BE1008415A6 - Weefmachine met kapsels. - Google Patents

Abstract

Weefmachine met kapsels (23,24;27,28) en twee ten opzichte van elkaar verwijderbare delen (1,2) waarbij één kapsel (23,27) aan het eerste deel (1) en één kapsel (24,28) aan het tweede deel (2) is voorzien.

Description

Weefmachine met kapsels.

De uitvinding betreft een weefmachine met kapsels.

Het is bekend een weefmachine volledig of gedeeltelijk in te kapselen met als doel een microklimaat in de weefmachine te bekomen. Dit microklimaat kan geoptimaliseerd worden door lokale klimatisatie en stofafzuiging. Om de geluidshinder van de weefmachine te beperken wordt gebruik gemaakt van kapsels die geluidsabsorberend materiaal bevatten. Het is gekend de kapsels door middel van aandrijfmiddelen automatisch te openen bij een draadbreuk zodat de kapsels de wevers niet hinderen bij het herstellen van een draadbreuk.

Het nadeel van de gekende kapsels is dat deze steeds hinderend zijn voor het uitvoeren van een kettingboomwissel en/of een artikelwissel waarbij naast de kettingboom tevens de kettingwachter, de kaders en het riet vervangen worden.

Het doel van de uitvinding is een weefmachine met kapsels die toelaat een kettingboomwissel en/of een artikelwissel probleemloos uit te voeren.

Tot dit doel betreft de uitvinding een weefmachine met kapsels die twee ten opzichte van elkaar verwijderbare delen bevat waarbij een eerste deel middelen om het weefsel op te trekken bevat en een tweede deel een lager voor een kettingboom bevat, en die minstens één stel van twee samenwerkende kapsels bevat waarbij één kapsel aan het eerste deel en één kapsel aan het tweede deel is voorzien en waarbij de kapsels van ieder stel kapsels een vorm vertonen die toelaat dat de kapsels van elkaar kunnen verwijderd worden bij het van elkaar verwijderen en/of naar elkaar toe gebracht worden bij het naar elkaar toe brengen, van het eerste en tweede deel.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de weefmachine een stel samenwerkende kapsels die zich hoofdzakelijk uitstrekken boven het vlak van de ketting en een stel samenwerkende kapsels die zich hoofdzakelijk uitstrekken onder het vlak van de ketting, waarbij van ieder stel kapsels één kapsel voorzien is aan het eerste deel en één kapsel aan het tweede deel.

De uitvinding biedt als voordeel dat de kapsels geen hinder vormen wanneer de kettingboom samen met het verwijderbare tweede deel uit het eerste deel wordt genomen of in het eerste deel wordt geplaatst. De uitvinding biedt tevens als voordeel dat de kapsels geen hinder vormen voor het reinigen van de van elkaar verwijderde delen.

Teneinde de kenmerken volgens de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 schematisch en in isometrie een weefmachine met kapsels volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 een zijzicht van de weefmachine volgens figuur 1 weergeeft; figuur 3 een doorsnede volgens lijn III-III in figuur 2 weergeeft; figuur 4 een zijzicht van de weefmachine weergeeft, in een stand waarbij delen van de weefmachine van elkaar verwijderd zi jn; figuur 5 een zijzicht van de weefmachine weergeeft waarbij het kapsel van het eerste deel geopend is; figuur 6 een zijzicht van de weefmachine weergeeft waarbij het kapsel van het tweede deel geopend is; figuur 7 een zicht weergeeft volgens pijl F7 in figuur 2; figuur 8 een zijzicht van een weefmachine analoog aan het zijzicht van figuur 2 weergeeft.

In figuur 1 en 2 is schematisch een weefmachine volgens de uitvinding weergegeven. Deze weefmachine bevat een eerste vast opgesteld deel 1 en een tweede verwijderbaar deel 2. Het tweede deel 2 bestaat uit twee zijsteunen die onderling verbonden zijn door een niet weergegeven profiel. Iedere zijsteun bevat een lager 3 voor de kettingboom 4 dat kan samenwerken met de as 5 van de kettingboom 4. Verder bevat iedere zijsteun een ondersteuning 6 voor een sleep 7 en een kettingwachter 8.

Het eerste deel 1 bevat middelen in de vorm van een optrek-inrichting 9 om het weefsel 12 op te trekken. Deze optrekin-richting 9 bestaat in de weergegeven uitvoeringsvorm uit een aangedreven zandboom 10 en een tegenrol 11. Voor de optrek-inrichting 9 wordt het weefsel 12 geleid omheen een borstboom 13 en na de optrekinrichting 9 wordt het weefsel 12 geleid naar een doekboom 14 waarop het weefsel 12 gewikkeld wordt.

