NL192119C - Ontsluitinrichting voor het ontsluiten van geperste vezelbalen. - Google Patents

Description

1 192119

Ontslultinrichting voor het ontsluiten van geperste vezelbalen

De uitvinding heeft betrekking op een ontsluitinrichting voor het ontsluiten van geperste vezelbalen, bijvoorbeeld balen katoen, celwol of dergelijke, waarbij snellopende ontsluitrollen zijn aangebracht die 5 ontsluitschijven of naalden bevatten en die elk samenwerken met een bijbehorend rooster, dat gevormd wordt door ten minste twee aan één einde door een horizontale zwenkas met elkaar verbonden rooster-staven, die tussen de ontsluitschijven zijn gelegen, waarbij de van de zwenkas afgerichte einden van de roosterstaven vrij zijn en zowel de met de zwenkas verbonden einden als de vrije einden onder een hoek van het oppervlak van de vezelbalen af zijn gericht, waarbij de ontsluitinrichting en de vezelbalen langs 10 elkaar strijken en de tanden van de ontsluitschijven, respectievelijk de naalden in de vezelbalen grijpen.

Een dergelijke ontsluitinrichting is bekend uit het Franse octrooischrift 2.577.244. Daarbij is de draairichting van de ontsluitrollen in het gebied van het bovenvlak van de vezelbalen naar buiten gericht. Eike ontsluitrol is in een rooster aangebracht, waarbij de vrije einden van de roosterstaven van deze roosters van elkaar af zijn gekeerd, dus naar buiten zijn gericht. De tussen de ontsluitrollen gelegen, naar binnen gerichte 15 einden van de roosterstaven zijn door middel van een element mechanisch met elkaar verbonden, en dus niet vrij. Bij deze ontsluitinrichting moet het losgemaakte vezelmateriaal tot in twee gescheiden, aan de buitenzijde gelegen afzuigkanalen geslingerd worden, hetgeen leidt tot een kostbare constructie van de afvoer. De afvoerwerking van de inrichting wordt nadelig beïnvloed doordat het losgemaakte vezelmateriaal op zijn weg van het baaloppervlak tot aan de gemeenschappelijk afzuigstomp twee maal van richting 20 veranderd moet worden.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting van de hierboven beschreven soort te verschaffen waarbij deze nadelen zich niet voordoen, en waarbij in het bijzonder de afvoerwerking wezenlijk verbeterd is en de constructie eenvoudiger is. Daartoe verschaft de uitvinding een ontsluitinrichting van de in de aanhef genoemde soort, welke gekenmerkt wordt, doordat de vrije einden van de roosterstaven binnenwaarts naar 25 elkaar toe gericht zijn, en de draairichting van de ontsluitrollen in het gebied van het oppervlak van de vezelbalen naar binnen is gericht.

Doordat de naar elkaar toegerichte einden van de roosterstaven de vrije einden zijn, en dus niet zoals bekend mechanisch met elkaar zijn verbonden, wordt bereikt dat de afdracht van vezelvlokken vrij en zonder belemmering door mechanische elementen plaats heeft, waardoor verstopping van de machine 30 wordt vermeden. De binnenwaarts gerichte draaibeweging van de ontsluitrollen heeft het voordeel dat het afgegeven vezelmateriaal samengevoegd wordt en gemeenschappelijk tot in een enkel afzuigkanaal wordt weggeslingerd. Bij de afdracht door het midden tussen de ontsluitrollen wordt het vezelmateriaal slechts éénmaal van richting veranderd.

Opgemerkt wordt dat uit het Franse octrooischrift 2.518.128 een ontsluitinrichting voor geperste 35 vezelbalen bekend is welke eveneens roosters vertoont met roosterstaven waarvan de vrije einden binnenwaarts gericht zijn. Het betreft hier echter een ontsluitinrichting met een enkele ontsluitrol, waarbij de roosters aan weerszijden van de rol zijn aangebracht en elk verplaatsbaar zijn tussen een bedrijfsstand waarin de roosterstaven op het bovenvlak van de vezelbalen rusten in welke stand de vrije einden van de roosterstaven tussen de naalden, tanden of dergelijke van de sterrol reiken, en een ruststand waarin de 40 roosterstaven ongeveer verticaal boven de vezelbalen hangen. De vrije einden van de roosterstaven zijn daarbij dus niet naar elkaar gericht.

