NL1033363C2 - Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element. - Google Patents

Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element. Download PDF

Info

Publication number
NL1033363C2
NL1033363C2 NL1033363A NL1033363A NL1033363C2 NL 1033363 C2 NL1033363 C2 NL 1033363C2 NL 1033363 A NL1033363 A NL 1033363A NL 1033363 A NL1033363 A NL 1033363A NL 1033363 C2 NL1033363 C2 NL 1033363C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lance
push rod
elongate element
elongated
drainage
Prior art date
Application number
NL1033363A
Other languages
English (en)
Inventor
Dirk Albertus Bodegom
Original Assignee
Bos & Kalis Baggermaatsch
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bos & Kalis Baggermaatsch filed Critical Bos & Kalis Baggermaatsch
Priority to NL1033363A priority Critical patent/NL1033363C2/nl
Priority to PCT/NL2007/050704 priority patent/WO2008082294A1/en
Priority to EP07860897A priority patent/EP2122065A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1033363C2 publication Critical patent/NL1033363C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D3/00Improving or preserving soil or rock, e.g. preserving permafrost soil
    • E02D3/02Improving by compacting
    • E02D3/10Improving by compacting by watering, draining, de-aerating or blasting, e.g. by installing sand or wick drains
    • E02D3/103Improving by compacting by watering, draining, de-aerating or blasting, e.g. by installing sand or wick drains by installing wick drains or sand bags

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Agronomy & Crop Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Investigation Of Foundation Soil And Reinforcement Of Foundation Soil By Compacting Or Drainage (AREA)
  • Excavating Of Shafts Or Tunnels (AREA)

