BE1000552A4

BE1000552A4 - Inrichting voor het verwijderen van afvalprodukten bij textielmachines.

Info

Publication number: BE1000552A4
Application number: BE8700519A
Authority: BE
Original assignee: Picanol Nv
Priority date: 1987-05-12
Filing date: 1987-05-12
Publication date: 1989-01-31
Also published as: DE3876681D1; EP0291485B1; EP0291485A1; US4869296A; DE3876681T2

Abstract

Inrichting voor het verwijderen van afvalprodukten bij textielmachines, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit twee gedeelten, namelijk een eerste gedeelte (9) dat langs de te reinigen machine (1), respektievelijk machines, beweegbaar is, en een tweede gedeelte (10) dat aan de betreffende machine (1), respektievelijk machines, is aangebracht, waarbij het eerste en tweede gedeelte (9, 10) met elkaar kunnen samenwerken.

Description

Inrichting voor het verwijderen van afvalprodukten bij
EMI1.1
textielmachines. textielmachines.

Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van afvalprodukten bij textielmachines, m. a. w. een inrichting waarbij door de vorming van een lucbtstroom in de verwijdering van stof en/of draadresten en/of dergelijke uit machines wordt voorzien.

Het is bekend dat bij textielmachines en in het bijzonder bij weefmachines een relatief grote hoeveelheid stof, meer speciaal weefstof als afvalprodukt, ontstaat. Het is duidelijk dat dergelijk stof de goede werking van zulke machines kan verstoren en tevens fouten in het weefsel kan veroorzaken en bijgevolg regelmatig dient verwijderd te worden.

Het is eveneens bekend dat bij voornoemde machines draadresten ontstaan die in het algemeen in recipienten worden opgevangen, die regelmatig moeten geledigd worden.

Tot nu toe kent men hoofdzakelijk twee soorten reinigingsinrichtingen om stof, zoals weefstof, uit textielmachines te verwijderen. Een eerste type, waarbij de reinigingsinrichting vast deel uitmaakt van de betreffende textielmachine, is onder meer bekend uit de oktrooien, respektievelijk oktrooiaanvragen, DE 1. 710. 296, DOS 2. 063. 521,
GB 2. 027. 878, US 2. 400. 792 en US 4. 543. 999. Deze inrichtingen vertonen het nadeel dat zij veel plaats in de betreffende machines innemen.

Er blijft-bijvoorbeeld bij weefmachines - dan ook nog weinig plaats voorhanden om in de plaatsing van automatische apparaten, zoals deze steeds meer en meer worden aangewend, te voorzien.

Volgens het tweede bekende type wordt gebruik gemaakt van reinigingsinrichtingen die volledig onafhankelijk van de textielmachines langs deze laatste kunnen bewegen, en zodoende door middel van al dan niet beweegbare. luchtkanalen gedurende de presentatie aan een machine het stof kunnen wegblazen, en/of opzuigen. Deze reinigingsinrichtingen, die onder meer bekend zijn uit de dokumenten EP-A1-192. 014, DOS 1. 919. 229, DAS 2. 815. 188 en US 3. 429. 746, vertonen echter het nadeel dat zij niet in de reiniging van moeilijk in de machine te bereiken plaatsen kunnen voorzien.

De huidige uitvinding heeft nu als voorwerp een volledig nieuw type van reinigingsinichting voor textielmachines, waarbij

voornoemde nadelen systematisch worden uitgesloten en ook de mogelijkheid geboden wordt andere afvalprodukten zoals draadresten o. a. uit de voornoemde recipienten te verwijderen. Hiertoe bestaat de inrichting volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit twee gedeelten, namelijk een eerste gedeelte dat langs de te reinigen machine, respektievelijk machines, beweegbaar is, en een tweede gedeelte dat aan de betreffende machine, respektievelijk machines, is aangebracht, waarbij het eerste en tweede gedeelte met elkaar kunnen samenwerken.

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het eerste gedeelte gevormd door een blaas- en/of zuiginrichting en hiermee verbonden luchtkanalen met blaas-en/of zuigmonden, terwijl het tweede gedeelte hoofdzakelijk bestaat uit in de machine aangebrachte luchtkanalen, tevens met blaas-en/of zuigmonden, waarbij gedurende de samenwerking van de eerste en tweede gedeelten de luchtkanalen van het tweede gedeelte hoofdzakelijk als verlengstukken van een aantal van de luchtkanalen van het eerste gedeelte funktioneren.

