informatiegebiedjes een nagenoeg constante waarde heeft uit het gebied van —2 nm tot =pp nm, waarbij n de brekingsindex is van 25 een doorzichtig medium dat het informatieoppervlak bedekt, en dat de gebieden met een registratielaag voor het inschrijven van gebruikersinformatie bestaan uit in hoofdzaak V-vormige groeven met een nagenoeg constante hellingshoek in het bereik van 80° tot 85° en met een nagenoeg constante fasediepte in het bereik van 100° tot 110°.

6. Registratiedrager volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de tussengebiedjes in de standaard-30 informatie in hoofdzaak V-vormig zijn, dat de hellingshoek van de wanden van de tussengebiedjes nagenoeg constant is en een waarde heeft in het bereik van 80° tot 85° en dat de fasediepte van de tussengebiedjes nagenoeg constant is en een waarde heeft in het bereik van 100° tot 110°. Hierbij 3 bladen tekening