NL1034363C2

NL1034363C2 - Plaatvormige stromingsgeleider voor scharnierend getrokken voertuigen.

Info

Publication number: NL1034363C2
Application number: NL1034363A
Authority: NL
Inventors: Gandert Marcel Rita Van Raemdonck
Original assignee: Gandert Marcel Rita Van Raemdonck
Priority date: 2007-08-13
Filing date: 2007-09-11
Publication date: 2009-02-16
Also published as: AU2008287602A1; CN101795931A; CN101795931B; BRPI0814258A2; AU2008287602B2; CA2696496C; US8616616B2; EP2188169B1; CA2696496A1; US20120153668A1; KR101474702B1; EP2188169A1; KR20100053668A; WO2009022904A1; BRPI0814258B1; PL2188169T3; JP2010536631A; MX2010001706A; JP5584866B2; ES2527938T3

Description

Korte aanduiding: Plaatvormige stromingsgeleider voor scharnierend getrokken voertuigen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hulpmiddel om de aërodynamische weerstand te minimaliseren die ontstaat wanneer trekkers, aanhangwagens, motorwagens, 5 vrachtauto’s, en andere voertuigen zich door lucht verder bewegen. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een plaatvormige stromingsgeleider die een voorrand, een onderrand, een achterrand en een bovenrand heeft. De stromingsgeleider is monteerbaar langs de bovenrand in een in hoofdzaak verticale positie aan het lichaamsgedeelte van een getrokken voertuig van een voertuigcombinatie dat ten minste twee schanierend 10 aaneengesloten voertuigen omvat. Een gemonteerde stromingsgeleider strekt zich ten minste gedeeltelijk onder het lichaamsgedeelte uit in longitudinale richting van het getrokken voertuig.

Het is een bekend gegeven dat de aërodynamische prestaties van de uitwendige vorm van een voertuig en zijn beweging door een medium in een dimensieloos getal gevat 15 kan worden, namelijk de weerstandscoëfficiënt CD. De weerstandscoëfficiënt bij lagere snelheden van een lichaam is hoofdzakelijk afhankelijk van de aërodynamische vormgeving van het lichaam en het Reynolds getal, dat een maat is voor de verhouding van de inertie en de viskeuze krachten in de luchtstroming. De weerstandscoëfficiënt en de overeenkomstige aërodynamische krachten zijn direct verwant met de voertuigsnelheid tot de tweede macht en 20 aan de brandstofconsumptie, dus de operationele kosten, van dat overeenkomstige voertuig.

Transportvoertuigen kunnen in een aërodynamisch opzicht als stompe lichamen worden gekenmerkt. Dit betekent dat de aërodynamische eigenschappen van deze wegvoertuigen sterk worden beïnvloed door losgelaten stromingen. Een losgelaten stroming komt voor wanneer de grenslaag, een dunne laag die het snelheidsverschil tussen het 25 bewegende voertuig en de lagere luchtsnelheid overbrugt, een grote ongunstige drukgradiënt niet kan overbruggen ten gevolge van, bijvoorbeeld, een abrupte geometrische veranderingen in het lichaam zoals de achterkant van stompe voertuigen.

De term ‘stomp’ verwijst meest meestal naar lichamen die loslating aan de voorste rand induceren, aangezien dit het meeste voorkomt bij voertuigen met grote zijwindhoeken.

30 Maar hier is de term toegepast op lichamen die grote loslatingsgebieden hebben ten gevolge van een stompe achterkant. De stroming die de voorzijde van het voertuig raakt, gaat, bijvoorbeeld, langs de zijkant van de oplegger naar de achterkant van de zelfde oplegger waar het niet in staat is een hoek van 270 graden, die uit de zij- en achteroppervlakken bestaat, te volgen. Een ander voorbeeld zijn de scherpe randen die bij de meeste hoeken van 35 commerciële bulk wegtransport voorkomen. De gevolgen van deze losgelaten stromingen zijn 1034363 2 het duidelijkst in hun hogere aërodynamische weerstandsniveaus, waar de component van de drukweerstand vele malen hoger is ten gevolge van loslating dan de bijdrage van de wrijvingskrachten zoals bij vleugelprofielen wel het geval is. De aërodynamische weerstand van een stompe vorm is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het drukverschil van de voor- en 5 achterkant van het lichaam, met betrekking tot de omgevingsdruk, waarbij slechts een secundaire bijdrage is toe te schrijven aan de oppervlaktewrijving.

De brandstofbesparing en de bijbehorende brandstofkosten van transportvoertuigen zijn zeer belangrijke aandachtspunten binnen de operationele kosten van nationale en internationale vervoersbedrijven. Tot op heden is het vervoer van goederen over de weg één 10 van de meest efficiënte en flexibele methode binnen het marktgebied van vrachtvervoer. Een groot deel van het motorvermogen wordt gebruikt om de aërodynamische krachten te ovenvinnen die op een voertuig aanwezig zijn ten gevolge van de passage door lucht. Naast het verminderen van de aërodynamische weerstand met speciaal ontworpen hulpmiddelen of aërodynamisch goed gestroomlijnde lichamen, kunnen ook andere maatregelen het 15 brandstofverbruik positief beïnvloeden. Bijvoorbeeld het toepassen van een lager voertuiggewicht door lichtgewicht te construeren, door de wrijvingscoëfficiënt van banden te verbeteren die de wrijvingskrachten van de band verminderen en door mechanische efficiëntie van de mechanische delen zoals de motor, de versnellingsbak en de aandrijfassen te verhogen. Naast een verhoogde brandstofbesparing zal een beter aërodynamisch gedrag 20 van een voertuig de uitstoot van milieuonvriendelijke uitlaatgassen verlagen evenals een veiligere verkeerssituatie creëren wegens, bijvoorbeeld, de verminderde bandslijtage. Door de aërodynamische instabiliteiten in de luchtstroom rond en in het zog achter het voertuig, zwalkt het voertuig langzaam over de weg dat bandslijtage veroorzaakt. Dit kan resulteren in een mogelijk gebarsten band wat een onveilige verkeerssituatie initieert.

25 Wanneer een wegvoertuig over de weg vordert, gedraagt het volume lucht in de nabijheid van de voorzijde van het voertuig zich eigenlijk als een frontale barrière dat stagnatieweerstand veroorzaakt en dus een verlies aan brandstof. Er is reeds significante vooruitgang gemaakt in het aërodynamisch ontwerp van de cabine van de trekker en van vrachtauto’s in het algemeen. De afgeronde cabinehoeken, zij- en dakwindgeleiders, 30 aërodynamische spiegels, en zij-panelen worden over het algemeen breed toegepast om de opening tussen de cabine en de aanhangwagen te sluiten. Ook zijn verscheidene aërodynamische apparaten ontwikkeld voor de achterkant van het voertuig, zoals een bootstaart, splitplaten, leidvinnen, luchtdeflectoren, en pneumatische systemen, die de totale weerstand van het wegvoertuig beduidend verlagen. Aangezien de onderkant van een 35 oplegger gewoonlijk transversale en longitudinale chassisbalken, een palletbak, assen, steunbenen, materiaalopslag ruimten, en andere elementen omvat, wordt dit gebied gekenmerkt door een sterk verstoorde en losgelaten luchtstroming.

3

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op voertuigen die sterk verstoorde gebieden hebben als resultaat van een onderbroken luchtstroming bij een positie van een scharnierende verbinding tussen minstens twee delen van de totale voertuigcombinatie. Dergelijke verstoorde gebieden komen bijvoorbeeld voor bij het scharnierende 5 verbindingspunt tussen een oplegger en een trekker of de verbinding tussen één of veelvoudige aanhangwagen aan een motorwagen. Een ander voorbeeld van een voertuigcombinatie is een spoorwegtrein bestaande uit een locomotief en uit verscheidene wagons. De locomotief en de wagons zijn allen scharnierend aan elkaar verbonden. Bij elke verbinding, komen gebieden met grote drukverschillen voor. Waarbij de luchtstroom langs het 10 voertuig is onderbroken, waardoor op een ongunstig manier het aërodynamische gedrag van de totale voertuigcombinatie beïnvloeden.