Verder zijn weefkaders 15 weergegeven die door een in het eerste deel 1 voorziene aandrijfinrichting 16 op en neer kunnen bewogen worden. De weefkaders 15 worden tevens geleid in geleidingsmiddelen 17 die bevestigd zijn op armen 18. De armen 18 maken hierbij deel uit van de zijsteunen van het tweede deel 2. Het eerste deel 1 bevat nog een lade 19 met een riet 20 en een aandrijfeenheid 21 voor de lade 19.

De kettingdraden 22 strekken zich uit vanaf de kettingboom 4, over de sleep 7, door de kettingwachter 8 en de weefkaders 15 naar het weefsel 12 toe. Het vlak dat gevormd wordt door een horizontale parallel met de sleep 7 en de verbindingslijn van de sleep 7 en de borstboom 13 wordt hierna vlak van de ketting genoemd.

De weefmachine volgens de uitvinding bevat twee stellen samenwerkende en elkaar overlappende kapsels. Een eerste stel met elkaar samenwerkende kapsels strekt zich hoofdzakelijk uit boven het vlak van de ketting. Dit eerste stel kapsels bevat een kapsel 23 dat aan het eerste deel 1 is voorzien en een tweede kapsel 24 dat aan het tweede deel 2 is voorzien.

Zoals zichtbaar in figuur 3 is het kapsel 23 met behulp van scharnieren 25 bevestigd aan het eerste deel 1. De scharnieren 25 staan volgens een horizontale as opgesteld.

Het kapsel 24 is met scharnieren 26, die in het verlengde van de scharnieren 25 liggen en die volgens een horizontale as opgesteld zijn, bevestigd aan de armen 18 van het tweede deel 2. Het kapsel 23 steunt hierbij tevens op de zijfremen van het eerste deel 1 terwijl het kapsel 24 steunt op uitsteeksel 39 voorzien op de ondersteuningen 6. Het kapsel 23 reikt hierbij voorbij de borstboom 13 en het kapsel 24 voorbij de sleep 7 zodat zowel het weefsel 12 als de kettingdraden 22 eveneens beschermd zijn tegen aanraking, beschadiging en bevuiling.

De kapsels 23 en 24 vertonen een vorm die toelaat dat deze kapsels 23 en 24 van elkaar verwijderd kunnen worden bij het van elkaar verwijderen en/of naar elkaar toe gebracht kunnen worden bij het naar elkaar toe bewegen, van het eerste en het tweede deel 1, 2. Hiertoe omhult het kapsel 24 dat voorzien is in het verwijderbare tweede deel 2 het kapsel 23 van het vast opgestelde eerste deel 1, dit betekent dat het kapsel 23 binnenin het kapsel 24 zit. Dit laat toe dat het kapsel 24 bij het verwijderen van het tweede deel 2 ten opzichte van het eerste deel 1, niet in aanraking kan komen met het kapsel 23 en zodoende niet gehinderd wordt door het kapsel 23.

De weefmachine bevat zoals weergegeven in figuur 2 een tweede stel met elkaar samenwerkende kapsels dat zich hoofdzakelijk onder het vlak van de ketting uitstrekt. Dit tweede stel kapsels bevat een kapsel 27 dat aan het eerste deel 1 is voorzien en een kapsel 28 dat aan het tweede deel 2 is voorzien. Het kapsel 27 bestaat uit een wand die bevestigd is aan het eerste deel 1 en die zich uitstrekt tussen de zijfremen van het eerste deel 1. Dit kapsel 27 strekt zich hierbij tevens uit van nagenoeg de optrekinrichting 9 tot onderaan de weefmachine. Op deze plaats bevat het kapsel 27 een goot 29 die in verbinding kan staan met een niet weergegeven stofafzuiginrichting. Per weefmachine kan een stofafzuiging voorzien worden of als stofafzuiging kan een sich langsheen de weefmachines verplaatsbare stofafzuiging voorzien worden die achtereenvolgens stof vanuit goten 29 van verschillende weefmachines zuigt.

iet kapsel 28 bestaat tevens uit een wand die bevestigd is aan het tweede deel 2 en die zich uitstrekt tussen beide sijfremen van het tweede deel 2 en vanaf de sleep 7 tot een positie die, wanneer beide delen 1 en 2 samenwerken, in de goot 29 is gelegen. Hierbij is het kapsel 28 tevens boven het capsel 27 gelegen zodanig dat bij het verwijderen van het ;weede deel 2 ten opzichte van het eerste deel 1, het kapsel 28 ongehinderd tenopzichte van de goot 29 van het kapsel 27 <an passeren en zodoende niet gehinderd wordt door het kapsel 27 .