Description

Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het in een grondlichaam inbrengen van een 5 langwerpig flexibel element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint.
Dergelijke inrichtingen worden bijvoorbeeld ingezet om een slappe, waterhoudende grond te verdichten door gestimuleerde danwel geforceerde drainage. Daarbij 10 wordt gebruik gemaakt van verticaal in de grond ingebrachte drainagelinten van watervoerende opbouw/samenstelling, waardoor het water sneller opwaarts afgevoerd wordt uit de grond en deze grond sneller zal consolideren, en de draagkracht van die grond toeneemt.
15 Het is gebruikelijk om drainagelinten in de grond in te brengen met behulp van een holle lans die door een makelaar opstaand wordt gehouden en - althans in hoofdzaak - verticaal in en uit het grondlichaam wordt gedreven met achterlating van het lint dat zich aanvankelijk door de 2 0 lans heen uit strekt naar een voorraad. De makelaar wordt gedragen door een over het maaiveld of water verplaatsbaar werktuig. Het samenstel is voorts voorzien van een houder voor een voorraadrol drainagelint. Voorbeelden hiervan zijn 1033363 2 weergegeven in de Nederlandse octrooiaanvrage 85.03390 en de Internationale octrooiaanvrage WO 02/29164.
Het drainagelint loopt vanaf de voorraadrol via het boveneind van de makelaar door de holle lans naar het 5 ondereind hiervan. In veel gevallen is het drainagelint aan het ondereind van de lans voorzien van een anker, die tevens het ondereind van de lans afsluit tegen indringend bodemmateriaal. Wanneer het ondereind van het drainagelint op de gewenste diepte is gebracht wordt de lans weer gehe-10 ven, waarbij het anker in de bodem zorgt voor het in de bodem blijven van het drainagelint.
In plaats van een anker bevestigd op het ondereind van het drainagelint kan het ondereind van de lans voorzien zijn van een scharnierende klep om tijdens de 15 neerwaartse beweging de lans af te sluiten tegen het indringen van grond. In de lans is tevens opgenomen een drukstang, om het ondereind waarvan het lint is omgevouwen, mede met behulp van de klep in gesloten toestand.
Bij het terughalen van de lans zal de klep van-20 zelf open gaan staan. De drukstang wordt nog enige tijd op dezelfde diepte gehouden. Het bodemmateriaal kan althans aan één zijde van het lint daarop een vasthoudkracht uitoefenen. Wanneer de drukstang weer geheven wordt blijft het drainagelint achter, zonder dat een anker gebruikt wordt. 25 Alternatief is het ook mogelijk dat na het bereiken van een gewenste diepte voor de lans de zelf drukstang neerwaarts wordt gedwongen ten opzichte van de lans, waarbij de klep wordt geopend en het drainagelint verder de bodem wordt ingedrukt. Daarna worden lans en drukstang opgehaald.
30 Net als bij het gebruik van een anker zal het door de bodem vastgehouden lint tijdens de opwaartse beweging van lans en drukstang door de lansdoorgang heen getrokken worden. Als het ondereind van de drukstang en lans aan het eind van de opgaande slag weer in aanvangspositie 35 is aangekomen, wordt het lint afgeknipt en kan de cyclus op een nieuwe locatie worden herhaald.
3
Een voorbeeld van een dergelijke inrichting is bekend van Europese octrooiaanvrage 0.233.312 en van Japanse octrooiaanvrage 59-195915.
Tijdens het installatieproces van het drainage-5 lint worden velerlei verschillende krachten op het lint uitgeoefend waardoor de installatie in het bodemlichaam kan falen.
Een doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen waarmee een langwerpig, flexibel element, zoals 10 een drainage-element, op betrouwbare wijze in een bodem kan worden geplaatst.
Een doel van de uitvinding is een inrichting te verschaffen waarmee verstoring van de diepte-ligging van het flexibel, langwerpig element tijdens het ophalen van 15 een lanssamenstel niet of nauwelijks wordt verstoord.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Vanuit een aspect voorziet de uitvinding in een 20 inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint, omvattend een lans en een lansaandrijving voor de lans om deze in de bodem te drijven en daaruit weer op te halen, een houder voor een 25 voorraad langwerpig element, waarbij de lans een eerste opneemruimte vormt voor het langwerpig element om dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van een lengte daarvan, waarbij de inrichting voorts een ten opzichte van de lans verplaatsbare en daarmee parallelle 30 drukstang omvat waarmee het ondereind van het langwerpig element na inbreng daarvan in de bodem tegengehouden wordt tijdens een ophaalbeweging van de lans, en een uitwendig langs de lans opgestelde, aan de lans en de drukstang bevestigde drukstangaandrijving voor de drukstang om deze 35 ten opzichte van de lans in de bodem te dwingen, waarbij de drukstang vanaf de bevestiging met de uitwendige drukstangaandrijving gelegen is in een ruimte die over een 4 aanzienlijk deel van de lans, bij voorkeur over het grootste deel van de eerste opneemruimte, door scheidingsdelen aan de lans apart gehouden is van de eerste opneemruimte.
5 Door de effectieve scheiding van de verplaatsing- ruimte voor het lint en de verplaatsingsruimte van de drukstang kan een relatieve uitwijking van de drukstang binnen de lans als gevolg van de krachten die op de lans en drukstang worden uitgeoefend, niet of nauwelijks resulteren 10 in een door de drukstang op het lint, tegen de lans, uitgeoefende klemkracht. Het lint zou dan niet meer vrij kunnen bewegen ten opzichte van lans en/of drukstang en tijdens de opwaartse slag van lans en drukstang in ongewenste mate worden onderworpen aan een opwaartse trekkracht, met als 15 gevolg dat het ondereind van het lint omhoog zou worden getrokken, weg van de gewenste diepte. Met de uitvinding wordt een vloeiend ophalen van lans met drukstang onder achterlaten van het lint op de beoogde diepte bevorderd.
In een uitvoering zijn de scheidingsdelen in 20 lansrichting ononderbroken, zodat zij een al dan niet geperforeerde doorgaande wand of iets dergelijks vormen. In een andere uitvoering zijn de scheidingsdelen in lansrichting op afstand van elkaar gelegen. Zij kunnen bijvoorbeeld gevormd worden door een reeks op afstand van elkaar gelegen 25 staven, schotten, platen, etc., waarmee op gewicht bespaard kan worden. Voor bevordering van een relatieve beweging, indien beoogd, tussen langwerpig element en lans/drukstang kunnen de scheidingsdelen voorzien zijn van geleidingsvlak-ken voor het langwerpig element en/of van geleidingsvlakken 30 voor de drukstang.