Verder wordt nog opgemerkt dat uit het Duitse ’’Offenlegungsschrift” 3.503.522 een ontsluitinrichting voor geperste vezelbalen bekend is waarvan de draairichting van de ontsluitrollen naar binnen gericht lijkt. Het betreft hier echter een ontsluitinrichting met een enkel vast staand rooster, waarvan het verloop van de 45 roosterstaven nagenoeg samenvalt met een door de omtrek van de ontsluitrollen bepaalde contour.

Bij een ontsluitinrichting van de hiervoor beschreven soort waarbij ten minste in de nabijheid van de vrije einden van de roosterstaven ten minste één van naalden, tanden of soortgelijke snijorganen voorziene sterrol of dergelijke ontsluitingsschijf aangebracht, die samenwerkt met het oppervlak van de vezelbalen, is de sterrol bij voorkeur tussen de vrije einden van de roosterstaven aangebracht, en reiken de vrije einden 50 van de roosterstaven bij voorkeur tot in de tussenruimten tussen de naalden, tanden of soortgelijke snijorganen van de sterrol.

Bij een verdere voorkeursuitvoering van de ontsluitinrichting volgens de uitvinding is tussen de naar elkaar toegekeerde vrije einden van de roosterstaven telkens een tussenruimte aanwezig. Het is andeizijds ook mogelijk de vrije einden van de roosterstaven overlappend ten opzichte van elkaar aan te brengen.

De uitvinding zal in het volgende aan de hand van in de tekening afgebeeide uitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.

55 192119 2

In de tekening toont: figuur 1 schematisch een zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, figuur 2 een bovenaanzicht van de inrichting volgens figuur 1 met overtappende roostereinden, figuur 3 een zijaanzicht van de overlappende roostereinden, 5 figuur 4 een verende ondersteuning van een aantal roosterstaven, figuur 5 een uitvoeringsvorm met een in het midden gelegen aandmkrol tussen de open roostereinden en figuur 6 een uitvoeringsvorm als in figuur 5 met twee extra aan de buitenzijde liggende aandmkrollen.

Volgens figuur 1 zijn de vezelbalen 1 in een vaststaande inspectieruimte vrij opgesteld. Op (niet afgebeelde) 10 geleidingen loopt een horizontaal heen en weer beweegbare wagen waarop een verticaal instelbare afneeminrichting is aangebracht die bestaat uit een huis 2, twee roosterhelften 3, 4, twee freesrollen 5, 6 (ontsluitrollen) en een afzuiginrichting 7. De afneeminrichting beweegt zich in de door de pijlen A en B aangeduide richting. De roosters 3, 4 grijpen in de ruimten tussen de tanden 5a, 6a onder de freesrol 5, 6 (zie figuur 2). De roosters 3,4 liggen daarbij op het bovenvlak 1a van de vezelbalen 1, waardoor neer-15 houders worden gevormd. Voor en achter de freesrollen 5, 6 zijn evenwijdige aandrukrollen 8a, 8b (steun-resp. tegenhoudrollen) aangebracht, die drukken op het oppervlak 1a van de vezelbalen 1. Daardoor en door het ingrijpen van de tanden 8' van de aandrukrollen 8a, 8b worden de vezelbalen 1 vastgehouden en beveiligd tegen verschuiven en kantelen. Bovendien worden de lagen van de vezelbalen 1 tegen een horizontaal wegtrekken door de ontsluitrollen resp. een wegschuiven door de roosters 3, 4 beveiligd. De 20 draairichting van de freesrollen 5, 6 die is aangeduid door de pijlen C, D, is in het bereik van het oppervlak 1a van de vezelbalen 1 naar binnen gericht. De afzuiginrichting 7 voor vlokken is boven de freesrollen 5, 6 aangebracht. In bedrijf beweegt de afneeminrichting met de freesrollen 5, 6 boven de vrij opgestelde vezelbalen 1 heen en weer, waarbij de tanden 5a, 6a van de freesrollen 5, 6 door de openingen tussen de roosters 3 resp. 4 reiken. De uit het oppervlak 1a van de vezelbalen 1 vrijgemaakte vezelvlokken worden 25 door de freesrollen 5,6 naar binnen toe weggeslingerd. Zij komen rechtstreeks in de luchtstroom 9 en worden via het kanaal van de vlokkenafzuiginrichting 7 afgezogen.