Daar het eerste deel 1 en het tweede deel 2 samenwerkende geleidingen 30 en 31 bevatten die alleen toelaten dat het tweede deel 2 vertikaal ten opzichte van het eerste deel 1 kan verwijderd worden, is het mogelijk een verlengsel 32 te voorzien aan de goot 29 van het kapsel 27 dat kan overlappen net het kapsel 28.

Het is duidelijk dat de goot 29 niet noodzakelijk eendelig met het kapsel 27 hoeft uitgevoerd te worden maar dat de goot 29 volgens een variante kan bevestigd worden aan het kapsel 27 of aan een uiteinde van dit kapsel 27 kan voorzien worden.

De uiteinden van zowel het kapsel 27 als het kapsel 28 die tegenover de goot 29 zijn gelegen, kunnen voorzien worden van een blaasinrichting 33 en 34 teneinde toe te laten stof dat zich opstapelt op de kapsels 27 en 28 in de goot 29 te blazen. Deze blaasinrichtingen 33 en 34 kunnen met kleppen met een persluchtbron verbonden worden, waarbij deze kleppen de luchttoevoer automatisch kunnen afsluiten wanneer een kapsel 23 of 24 geopend wordt.

In figuur 4 wordt een toestand weergegeven waarbij het eerste en het tweede deel 1, 2 van elkaar verwijderd zijn. Vooraleer het verwijderen van beide delen worden de weefkaders 15 van hun aandrijfinrichting 16 ontkoppeld en ten opzichte van het tweede deel 2 met niet weergegeven steunen ondersteund. Het riet 20 wordt ook van de lade 19 verwijderd en in een steun 35 gelegd, die aan het eerste weefkader 15 voorzien wordt.

Aan het kapsel 28 dat bevestigd is aan de zijfremen van het tweede deel 2 kan nog een steun 36 voorzien worden die toelaat het tweede deel 2 op de grond te ondersteunen zodanig dat de kettingboom 4 zich op een zekere afstand van de grond bevindt. De kapsels 27 en 28 die bevestigd zijn aan het eerste of tweede deel 1 en 2 dragen uiteraard ook bij tot de structurele stijfheid van deze delen 1 en 2.

In de stand weergegeven in figuur 4 kan zowel het eerste deel 1 als het tweede deel 2 eenvoudig door middel van een stofafzuiginrichting of een gecombineerde blaas- en stofafzuiginrichting gereinigd worden. Hierbij vormen de kapsels 23, 24, 27 en 28 geen hinder voor het reinigen van de delen 1 en 2. Dit reinigen van deze delen kan zowel manueel of met een reinigingsrobot gebeuren.

Zoals weergegeven in figuren 1, 2, 5 en 6 bestaat het kapsel 23 uit een mantelvlak van een cilinder en een cirkelsegment dat het manteloppervlak met de scharnieren 25 verbindt. Het kapsel 24 bevat eveneens een gedeelte van een mantelvlak van een cilinder, een daarop aansluitend vlak en gedeelte dat het mantelvlak en het daarop aansluitend vlak met de scharnieren 26 verbindt.

In figuur 5 wordt een stand weergegeven waarbij het kapsel 23 omheen de scharnieren 25 ongeveer negentig graden verdraaid is en zich hierbij nagenoeg volledig in het kapsel 24 bevindt. De wever heeft hierbij eenvoudig toegang tot de kettingdraden en de inslagdraden. In figuur 6 wordt een stand weergegeven waarbij het kapsel 24 omheen de scharnieren 26 ongeveer zestig graden verdraaid is en zich hierbij over het kapsel 23 bevindt. De wever heeft hierbij eenvoudig toegang tot de kettingdraden 22.

Teneinde geluid te dempen kan tussen de kapsels 23 en 24, zoals weergegeven in figuur 7, een afdichting 37 voorzien worden. Deze afdichting 37 bestaat uit een rubberen band die bevestigd is aan het kapsel 24 en die een breedte vertoont zodanig dat deze wanneer het eerste deel 1 en het tweede deel 2 samenwerken, deze afdichting 37 kontakt maakt met het eerste deel 1.

Zoals aangeduid in figuur 8 steunt het kapsel 23 op de zij-fremen van het eerste deel 1. Ter hoogte van de randen waar het kapsel 23 steunt, is het kapsel 23 voorzien van een afdichting 38 die bijvoorbeeld eveneens bestaat uit een rubberen band. Het kapsel 2 4 rust op de scharnieren 26 en op een uitsteeksel 39 van de ondersteuning 6. De kapsels 23 en 24 overlappen hierbij elkaar zodanig dat wanneer de ondersteuning 6 in zijn onderste stand staat beide kapsels 23 en 24 nog samenwerken.