Het is duidelijk dat zodoende het aantal komponenten van de reinigingsinrichting dat in. de betreffende machine aanwezig is tot een minimum herleid kan worden, terwijl toch tot nabij de moeilijkst bereikbare plaatsen in een doeltreffende afvalafvoer, zoals daar zijn stof, draadresten en dergelijke, kan voorzien worden.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een weefmachine weergeeft die voorzien is van een inrichting volgens de uitvinding ; figuren 2 en 3 varianten weergeven.

In'figuur 1 wordt schematisch een weefmachine 1 weergegeven, evenals de belangrijkste onderdelen ervan, zoals de kettingboom 2, de kaders 3 die in de vorming van een'weefvak 4 voorzien, de lade 5 en de doekboom 6. Verder zijn nog de ketting 7 en het doek 8 aangeduid.

De inrichting volgens de uitvinding bestaat hoofdzakelijk uit een eerste en tweede gedeelte, respektievelijk 9 en 10, die met elkaar kunnen samenwerken.

Het eerste gedeelte 9 is beweegbaar langs de weefmachine 1 en kan zodoende opeenvolgend aan meerdere weefmachines gepresenteerd worden. De verplaatsing van het eerste gedeelte 9 kan bijvoorbeeld bekomen worden door middel van

transportmiddelen 11 die een beweging langs boven de weefmachines 1 voorziene geleidingen 12 of rails toelaten.

Verder is het eerste gedeelte 9 hoofdzakelijk opgebouwd uit een bloa s-enlof zuiginrichting 13, bijvoorbeeld gevormd door een kompressor en een luchtpomp, en hierop aangesloten luchtkanalen 14 en 15 die respektievelijk voorzien zijn van blaasmonden 16 en zuigmonden 17, een en ander zodanig dat deze laatste in de nabijheid van de weefmachine 1 kunnen gepresenteerd worden.

Het tweede gedeelte 10 van de inrichting wordt, althans in de weergegeven uitvoeringsvorm, gevormd door een aantal in de weefmachine 1 geintegreerde lucbtkanalen 18 en. 19 die tevens voorzien zijn van blaaemonden 20 en/of zuigmonden 21, waarbij gedurende de presentatie van het eerste gedeelte 9 van de inrichting aan de weefmachine. l de laatstgenoemde luchtkanalen 18 en 19 als het ware verlengstukken vormen voor de eerstgenoemde luchtkanalen 14 en 15.

De luchtkanalen 18 en 19 van het tweede gedeelte 10 zijn uiteraard zodanig gesitueerd dat de blaasmonden 20, respektievelijk zuigmonden 2. 1, op alle noodzakelijke plaatsen in de weefmachine 1 in een luchtstroom 22 voor het wegblazen, respektievelijk wegzuigen van afvalprodukten kunnen voorzien. Het stof en dergelijke zal doorgaans langs onder uit de

machine 1 geblazen worden en zijdelings opgevangen worden door de zich nabij de vloer 23 bevindende zuigmonden 17 van het eerste gedeelte 9.

Zowel de luchtkanalen 14-15 en 18-19 van het eerste gedeelte 9 als van het tweede gedeelte 10 kunnen voorzien zijn van afsluitkleppen, teneinde in de toestand dat beide gedeelten 9 en 10 niet samenwerken, te vermijden dat ongewenste luchtstromingen en/of ongewenste stofindringing ontstaat.

In figuur 2 wordt een variante van de inrichting weergegeven voor een ander type weefmachine. In figuur 2 wordt ook schematisch duidelijk gemaakt dat de transportmiddelen 11, (die in volle lijn getekend zijn) eventueel kunnen vervangen worden door transportmiddelen 24 die in een over de vloer 23 verrolbare ondersteuning voorzien, zoals in streep-puntlijn weergegeven. Anderzijds zou ook nog van rails of dergelijke kunnen gebruik gemaakt worden die op de naast elkaar geplaatste weefmachines zijn vastgemaakt.

Volgens een bijzondere variante, zoals weergegeven in figuur 3, kan de inrichting nog voorzien zijn van verscheidene bewegingsmecbanismen die toelaten dat bepaalde onderdelen van het eerste gedeelte 9 en/of het tweede gedeelte 10 welbepaalde bewegingen kunnen uitvoeren, teneinde alle plaatsen in de weefmachine 1 te kunnen bereiken. Dergelijke

bewegingsmechanismen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een teleskopische ophanging 25 van het eerste gedeelte 9, of verder nog uit andere teleskopische verbindingen 26, translatiemechanismen 27 of wentelbare mechanismen 28 die hoofdzakelijk in de verplaatsing van een aantal luchtkanalen kunnen voorzien. De bewegingsmechanismen kunnen eventueel een geprogrammeerde of door sjablonen geleide beweging uitvoeren teneinde in een bepaalde reinigingscyclus te voorzien.

