NL1026889C2 - Beugelslot. - Google Patents

Description

Titel: Beugelslot

De uitvinding heeft betrekking op een beugelslot met een basislichaam en een flexibele beugel, in het bijzonder een ketting, een kabel, % een omhulde kabel of een scharnierstang, waarbij het basislichaam een behuizing omvat, die zich in een axiale richting uitstrekt en ten minste een 5 open kopvlak heeft, en waarbij een eerste uiteinde van de beugel aan het basislichaam bevestigd is en een tweede, vrij uiteinde van de beugel naar keuze aan het basislichaam vergrendelbaar is.

Dergelijke beugelsloten dienen bijvoorbeeld voor het beveiligen van tweewielers, in het bijzonder fietsen. Daartoe wordt het tweede, vrije 10 uiteinde van de beugel om het tweewielerframe en een bevestigingsobjekt, bijvoorbeeld een straatlantaarn, geleid en vervolgens aan het basislichaam vergrendeld, teneinde een gesloten lus te vormen. Bij dergelijke sloten is een algemeen streven om bij goedkope vervaardiging een goede beveiliging tegen openbreken te bereiken.

15 Het is een doel van de uitvinding een beugelslot van de genoemde soort te verschaffen, dat bij eenvoudige vervaardiging zo goed mogelijk beveiligd is tegen manipulatie en een compacte opbouw heeft.

Dit doel wordt bereikt door een beugelslot met de kenmerken van conclusie 1, en in het bijzonder daardoor, dat het basislichaam een borgplaat 20 omvat met ten minste twee benen en een daartussen gelegen verbindingsgedeelte, waarbij de benen in de behuizing steken en zijvlakken hebben, die tegen de binnenzijde van de behuizing liggen en ten minste een holte omvatten, waarbij de binnenzijde van de behuizing ten minste een verhoging omvat, die in de ten minste ene holte van de benen grijpt, en 25 waarbij het verbindingsgedeelte van de borgplaat een afdekking van het open kopvlak van de behuizing vormt en gelijktijdig voor het borgen van het eerste uiteinde van de beugel aan het basislichaam is ingericht.

1026889 2

Dit slot onderscheidt zich derhalve door een borgplaat die in zijaanzicht bij voorkeur U-vormig is, echter uiteindelijk iedere gewenste vorm van een verbindingsgedeelte met daaraan benen kan hebben. Belangrijk is dat de borgplaat enerzijds ter gehele of gedeeltelijke afdekking 5 van het open kopvlak van de behuizing dient en anderzijds het eerste, vaste uiteinde van de beugel aan de behuizing bevestigt, bijvoorbeeld doordat het beugeleinde om het verbindingsgedeelte grijpt of aan het verbindingsgedeelte bevestigd is.

De borgplaat zelf is aan de behuizing bevestigd, doordat 10 verhogingen aan de binnenzijde van de behuizing in complementair gevormde holten van de benen van de borgplaat grijpen en daardoor het axiaal uit de behuizing trekken van de borgplaat verhinderen. Er kan voorzien zijn in aanvullende bevestigingsmaatregelen, om de beveiliging tegen openbreken nog verder te vergroten, zoals hierna nog verduidelijkt 15 wordt.

Reeds het genoemde samenwerken van de behuizingsverhogingen met de beenholten waarborgt echter een bijzonder betrouwbare bevestiging van de borgplaat aan de behuizing, omdat de verhogingen in de binnenzijde van de behuizing reiken en derhalve niet eenvoudig toegankelijk zijn voor 20 manipulatie van het slot van buiten af. Verder kunnen de genoemde verhogingen en bijbehorende holten met geringe moeite aan de behuizing respektievelijk aan de benen van de borgplaat aangebracht worden.

Bovendien kan het genoemde basislichaam kompakt gebouwd worden, omdat, uitgaande van het zich aan het kopse einde bevindende 25 verbindingsgedeelte van de borgplaat, alleen enkele benen in de behuizing behoeven te steken om de genoemde bevestiging van de borgplaat aan de behuizing te bewerkstelligen. Het eerste, vaste beugeleinde kan weer direkt of ten minste indirekt aan het verbindingsgedeelte van de borgplaat bevestigd zijn, zodat voor de bevestiging van het eerste beugeleinde aan het 30 slotlichaam in de behuizing slechts weinig extra ruimte nodig is.