In een uitvoering omvat de lans een naast de eerste opneemruimte gelegen tweede opneemruimte, welke genoemde ruimte vormt voor de drukstang. Daarbij kan de lans kokervormig zijn, waarbij de eerste en tweede opneem-35 ruimtes binnen de koker zijn gelegen. De drukstang en het drainagelint zijn dan beiden tijdens het inbrengen in de grond afgeschermd van het bodemmateriaal. De koker kan een 5 veelhoekige (bijvoorbeeld rechthoekige) of gebogen (bijvoorbeeld cirkelvormige) doorsnede bezitten.
In een uitvoering is de ruimte voor de drukstang aan de buitenzijde van de lans gelegen. De binnenruimte van 5 de -in het bijzonder kokervormige- lans kan dan geheel benut worden voor het langwerpig element, dat daardoor een relatief grote dwarsdoorsnede kan bezitten, eventueel omgevouwen, dubbelgevouwen, etc.
Bij voorkeur is de lans aan de buitenzijde voor-10 zien van geleiders voor de drukstang.
In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding is deze voorts voorzien van een drukstangaandrijving voor de drukstang om deze ten opzichte van de lans in de bodem te dwingen. De drukstangaandrijving 15 kan tevens ingericht zijn voor het ophalen van de drukstang.
In een uitvoeringsvorm omvat de drukstangaandrij-ving een zich evenwijdig aan de lans uitstrekkende cilinder met zuigerstang.
20 De lans kan daarbij aan het ondereind voorzien zijn van een afsluiter daarvoor, waarbij de afsluiter beweegbaar is tussen een sluitstand waarin het ondereind van de lans gesloten is en het langwerpig element geklemd is tussen de afsluiter en de lans en een open stand waarin 25 het ondereind van de lans open is en de drukstang met langwerpig element daardoorheen kan bewegen. Tijdens het inbrengen van de lans met langwerpig element wordt een meevoeren van het langwerpig element verzekerd door de op de lans zelf voorziene en daarmee samenwerkende afsluiter.
30 In een uitvoering is de afsluiter bedienbaar door de drukstang. De afsluiter kan daarbij een klep vormen, die draaibaar verbonden is met een eerste zijde van de lans, waarbij de eerste langsdoorgang gelegen is tussen de tweede langsdoorgang en de eerste zijde van de lans, waardoor het 35 door de drukstang uit te oefenen moment groot kan zijn.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het in een bodem inbrengen van een 6 flexibel drainage-element, zoals een drainagelint, met behulp van een lans waarin een lengte langwerpig element is opgenomen welk nabij het ondereind van de lans vastgehouden wordt door een lansbodemklep in samenwerking met het 5 lansondereind, waarbij de lans op een gewenste diepte in de bodem wordt gebracht, waarna een drukstang onder meevoering van met ondereind van het langwerpig element de klep open drukt en verder in de bodem wordt gedreven, en de drukstang daarna wordt opgehaald onder achterlating in de bodem van 10 het ondereind van het langwerpig element. Tijdens het inbrengen van de lans met langwerpig element wordt een meevoeren van het langwerpig element verzekerd door de op de lans zelf voorziene en daarmee samenwerkende afsluiter, waarna de drukstang zijn functie gaat vervullen.
15 Ter bevordering van het door de drukstang meevoe ren van het langwerpig element kan het ondereind van het langwerpig element tijdens het met de lans inbrengen in de bodem althans deels omgelegd zijn om het ondereind van de drukstang. Dit wordt verder bevorderd indien het ondereind 2 0 van de drukstang voorzien is van een vasthouder voor het vastleggen van het langwerpig element ten opzichte van de drukstang, zoals een haak of prikpen die indringt in het langwerpig element.
In een uitvoering wordt de drukstang weer opge-25 haald tot in het ondereind van de lans en worden de lans en -eventueel daarin opgenomen- drukstang opgehaald.
Een verder probleem kan optreden als gevolg van krachten die ontstaan als het drainagelint tijdens de neerwaartse slag van de lans van de voorraadrol wordt 30 getrokken. Door de massatraagheid van de voorraadrol en de weerstand in de geleidingsbaan van het lint kan het lint losschieten van het ondereind van de lans. De lans moet dan weer worden opgehaald en het lint daar weer doorheen worden getrokken. Hierdoor wordt het werk vertraagd.
35 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het in een over een gewenste afgeef-lengte in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel 7 element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint, omvattend een lanssamenstel en een aandrijving voor het lanssamenstel om deze in de bodem te drijven en daaruit weer op te halen, en een houder voor een voor-5 raad langwerpig element, waarbij het lanssamenstel een lans omvat en de lans een opneemruimte vormt voor het langwerpig element om dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van een lengte daarvan, onder het vasthouden van het ondereind van het langwerpig element, waarbij 10 de inrichting voorts voorzien is van een bufferinrichting voor het langwerpig element voor het vormen van een in hoofdzaak met de afgeeflengte overeenkomende bufferlengte langwerpig element tijdens het ophalen van het lanssamenstel .
15 De gevormde bufferlengte kan worden gebruikt in de volgende inbrengslag. De benodigde lengte langwerpig element is dan al beschikbaar, waardoor de voorraadrol niet behoeft te worden afgerold. Aldus kan worden bereikt dat het langwerpig element in de neerwaartse slag van de lans 20 in hoofdzaak spanningsarm wordt meegevoerd, waardoor een ongewenst losschieten in vergaande mate kan worden voorkomen .
De buffercapaciteit van de koker kan gelijk zijn aan de maximale installatiediepte van een enkel langwerpig 25 element.
In een uitvoering omvat de bufferinrichting een keerrol voor het langwerpig element, welke verplaatsbaar is tussen een eerste stand waarin de gewenste bufferlengte gevormd is en een tweede stand waarin de bufferlengte is 30 benut, waarbij de keerrol opgesteld is om door de inbreng-beweging van het lanssamenstel van de eerste stand naar de tweede stand te worden gedwongen, bij voorkeur in een samengaande beweging. De inrichting kan daarbij voorts zijn voorzien van een keerrolmeenemer, die middels een verbin-35 ding, in het bijzonder een trekverbinding, zoals een kabel, verbonden is met het lanssamenstel om de beweging daarvan te volgen, althans tijdens de inbrengbeweging. Tijdens de δ neerwaartse slag van de drukstang wordt de keerrolmeenemer omhoog bewogen door de kabel en ondersteunt daarbij de keerrol, waardoor het langwerpig element op dezelfde snelheid, dus nagenoeg krachtloos wordt meegevoerd door het 5 lanssamenstel.