Uiteindelijk is in figuur 3 op schematische wijze nog een recipient 29 voor draadresten of dergelijke weergegeven, dat kan samenwerken met een luchtkanaal 15 van het eerste gedeelte 9 en eventueel voorzien is van een kanaal 19.

De blaas-en/of zuiginrichting 13 kan in de plaats van uit een kompressor en luchtpomp, ook bestaan uit aansluitingen op een
EMI7.1
persluchtinstallatie of onderdrukinstallatie. Het is duidelijk dat de transportmiddelen 11 of 24 in een kontinue of diskontinue verplaatsing van het eerste gedeelte 9 kunnen voorzien, en dat de bewegingsmechanismen 25 t. e. m. 28 al dan niet in kombinatie met de verplaatsing van het eerste gedeelte 9 kunnen bevolen worden.

Om een beter reinigingseffekt te bekomen kan met luchtstoten gewerkt worden. Het bewegende gedeelte 9 kan uiteraard ook met

allerlei andere apparatuur, zoals bijvoorbeeld een knoopinrichting, uitgerust zijn.

De huidige uitvinding i8 geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het verwijderen van afvalprodukten bij textielmachines kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims

Conclusies. EMI9.1 ---------- 1.-Inrichting voor het verwijderen van afvalprodukten bij textielmachines, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit twee gedeelten, namelijk een eerste gedeelte (9) dat langs de te reinigen machine (1), respektievelijk machines, beweegbaar is, en een tweede gedeelte (10) dat aan de betreffende machine (1), respektievelijk machines, is aangebracht, waarbij het eerste en tweede gedeelte (9, 10) met elkaar kunnen samenwerken.

2. - Inrichting volgens conclusie 1. daardoor gekenmerkt dat het eerste gedeelte (9) gevormd wordt door een blaas-en/of zuiginrichting (13) en hiermede verbonden luchtkanalen (14, 15) met blaas-en/of zuigmonden (16, 17), terwijl het tweede gedeelte (10) hoofdzakelijk bestaat uit in de machine (1) aangebrachte luchtkanalen (18, 19), tevens met blaas-en/of zuigmonden (20, 21), waarbij gedurende de samenwerking van het eerste en het tweede gedeelte, de luchtkanalen (18, 19) van het tweede gedeelte (10) hoofdzakelijk als verlengstukken van een aantal van de luchtkanalen (14,15) van het eerste gedeelte (9) funktioneren.

3.-Inrichting volgens conclusie l of 2, daardoor gekenmerkt dat het eerste en/of tweede gedeelte (9, 10) op zichzelf nog <Desc/Clms Page number 10> voorzien is van bewegingsmechanismen (25, 26, 27, 28) voor de verplaatsing van een aantal elementen van deze gedeelten.

4.- Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het eerste gedeelte (9) voorzien is van transportmiddelen (11) die in een verplaatsing van het eerste gedeelte (9) langs boven de machines (1) geplaatste geleidingen (12) voorzien.

5.-Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat het eerste gedeelte (9) bestaat uit een blaas-en zuiginrichting (13) die zieh boven de machines heen beweegt, en een aantal luchtkanalen (14, 15) die naar onder toe tot in de nabijheid van de te reinigen machine (l) reissen.

6.-Inrichting volgens éen der conclusies 1 t. e. m. 3. daardoor gekenmerkt dat het eerste gedeelte (9) voorzien is van transportmiddelen (24) die in de beweging van dit gedeelte (9) over de vloer (23) voorzien.

7.-Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor EMI10.1 gekenmerkt de luchtkanalen (14, zijn J van afsluitkleppen. <Desc/Clms Page number 11> dat8.-Inrichting volgens conclusie l of 2, daardoor gekenmerkt dat het tweede element (10) een of meer recipienten (29) bevat voor het verzamelen van afvalprodukten.

9.- Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat transportmiddelen (11, 24) voorzien zijn die in een kontinue verplaatsing voorzien van het eerste gedeelte (9) t. o. v. het tweede gedeelte (10).

10.- Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat transportmiddelen (11, 24) voorzien zijn die in een diskontinue verplaatsing voorzien van het eerste gedeelte (9) t. o. v. het tweede gedeelte (10).

11.-Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het eerste gedeelte (9), respektievelijk het tweede gedeelte (10) voorzien is van een of meer bewegingsmechanismen (25 tot 28) die toelaten dat bepaalde onderdelen van het eerste gedeelte (9) enlof het tweede gedeelte (10) bewegingen kunnen uitvoeren tijdens de verplaatsing van het eerste gedeelte (9).

12.-Inrichting voor textielmachines, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande figuren.