1020889 3

De vervaardiging van een dergelijk slot wordt ook nog vereenvoudigd doordat het eerste beugeleinde aan de borgplaat bevestigd kan worden, nog voordat deze uiteindelijk aan de behuizing van het basislichaam gefixeerd wordt.

5 In het bijzonder bij behuizingen met rechthoekige dwarsdoorsnede wordt een bijzonder stabiele bevestiging van de borgplaat verkregen, wanneer deze vier benen omvat, waarbij twee eerste benen aan een uiteinde van het verbindingsgedeelte en twee tweede benen aan een tegenoverliggend uiteinde van het verbindingsgedeelte gevormd zijn.

10 Een bijzonder betrouwbare verbinding van de borgplaat met de behuizing wordt ook verkregen doordat ieder been van de borgplaat voorzien is van tenminste een holte die met een verhoging aan de binnenzijde van de behuizing samenwerkt.

Bij de genoemde verhogingen aan de binnenzijde van de behuizing 15 gaat het bij voorkeur om indrukkingen in de behuizingswand, omdat deze op bijzonder eenvoudige wijze en ook nog tijdens een laat stadium van het vervaardigingsproces aangebracht kunnen worden.

Volgens een bijzonder voordelige verdere uitvoeringsvorm wordt de behuizing door een plaatvouwkonstruktie gevormd, zodat de behuizing vier 20 langszij den, een gesloten kopvlak en een open kop vlak met een in wezen rechthoekige dwarsdoorsnede heeft, waarbij aan twee tegenover elkaar liggende langszijden telkens twee overlappende zijwanden voorzien zijn.

Een dergelijke plaatvouwkonstruktie kan op eenvoudige wijze vervaardigd worden. Ten opzichte van de bekende toepassing van een vierkante buis als 25 behuizing heeft deze plaatvouwkonstruktie het voordeel dat een gesloten kopvlak zonder bijzondere extra inzet en met minimale benodigde ruimte gerealiseerd kan worden. Er zijn namelijk geen aanvullende bevestigingsmaatregelen of bevestigingselementen nodig, om een bijvoorbeeld als separaat onderdeel voorziene kopvlakwand aan te brengen.

1026889 4

De uitvoering van een dergelijke plaatvouwkonstruktie met telkens twee overlappende zijwanden leidt tot een bijzonder stabiele opbouw van de behuizing, omdat de behuizing geen open langskanten heeft die een openbreekwerktuig een direkte toegang tot het inwendige van de behuizing 5 zou bieden.

De beschreven plaatvouwkonstruktie kan bijvoorbeeld uitgaande van een H-vormig plaatstansdeel vervaardigd worden, waarbij de middenbalk van de H-vorm uiteindelijk het gesloten kopvlak vormt en waarbij de vier halve benen van de H-vorm uiteindelijk de twee paar 10 overlappende zijwanden vormen.

De uitvoering van de behuizing als plaatvouwkonstruktie maakt het voorts mogelijk het gesloten kopvlak aan zijn overgang met een naburige zijwand van de behuizing een ronding te geven, dat wil zeggen dat op die plek niet is voorzien in een scherp gebogen vouwkant, maar dat de 15 buiging een grote kromtestraal heeft, die bijvoorbeeld kan overeenkomen met een vierde of de helft van de behuizingshoogte. Daardoor kan de behuizing eenvoudig aan de karakteristieken en de benodigde ruimte van de j ondergebrachte onderdelen, bijvoorbeeld het vergrendelmechanisme, j aangepast worden. Ook vanuit esthetisch oogpunt kan een op dergelijke 20 wijze afgeronde behuizingsvorm gewenst zijn, die - zoals toegelicht - op eenvoudige wijze te realiseren is.

Als aanvullende verbetering van de beveiliging tegen openbreken van een dergelijke plaatkonstruktie, kan ten minste een zijwand van de behuizing aan een langskant een zijdelingse borglip hebben, die door een 25 opneemspleet van de behuizing, in het bijzonder langs een langskant van de behuizing geleid is.