Het lanssamenstel kan een drukstang omvatten, dat opgenomen is in de lans en het ondereind van het langwerpig element aangrijpt om dat in de bodem te brengen en achter te laten, waarbij de keerrolmeenemer verbonden is met de 10 drukstang. Ook bij gebruik van een drukstang is de afgeef-lengte afgestemd op de maximale inbrengdiepte.
De bufferinrichting kan in een verticaal vlak werkzaam zijn, passend bij een gebruikelijke makelaar waarlangs het lanssamenstel wordt bewogen. De keerrol kan 15 daarbij verticaal beweegbaar zijn tussen de eerste en de tweede stand.
Op het boveneind van de makelaar of bufferinrichting kan een zelfwerkende klem aangebracht zijn die het langwerpig element alleen in lansrichting doorlaat. Deze 20 klem voorkomt dat het langwerpig element teruggetrokken kan worden uit de grond of lans, zodat een nieuwe buffer-afgeeflengte uitsluitend afkomstig is van de voorraadrol, door het terug verplaatsen van de keerrol in de bufferinrichting, van de tweede naar de eerste stand.
25 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint, omvattend een lans en een lansaandrijving voor de lans om deze in de bodem te 3 0 drijven en daaruit weer op te halen, een houder voor een voorraad langwerpig element, waarbij de lans een eerste opneemruimte vormt voor het langwerpig element om dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van een lengte daarvan, waarbij de inrichting voorts een ten 35 opzichte van de lans verplaatsbare en daarmee parallelle drukstang omvat waarmee het ondereind van het langwerpig element na inbreng daarvan in de bodem tegengehouden wordt 9 tijdens een ophaalbeweging van de lans, waarbij de druk-stang gelegen is in een aan de buitenzijde van de lans gelegen ruimte, waarbij de lans voorzien is van geleiders voor het geleiden van een beweging van de drukstang langs 5 de lans.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint, omvattend een lans en 10 een lansaandrijving voor de lans om deze in de bodem te drijven en daaruit weer op te halen, een houder voor een voorraad langwerpig element, waarbij de lans een eerste opneemruimte vormt voor het langwerpig element om dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van 15 een lengte daarvan, waarbij de lans voorzien is van een tweede opneemruimte voor een drukstang waarmee het ondereind van het langwerpig element na inbreng daarvan in de bodem tegengehouden wordt tijdens een ophaalbeweging van de lans, waarbij de eerste en de tweede opneemruimte van 2 0 elkaar aparte, zich over een aanzienlijk deel van de lans, bij voorkeur over het grootste deel van de eerste opneemruimte, uitstrekkende eerste en tweede langsdoorgangen vormen in de lans.
De lans kan kokervormig zijn, waarbij de eerste 25 en tweede opneemruimtes binnen de koker zijn gelegen.
De eerste en tweede langsdoorgangen kunnen al thans plaatselijk van elkaar gescheiden zijn door een of meer scheiders.
De in deze beschrijving en conclusies van de 30 aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals de scheiding van (opneem) ruimtes voor langwerpig element en drukstang, het 35 klemmen van het ondereind van het langwerpig element, het invoerproces en het bufferen van langwerpig element, aan de buitenzijde van de lans gelegen drukstang en andere aspec- 10 ten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
5
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor- 10 beelduitvoering. Getoond wordt in:
Figuur 1 een schematisch aanzicht van een voorbeeld van een opstelling volgens de uitvinding;
Figuur IA een schematisch zijaanzicht op de opstelling van figuur 1; 15 figuur 2 een detail van de opstelling van figuur 1, volgens aanzicht II, in uitgangsstand; figuren 2A, 2B en 2C respectievelijk twee details van lintklemmen en een doorsnede door een lans in de opstelling van figuur 2; 20 figuur 3 een met figuur 2 overeenkomend aanzicht, in een volgende processtap; figuur 4 een met figuren 2 en 3 overeenkomend aanzicht, in een volgende processtap; figuur 5 een detail in doorsnede van een lans 25 voor gebruik in de opstelling van figuur 1 en figuur 5A een dwarsdoorsnede door de lans van figuur 5; figuur 6 de lans van figuur 5, tijdens een volgende processtap en figuur 6A een aanzicht schuin op de toestand van figuur 6; 30 figuren 7A-C respectievelijk een zijaanzicht, deels (bovenste gedeelte) in doorsnede, een langsdoorsnede dwars daarop en een dwarsdoorsnede door een alternatieve uitvoering van een lans in een opstelling volgens de uitvinding ; en 35 Figuren 8A-C een aantal alternatieve uitvoeringen van het samenstel lans en drukstang.
11
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De opstelling/inrichting 1 van figuur 1 en verder omvat een verplaatsbare hydraulische machine 2, die ge-5 plaatst is op een maaiveld 100 van een bodem 101, waarin zich een te consolideren bodemlaag 102 bevindt.
Aan het uiteinde 5 van de arm 3 van de machine 2 is een console 4 bevestigd, waarop een houder 6 bevestigd is voor een makelaar 7. Op de makelaar 7 is een console 51 10 bevest igd voor een lier 50 voor een aandrijfkabel 41, welke (zie figuur 2) , omloopt om keerrollen 12 en 13 die bevestigd zijn op de makelaar 7. De kabel 41 is met einden 41a en 41b bevestigd aan een slede 15, die vast bevestigd is op een kokervormige lans 9. De lans 9 is ten opzichte van de 15 makelaar 7 op en neer verplaatsbaar geleid binnen verticaal profiel 80, dat door middel van dwarsplaten 14 verbonden is met de rest van de makelaar 7. Bovenaan het profiel 80 is een aantal keerrollen bevestigd, namelijk keerrol 17 voor een drainagelint 40 en keerrollen 18 en 19 voor een kabel 20 42, die met eind 42b bevestigd is aan het boveneind 20b van een drukstang 20 die opgenomen is in de lans 9. Aan het boveneind van de drukstang 20 is door middel van dwarsstang 95 (zie figuur 2C) het uiteinde van de zuigerstang 91 van een cilinder 90 bevestigd, die neerwaarts reikt en met de 25 mantel 92 bevestigd is aan de slede 15. Door activering van de cilinder 90 kan de drukstang 20 worden verplaatst ten opzichte van de lans 9.