Het V.S. Patent nr. 6.974.178 van Ortega en Salari illustreert verscheidene assemblages van schotten die stroomopwaarts van de wielassemblage zijn geplaatst. Deze zijn toegepast zodat ze de luchtstroom doen afwijken vanaf de wielassemblage om de 15 inherente druk bij de wielassemblage te verminderen.

Een eerste uitvoeringsvorm van de apparaten van het V.S. patent nr. 6.974.178 toont een wigvormige zijpaneelopstelling. De zijpanelen zijn gemonteerd aan de onderkant van het voertuiglichaam voor de achterwielassemblage gebruik makend van bevestigingsmiddelen of van andere gekende methoden. De zijpanelen bestaan uit een rechter- en een linkerpaneel 20 die zich uitstrekken onder een hoek vanaf de onderkant van het lichaamsgedeelte om de luchtstroom vanaf de achterwielassemblage te doen afwijken. Het is voordelig, dat het linker-en rechterpaneel deel uitmaken van een groter geheel van een gecentraliseerde onderbouw waarbij de belangrijke uiteinden daarvan volledig, of gedeeltelijk, volgens een kromming of anders ononderbroken vorm verbonden zijn. De rechte panelen zelf kunnen ook een concave 25 of convexe configuratie hebben.

Een tweede uitvoeringsvorm van het V.S. patent nr. 6.974.178 toont een wigvormig zijpaneel met een gelijkaardige linker- en een rechterpaneel maar korter dan de eerste uitvoeringsvorm en een derde paneel, meer voorwaarts geplaatst, verbonden met het wigvormige gedeelte. Dit derde voorwaartse paneel is centraal gericht op de longitudinale 30 centrale as van de oplegger.

Een derde uitvoeringsvorm omvat een paar zijpanelen die parallel aan of dichtbij de overstaande zijde van het lichaamsvoertuig opgezet zijn. In het bijzonder, zijn de zijpanelen direct aan de onderkant van het lichaamsgedeelte gemonteerd om zich vandaar naar beneden uit te breiden. Deze kunnen ook gemonteerd worden aan de zijkant van het 35 lichaamsgedeelte en opnieuw worden uitgebreid tot een niveau onder het lichaamsgedeelte.

4

De zijpanelen zijn dichtbij de onderranden van de linker- en rechterkant gemonteerd zodat deze de luchtstroom verhinderen in en langsheen de onderkant van de oplegger te stromen.

Een eerste probleem van de eerste en tweede uitvoeringsvorm van het V.S. patent nr. 6.974.178 is dat de verschillende onderdelen, zoals de accubak, de palletbak, opslagvolumes 5 en andere noodzakelijke onderdelen, die dikwijls op een oplegger aanwezig zijn, niet meer kunnen worden gemonteerd wegens de aanwezige panelen.

Een ander probleem van de drie verschillende uitvoeringsvormen van het V.S. patent nr. 6.974.178 is het feit dat de onderkant van het lichaamsgedeelte van het voertuig niet toegankelijk is voor bepaalde taken als onderhoud of voor opslag van onderdelen en 10 dergelijke indien nodig.

Een ander probleem van de drie uitvoeringsvormen van de V.S. patent nr. 6.974.178 is dat er nog gebieden zijn met een hoog niveau van turbulentie die onderhevig zijn aan de voorbijgaande stroming. Deze beïnvloeden op een ongunstig manier het aërodynamische gedrag van het voertuig. Vooral in de situatie wanneer het voertuig onderworpen is aan 15 zijwinden, komen er wervelingen en zware onregelmatigheden in de stroming voor.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om minstens één van de bovengenoemde nadelen, ten minste of gedeeltelijk, te overwinnen en/of een bruikbaar alternatief te verstrekken. In het bijzonder, is het een doel van de uitvinding om een beter gestroomlijnd voertuig te verschaffen omvattende een stromingsgeleider die de stroming op 20 een behoorlijk manier geleidt indien het onderhevig is aan zijwinden. Dit doel is bereikt met een stromingsgeleider zoals die in conclusie 1 is gedefinieerd.

Het kenmerk voor de stromingsgeleider volgens de uitvinding is dat de stromingsgeleider samen met de voorrand uit een plaatselijk dikker gemaakt gedeelte bestaat, dat een gestroomlijnde buitencontour heeft langsheen de dwarsdoorsnede van de 25 voorrand. In een verticaal opgezette stromingsgeleider kan een binnen- en buitenoppervlak bepaald. Het binnenoppervlak is binnenwaarts geplaatst met betrekking tot het getrokken voertuig, zoals een oplegger, een aanhangwagen of een wagon. Met voordeel is volgens de uitvinding de luchtstroming die de stromingsgeleider bij de voorrand raakt op een stabiele manier in luchtstromen langs het binnen- en buitenoppervlak van de stromingsgeleider geleid. 30 De voorrand bestaat uit een gestroomlijnde buitencontour die de luchtstroom langs de oppervlakken van de stromingsgeleider leidt. Het risico op loslating van de luchtstroom bij de voorrand is sterk verminderd. Volgens de uitvinding zijn de verstoringen van de luchtstroom in het gebied rond de voorrand sterk verminderd, wat de aërodynamische prestaties van de volledige voertuigcombinatie positief beïnvloedt. De betere aërodynamische prestaties 35 hebben een merkbaar effect op de brandstofconsumptie van de voertuigcombinatie.

5

Brandstofbesparingen van ongeveer 5% en meer kunnen met de stromingsgeleider volgens de uitvinding worden bereikt.

Hierbij verstrekt de onderhavige uitvinding een apparaat om aërodynamische weerstand van een voertuig met wielen in een luchtstroom te verminderen. Dit voertuig kan 5 als trekker-oplegger combinatie zijn uitgevoerd, waarbij de oplegger verscheidene wielassemblages heeft die het voertuiglichaam ondersteunen. Het aërodynamisch hulpmiddel ter vermindering van de weerstand voor opleggers bestaat uit twee panelen met een meetkundige spiegelsymmetrie en krommingen aan de binnenkant bij de voorste verticale randen. De panelen zijn gemonteerd in de longitudinale richting van de oplegger.

10 Een alternatieve uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding verschaft een stromingsgeleider ter vermindering van de aërodynamische weerstand voor een alternatief voertuig met wielen in een luchtstroom. Dit voertuig kan als motorwagen en een aanhangwagen met een trekbalk beschreven worden, waarbij de aanhangwagen verscheidene wielassemblages heeft ter ondersteuning van het voertuiglichaam. Het 15 hulpmiddel ter vermindering van de weerstand voor dit type van aanhangwagen bestaat uit twee gelijke panelen met krommingen aan de binnenkant van de voorste randen. De panelen zijn gemonteerd in de longitudinale richting van de vrachtwagen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de stromingsgeleider volgens de uitvinding omvat de buitencontour van het dikker gemaakte gedeelte volgens de uitvinding in de 20 dwarsdoorsnede een kromming met een vleugelprofiel in overeenstemming met de voorrand. Het vleugelprofiel is bij de voorrand van de stromingsgeleider geplaatst om de naderende luchtstroom langs de binnen- en buitenkant van de stromingsgeleider te leiden. Het is voordelig dat het draagvlakprofiel de vorm heeft van een vleugelprofiel dat optimaal geschikt is om de luchtstroom te geleiden en turbulentie en losgelaten luchtstromingen in het gebied 25 rond de voorrand te verminderen.

In een alternatieve uitvoeringsvorm van de stromingsgeleider volgens de uitvinding bestaat de buitencontour uit een kromming met een cirkeldeel dat een straal van minstens 100mm heeft die in overeenstemming is met de voorrand. In een verdere alternatieve uitvoeringsvorm volgens de uitvinding bestaat de buitencontour uit een kromming met een 30 elliptisch deel, in overeenstemming met de voorrand. Deze uitvoeringsvormen zijn voordelig, omdat de productie van deze stromingsgeleiders vrij rendabel is en de vermindering van de turbulentie aanzienlijk is.