Een betere beveiliging tegen manipulatie kan, als alternatief of als aanvulling, ook bereikt worden doordat de twee telkens overlappende zijwanden door een lasnaad met elkaar verbonden worden. Het 1026889 5 uiteenspreiden van de betreffende langszijde van de behuizing wordt hierdoor bemoeilijkt.

Een dergelijke beveiliging van de behuizing tegen openbreken bij de overlappende zijwanden kan, als alternatief of als aanvulling, ook bereikt 5 worden doordat ten minste een veiligheidsplug zich door de overlappende zijwanden uitstrekt door een desbetreffende opening dwars op de axiale richting van de behuizing, waarbij de veiligheidsplug aan ieder uiteinde een borgverbreding omvat, die achter de betreffende zijwand grijpt. Bij deze borgverbreding kan het bijvoorbeeld gaan om een of enkele zich zijdelings 10 uitstrekkende blokkeernokken of om een vervorming van een borgoor.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm heeft het basislichaam een dwarsschoot, die zich binnen de behuizing dwars op de axiale richting van de behuizing uitstrekt en bij tegenover elkaar liggende zijwanden van de behuizing zowel in de axiale richting als in de dwarsrichting ten opzichte 15 van de behuizing gefixeerd is. Een dergelijke dwarsschoot kan dienen ter aanvullende versterking van de behuizing tegen met geweld uiteenbuigen van de genoemde zijwanden. Voor dit doel verdient het de voorkeur wanneer de dwarsschoot twee uiteinden omvat die door bijbehorende openingen in de genoemde zijwanden uit de behuizing steken en aan de buitenzijde van de 20 behuizing ieder een borgverbreding hebben, die achter de betreffende zijwand grijpt. Ook bij deze borgverbreding kan het gaan om een of enkele blokkeernokken of om een vervorming van bijvoorbeeld een borgoor.

Een dergelijke dwarsschoot kan op eenvoudige wijze beveiligd worden tegen ongewenste zijdelingse verwijdering uit de behuizing, 25 bijvoorbeeld door de dwarsschoot eruit te slaan, doordat de dwarsschoot van ten minste een schouder voorzien wordt die met een been van de borgplaat samenwerkt. Daardoor is de dwarsschoot in dwarsrichting beveiligd, zelfs wanneer de genoemde borgverbreding aan de buitenzijde van de behuizing met geweld verwijderd, bijvoorbeeld afgezaagd of afgedraaid, wordt.

1026889 6

Met betrekking tot de bevestiging van het eerste beugeleinde aan het basislichaam van het slot, wordt een bijzonder goede beveiliging tegen openbreken bereikt, wanneer dit beugeleinde niet alleen om de borgplaat, maar bovendien ook om de genoemde dwarsschoot grijpt, zodat het 5 beugeleinde dubbel aan het basislichaam geborgd is. Het verbindingsgedeelte van de borgplaat kan voor dit doel balkvormig zijn. Voor het genoemde omgrijpen van de dwarsschoot kan het eerste beugeleinde als een kettingschakel gevormd zijn, waarbij in dit geval bij voorkeur de gehele flexibele beugel als een ketting gevormd is.

10 In dit verband wordt opgemerkt dat de genoemde verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding naar wens gecombineerd kunnen worden, om de beveiliging van het slot tegen openbreken door gecombineerde veiligheidsmaatregelen en -elementen te verbeteren. Bijvoorbeeld kan het eerste beugeleinde - zoals beschreven - het 15 verbindingsgedeelte van de borgplaat en aanvullend de dwarsschoot omgrijpen. Verder kan - zoals eveneens beschreven - de genoemde dwarsschoot door borgverbredingen aan zijn uiteinden en aanvullend door een met de borgplaat samenwerkende schouder in dwarsrichting geborgd zijn.

20 Het kan weliswaar mogelijk zijn, dat enkele van de genoemde veiligheidsmaatregelen door toereikende inzet van tijd en techniek met geweld overwonnen zouden kunnen worden, echter, het aantal en de combinatie van de verschillende en tevens redundant fungerende veiligheidsmaatregelen bemoeilijkt in de praktijk het met geweld openen 25 van het slot zeer aanzienlijk.