Op de makelaar 7 is op een console 11 een voor-raadrol 10 van lint 40 bevestigd. Daarboven is op de make-30 laar 7 een bufferkoker 8 bevestigd. Aan het boveneind van de bufferkoker 8 is het andere uiteinde 42a van de kabel 42 vast bevestigd. De kabel 42 strekt zich van daaruit neerwaarts uit in de bufferkoker 8, en wordt onderaan omgeleid om keerrol 32 die bevestigd is op een hef taf el 33, die op 35 geleide wijze op en neer kan bewegen binnen de bufferkoker 8. De kabel 42 gaat vervolgens omhoog, naar de voornoemde keerrollen 19 en 18.
12
Het drainagelint 40 loopt via een rol 36 en een keerrol 30 boven aan de bufferkoker 8 tot binnen de buf-ferkoker 8, met neerwaartse lengte 40c, en loopt dan om keerrol 31 die opgenomen is in een tafel 35, welke tafel 35 5 ondersteund kan worden op de tafel 33. Het lint 40 loopt vandaar af omhoog (binnen de koker 40 met lengte 40d) naar keerrol 17 boven aan de makelaar 7, en loopt dan neerwaarts door de lans 9, naar het ondereind daarvan.
Zoals in figuren 5 en 5A is weergegeven, vormt de 10 lans 9 een opneemruimte 70. Op regelmatige tussenafstanden zijn in de lans 9 dwarsstaven 73 bevestigd, die de opneemruimte 70 verdelen in opneemruimtes 71 en 72. De drukstang 20 strekt zich uit door opneemruimte 71, en het lint 40 door opneemruimte 72.
15 Aan het ondereind is de lans 9 voorzien van een kokerdeel 21 met twee tegenover elkaar gelegen wanden 22 en 22b. De wand 22b is aan de buitenzijde voorzien van een verdikking 23 met aanslagrand 23a en aan het ondereind via scharnier 24 voorzien van een klep 25. De klep 25 bezit een 20 aanslagrand 25b die aan kan komen tegen de aanslagrand 23a, zodat de klep 25 niet door de verticaal kan bewegen en aldus niet te ver open gaat staan en bij neerkomen op en indringen in de grond dicht gaat staan. Zoals weergegeven in figuur 5 kan de klep 25 met een van (niet weergegeven) 2 5 dwars op de scharnierpen 24 reikende, door groeven van elkaar gescheiden tanden voorzien binnenrandvlak 25a het uiteinde 40a van het drainagelint 40 klemmen tegen de onderrand 22a van de wand 22. De drukstang 20 bevindt zich in de opneemruimte 71 die verder van het scharnier 24 30 gelegen is dan de opneemruimte 72 voor het drainagelint 40. De tanden/groeven aan de binnenrandvlak 25a zorgen er voor dat althans een deel van het lint 40 intact blijft wanneer het lint 40 onverhoopt gekneld komt te raken tussen drukstang 20 en klep 25. Een van de groeven kan tevens ruimte 35 verschaffen voor een doorn of prikpen voor het lint op het ondereind 20a van de drukstang 20.
In de figuren 2A en 2B zijn twee voorbeelduit- 13 voeringen weergegeven van een mechanisme voor het tegen teruggaande beweging tegenhouden van het drainagelint 40. In de uitvoering van figuur 2A is aan het boveneind van de lans 9 een veerbelaste lintklem 16 aangebracht, die neer-5 waartse beweging van drainagelint 40 toelaat, maar een teruggaande beweging niet. In figuur 2B is een veerbelaste lintklem 60 weergegeven, die de vorm heeft van een hefboom met armen 61 en 62, die verdraaibaar bevestigd zijn aan de buitenzijde van het boveneind van de bufferkoker 8 ter 10 plaatse van scharnier 63. Door middel van de veerbelasting wordt de arm 62 met uiteinde 65 tegen het drainagelint 40 gedrukt, dat daardoor tegen een in de bufferkoker aangebracht profiel 8a wordt geklemd, en wel bij een opwaartse beweging van de lans 9, zodat het drainagelint 4 0 15 dat zich boven de klemplaats bevindt vrijgehouden wordt van het gewicht van de tafel 35 en het afrollen van het drainagelint van de rol 10 wordt bevorderd. Voor het geval de lintverankering in de bodem faalt en het lint wordt meegetrokken met de teruggehaalde lans kan de werking van de 2 0 lintklem 60 worden opgeheven met behulp van een op arm 61 inwerkende cilinder 64. Het lint 40 kan dan teruglopen in bufferkoker 8 en/of weer voor een lengte worden opgenomen op de voorraadrol 10, die veerbelast is in oprolrichting, gewoonlijk om het lint strak te houden. Voor het in de te 25 consolideren laag 102 inbrengen van een lengte drainagelint 40 wordt de makelaar met behulp van de hydraulische machine 2 op de juiste plaats verticaal opgesteld. Dan wordt de lier 50 bediend, waardoor de kabel 41 in een richting A (figuur 2) wordt gedwongen, en via slede 15 de lans 9 in de 30 richting B neerwaarts in de bodem 101 wordt gedwongen, geleid door de makelaar 7 tussen profiel 80 en dwarsplaten 14. Door de inwerking van de grond wordt de klep 2 5 dicht-gedrukt, waarbij het ondereind 40a geklemd wordt tussen de binnenrandvlak 25a van de klep 25 en de onderrand 22a van 35 de wand 22 aan het ondereind van de lans 9. Het lint 40 kan daarbij door de klep 25 op de doorn aan het ondereind van de drukstang 20 worden gedwongen. Voor de klemwerking is 14 het niet nodig dat de drukst ang 20 ook op het lint 40 drukt.
Met de neerwaartse beweging van de lans 9 en de daarin opgenomen drukstang 20 zal een trekkracht worden 5 uitgeoefend op de kabel 42. Hierdoor wordt de keerrol 32 binnen de bufferkoker 8 opwaarts verplaatst in de richting H (figuur 2), waarbij tevens de heftafel 33 en daardoor de tafel 35 met keerrol 31 wordt meegenomen, in eenzelfde beweging. De oorspronkelijk in de bufferkoker 8 aanwezige 10 neerwaarts respectievelijk opwaartse lengten 40c, 40d van het drainagelint 40 komen hierbij vrij voor meebeweging met de lans 9 in de bodem 101, 102. Als gevolg hiervan behoeft de voorraadrol 10. niet te worden afgewikkeld. Als gevolg hiervan ondervindt het drainagelint 40 tijdens het in de 15 bodem inbrengen geen weerstand als gevolg van het afrollen van de voorraadrol, en het langs de rollen 36 en 30 lopen van het drainagelint 40.
De hoogteligging van de keerrollen 31 en 32 binnen de bufferkoker 8 is ingesteld op de gewenste pene-20 tratiediepte van het drainagelint 40.