De kapsels 23 en 24 vertonen zoals weergegeven in figuur 1 doorschijnende gedeelten 40 die toelaten het weefgedeelte, in het bijzonder de kettingwachter 8, de weefkaders 15 en de insertiezone, te inspecteren zonder de kapsels 23 of 24 te moeten openen.

Tevens kunnen niet weergegeven aandrijfmechanismen voorzien v.orden die het kapsel 23 openen bij detectie van een inslagdraadbreuk en het kapsel 24 bij detectie van een kettingdraadbreuk. Uiteraard kunnen drukknoppen voorzien worden die samenwerken met de voornoemde aandrijfmechanismen teneinde de kapsels 23 of 24 te openen. Het openen van de kapsels 23 of 24 kan volgens een variante tevens met behulp van een draadloze afstandbediening gebeuren.

In geval het kapsel 24 geopend wordt, zoals weergegeven in figuur 8, kan eveneens met aandrijfmiddelen een trede 41 voor de wever uitgeschoven worden. Bij het sluiten van het kapsel 24 wordt de trede 41 terug automatisch in het tweede deel 2 geschoven. Tevens kunnen schakelaars die een elektrisch kontakt verbreken bij een geopend kapsel 23,24 voorzien worden om een in werking zijnde machine te stoppen en/of om te verhinderen dat een weefmachine kan starten bij geopende kapsels. Weliswaar verhinderen deze schakelaars het draaien van de weefmachine op lage snelheid of de zogenaamde traagloopbeweging niet.

Het is duidelijk dat de weefmachine naast een stel samenwerkende kapsels die volgens de uitvinding respectievelijk aan een eerste deel 1 en een tweede deel 2 voorzien zijn de weefmachine tevens kapsels kan vertonen die slechts aan een enkel deel van de weefmachine zijn voorzien. Volgens een variante kan hiertoe de weefmachine twee kapsels 27 en 28 bevatten die respectievelijk aan een eerste deel 1 en een tweede deel 2 zijn voorzien en kunnen de kapsels 23 en 24 bijvoorbeeld beiden draaibaar bevestigd zijn aan het tweede deel 2.

De weefmachine met kapsels volgens de uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.

Claims (5)

1. Weefmachine met kapsels (23,24;27,28) daardoor gekenmerkt dat de weefmachine twee ten opzichte van elkaar verwijderbare delen (1,2) bevat waarbij een eerste deel (1) middelen (9) om het weefsel op te trekken bevat en een tweede deel (2) een lager (3) voor een kettingboom (4) bevat, en dat de weefmachine minstens één stel van twee samenwerkende kapsels (23,24,-27,28) bevat waarbij één kapsel (23,27) aan het eerste deel (1) en één kapsel (24,28) aan het tweede deel (2) is voorzien en waarbij de kapsels (23,24,-27,28) van ieder stel kapsels een vorm vertonen die toelaat dat de kapsels (23,24; 27,28) van elkaar kunnen verwijderd worden bij het van elkaar verwijderen en/of naar elkaar toe gebracht worden bij het naar elkaar toe brengen, van het eerste en tweede deel (1,2).

2. Weefmachine volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een vast opgesteld eerste deel (1) en een verwijderbare tweede deel (2) bevat en dat van ieder stel samenwerkende kapsels (23,24,-27,28) het kapsel (24,28) voorzien aan het tweede verwijderbare deel (2) zich boven het kapsel (23,27) voorzien aan het eerste vast opgestelde eerste deel (1) bevindt.

3. Weefmachine volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een stel draaibaar opgestelde samenwerkende kapsels (23,24) bevat die zich hoofdzakelijk uitstrekken boven het vlak van de ketting, waarbij een kapsel (23) draaibaar is ten opzichte van het eerste vast opgestelde deel (1) en een kapsel (24) draaibaar is ten opzichte van het verwijderbare tweede deel (2) .

4. Weefmachine volgens één der konklusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de weefmachine een stel samenwerkende kapsels (27,28) bevat die zich hoofdzakelijk uitstrekken onder het vlak van de ketting waarbij een kapsel (27) bevestigd is aan het vast opgestelde eerste deel (1) en een kapsel (28) aan het verwijderbare tweede deel (2).

5. Weefmachine volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat het aan het eerste deel (1) bevestigde kapsel (27) een goot (29) vertoont waarin het aan het tweede deel (2) bevestigde kapsel (28) reikt, wanneer beide delen (1,2) samenwerken.