Tenslotte wordt opgemerkt dat het bij de flexibele beugel ook kan gaan om een staalkabel, in het bijzonder een omkapselde of van hulzen voorziene kabel, waarbij het eerste, vaste uiteinde van de kabel bij voorkeur achter een opneemopening van het verbindingsgedeelte van de borgplaat 30 verperst is. Als alternatief hiervoor kan het bij de flexibele beugel om een 1026889 7 scharnierstang gaan, waarbij het eerste, vaste uiteinde van de scharnierstangbeugel bij voorkeur door een scharnierstang gevormd is, die om de borgplaat en tevens om een dwarsschoot grijpt, zoals in samenhang met een kettingschakel beschreven is.

5 Verdere uitvoeringsvormen worden in de afhankelijke conclusies ! genoemd. Hierna wordt de uitvinding, slechts als voorbeeld, onder verwijzing naar de tekening toegelicht.

Fig. 1 toont een afbeelding met uiteengenomen delen van een eerste uitvoeringsvorm van eert beugelslot.

10 Fig. 2 toont, in zijaanzicht, dit beugelslot in gemonteerde toestand.

Figuren 3 en 4 tonen, in respektievelijk eindaanzicht en middenlangsdoorsnede, de behuizing van het slot volgens Fig. 1 en 2.

Figuren 5 en 6 tonen, ieder in zijaanzicht, respektievelijk de dwarsschoot en de borgplaat van het slot volgens Fig. 1 en 2.

15 Fig. 7 toont een afbeelding met uiteengenomen delen van een tweede uitvoeringsvorm van een beugelslot.

Fig. 8 toont, in zijaanzicht, dit beugelslot in gemonteerde toestand.

Fig. 9 toont, in zijaanzicht, een vergrendelplug van het slot volgens Fig. 7 en 8 20 Fig. 10 toont, in middenlangsdoorsnede, de borgplaat van het slot volgens Fig. 7 en 8.

Fig. 1 toont, in perspektivisch aanzicht, delen van een eerste uitvoeringsvorm van een beugelslot volgens de uitvinding. Getoond zijn een behuizing 11, een borgplaat 13 en een dwarsschoot 15, die van 25 plaatstansdelen gemaakt zijn en die samen met andere delen (in Fig. 1 niet getoond) een basislichaam 17 van het slot vormen. Verder zijn in Fig. 1 een eerste uiteinde 19 en een tweede uiteinde 21 van een flexibele beugel in de vorm van een ketting getoond.

De behuizing 11 is ook in eindaanzicht in Fig. 3 en in 30 middenlangsdoorsnede in Fig. 4 getoond. De behuizing 11 is als een 1028889 8 plaatvouwkonstruktie met vier langszijden 23, een gesloten kopvlak 25 en een open kopvlak 27 gevormd. De langszijden 23 strekken zich uit in een axiale richting L. Aan twee tegenover elkaar liggende langszijden 23 heeft de behuizing 11 telkens een inwendige zijwand 29 en een uitwendige 5 zijwand 31, die elkaar telkens overlappen. Beide inwendige zijwanden 29 zijn verbonden met een onderzijwand 33. Beide uitwendige zijwanden 31 zijn verbonden met een bovenzijwand 35. De inwendige zijwanden 29 en uitwendige zijwanden 31 hebben telkens een doorgangsopening 37. De doorgangsopeningen zijn ten opzichte van elkaar in lijn georiënteerd.

10 De respektieve vouwranden tussen de bovenzijwand 35 en beide uitwendige zijwanden 31 zijn voorzien van opneemspleten 39. Aan de langskanten van de inwendige zijwanden 29 is telkens een borglip 41 gevormd, die door de opneemspleet 39 van de bijbehorende uitwendige zijwand 31 reikt en aan de bovenzijde van de bovenzijwand 35 omgevouwen 15 is.

De bovenzijwand 35 is verder voorzien van een beugelopneemopening 43. Voorts zijn op de bovenzijwand 35 de posities van twee tijdens de montage van het slot aan te brengen indrukkingen 45 met streeplijn getekend.