Om een relevante vermindering van de verstoringen te verkrijgen, is het belangrijk dat het dikker gemaakte gedeelte de geschikte afmetingen heeft. In een bepaalde 35 uitvoeringsvorm heeft het dikker gemaakte gedeelte een hoogtedimensie in een richting 6 loodrecht aan het buitenoppervlak van de stromingsgeleider van minstens 100mm. Bij voorkeur is de hoogtedimensie 200mm.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding breidt het dikker gemaakte gedeelte van de stromingsgeleider zich uit door een denkbeeldig vlak dat met het buitenoppervlak van de 5 stromingsgeleider bij een afstand van 100mm parallel is. Bij voorkeur, is de vormgeving van de voorrand vlak en zijn de scherpe randen vermeden om de initiatie van wervelingen in de luchtstroom te verhinderen. Het is belangrijk dat de luchtstroom de oppervlakten van de stromingsgeleider volgen. Een ononderbroken stroming langs de stromingsgeleider moet niet door een plotselinge verandering in de geometrie van de stromingsgeleider worden 10 onderbroken. Het hangt ook van de snelheid van de luchtstroom af indien een verandering in de vormgeving een onderbreking van de ononderbroken stroming veroorzaakt. De minimumafmetingen van het dikker gemaakte gedeelte van de stromingsgeleider zijn in een bepaalde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding met betrekking tot de hogere snelheden van luchtstroom die tijdens een rit voorkomen. De vormgeving van het dikker gemaakte gedeelte 15 van de stromingsgeleider heeft bij voorkeur geen abrupte veranderingen en heeft de minimum afmetingen. Volgens de uitvinding is het bewezen dat het voordelig is het draagvlak met een dikker gemaakt gedeelte uit te rusten dat een minimumafmeting heeft in een richting loodrecht van de buitenoppervlakte van de plaatvormige stromingsgeleider. Deze minimumafmeting is gedefinieerd als een loodrechte afstand tussen het buitenoppervlak van 20 de stromingsgeleider en een parallel geplaatst denkbeeldig vlak. In een aangewezen uitvoeringsvorm heeft men vastgesteld dat het gunstig is als het denkbeeldige vlak met de buitenoppervlakte van de stromingsgeleider parallel is bij een afstand van 200mm.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding bestaat de monteerbare plaatvormige stromingsgeleider uit een binnen- en buitenoppervlak. Wanneer de stromingsgeleider op een 25 voertuig is opgezet, is het binnenoppervlak binnenwaarts geplaatst met betrekking tot het getrokken voertuig. Het is voordelig, dat het dikker gemaakte gedeelte aan het binnenoppervlak van de stromingsgeleider is geplaatst. Het buitenoppervlak is vlak en niet uitgerust met een dikker gemaakt gedeelte. Hierbij, is de verstoring in het gebied rond de voorrand aanzienlijk verminderd.

30 In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding bestaat de stromingsgeleider uit een voor- en/of achterafkanting tussen de voor- en/of achterrand en de onderrand. Deze afkantingen verbeteren de geleiding van de luchtstroom en verbeteren daarom verder de aërodynamische prestaties.

In een bepaalde uitvoeringsvorm heeft de voor- en/of achterafkanting een afmeting in 35 een richting van de voor- en/of achterrand van minstens 100mm. Vanaf deze minimumafmeting zijn betere prestaties gevestigd.

7

Verder heeft de uitvinding betrekking op een aërodynamisch hulpmiddel bestaand uit een set van twee stromingsgeleiders die een overeenkomstige vormgeving in spiegelsymmetrie hebben.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, breidt de stromingsgeleider zich uit over 5 de gehele lengte van het voertuig om een luchtstroom van de voorzijde van het voertuig langs de onderkant van het lichaamsgedeelte naar de achterkant van het voertuig te leiden. Het is voordelig, de verstoorde gebieden langs de gehele lengte van het voertuig zijn verminderd.

De componenten, zoals steunpoten en opslagcontainers die verstoringen kunnen veroorzaken van de luchtstroom, bevinden zich achter de stromingsgeleider en beïnvloeden 10 niet meer de geleide luchtstroom op een ongunstige manier.

Het is voordelig om de voortgang van de stroming aan de achterkant van het lichaamsgedeelte te ondersteunen. Hierbij is ook de aërodynamische weerstand achter het voertuig verminderd. De begeleiding van lucht aan de achterkant van het voertuig vermindert de drukval achter het voertuig, wat de aërodynamische prestaties van de totale 15 voertuigcombinatie positief beïnvloeden.

Een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding bestaat uit een longitudinale stromingsgeleider die omhoog langs de longitudinale as van het voertuig geklapt kan worden om de toegankelijkheid van de onderkant van het voertuig te waarborgen. Bij voorkeur, is de toegankelijkheid van de onderkant van het lichaamsgedeelte van het voertuig 20 verzekerd via een hefboommechanisme net als een scharnier waarmee de stromingsgeleider is verbonden. Hierbij, is het ook geschikt om onontbeerlijke delen aan de onderkant van het lichaamsgedeelte van het zelfde voertuig te monteren.

Verder heeft de uitvinding betrekking op een oplegger voorzien van een stromingsgeleider volgens de uitvinding. In een bepaalde uitvoeringsvorm van de oplegger 25 volgens de uitvinding bedekt de stromingsgeleider minstens gedeeltelijk een wiel van de wielassemblage. Bij voorkeur zijn er koeiingsleuven aangebracht in de stromingsgeleider bij een positie dichtbij de wielassemblage om een passage van lucht te verstrekken om de banden en het remsysteem van de aanhangwagen te koelen. Dit vermindert het risico van een oververhitte band.

30 Verder heeft de uitvinding betrekking op een voertuig dat in een voertuigcombinatie, zoals een aanhangwagen of een wagon, is betrokken die van een stromingsgeleider zijn voorzien volgens de uitvinding. In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is de voorrand van de stromingsgeleider in hoofdzaak gericht op de vooroppervlakte van het lichaamsgedeelte van de vrachtwagen of de wagen. Dit is gunstig, omdat in deze 35 uitvoeringsvorm verstoorde gebieden zijn verminderd.

8

Verder worden de aangewezen uitvoeringsvormen bepaald in de verdere afhankelijke eisen.

Korte beschrijving van de tekeningen

De uitvinding zal verder in detail met betrekking tot de tekeningen in bijlage worden 5 verklaard die een praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding tonen, maar die niet mogen worden beschouwd als zijnde beperkend. De begeleidende tekeningen, die zijn opgenomen in en deel uitmaken van de openbaring, zijn als volgt:

Fig.1 is een frontale georiënteerde perspectief zicht van één van de voertuigen, die als een trekker-oplegger combinatie is bedoeld, waarop de stromingsgeleider volgens de 10 onderhavige uitvinding is opgezet;

Fig.2 is een onderkant georiënteerde perspectief zicht van een eerste uitvoeringsvorm van de stromingsgeleider volgens de uitvinding opgezet onderaan een oplegger van een trekker-oplegger combinatie;

Fig.3 is een zijaanzicht dat van de trekker-oplegger van Fig. 1 met de stromingsgeleider; 15 Fig.4A is een onderaanzicht van de oplegger uit Fig.3 als getrokken voertuig;

Fig. 4B is een onderaanzicht in detail van de stromingsgeleider uit Fig. 4A dat zich op de vormgeving van het gebied adjacent aan de voorrand van de stromingsgeleider concentreert;

Fig.5 is een frontale georiënteerde perspectief zicht van één van de voertuigen, die als motorwagen met een trekbalk en een aanhangwagen zijn bedoeld, waarop de 20 stromingsgeleider volgens de onderhavige uitvinding is opgezet.

Fig.6 is een onderkant georiënteerde perspectief zicht van een eerste uitvoeringsvorm van de stromingsgeleider van de onderhavige uitvinding opgezet onderaan een aanhangwagen van de motorwagen met trekbalk en aanhangwagen.

Fig.7 is een zijaanzicht van het apparaat van Fig.6.

25 Fig.8 is een onderaanzicht van het apparaat van Fig.6.

Fig.9 is een onderkant georiënteerde perspectief zicht van een tweede uitvoeringsvorm van het hulpmiddel van de onderhavige uitvinding opgezet onderaan de oplegger van een trekker-oplegger combinatie.