De roosters 3, 4 zijn gevormd uit een aantal roosterstaven resp. roosterstangen 3a tot 3c; 4a—4c; zie figuur 2. Elke roosterstaaf bestaat in hoofdzaak uit drie bereiken: een eerste eind 3'; 4', een middelste bereik 3"; 4" en een tweede eind 3, 3'; 4"'. De eerste einden 3', 4' staan onder een hoek α ten opzichte van 30 het oppervlak 1a, de middelste-bereiken 3", 4" liggen in hoofdzaak horizontaal op het oppervlak 1a, de tweede einden 3'", 4'" staan onder een hoek met het oppervlak 1a. De einden 3', 4' zijn open; aan de einden 3'", 4"' zijn de roosterstaven bevestigd aan vasthoudelementen 10a, 10b. Bij elke ontsluitrol 5, 6 is een eigen rooster 3 resp. 4 aangebracht, waarbij de open einden 3', 4' van de roosterstaven 3a tot 3c; 4a tot 4c naar elkaar toe zijn gekeerd.

35 Figuur 2 toont roosterstangen 3a tot 3c en 4a tot 4c van de roosterhelften 3 resp. 4 die zich evenwijdig aan elkaar over de breedte van het oppervlak 1a van de vezelbalen uitstrekken. Tussen de roosterstangen 3a tot 3c en 4a tot 4c zijn schematisch de freesrollen 5, 6 afgebeeld, waarbij het bereik van de werking op het oppervlak 1a tijdens de rotatie ervan met streepstippellijnen is aangegeven. De roosterstangen 3a tot 3c en 4a tot 4c zijn in zijdelingse richting verschoven ten opzichte van elkaar geplaatst. Daardoor kan de door 40 een roosterstang op het oppervlak 1a van de baal gevormde groef door een in de werkrichting daartegenover liggende freesrol 5 resp. 6 worden bewerkt. De aan de buitenzijde liggende einden 3'", 4'" van de roosterstangen 3a tot 3c en 4a tot 4c zijn bevestigd aan een gemeenschappelijk vasthoudelement 10a, resp. 10b, dat is aangebracht aan de zijranden 13 (14 is niet afgebeeld) van het huis 2. De zich aan de buitenzijde bevindende einden 3"', 4"' van de roosters 3, 4 liggen op afstand van de freesrollen 5, 6. De 45 afstand a van de verschoven liggende roosterstaven 3a tot 3c resp. 4a tot 4c dwars op de bewegingsrichting A, B van de ontsluitinrichting bedraagt ongeveer 100 mm. De afstand b van de einden 3', 4' van de roosterstaven 3a tot 3c resp. 4a tot 4c in overtappende uitvoering bedraagt ongeveer 40 mm. Met 10a' en 10b' worden aanslagelementen aangeduid, die verhinderen dat de roosterstaven 3; 3a tot 3c en 4; 4a tot 4c tegen de ontsluitrollen 5 resp. 6 aangesloten.

50 Volgens figuur 3 zijn de open einden 3', 4' van de roosterstaven 3a, resp. 4a overtappend ten opzichte van elkaar gebracht. De afstand tussen de overlapping en het baaloppervlak 1a is aangeduid met c. De hoek tussen het middelste horizontale bereik 3" van de roosterstaaf 3a en het eindbereik 3' is aangeduid met a. De hoek tussen het horizontale bereik 4" van de roosterstaaf 4a resp. het baaloppervlak 1a en het open eindbereik 4' komt overeen met dezelfde hoek a.