20 Zoals in het bijzonder getoond in Fig. 4, is het gesloten kopvlak 25 bij de overgang naar de onderzijwand 33 in een ronding gekromd.

De borgplaat 13 heeft een smal verbindingsgedeelte 51. Daarmee verbonden zijn, orthogonaal uitgelijnd en derhalve in een U-vormige configuratie, een paar eerste benen 53 en een paar tweede benen 55, waarbij 25 de eerste benen 53 en de tweede benen 55 telkens onderling eveneens een U-vormige configuratie vormen.

Ieder been 53, 55 heeft aan een buitenste zijvlak 57 een holte of uitsparing 59. Aan ieder binnenste zijvlak heeft ieder been 53, 55 een koppelkam 61. Fig. 6 toont de borgplaat 13 in zijaanzicht.

1026889 9 : De dwarsschoot 15 heeft een langwerpige vorm, waarbij aan een uiteinde twee blokkeernokken 63 en aan het tegenoverliggende uiteinde een borgoor 65 gevormd zijn. Aan beide smalle zijden van de dwarsschoot 15 zijn telkens twee holten 67 gevormd, waarbij iedere holte 67 begrensd wordt 5 door twee borgschouders 69. Fig. 5 toont de dwarsschoot 15 in zijaanzicht.

Het eerste beugeleinde 19 wordt gevormd door een kettingschakel 71. Het tweede, vrije beugeleinde 21 omvat een ingedrukte kettingschakel 73 met zijdelingse insnoeringen.

De montage van het basislichaain 17 geschiedt als volgt: 10 Om te beginnen wordt, uitgaande van een in hoofdzaak H-vormig plaatstansdeel, de behuizing 11 tot de in Fig. 1 getoonde vorm gevouwen. In de behuizing 11 worden een slotcylinder en een hiermee samenwerkend vergrendelingsmechanisme gebracht (in Fig. 1 niet getoond).

Vervolgens wordt de kettingschakel 71 door het open kopvlak 27 in 15 de behuizing 11 gevoerd. Daarna wordt de dwarsschoot 15 in een dwarsrichting T door de doorgangsopeningen 37 zodanig door de zijwanden 29, 31 van de behuizing 11 geleid, dat uiteindelijk de blokkeernokken 63 tegen de ene zijwand 31 aan liggen en het borgoor 65 aan de andere zijwand 31 uit de behuizing steekt, waarbij de dwarsschoot 15 ook door de 20 kettingschakel 71 reikt.

Dan wordt de borgplaat 13 zodanig in de kettingschakel 71 gestoken, dat het verbindingsgedeelte 51 door de door de kettingschakel 71 omsloten opening steekt en de vier benen 53, 55 gericht zijn in de richting van de behuizing 11. De borgplaat 13 wordt vervolgens, met de vier benen 25 53, 55 naar voren, in de axiale richting L in de behuizing 11 geleid, zodanig dat de koppelkammen 61 nu in de holten of uitsparingen 67 van de dwarsschoot 15 grijpen.

Tenslotte wordt het borgoor 65 van de dwarsschoot 15 aan de betreffende buitenzijde van de behuizing vervormd, om de dwarsschoot te 30 borgen tegen zijdelingse verwijdering tegen de dwarsrichting T in.

1026889 10

Bovendien worden de bovenzijwand 35 en de onderzij wand 33 van de behuizing 11 zodanig ingedrukt, dat vier indrukkingen 45 in telkens een bijbehorende holte 59 van de borgplaat 13 grijpen en dat derhalve de borgplaat 13 tegen beweging in of tegenovergesteld aan de axiale richting L 5 geborgd is. Tenslotte wordt de behuizing 11 voorzien van een additioneel beschermingsomhulsel van kunststof (in Fig. 1 niet getoond).

Fig. 2 toont, in zijaanzicht, het aldus gemonteerde slot met vergrendeld tweede beugeleinde 21.