Fig.10 is een onderaanzicht van het apparaat van Fig.9.

g

Fig. 11 is een onderkant georiënteerde perspectief zicht van een derde uitvoeringsvorm van het hulpmiddel van de onderhavige uitvinding opgezet onderaan een oplegger van een trekker-oplegger combinatie.

Fig.12 is een onderaanzicht van het apparaat van Fig.11.

5 Fig. 13 is een onderkant georiënteerde perspectief zicht van een vierde uitvoeringsvorm van hulpmiddel van de onderhavige uitvinding opgezet onderaan een trekker van een trekker-oplegger combinatie.

Fig. 14 is een onderaanzicht van het apparaat van Fig. 13.

Fig. 15 is een onderkant georiënteerde perspectiefzicht van een vijfde uitvoeringsvorm van 10 hulpmiddel van de onderhavige uitvinding opgezet onderaan de oplegger van een trekker-oplegger combinatie.

Fig. 16 is een zijaanzicht van het apparaat van Fig. 15.

Fig. 17 is een onderkant georiënteerde perspectiefzicht van een zesde uitvoeringsvorm van het hulpmiddel van de onderhavige uitvinding opgezet onderaan een oplegger van een 15 trekker-oplegger combinatie.

Fig.18 is een zijaanzicht van het apparaat van Fig. 17.

Gedetailleerde beschrijving

Op het einde van deze detaillering wordt een legende voorgesteld die verwijst naar de namen van componenten met de overeenkomstige referentienummers.

20 De onderhavige uitvinding is een apparaat ter vermindering van de aërodynamische weerstand te gebruiken voor een voertuig met wielen van het type dat over het algemeen beschikt over een voertuiglichaam dat door één of meerdere wielassemblage is ondersteund en die onder het lichaamsvolume is gevestigd waar het aan een luchtstroom is blootgesteld die bijdraagt tot de totale weerstand van het voertuig. Het voorgestelde aërodynamische 25 hulpmiddel, longitudinale stromingsgeleider genoemd, kan op verschillende voertuigen typen met inbegrip van automobielen, treinen, vliegtuigen of een ander voertuig die één of meerdere wielassemblages hebben of zich onder een lichaamsgedeelte bevinden van het voertuig dat aan een luchtstroom is blootgesteld dat resulteert in een aërodynamische weerstand.

30 In Figs. 1-18 van de tekeningen en in de volgende bespreking, zijn een conventionele oplegger van een trekker-oplegger combinatie en een motorwagen met een trekbalk en een aanhangwagen geselecteerd als representatieve voertuigen met welen om de 10 aërodynamische weerstand te illustreren. Evenals de oplossing te demonstreren die door de diverse uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is verstrekt.

Verwijzend naar Fig.1, een typische trekker-oplegger combinatie 1, die over het algemeen als trekker 2 en oplegger 3 zijn vermeld, is geïllustreerd in perspectief zicht, 5 waargenomen van een opgeheven voorwaartse positie en links van de voertuigcombinatie. Trekker 2 is een bekend voorwerp dat niet van belang is en dus niet verder in detail is beschreven. Oplegger 3, in zulk voertuig, beweegt zich verder op één of meerdere wielassemblages 26, met zijn voorwaarts eindgedeelte dat scharnierend door een achtergedeelte van de trekker door de hoofdbout 29 is ondersteund. Ter beschrijving van de 10 oplegger 3, binnen de trekker-oplegger combinatie, is deze over het algemeen gevormd als een structuur dat een rechthoekig lichaamsvolume 4 insluit. Dit volume heeft een voorkant 5, een linkerkant 6, een rechterkant 9, een bovenkant 7, een achterkant 10 en een onderkant 8, een ondersteunend chassis 30, en andere onderdelen, zoals onder andere, steunpoten, respectievelijk pijlers 23 en 24, een palletbak 25 en mogelijke linker en rechter 15 opslagvolumes 27 en 28. Zoals toegepast in deze detaillering en in de eisen, omvat de wielassemblage om het even welke combinatie van wielen (enkele of dubbele), banden, assen, differentiëlen, en andere op een wielbetrekking hebbende structuur, zoals stutten, schokdempers, de veren (of luchtbalgen), controlearmen, remmen, enz., of om het even welke gedeelten die daarvan uitbreiden, of zich onder het lichaamsgedeelte als 20 eenheidsgroep zijn gevestigd. De positie evenals het aantal wielassemblage zijn niet vooraf bepaald, en zijn willekeurig. De aanwezigheid evenals de positie van palletbak 25 en van zowel opslagvolumes 27 als 28 zijn niet verplicht en niet bepaald.

Verwijzend naar Fig.5, een motorwagen met trekbalk en aanhangwagen 51, die over het algemeen als motorwagen 52 en aanhangwagen 53 met trekbalk 74 is vermeld, is 25 geïllustreerd in perspectief zicht, waargenomen van een opgeheven voorwaartse positie en links van de voertuigcombinatie. De motorwagen 52 bestaat uit cabine 92 van de bestuurder, lichaamsvolume 93, veelvoudige wielassemblages 94 en mogelijke opslagvolumes 95, bijvoorbeeld, voor brandstof of elektrische onderdelen. Aanhangwagen 53, in zulk een voertuig, beweegt zich verder op één of meerdere wielassemblages 73, met zijn voorwaartse 30 trekbalk 74 die scharnierend met het achtergedeelte van de motorwagen 52 door de hoofdbout van dezelfde motorwagen 52 verbonden is.

Ter beschrijving van de aanhangwagen 53, binnen de motorwagen met trekbalk en aanhangwagen configuratie 51, is de aanhangwagen over het algemeen gevormd als een structuur die een rechthoekig lichaamsvolume 54 insluit. Dit volume heeft een voorkant 55, 35 een linkerkant 56, een rechterkant 59, een bovenkant 57, een achterkant 60 en een onderkant 56, een ondersteunend chassis 75, en ander onderdelen, zoals onder andere, 11 linker en rechter opslagvolumes 76 en 77 voor de plaatsing van, bijvoorbeeld, elektrische onderdelen. Zoals gebruikt in deze detaillering en in de eisen, omvat de wielassemblage om het even welke combinatie van wielen (enkele of dubbele), banden, assen, differentiëlen, en andere op een wielbetrekking hebbende structuur, zoals stutten, schokdempers, de veren (of 5 luchtbalgen), controlearmen, enz., of om het even welke gedeelten die daarvan uitbreiden, of zich onder het lichaamsgedeelte als eenheidsgroep zijn gevestigd. Oe plaats en het aantal wielassemblages zijn niet vooraf bepaald, maar zijn willekeurig.