55 Figuur 4 toont de verende ophanging van het rooster 3. (Het rooster 4 is op dezelfde wijze opgehangen). De roosterstaven 3a, 3b, 3c zijn bevestigd aan het vasthoudelement 10a, dat via veren 11a, 11b aan een draagelement 12 verend is bevestigd. De roosterstangen 3a tot 3c vormen een buitenste zone I, waarop

Claims (3)

3 192119 een middelste zone II aansluit. De zone II kan ten opzichte van de zone I verschillend verend zijn ondersteund. Volgens figuur 5 is tussen de open einden 3', 4' van de roosterstaven 3a, 4a een met tanden 8' uitgeruste aandrukrol 8c aanwezig. De buitenste begrenzingslijn van de roosterstaven 3a, 4a in het bereik 5 van het tweede eind 3"', resp. 4'" strekt zich in de nabijheid van de freesrol 5, resp. 6 uit, zodat de inrichting in verticale richting in de tussenruimten tussen de balen 1 van een rij balen kan worden bewogen. De hoeken tussen aangrenzende balen 1 kunnen worden bewerkt. Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm, waarbij de twee aan de buitenzijde liggende aandrukrollen 8a, 8b en een aan de binnenzijde liggende aandrukrol 8b aanwezig zijn. De aandruk- resp. tegenhoudrollen 8a tot 8c 10 hebben de voordelige werking, dat zowel de lagen van de vezelbalen 1 alsook de gehele vezelbalen 1 niet op ongewenste wijze kunnen worden verschoven. Bij elke ontsluitrol 5, 6 is een eigen rooster 3, 4 aangebracht. Onder een eigen rooster 3, 4 moet worden verstaan, dat de roosters 3 resp. 4 onafhankelijk van elkaar zijn, d.w.z. dat tussen de open, naar elkaar toegekeerde (tegenover liggende) einden 3', 4' van de roosterstaven 3a tot 3c; 4a tot 4c, telkens een 15 tussenruimte (d; e) aanwezig is. De open, naar elkaar toegekeerde roostereinden 3', 4' zijn mechanisch niet met elkaar verbonden. 20

1. Ontsluitinrichting voor het ontsluiten van geperste vezelbalen, bijvoorbeeld balen katoen, celwol of dergelijke, waarbij snellopende ontsluitrollen zijn aangebracht die ontsluitschijven of naalden bevatten en die elk samenwerken met een bijbehorend rooster, dat gevormd wordt door ten minste twee aan één einde door een horizontale zwenkas met elkaar verbonden roosterstaven, die tussen de ontsluitschijven zijn gelegen, 25 waarbij de van de zwenkas afgerichte einden van de roosterstaven vrij zijn en zowel de met de zwenkas verbonden einden als de vrije einden onder een hoek van het oppervlak van de vezelbalen af zijn gericht, waarbij de ontsluitinrichting en de vezelbalen langs elkaar strijken en de tanden van de ontsluitschijven, respectievelijk de naalden in de vezelbalen grijpen, met het kenmerk, dat de vrije einden (3', 4') van de roosterstaven (3, 4) binnenwaarts naar elkaar toe gericht zijn, en de draairichting (C, D) van de ontsluitrollen 30 (5, 6) in het gebied van het oppervlak (1a) van de vezelbalen (1) naar binnen is gericht.

2. Ontsluitinrichting volgens conclusie 1, waarbij ten minste in de nabijheid van de vrije einden van de roosterstaven ten minste één van naalden, tanden of soortgelijke snijorganen voorziene sterrol of dergelijke ontsluitingsschijf aangebracht is, die samenwerkt met het oppervlak van de vezelbalen, met het kenmerk, dat de sterrol (8c) tussen de vrije einden (3', 4') van de roosterstaven (3, 4) aangebracht is, en de vrije 35 einden (3', 4') van de roosterstaven (3, 4) tot in de tussenruimten tussen de naalden, tanden (8') of soortgelijke van de sterrol (8c) reiken.

3. Ontsluitinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tussen de naar elkaar toegekeerde vrije einden (3', 4') van de roosterstaven (3, 4) telkens een tussenruimte (e) aanwezig is. Hierbij 4 bladen tekening