Zoals getoond in Fig. 2, steken de vier benen 53, 55 van de 10 borgplaat 13 in de behuizing 11, waarbij de zijvlakken 57 van de benen 53, 55 tegen de binnenzijde van de behuizing 11 liggen, dus tegen de betreffende binnenzijde van de bovenzijwand 35 en de onderzijwand 33. De indrukkingen 45 van de behuizing 11 werken samen met de holten 59 van de benen 53, 55. De dwarsschoot 15 steekt door de borgplaat 13 ter hoogte 15 van de koppelkam 61. Het verbindingsgedeelte 51 van de borgplaat 13 vormt een afdekking van het open kopvlak 27 van de behuizing 11. De kettingschakel 71 grijpt zowel om de dwarsschoot 15 als om het verbindingsgedeelte 51 van de borgplaat 13.

Fig. 2 toont verder schematisch de plaatsing van een slotcylinder 20 75, een hiermee samenwerkend grendelelement 77 en een contra- grendelstuk 79 binnen de behuizing 11.

Het getoonde beugelslot dient ter beveiliging bijvoorbeeld van tweewielers, waarbij het tweede beugeleinde 21 naar keuze aan het basislichaam 17 vergrendeld kan worden, teneinde een gesloten lus te 25 vormen. De vergrendeling van het tweede beugeleinde 21 geschiedt door middel van de slotcylinder 75, het grendelelement 77 en het hiermee samenwerkende contra-grendelstuk 79 op een op zichzelf genomen bekende wijze, namelijk doordat de ingedrukte kettingschakel 73 binnen de behuizing 11 vastgehouden wordt.

102ti£o9 11

Het bijzondere voordeel van het beschreven slot ligt in de uitvoering van de behuizing 11 als plaatvouwkonstruktie, in de afsluiting van het open kopvlak 27 van de behuizing 11 en in de bevestiging van het eerste beugeleinde 19 aan het basislichaam 17. De afdekking van het open 5 kopvlak 27 en de vergrendeling van het eerste beugeleinde 19 aan het basislichaam 17 kunnen namelijk op eenvoudige wijze gelijktijdig door middel van de borgplaat 13 bewerkstelligd worden. Daar behalve de kettingschakel 71 slechts de benen 53, 55 van de borgplaat 13 in de behuizing steken, wordt voor het afsluiten van het behuizingskopvlak 27 en 10 de gelijktijdige bevestiging van het beugeleinde 19 slechts minimale ruimte in beslag genomen, zodat het basislichaam 17 in axiale richting L met gunstige geringe afmetingen vervaardigd kan worden.

Bijzonder voordelig is vooral de hoge beveiliging tegen manipulatie van het beschreven slot. Deze is niet alleen daarop gebaseerd dat 15 afzonderlijke, zeer doeltreffende veiligheidsmaatregelen getroffen worden, i zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van indrukkingen 45 aan de bovenzijwand 35 en onderzijwand 33 van de behuizing 11, die van buiten niet gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden. Vooral de combinatie van een groot aantal zeer verschillende veiligheidsmaatregelen draagt bij aan de 20 grote beveiliging tegen openbreken, omdat deze verschillende veiligheidsmaatregelen, in het ergste geval, in volgorde met verschillende werktuigen en derhalve slechts met zeer langdurig werk uitgeschakeld kunnen worden.

In het bijzonder kunnen de volgende veiligheidsmaatregelen van 25 het getoonde slot benadrukt worden: 1. De borgplaat 13 wordt door middel van de vier indrukkingen 45 aan de behuizing 11 bevestigd.

2. Het eerste beugeleinde 19 wordt zowel door de dwarsschoot 15 als door het verbindingsgedeelte 51 van de borgplaat 13 aan de behuizing 11 30 bevestigd.

1026889 12 3. De dwarsschoot 15 is niet alleen door middel van de blokkeernokken 63 en het vervormde borgoor 65, maar ook door middel van de in de holten 67 grijpende koppelkammen 61 van de borgplaat 13 beveiligd tegen het zijdelings wegnemen uit de behuizing 11.

5 4. De behuizing 11 kan voorts niet gemakkelijk met geweld geopend worden, omdat de inwendige zijwanden 29 door middel van de borglippen 41 aan de bovenzijwand 35 bevestigd zijn en bovendien de inwendige zijwanden j 29 en uitwendige zijwanden 31 door middel van de dwarsschoot 15 aan elkaar bevestigd zijn.