Figs.2-4A tonen voorbeelden van een eerste uitvoeringsvorm van een oplegger 3 van de onderhavige uitvinding dat een hulpmiddel heeft ter vermindering van de aërodynamische 10 weerstand zoals de rechte longitudinale stromingsgeleiders 31 en 38. De aërodynamische hulpmiddelen zijn beschreven als een combinatie van twee dunwandige platen die bestaan uit, de linker longitudinale stromingsgeleider 31 in beschouwing genomen, een horizontale onderrand 32, een verticale achterrand 33, een horizontale bovenrand 34, en een verticale voorrand 35, en, de rechter longitudinale stromingsgeleider 38 in beschouwing genomen, een 15 horizontale onderrand 39, een verticale achterrand 40, een horizontale bovenrand 41, en een verticale voorrand 42. Het startpunt van de meest voorwaarts gelegen randen, 35 en 42, van zowel longitudinale stromingsgeleiders, 31 als 38, ligt voorbij de lagere horizontale rand 19 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Achterranden 33 en 40 van beide longitudinale stromingsgeleiders, 31 en 38, reiken tot de lagere achterrand 20 van lichaamsvolume 4 van 20 oplegger 3. De linker en rechter stromingsgeleiders, die respectievelijk als 31 en 38 zijn vermeld, zijn verticaal opgezet langsheen hun bovenranden 34 en 41 aan de horizontale onderranden 11 en 15 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Zowel linker als rechter longitudinale stromingsgeleiders, 31 en 38, worden identiek beschouwd in deze detaillering, daarom wordt slechts linker longitudinale stromingsgeleider 31 in deze detaillering verder 25 overwogen. Nochtans, kunnen linker en rechter longitudinale stromingsgeleiders, 31 en 38, verschillend met betrekking tot elkaar, volgens de behoeften van de gebruiker gevormd worden. De rechte voorrand 35 van het hulpmiddel verdeelt de stroming, die van de zij- en van de achterkant van trekker 2 komen, in twee verschillende stromingen; een buitenom en een langs de binnenkant van oplegger 3. Fig.4A toont dat de stroming die buitenom het 30 apparaat gaat langs steunpoot 23, palletbak 25 (indien aanwezig), langs wielenassemblage 26 en langs opslagvolume 27 (indien aanwezig) naar de achterkant van oplegger 3 wordt geleid. Bij de binnenkant van de voorzijde van het aërodynamische hulpmiddel, zoals in Fig.4A kan worden gezien, komt de stroom langs een kromming 36 en een aflopende rand 37 die dezelfde stroom verhindert los te laten. Dit vermindert plaatselijk de aërodynamische 35 weerstand van het voertuig, en versnelt de stroming aan de binnenkant ten gevolgen van kromming 36, die tot een onderdruk leidt. Deze kromming 36 kan als kwart van een ellips gedefinieerd worden met een geleidelijk aflopende achterrand 37, zoals die in Fig.4A is 12 vermeld. Deze elliptische kromming met aflopende achterrand is als elliptische longitudinale stromingsgeleider vernoemd. De gunstige drukgradiënt van het profiel vertraagt opnieuw de luchtstroom en leidt deze naar de achterkant van het voertuig, waar de luchtstroom in het zog van het voertuig expandeert zodat de onderdruk in het zog is vermindert en zo de 5 aërodynamische weerstand afneemt aan de achterkant van oplegger 3.

Fig.4B geeft een gedetailleerde blik op de stromingsgeleider uit Fig.4A. Het gedetailleerde zicht concentreerd zich op de vormgeving van het gebied naast voorrand 35 van stromingsgeleider 31. De stromingsgeleider is plaatvormig en heeft een dikte van minstens 5mm. Het gebied naast voorrand 35 van de stromingsgeleider is dikker gemaakt en 10 is gekenmerkt door het feit dat het uit een kromming 36 bestaat dat een elliptisch vlak vormt. Elliptische kromming 36 is bepaald door twee stralen „c“ en „bu. Bij voorkeur is de verhouding van 'c' over 'b' minstens 1. Een verhouding van ongeveer 1 bepaalt een cirkelvormige kromming 36 in de dwarsdoorsnede dwars over de stromingsgeleider. De hoogtedimensie van het dikker gemaakte gedeelte samen met de voorrand is gevormd door de afmeting 'b'.

15 De afmeting 'b' is loodrecht aan de longitudinale richting van de stromingsgeleider. Bij voorkeur is deze afmeting 'b' minstens 100mm, maar verkieslijker heeft het een hoogtedimensie van 210mm.

Met een hoogtedimensie van minstens 100mm breidt het dikker gemaakte gedeelte zich uit door een denkbeeldig vlak 47 parallel met buitenvlak 45 van de stromingsgeleider.

20 Het in hoofdzaak vlakke oppervlak over de in hoofdzaak volledige lengte aan de buitenkant van de stromingsgeleider bepaalt buitenoppervlak 45. De meeste uitvoeringsvormen van de stromingsgeleider bestaan aan de binnenkant uit een binnenoppervlak die met het buitenoppervlak parallel is. Nochtans, in een bepaalde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan slechts aan de binnen- of buitenkant van de stromingsgeleider een dikker gemaakt 25 gedeelte worden verstrekt. Het denkbeeldig vlak 47 is parallel aan het buitenoppervlak geplaatst bij een afstand 'a' van minstens 100mm.

Het dikker gemaakte gedeelte in Fig.4B is in dwarsdoorsnede bepaald door een elliptische kromming 36 en een aflopende kromming 37. Langs aflopende kromming 37, is het dikker gemaakte gedeelte verminderd tot de dikte van de plaatvormige stromingsgeleider. In 30 Fig.4B bestaat kromming 36 minstens uit twee stralen "d' en 'e' van minstens 100mm. De vormgeving van het dikker gemaakte gedeelte verzekert een stabiele begeleiding van de luchtstroom in een longitudinale richting.

Om een gestroomlijnde buitencontour te verkrijgen, breidt het dikker gemaakte gedeelte, dat uit een kromming en een aflopend gedeelte bestaat, zich bij voorkeur uit in een 35 longitudinale richting van de stromingsgeleider over een afstand van minstens 100mm.

13

Figs.6-8 tonen de eerste uitvoeringsvorm van het apparaat van de onderhavige uitvinding voor een aanhangwagen 53, binnen het voertuig dat bekend staat als een motorwagen met een trekbalk en een aanhangwagen 51, die over een aërodynamisch hulpmiddel ter vermindering van de weerstand beschikt zoals de rechte longitudinale 5 stromingsgeleiders 78 en 85. De aërodynamische apparaten zijn als combinatie van twee dunwandige platen omschreven die bestaan uit, de linker longitudinale stromingsgeleider 78 in beschouwing genomen, een horizontale onderrand 79, een verticale achterrand 80, een horizontale bovenrand 81, en een verticale voorrand 82, en, de rechte longitudinale stromingsgeleider 85 in beschouwing genomen, een horizontale onderrand 86, een verticale 10 achterrand 87, een horizontale bovenrand 88, en een verticale voorrand 89. Het startpunt van de meest voorwaartse randen, 82 en 89, van zowel longitudinale stromingsgeleiders, 78 als 85, ligt voorbij horizontale onderrand 69 van lichaamsvolume 54 van aanhangwagen 53. Achterranden 80 en 87 van beide longitudinale stromingsgeleiders, 78 en 85, reiken tot lagere achterrand 70 van lichaamsvolume 54 van aanhangwagen 53. De linker en rechter 15 stromingsgeleiders, die respectievelijk als 78 en 85 zijn vermeld, zijn verticaal opgezet langs zijn bovenranden 81 en 88 aan de horizontale onderranden 61 en 65 van lichaamsvolume 54 van aanhangwagen 53. Zowel linker als rechter longitudinale stromingsgeleiders, 78 en 85, zijn identiek beschouwd in deze detaillering, daarom wordt slechts linker longitudinale stromingsgeleider 78 verder in deze detaillering verder overwogen. Nochtans, kunnen linker 20 en rechter longitudinale stromingsgeleiders, 78 en 85, verschillend met betrekking tot elkaar volgens de behoeften van de gebruiker gevormd worden. Rechte voorrand 82 van het hulpmiddel verdeelt de luchtstroom, die van de zij- en van de achterkant van motorwagen 52 komen, in twee verschillende stromingen; een buitenom en een langs de binnenkant van aanhangwagen 53. Fig.8 toont dat de stroming die buitenom het apparaat gaat langs 25 wielassemblage 73 en langs opslagvolume 76 (indien aanwezig) naar de achterkant van motorwagen 53 wordt geleid. Bij de binnenkant van de voorzijde van het aërodynamisch hulpmiddel, zoals in Fig.8 kan worden gezien, komt de luchtstroom langs een kromming 83 en een aflopende rand 84 die dezelfde luchtstroom verhindert los te laten. Dit vermindert plaatselijk de aërodynamische weerstand van het voertuig en versnelt de stroming aan de 30 binnenkant ten gevolge van kromming 83, die tot een onderdruk leidt. Deze kromming 83 is als een kwart van een ellips gedefinieerd met een geleidelijk aflopende achterrand 84, zoals die in Fig.8 is vermeld. Deze elliptische kromming met aflopende achterrand is als elliptische longitudinale stromingsgeleider bedoeld. De gunstige drukgradiënt van het profiel vertraagt opnieuw de luchtstroming en leidt deze naar de achterkant van het voertuig, waar de 35 luchtstroom in het zog van het voertuig expandeert zodat de onderdruk in het zog is vermindert en zo de aërodynamische weerstand afneemt aan de achterkant van aanhangwagen 53.De verdere uitvoeringsvormen kunnen bij voorkeur op beide hierboven beschreven voertuigen worden toegepast, die algemeen als een oplegger 3 en een 14 aanhangwagen 53 met een trekbalk 74 bekend staan. De voertuigopstelling die als oplegger 3 is bedoeld zal verder overwogen worden in deze detaillering.