Wanneer de lans 9 op de gewenste diepte is aangekomen (figuur 3) kan men de lans 9 weer heffen, onder het ten opzichte van de bodem op zijn plaats houden van de drukstang 20, onder activering van de lier 50 (kabel 41 25 beweegt in richting C, figuur 4) en de cilinder 90. Hierdoor zal de klep 25 als vanzelf, als gevolg van de aanwezigheid van het (stationair gehouden) ondereind 20a van de drukstang 20 in de richting F (figuur 6) open gaan staan. Een bijvoorbeeld doorn- of prikpenachtige voorziening aan 3 0 het ondereind van 20a van de lans 20 voorkomt hierbij door door het lint te prikken dat het uiteinde 40a van het drainagelint 40 wordt meegetrokken door de klep 25. Kort hierna wordt ook de drukstang 20 opgetrokken, onder het achterlaten in de bodem van het ondereind 40a van het 35 drainagelint 40. Door de gronddruk die aan weerszijden op het onderste gedeelte van het drainagelint 40 wordt uitgeoefend zal het lint 40 op de gewenste diepte in de bodem 15 kunnen blijven, en niet door de opwaartse beweging van de lans en/of drukstang worden teruggetrokken.
In het beschreven geval van het eerst terugtrekken van de lans en kort daarna van de drukstang zou er 5 sprake kunnen zijn van geroerde grond om het drainagelint. Onder omstandigheden, afhankelijk van de grondsoort, kan het voorkomen dat de gronddruk uitgeoefend op het drainagelint 40 verhoogd moet worden. Dit kan bereikt worden door in de onderste stand van de lans 9 de lans zelf stationair 10 te houden en door activering van de cilinder 90 de drukstang 20 zelf verder in de richting E (figuur 5) te dwingen. Het ondereind 20a van de drukstang 20 duwt daarbij de klep 25 open, in feite overeenkomstig figuur 6. Daarbij is het echter de drukstang 20 die in absolute zin neerwaarts 15 beweegt. Met behulp van de voornoemde doorn of vergelijkbaar middel blijft het uiteinde 40a op het ondereind 20a van de drukstang 20, en wordt dit dieper in de laag 102 gedrukt. De ten opzichte van de lansdiepte 9 extra lengte van het drainagelint 40 kan hierbij ook verschaft worden 2 0 door de bufferlengte 4 0c,d in bufferkoker 8, omdat de kabel 42 bevestigd is aan het boveneind van de drukstang 20.
Nadat het ondereind 4 0a van het drainagelint 4 0 op de gewenste diepte is gebracht kan de drukstang 20 worden teruggehaald, onder achterlating van het ondereind 2 5 4 0a op die gewenste diepte. De ene zijde van het drainage lint 40 is tijdens het dieper inbrengen van het drainagelint 40 in direct contact gekomen met het bodemmateriaal. Aan de tegengestelde zijde zal het grondmateriaal vrijwel direct in contact komen met het drainagelint, vanwege de 30 smalle uitvoering van de drukstang 20 in vergelijking met de koker van de lans 9.
Tijdens het ophalen verplaatsen de lans 9 en de drukstang 20 zich ten opzichte van het drainagelint 40. De drukstang 20 wordt door de scheidingsstaven 73 op afstand 3 5 gehouden van het drainagelint 40, zodat de beweging van de drukstang 20 daarop geen invloed kan hebben, in het bijzonder wanneer de drukstang 20 door daarop uitgeoefende krach- 16 ten schuin of krom komt te staan in de lans 9 of de lans 9 schuin komt te staan. Opneemruimte 72 verschaft voldoende ruimte ten opzichte van drainagelint 40 om wrijvingskrach-ten door de bewegende lans 9 uitgeoefend op het draina-5 gelint 40 zo klein mogelijk te houden. De vormgeving van de doorsnede van de scheidingsstangen 73 is hierop afgestemd.
Tijdens de teruggaande beweging van de drukstang 20 zorgt het gewicht van de heftafel 33 ervoor dat de kabel 42 de beweging volgt. De tafel 35 met keerrol 31 zal de 10 neerwaartse beweging van de heftafel 33 met vertraging kunnen volgen (richting J, figuur 4) . Het gewicht van de keerrol 31, dat overigens in de inbrengslag geen belemmerende werking heeft op de afgifte van het drainagelint, vanwege de meevoering daarvan door de heftafel 33, zorgt 15 voor het maken van buf ferlengten 40c, 40d, door af rollen van de voorraadrol 10. Het voordeel hiervan is dat de voorraadrol 11 niet de neerwaartse snelheid van de heftafel 33 hoeft te volgen. Dit is gunstig, omdat de voorraadrol een met de voortgang van het proces veranderende omloop-20 snelheid zal hebben, in verband met het af nemen van de voorraad op de rol. Door de werking van de lintklem 60 wordt daarbij het boven de bufferkoker 8 reikende gedeelte van het lint 40 niet belast door de tafel 35.
Nadat de uitgangspositie is bereikt kan het lint 25 40 boven het maaiveld worden doorgeknipt. Bij de volgende neerwaartse beweging van de lans 9 zal de grond de klep 25 dichtduwen en daarbij het ondereind 40a om de onderrand 22a leggen en eventueel op de doorn prikken, zodat het ondereind 40a is vastgeklemd.
30 In de figuren 7A-C is een andere mogelijke uit voering van een lans 109 weergegeven, waarbij de lans 109 een ronde dwarsdoorsnede heeft, waarvan het inwendige 170 door dwarsspijlen 173 verdeeld is in een doorgang 172 voor het lint 140 en een doorgang 171 voor de drukstang 120. De 35 drukstang 120 is voorzien van een dwars daarop staande verstijvingsribbe 120b, die wordt geleid tussen aan aantal paren vanaf de kanswand binnenwaarts reikende pennen 174.
17
Het benedeneind 109a van de lans 109 vormt een overgang van de ronde dwarsdoorsnede naar een platte dwarsdoorsnede, gelijkgericht aan de doorsnede van het lint 140. De verst ijvingsribbe 120b is afwezig over de lengte drukstang 120 5 die neerwaarts uit de lans moet kunnen reiken.
In figuur 8A vormt de kokervormige lans 209 een doorgang 270 voor een drainage-element, in het bijzonder drainagelint, niet weergegeven. De wand 273 van de kokervormige lans 209 vormt hier een scheiding tussen de ruimte 10 371 waar de drukstang 220 zich bevindt en de doorgang 270.
De drukstang 220 wordt bij/aan de lans 209 gehouden door middel van een langsreeks van verbrede koppen voorziene pennen 291, die in van schroefdraad voorziene gaten 292 in wand 273 zijn bevestigd. De drukstang 220 is voorzien van 15 een reeks langssleuven 290, waardoorheen de pennen 291 reiken. De lengte van de langssleuven bepaalt de maximale verplaatsing van de drukstang 220 langs de lans 209.
In figuur 8B zijn twee hoekstalen of reeksen hoekstalen 391 gelast aan de randen van de wand 373 van de 20 kokervormige lans 309. Met de wand 373 bepalen zij een doorgang 371 voor de drukstang 320. De drukstang 320 wordt daarbij door de twee hoekstalen 391 bij de wand 373 gehouden, maar kan wel in langsrichting verplaatst worden ten opzichte van de lans 309.
25 De uitvoering van figuur 8C lijkt op die van figuur 8B, maar hierbij zijn de hoekstalen 491 voorzien van langere benen waarmee zij zijn gelast aan de kokervormige lans 409.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de 30 werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige 35 uitvinding.
1033363