In Figs.9 en 10 tonen een tweede uitvoeringsvorm van het apparaat van de onderhavige uitvinding, aangewezen door verwijzingskarakters 102 en 109, en hebben een 5 aërodynamisch hulpmiddel ter vermindering van de weerstand zoals de longitudinale stromingsgeleiders met een rechte achterkant. De aërodynamische apparaten kunnen als combinatie van twee dunwandige platen omschreven die bestaan uit, de linker longitudinale stromingsgeleider 102 in beschouwing genomen, een horizontale onderrand 103, een verticale achterrand 104, een horizontale bovenrand 105, en een verticale voorrand 106. Het 10 startpunt van de meest voorwaartse rand 106 van longitudinale stromingsgeleiders 102, ligt voorbij horizontale onderrand 19 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Achterrand 104 van longitudinale stromingsgeleider 102 reikt tot lagere achterrand 20 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. De longitudinale stromingsgeleiders met rechte achterkant, die als 102 is vermeld, is verticaal opgezet langs zijn bovenrand 105 aan de horizontale onderrand 11 van 15 lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Rechte voorrand 106 van het hulpmiddel verdeelt de luchtstroom, die van de zij- en van de achterkant van trekker 2 komt, in twee verschillende stromingen; een buitenom en een langs de binnenkant van oplegger 3. Fig.10 toont dat de stroming die buitenom het apparaat gaat langs steunpilaar 23, grote palletbak 101, over wielassemblage 26 en langs opslagvolume 27 (indien aanwezig) naar de achterkant van 20 oplegger 3 wordt geleid. Bij de binnenkant van de voorzijde van het aërodynamisch hulpmiddel, zoals in Fig.10 kan worden gezien, komt de luchtstroom langs een kromming 107 en rechte achterkant 108 die ruimte creëert voor de palletbak. Deze kromming 107 is als een kwart van een ellips gedefinieerd met een rechte achterkant 108, zoals aangegeven in Fig.10. Naar deze kromming met rechte achterkant zal gerefereerd worden als longitudinale 25 stromingsgeleider met rechte achterkant.

Figs. 11 en 12 tonen een derde uitvoeringsvorm van het apparaat van de onderhavige uitvinding, aangewezen door verwijzingskarakters 120 en 127, en hebben een aërodynamisch hulpmiddel ter vermindering van de weerstand zoals de longitudinale stromingsgeleiders met een cirkelvormige kromming. De aërodynamische apparaten zijn als 30 combinatie van twee dunwandige platen omschreven die bestaan uit, de linker longitudinale stromingsgeleider 120 in beschouwing genomen, een horizontale onderrand 121, een verticale achterrand 122, een horizontale bovenrand 123, en een verticale voorrand 124. Het startpunt van de meest voorwaartse rand 124 van longitudinale stromingsgeleider 120, ligt voorbij horizontale onderrand 19 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Achterrand 122 van 35 longitudinale stromingsgeleider 120 reikt tot lagere achterrand 20 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. De longitudinale stromingsgeleiders, die als 120 is vermeld, is verticaal opgezet langs zijn bovenrand 123 aan de horizontale onderrand 11 van lichaamsvolume 4 van 15 oplegger 3. Rechte voorrand 124 van het hulpmiddel verdeelt de luchtstroom, die van de zij-en van de achterkant van trekker 2 komt, in twee verschillende stromingen; een buitenom en een langs de binnenkant van oplegger 3. Fig.12 toont dat de stroming die buitenom het apparaat gaat langs steunpilaar 23, palletbak 25 (indien aanwezig), over wielassemblage 26 5 en langs opslagvolume 27 (indien aanwezig) naar de achterkant van oplegger 3 wordt geleid. Bij de binnenkant van de voorzijde van het aërodynamisch hulpmiddel, zoals in Fig.12 kan worden gezien, komt de luchtstroom langs een kromming 125 en een aflopende rand 126 die dezelfde luchtstroom verhindert los te laten. Dit vermindert plaatselijk de aërodynamische weerstand van het voertuig en versnelt de stroming aan de binnenkant ten gevolge van 10 kromming 125, die tot een onderdruk leidt. Deze kromming 125 is als een kwart van een cirkel gedefinieerd met een geleidelijk aflopende achterrand 126, zoals die in Fig.12 is vermeld. Deze cirkelvormige kromming met aflopende achterrand is als cirkelvormige longitudinale stromingsgeleider bedoeld. De gunstige drukgradiënt van de cirkelvormige stromingsgeleider vertraagt opnieuw de luchtstroming en leidt deze naar de achterkant van 15 het voertuig, waar de luchtstroom in het zog van het voertuig expandeert zodat de onderdruk in het zog is vermindert en zo de aërodynamische weerstand afneemt aan de achterkant van de oplegger 3.

Figs. 13 en 14 tonen een voorbeeld van een vierde uitvoeringsvorm van het apparaat van de onderhavige uitvinding, aangewezen door verwijzingskarakters 140 en 146, en 20 hebben een aërodynamisch hulpmiddel ter vermindering van de weerstand zoals de longitudinale stromingsgeleiders met een vleugelprofielkromming. De aërodynamische apparaten zijn als combinatie van twee dunwandige platen omschreven die bestaan uit, de linker longitudinale stromingsgeleider 140 in beschouwing genomen, een horizontale onderrand 141, een verticale achterrand 142, een horizontale bovenrand 143, en een 25 verticale voorrand 144. Het startpunt van de meest voorwaartse rand 144 van longitudinale stromingsgeleider 140, ligt voorbij horizontale onderrand 19 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Achterrand 142 van longitudinale stromingsgeleider 140 reikt tot lagere achterrand 20 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. De longitudinale stromingsgeleiders, die als 140 is vermeld, is verticaal opgezet langs zijn bovenrand 143 aan de horizontale 30 onderrand 11 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Rechte voorrand 144 van het hulpmiddel verdeelt de luchtstroom, die van de zij- en van de achterkant van trekker 2 komt, in twee verschillende stromingen; een buitenom en een langs de binnenkant van oplegger 3. Fig.14 toont dat de stroming die buitenom het apparaat gaat langs steunpilaar 23, palletbak 25 (indien aanwezig), over wielassemblage 26 en langs opslagvolume 27 (indien aanwezig) 35 naar de achterkant van oplegger 3 wordt geleid. Bij de binnenkant van de voorzijde van het aërodynamisch hulpmiddel, zoals in Fig.14 kan worden gezien, komt de luchtstroom langs een kromming 145 en een aflopende rand 146 die dezelfde luchtstroom verhindert los te 16 laten. Dit vermindert plaatselijk de aërodynamische weerstand van het voertuig en versnelt de stroming aan de binnenkant ten gevolge van kromming 145, die tot een onderdruk leidt. Deze kromming 145 is als eender welk vleugelprofiel gedefinieerd, zoals die in Fig.12 is vermeld. Deze op een vleugelprofiel gebaseerde kromming is als vleugelprofiel gebaseerde 5 longitudinale stromingsgeleider bedoeld. De gunstige drukgradiënt van de vleugelprofiel gebaseerde stromingsgeleider vertraagt opnieuw de luchtstroming en leidt deze naar de achterkant van het voertuig, waar de luchtstroom in het zog van het voertuig expandeert zodat de onderdruk in het zog is vermindert en zo de aërodynamische weerstand afneemt aan de achterkant van de oplegger 3.

10 Figs. 15 en 16 tonen een voorbeeld van een vijfde uitvoeringsvorm van het apparaat voor een oplegger 3 van de onderhavige uitvinding, en hebben een aërodynamisch hulpmiddel ter vermindering van de weerstand zoals de longitudinale stromingsgeleiders 160 en 167. De aërodynamische apparaten zijn als combinatie van twee dunwandige platen omschreven die bestaan uit, de linker longitudinale stromingsgeleider 160 in beschouwing 15 genomen, een horizontale onderrand 161, een verticale achterrand 162, een horizontale bovenrand 163, en een afgekante rand 164 tussen de onderrand 161 en een verticale rand. Het startpunt van de meest voorwaartse afgekante rand 164 van longitudinale stromingsgeleider 160, ligt voorbij horizontale onderrand 19 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Verticale achterrand 162 van longitudinale stromingsgeleider 160 reikt tot lagere 20 achterrand 20 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. De longitudinale stromingsgeleider, die als 160 is vermeld, is verticaal opgezet langs zijn bovenrand 163 aan de horizontale onderrand 11 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Afgekante voorrand 164 van het hulpmiddel verdeelt de luchtstroom, die van de zij- en van de achterkant van trekker 2 komt, in twee verschillende stromingen; een buitenom en een langs de binnenkant van oplegger 3. 25 De stroming die buitenom het apparaat gaat langs steunpilaar 23, palletbak 25 (indien aanwezig), over wielassemblage 26 en langs opslagvolume 27 (indien aanwezig) naar de achterkant van oplegger 3 wordt geleid. Bij de binnenkant van de voorzijde van het aërodynamisch hulpmiddel, zoals in Fig.15 kan worden gezien, komt de luchtstroom langs een kromming 165 en een aflopende rand 166 die dezelfde luchtstroom verhindert los te 30 laten. Dit vermindert plaatselijk de aërodynamische weerstand van het voertuig en versnelt de stroming aan de binnenkant ten gevolge van kromming 165, die tot een onderdruk leidt. De gunstige drukgradiënt profiel vertraagt opnieuw de luchtstroming en leidt deze naar de achterkant van het voertuig, waar de luchtstroom in het zog van het voertuig expandeert zodat de onderdruk in het zog is vermindert en zo de aërodynamische weerstand afneemt 35 aan de achterkant van de oplegger 3. Fig.16 wijst erop dat voorrand 164 van de longitudinale stromingsgeleider onder een bepaalde hoek staat met betrekking tot het horizontale wat resulteert in een hogere efficiëntie tijdens zijwind. Deze afgekante rand 164, waaraan om het 17 even welk hoek of vorm door de gebruiker toegewezen kan worden, is als longitudinale stromingsgeleider met afgekante voorrand bedoeld.

Figs. 17 en 18 tonen een voorbeeld van een zesde uitvoeringsvorm van het apparaat voor een oplegger 3 van de onderhavige uitvinding, en hebben een aërodynamisch 5 hulpmiddel ter vermindering van de weerstand zoals de longitudinale stromingsgeleiders 180 en 187. De aërodynamische apparaten zijn als combinatie van twee dunwandige platen omschreven die bestaan uit, de linker longitudinale stromingsgeleider 180 in beschouwing genomen, een horizontale onderrand 181, een afgekante achterrand 182 tussen de onderrand 181 en een verticale rand, een horizontale bovenrand 183, en een verticale 10 voorrand 184. Het startpunt van de meest voorwaartse verticale rand 184 van longitudinale stromingsgeleider 180, ligt voorbij horizontale onderrand 19 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Afgekante achterrand 182 van longitudinale stromingsgeleider 180 reikt tot lagere achterrand 20 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. De longitudinale stromingsgeleider, die als 180 is vermeld, is verticaal opgezet langs zijn bovenrand 183 aan de horizontale 15 onderrand 11 van lichaamsvolume 4 van oplegger 3. Verticale voorrand 184 van het hulpmiddel verdeelt de luchtstroom, die van de zij- en van de achterkant van trekker 2 komt, in twee verschillende stromingen; een buitenom en een langs de binnenkant van oplegger 3. De stroming die buitenom het apparaat gaat langs steunpilaar 23, palletbak 25 (indien aanwezig), over wielassemblage 26 en langs opslagvolume 27 (indien aanwezig) naar de 20 achterkant van oplegger 3 wordt geleid. Bij de binnenkant van de voorzijde van het aërodynamisch hulpmiddel, zoals in Fig. 18 kan worden gezien, komt de luchtstroom langs een kromming 185 en een aflopende rand 186 die dezelfde luchtstroom verhindert los te laten. Dit vermindert plaatselijk de aërodynamische weerstand van het voertuig en versnelt de stroming aan de binnenkant ten gevolge van kromming 185, die tot een onderdruk leidt. De 25 gunstige drukgradiënt het profiel vertraagt opnieuw de luchtstroming en leidt deze naar de achterkant van het voertuig, waar de luchtstroom in het zog van het voertuig expandeert zodat de onderdruk in het zog is vermindert en zo de aërodynamische weerstand afneemt aan de achterkant van de oplegger 3. Fig. 18 wijst erop dat achterrand 182 van de longitudinale stromingsgeleider onder een bepaalde hoek staat met betrekking tot het 30 horizontale wat resulteert in een hogere efficiency tijdens zijwind. Deze afgekante rand 182, waaraan om het even welk hoek of vorm door de gebruiker toegewezen kan worden, is als longitudinale stromingsgeleider met afgekante voorrand bedoeld.

Een voorbeeld van een zevende uitvoeringsvorm van het apparaat voor een oplegger 3 van de onderhavige uitvinding, en heeft een aërodynamisch hulpmiddel ter vermindering 35 van de weerstand zoals de longitudinale stromingsgeleiders dat kan wegklappen door een steunstructuur. Dit steunstructuur bestaat uit vier staven die een parallellogram vormen met scharnierende hoeken die de gewenste vrijheid verstrekt zodat de longitudinale 18 stromingsgeleider in een stijgende richting kan transleren. De steunstructuur is verbonden met ondervlak 8 van lichaamsvolume 4 parallel met zijn longitudinale onderrand 11 volgens de bekende kunst van mechanische bevestigingen. De longitudinale stromingsgeleider moet met verscheidene ondersteunende structuren zijn uitgerust om de gewenste stijfheid en de 5 flexibiliteit te verzekeren.

Talrijke varianten zijn mogelijk binnen de getoonde uitvoeringsvormen, maar deze zullen binnen het werkgebied van de uitvinding blijven zoals bepaald in de eisen.

Aldus, verstrekt de uitvinding een stromingsgeleider bestaand uit een gestroomlijnde buitencontour bij de voorrand. De uitvinding verstrekt een stromingsgeleider die tot betere 10 aërodynamische prestaties van voertuigcombinaties kan leiden, die tot grote besparingen in brandstofverbruik kunnen resulteren.