Claims (35)

1. Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint, omvattend een lans en een lansaandrijving voor de lans om deze in de bodem te 5 drijven en daaruit weer op te halen, een houder voor een voorraad langwerpig element, waarbij de lans een eerste opneemruimte vormt voor het langwerpig element om dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van een lengte daarvan, waarbij de inrichting voorts een ten 10 opzichte van de lans verplaatsbare en daarmee parallelle drukstang omvat waarmee het ondereind van het langwerpig element na inbreng daarvan in de bodem tegengehouden wordt tijdens een ophaalbeweging van de lans, en een uitwendig langs de lans opgestelde, aan de lans en de drukstang 15 bevestigde drukstangaandrijving voor de drukstang om deze ten opzichte van de lans in de bodem te dwingen, waarbij de drukstang vanaf de bevestiging met de uitwendige drukstangaandri jving gelegen is in een ruimte die over een aanzienlijk deel van de lans, bij voorkeur over het 20 grootste deel van de eerste opneemruimte, door scheidingsdelen aan de lans apart gehouden is van de eerste opneemruimte.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de scheidingsdelen in lansrichting ononderbroken zijn.
3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de scheidingsdelen in lansrichting op afstand van elkaar gelegen zijn.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de scheidingsdelen voorzien zijn van geleidingsvlakken voor 30 het langwerpig element en/of van geleidingsvlakken voor de drukstang. 1033363
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lans een naast de eerste opneemruimte gelegen tweede opneemruimte omvat, welke genoemde ruimte vormt voor de drukstang.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de lans kokervormig is, waarbij de eerste en tweede opneem- ruimtes binnen de koker zijn gelegen.
7. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, waarbij de ruimte voor de drukstang aan de buitenzijde van 10 de lans is gelegen.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de lans aan de buitenzijde voorzien is van geleiders voor de drukstang.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclu- 15 sies, waarbij de drukstangaandrijving tevens ingericht is voor het ophalen van de drukstang.
10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de drukstangaandrijving een zich evenwijdig aan de lans uitstrekkende cilinder met zuigerstang omvat.
11. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij de lans aan het ondereind voorzien is van een afsluiter daarvoor, waarbij de afsluiter beweegbaar is tussen een sluitstand waarin het ondereind van de lans gesloten is en het langwerpig element geklemd is tussen de afsluiter en de 25 lans en een open stand waarin het ondereind van de lans open is en de drukstang met langwerpig element daardoorheen kan bewegen.
12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de afsluiter bedienbaar is door de drukstang. 30
13= Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de afsluiter een klep vormt, die draaibaar verbonden is met een eerste zijde van de lans, waarbij de eerste langsdoor-gang gelegen is tussen de tweede langsdoorgang en de eerste zijde van de lans.
14. Werkwijze voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint, met behulp van een lans waarin een lengte langwerpig element is opgenomen welk nabij het ondereind van de lans vastgehouden wordt door een lansbodemklep in samenwerking met het lansondereind, waarbij de lans op een gewenste diepte in de bodem wordt ge-5 bracht, waarna een drukstang onder meevoering van met ondereind van het langwerpig element de klep open drukt en verder in de bodem wordt gedreven, en de drukstang daarna wordt opgehaald onder achterlating in de bodem van het ondereind van het langwerpig element.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij het ondereind van het langwerpig element tijdens het met de lans inbrengen in de bodem althans deels omgelegd is om het ondereind van de drukstang.
16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij 15 het ondereind van de drukstang voorzien is van een vasthouder voor het vastleggen van het langwerpig element ten opzichte van de drukstang, zoals een haak of prikpen die indringt in het langwerpig element.
17. Werkwijze volgens conclusie 14, 15 of 16, 20 waarbij de drukstang wordt opgehaald tot in het ondereind van de lans en de lans en drukstang worden opgehaald.
18. Inrichting voor het in een over een gewenste afgeeflengte in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element, in het bij- 25 zonder een drainagelint, omvattend een lanssamenstel en een aandrijving voor het lanssamenstel om deze in de bodem te drijven en daaruit weer op te halen, en een houder voor een voorraad langwerpig element, waarbij het lanssamenstel een lans omvat en de lans een opneemruimte vormt voor het 30 langwerpig element om dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van een lengte daarvan, onder het vasthouden van het ondereind van het langwerpig element, waarbij de inrichting voorts voorzien is van een bufferinrichting voor het langwerpig element voor het 35 vormen van een in hoofdzaak met de afgeeflengte overeenkomende bufferlengte langwerpig element tijdens het ophalen van het lanssamenstel. i
19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de bufferinrichting een keerrol voor het langwerpig element omvat, welke verplaatsbaar is tussen een eerste stand waarin de gewenste bufferlengte gevormd is en een tweede 5 stand waarin de bufferlengte is benut, waarbij de keerrol opgesteld is om door de inbrengbeweging van het 1 anssamen-stel van de eerste stand naar de tweede stand te worden gedwongen, bij voorkeur in een samengaande beweging.
20. Inrichting volgens conclusie 19, voorzien van 10 een keerrolmeenemer, die middels een verbinding verbonden is met het lanssamenstel om de beweging daarvan te volgen, althans tijdens de inbrengbeweging.
21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de verbinding tussen keerrolmeenemer en lanssamenstel een 15 trekverbinding, zoals met een kabel is.
22. Inrichting volgens conclusie 20 of 21, waarbij het lanssamenstel een drukstang omvat, dat opgenomen is in de lans en het ondereind van het langwerpig element aangrijpt om dat in de bodem te brengen en achter te laten, 20 waarbij de keerrolmeenemer verbonden is met de drukstang.
23. Inrichting volgens een der conclusies 18-22, waarbij de bufferinrichting in een verticaal vlak werkzaam is.
24. Inrichting volgens conclusie 23, wanneer 25 afhankelijk van conclusie 19, waarbij de keerrol verticaal beweegbaar is tussen de eerste en de tweede stand.
25. Inrichting volgens een der conclusies 18-24, uitgevoerd als een inrichting volgens een der conclusies 1-13 . 30
26= Inrichting voor het in een over een gewenste afgeeflengte in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint, omvattend een lanssamenstel en een aandrijving voor het lanssamenstel om deze in de bodem te 3 5 drijven en daaruit weer op te halen, een houder voor een voorraad langwerpig element, waarbij het lanssamenstel een lans omvat en de lans een opneemruimte vormt voor het langwerpig element om dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van een lengte daarvan en voor een vasthouder voor het aan het ondereind van de lans houden van het ondereind van het langwerpig element tijdens 5 het in de bodem inbrengen van het lanssamenstel, voorzien van een of meer van de maatregelen zoals op zich beschreven in de conclusies 1-13 en 18-25.
27. Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-10 element, in het bijzonder een drainagelint, omvattend een lans en een lansaandrijving voor de lans om deze in de bodem te drijven en daaruit weer op te halen, een houder voor een voorraad langwerpig element, waarbij de lans een eerste opneemruimte vormt voor het langwerpig element om 15 dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van een lengte daarvan, waarbij de inrichting voorts een ten opzichte van de lans verplaatsbare en daarmee parallelle drukstang omvat waarmee het ondereind van het langwerpig element na inbreng daarvan in de bodem 20 tegengehouden wordt tijdens een ophaalbeweging van de lans, waarbij de drukstang gelegen is in een aan de buitenzijde van de lans gelegen ruimte, waarbij de lans voorzien is van geleiders voor het geleiden van een beweging van de drukstang langs de lans.
28. Inrichting volgens conclusie 27, waarbij de geleiders oppervlakken vormen die de drukstang aan een van de lans afgekeerde zijde geleidend aangrijpen.
29. Inrichting volgens conclusie 27 of 28, waarbij de drukstang en een wand van de lans zijn voorzien van 30 met elkaar samenwerkende geleidingssleuven en geleidings-pennen.
30. Inrichting volgens conclusie 27 of 28, waarbij de lans aan de buitenzijde voorzien is van opsluiters die de ruimte voor de drukstang althans deels omgeven.
31. Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element, in het bijzonder een drainagelint, omvattend een lans en een lansaandrijving voor de lans om deze in de bodem te drijven en daaruit weer op te halen, een houder voor een voorraad langwerpig element, waarbij de lans een eerste opneemruimte vormt voor het langwerpig element om 5 dat af te schermen tijdens het met de lans in de bodem inbrengen van een lengte daarvan, waarbij de lans voorzien is van een tweede opneemruimte voor een drukstang waarmee het ondereind van het langwerpig element na inbreng daarvan in de bodem tegengehouden wordt tijdens een ophaalbeweging 10 van de lans, waarbij de eerste en de tweede opneemruimte van elkaar aparte, zich over een aanzienlijk deel van de lans, bij voorkeur over het grootste deel van de eerste opneemruimte, uitstrekkende eerste en tweede langsdoor-gangen vormen in de lans.
32. Inrichting volgens conclusie 31, waarbij de lans kokervormig is, waarbij de eerste en tweede opneem-ruimtes binnen de koker zijn gelegen.
33. Inrichting volgens conclusie 31 of 32, waarbij de eerste en tweede langsdoorgangen althans plaatselijk 20 van elkaar gescheiden zijn door een of meer schelders.
34. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
35. Werkwijze voorzien van een of meer van de in 25 de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1033363
NL1033363A 2006-12-29 2007-02-09 Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element. NL1033363C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1033363A NL1033363C2 (nl) 2006-12-29 2007-02-09 Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element.
PCT/NL2007/050704 WO2008082294A1 (en) 2006-12-29 2007-12-27 Device for introducing into a soil an elongate, flexible element, such as a drainage element
EP07860897A EP2122065A1 (en) 2006-12-29 2007-12-27 Device for introducing into a soil an elongate, flexible element, such as a drainage element

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1033150 2006-12-29
NL1033150A NL1033150C1 (nl) 2006-12-29 2006-12-29 Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een drainage-element.
NL1033363A NL1033363C2 (nl) 2006-12-29 2007-02-09 Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element.
NL1033363 2007-02-09

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1033363C2 true NL1033363C2 (nl) 2008-07-01

Family

ID=38508835

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1033150A NL1033150C1 (nl) 2006-12-29 2006-12-29 Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een drainage-element.
NL1033363A NL1033363C2 (nl) 2006-12-29 2007-02-09 Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1033150A NL1033150C1 (nl) 2006-12-29 2006-12-29 Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een drainage-element.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2122065A1 (nl)
NL (2) NL1033150C1 (nl)
WO (1) WO2008082294A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2016988B1 (en) * 2016-06-17 2018-01-16 Boskalis Bv Baggermaatschappij Arrangement for introducing an elongate, flexible element into a subsoil
CN110924377A (zh) * 2019-12-05 2020-03-27 田亥心 一种公路工程施工用填筑装置
CN113550293A (zh) * 2021-07-20 2021-10-26 中国铁道科学研究院集团有限公司 一种真空预压处理浅埋盾构隧道上方地基的方法

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS4879411A (nl) * 1972-01-27 1973-10-24
JPS59102010A (ja) * 1982-12-02 1984-06-12 Nakatomi Kurimoto ペ−パドレ−ン工法
JPS59192119A (ja) * 1983-04-12 1984-10-31 Nakatomi Kurimoto ペ−パドレ−ン打込み装置
JPS59195915A (ja) * 1983-04-19 1984-11-07 Shinko Tsusho Kk ペ−パ−ドレ−ン材打設用ケ−シングとその使用方法
EP0226251A1 (en) * 1985-12-09 1987-06-24 Geotechnics Holland B.V. A device for inserting a drainage wick into the ground
EP0233312A2 (en) * 1986-02-17 1987-08-26 Toyo Construction Co,Ltd. Drain material holding apparatus for board drain process

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS4879411A (nl) * 1972-01-27 1973-10-24
JPS59102010A (ja) * 1982-12-02 1984-06-12 Nakatomi Kurimoto ペ−パドレ−ン工法
JPS59192119A (ja) * 1983-04-12 1984-10-31 Nakatomi Kurimoto ペ−パドレ−ン打込み装置
JPS59195915A (ja) * 1983-04-19 1984-11-07 Shinko Tsusho Kk ペ−パ−ドレ−ン材打設用ケ−シングとその使用方法
EP0226251A1 (en) * 1985-12-09 1987-06-24 Geotechnics Holland B.V. A device for inserting a drainage wick into the ground
EP0233312A2 (en) * 1986-02-17 1987-08-26 Toyo Construction Co,Ltd. Drain material holding apparatus for board drain process

Also Published As

Publication number Publication date
NL1033150C1 (nl) 2008-07-01
EP2122065A1 (en) 2009-11-25
WO2008082294A1 (en) 2008-07-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1033363C2 (nl) Inrichting voor het in een bodem inbrengen van een langwerpig, flexibel element, zoals een drainage-element.
US6079925A (en) Method and apparatus for lifting oilfield goods to a derrick floor
KR101811921B1 (ko) 항타장치
EP1787051A1 (en) Underwater pipe-laying apparatus and method
JPH066806B2 (ja) パイルの施工法とこの方法を実施する装置
CN116274500B (zh) 一种建筑管材矫直装置
KR101346108B1 (ko) 철근 와이어 이송용 그리퍼 장치
JP2719611B2 (ja) 円筒穴を掘削する二翼グラブ
KR101020450B1 (ko) 쉬트 파일 분리장치
CA2461493A1 (en) Device for raising and supporting the foundation of a building, and pile assembly therefor
NL1019619C2 (nl) Inrichting voor het plaatsen van bijvoorbeeld drainagelinten.
JP4463576B2 (ja) コンクリート締固め用バイブレータシステム
CN113247698B (zh) 一种纺织机械用导纱器
NL1021995C2 (nl) Hei-inrichting in het bijzonder geschikt voor heien bij een beperkte beschikbare hoogte.
JP2006161477A (ja) 閉塞部材アタッチメント及び閉塞部材の圧入方法
DE2842910C2 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Vereinzeln und Anheben von stabförmigen Elementen
KR102310159B1 (ko) 높낮이 조절이 가능한 행거
WO2005068751A1 (en) Apparatus for dispensing and tensioning wire
US3908960A (en) Pipe jack
US10472789B2 (en) Arrangement with a hollow mandrel for introducing drainage ribbons in a subsoil
LU100382B1 (en) Hydraulic Support for Soil-like Coal Working Face and Coal Seam Mining Protection Method
DE4438448C2 (de) Anordnung aus einer Vorrichtung zum Handhaben von Abstandhalterrahmen für Isolierglasscheiben und einer Aufhängevorrichtung für die Abstandshalterrahmen
NL1034016C2 (nl) Werkwijze voor het in de bodem brengen van een langwerpig funderingselement, een inrichting daarvoor, alsmede een funderingselement.
CN113802362A (zh) 一种切布机
JP6221850B2 (ja) 押出プレスの製品頭出し装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230301