Legenda 1 trekker-oplegger combinatie 2 trekker 3 oplegger 4 opleggerlichaam 5 frontaal vlak oplegger 6 linker vlak oplegger 7 boven vlak oplegger 8 onder vlak oplegger 9 rechter vlak oplegger 10 achter vlak oplegger 11 linker onderrand oplegger 12 linker voorrand oplegger 13 rechter onderrand oplegger 14 onder-voorrand oplegger 15 onder-achterrand oplegger 16 linker steunpoot oplegger 17 rechter steunpoot oplegger 18 palletbak oplegger 19 wielassemblage oplegger 20 linker opslagvolume oplegger 21 rechter opslagvolume oplegger 22 hoofbout oplegger 23 onderteunende structuur 24 linker stromingsgeleider met elliptische kromming 25 onderrand linker stromingsgeleider 26 achterrand linker stromingsgeleider 27 bovenrand linker stromingsgeleider 28 voorrand linker stromingsgeleider 29 elliptische kromming linker stromingsgeleider 30 aflopende kromming linker stromingsgeleider 31 rechter stromingsgeleider met elliptische kromming 32 onderrand rechter stromingsgeleider 33 achterrand rechter stromingsgeleider 34 bovenrand rechter stromingsgeleider 19 35 voorrand rechter stromingsgeleider 36 buitenvlak 37 binnen vlak 38 denkbeeldig vlak 39 motorwagen met trekbal en aanhangwagen 40 motorwagen met trekbal en aanhangwagen 41 aanhangwagen 42 aanhangwagen lichaam 43 voorvlak aanhangwagen 44 linker vlak aanhangwagen 45 boven vlak aanhangwagen 46 onder vlak aanhangwagen 47 rechter vlak aanhangwagen 48 achter vlak aanhangwagen 49 linker onderrand aanhangwagen 50 rechter onderrand aanhangwagen 51 onder-voorrand aanhangwagen 52 onder-achterrand aanhangwagen 53 wielassemblage aanhangwagen 54 trekbalk aanhangwagen 55 ondersteunende structuur aanhangwagen 56 linker opslagvolume aanhangwagen 57 rechter opslagvolume aanhangwagen 58 linker stromingsgeleider met elliptische kromming 59 onderrand linker stromingsgeleider 60 achterrand linker stromingsgeleider 61 bovenrand linker stromingsgeleider 62 voorrand linker stromingsgeleider 63 elliptische kromming linker stromingsgeleider 64 aflopende kromming linker stromingsgeleider 65 rechter stromingsgeleider met elliptische kromming 66 onderrand rechter stromingsgeleider 67 achterrand rechter stromingsgeleider 68 bovenrand rechter stromingsgeleider 69 voorrand rechter stromingsgeleider 70 rijderscabine motorwagen 71 lichaamsvolume motorwagen 72 wielassemblage motorwagen 73 opslagvolume motorwagen 74 grote palletbak 75 linker stromingsgeleider met rechte achterrand 76 onderrand linker stromingsgeleider 77 achterrand linker stromingsgeleider 78 bovenrand linker stromingsgeleider 79 voorrand linker stromingsgeleider 80 elliptische kromming linker stromingsgeleider 81 rechter achterrand linker stromingsgeleider 82 rechter stromingsgeleider met rechte achterrand 83 linker stromingsgeleider met cirkelvormige kromming 84 onderrand linker stromingsgeleider 85 achterrand linker stromingsgeleider 86 bovenrand linker stromingsgeleider 87 voorrand linker stromingsgeleider 88 cirkelvormige kromming linker stromingsgeleider 20 89 aflopende kromming linker stromingsgeleider 90 rechter stromingsgeleider met cirkelvormige kromming 91 linker stromingsgeleider met vliegtuig profiel 92 onderrand linker stromingsgeleider 93 achterrand linker stromingsgeleider 94 bovenrand linker stromingsgeleider 95 voorrand linker stromingsgeleider 96 vliegtuigprofiel gebaseerde kromming linker stromingsgeleider 97 rechter stromingsgeleider met vliegtuigprofiel 98 linker stromingsgeleider met afgekante voorrand 99 onderrand linker stromingsgeleider 100 achterrand linker stromingsgeleider 101 bovenrand linker stromingsgeleider 102 voorrand linker stromingsgeleider 103 elliptische kromming linker stromingsgeleider 104 aflopende kromming linker stromingsgeleider 105 rechter stromingsgeleider met afgekante voorrand 106 linker stromingsgeleider met afgekante achterrand 107 onderrand linker stromingsgeleider 108 achterrand linker stromingsgeleider 109 bovenrand linker stromingsgeleider 110 voorrand linker stromingsgeleider 111 elliptische kromming linker stromingsgeleider 112 aflopende kromming linker stromingsgeleider 113 rechter stromingsgeleider met afgekante achterrand 1034363

Claims

1. Plaatvormige stromingsgeleider met een voorrand, een onderrand, een achterrand en een bovenrand, waarbij de stromingsgeleider langs de bovenrand in, een in hoofdzaak, verticale positie monteerbaar is aan een lichaamsgedeelte van een getrokken voertuig van een 5 voertuigcombinatie van ten minste twee schanierend aan elkaar gekoppelde voertuigen, waarbij de stromingsgeleider zich ten minste gedeeltelijk onder het lichaamsgedeelte in een longitudinale richting van het getrokken voertuig uitstrekt, met het kenmerk, dat de stromingsgeleider plaatselijk in aansluiting met de voorrand een verdikt gedeelte omvat, dat in dwarsrichting op de voorrand in een dwarsdoorsnede een gestroomlijnde buitencontour 10 heeft.

2. Stromingsgeleider volgens conclusie 1, waarbij de buitencontour van het verdikt gedeelte in dwarsdoorsnede een kromming met een vleugelprofiel omvat.

3. Stromingsgeleider volgens één van de conclusies 1 of 2, waarbij de buitencontour een kromming met een elliptisch deel omvat.

4. Stromingsgeleider volgens één van conclusies 1-3, waarbij de buitencontour een kromming met een cirkeldeel omvat dat een straal van ten minste 100mm heeft.

5. Stromingsgeleider volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de dikte van het verdikte gedeelte ten minste 50mm is.

6. Stromingsgeleider volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de 20 stromingsgeleider een binnen- en buitenoppervlak omvat voor de plaatsing van de stromingsgeleider met het binnenoppervlak aan de binnenkant van een getrokken voertuig, waarin het verdikte gedeelte een hoogtedimensie in een richting loodrecht aan het buitenoppervlak van de stromingsgeleider heeft van ten minste 50mm.

7. Stromingsgeleider volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verdikte 25 gedeelte van de stromingsgeleider zich door een denkbeeldig vlak uitstrekt dat parallel ligt met het buitenoppervlak van de stromingsgeleider op een afstand van 100mm parallel is.

8. Stromingsgeleider volgens conclusie 7, waarbij het denkbeeldige vlak met het buitenoppervlak van de stromingsgeleider parallel is op een afstand van 210mm .

9. Stromingsgeleider volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de plaatvormige 30 stromingsgeleider een binnen- en buitenoppervlak omvat, waarbij het binnenoppervlak binnenwaarts ten opzichte van een voertuig is gericht, wanneer de stromingsgeleider aan een voertuig is gemonteerd, waarbij het verdikte gedeelte aan het binnenoppervlak van de stromingsgeleider is geplaatst. 1 0 3 4 3 6 3

10. Stromingsgeleider volgens één van de voorgaandeconclusies, waarbij de stromingsgeleider zich over de gehele lengte van het voertuig uitstrekt om een luchtstroom van de voorzijde van het voertuig langs de onderkant van het lichaamsgedeelte naar de achterkant van het voertuig te leiden.

11. Stromingsgeleider volgens één van de voorafgaande eisen, waarin een voorafkanting tussen de voorrand en de onderrand is voorzien.

12. Stromingsgeleider volgens één van de voorgaandeconclusies, waarbij een achterafkanting tussen de achterrand en de onderrand is voorzien.

13. Stromingsgeleider volgens één van de conclusies 9 of 10, waarbij de voor- of 10 achterafkanting een afmeting in een richting van de voorrand van ten minste 100mm heeft.

14. Aërodynamisch apparaat omvattende een set van twee stromingsgeleiders die een overeenkomstige vormgeving in spiegelsymmetrie hebben.

15. Oplegger met een landingsgestel dat door een wielassemblage is gesteund, omvattende een stromingsgeleider volgens één van de bovengenoemde conclusies , waarbij de 15 stromingsgeleider ten minste gedeeltelijk een wiel van de wielassemblage bedekt.

16. Oplegger volgens conclusie 15, waarbij koelsleuven in de stromingsgeleider bij een positie dichtbij de wielassemblage zijn voorzien om een passage voor lucht te verschaffen om een wiel van de oplegger te koelen.

17. Voertuig zoals een aanhangwagen, een wagon of oplegger, dat in een voertuigcombinatie 20 kan worden getrokken en dat een lichaamsgedeelte heeft dat door ten minste één wielassemblage is ondersteund en dat onder het lichaamsgedeelte over een stromingsgeleider volgens één van de bovengenoemde conclusies beschikt.

18. Voertuig volgens conclusie 17, waarbij de stromingsgeleider schanierend met het lichaamsgedeelte is verbonden.

19. Voertuig volgens conclusie 17 of 18, waarbij de voorrand van de stromingsgeleider in hoofdzaak is gericht op het vooroppervlak van het lichaamsgedeelte van het voertuig. ''4363