10 Zelfs wanneer het lukt een van de afzonderlijke bovengenoemde veiligheidsmaatregelen buiten werking te stellen, kan het beugeleinde 19 nog niet uit het basislichaam 17 genomen worden, en blijft de door de beugel en het basislichaam 17 gevormde lus gesloten.

Fig. 7 en 8 tonen een eenvoudigere uitvoeringsvorm van een 15 beugelslot volgens de uitvinding, waarbij de flexibele beugel door een staalkabel 81 met omhullingen gevormd wordt. Onderdelen die gelijk of soortgelijk zijn aan die van de uitvoeringsvorm volgens Fig. 1 tot 6, worden met dezelfde verwijzingstekens aangeduid. In het bijzonder heeft de betreffende behuizing 11 dezelfde opbouw. In essentie zijn de volgende 20 verschillen aanwezig:

De borgplaat 13 heeft aan het verbindingsgedeelte 51 een opneemopening 83. Deze wordt omgeven door een aansluitkraag 85 ter overlapping met een omhulling 87 van het eerste beugeleinde 19. Aan het eerste beugeleinde 19 strekt de staalkabel 81 zich ten eerste uit door de 25 omhulling 87 en vervolgens door de aansluitkraag 85 met de opneemopening 83. Aan de binnenzijde van het verbindingsgedeelte 51 van de borgplaat 13 is het uiteinde van de staalkabel 81 door middel van een klembus 89 samengeperst (in Fig. 8 overzichtelijkheidshalve niet op schaal en op juiste positie weergegeven). De staalkabel 81 is op deze wijze aan de borgplaat 13 30 bevestigd.

1026889 13

In plaats van een dwarsschoot is voorzien in twee veiligheidspluggen 91. Iedere veiligheidsplug 91 heeft aan een uiteinde twee zijdelingse blokkeernokken 93 en aan het tegenoverliggende uiteinde een borgoor 95. Iedere veiligheidsplug 91 wordt zodanig door de 5 doorgangsopening 37 in een langszijde 23 van de behuizing 23 geleid, dat de blokkeernokken 93 tegen de betreffende inwendige zijwand 29 liggen en het borgoor 95 door de betreffende uitwendige zijwand 31 uit de behuizing 11 steekt. Daar is het borgoor 95 vervormd teneinde de inwendige zijwand 29 en de uitwendige zijwand 31 duurzaam ten opzichte van elkaar te borgen.

10 Het tweede beugeleinde 21 wordt door een koppelblok 97 gevormd, dat bijvoorbeeld om de staalkabel 81 geperst is.

Liist van verwijzingstekens 15 11 behuizing 13 borgplaat 15 dwarsschoot 17 basislichaam 19 eerste beugeleinde 20 21 tweede beugeleinde 23 langszijde 25 gesloten kopvlak 27 open kopvlak 29 inwendige zijwand 25 31 uitwendige zijwand 33 onderzijwand 35 bovenzijwand 37 doorgangsopening 39 opneemspleet 30 41 borglip

10 2 fc'ö 8 S

14 43 beugelopneemopening 45 indrukking 51 verbindingsgedeelte 53 eerste been 5 55 tweede been 57 zijvlak 59 uitsparing 61 koppelkam 63 blokkeernok 10 65 borgoor 67 uitsparing 69 borgschouder 71 kettingschakel 73 ingedrukte kettingschakel 15 75 slotcylinder 77 grendelelement 79 contra-grendelstuk 81 staalkabel 83 opneemopening 20 85 aansluitkraag 87 omhulling 89 persbus 91 veiligheidsplug 93 blokkeernok 25 95 borgoor 97 koppelblok L axiale richting T dwarsrichting 30 1026889

Claims (16)

1. Beugelslot met een basislichaam (17) en een flexibele beugel, in het bijzonder een ketting, een kabel, een omhulde kabel of een scharnierstang, i waarbij het basislichaam een behuizing (11) omvat, die zich in een axiale richting (L) uitstrekt en ten minste een open kopvlak (27) heeft, en 5 waarbij een eerste uiteinde (19) van de beugel aan het basislichaam (17) bevestigd is en een tweede, vrij uiteinde (21) van de beugel naar keuze aan het basislichaam vergrendelbaar is, met het kenmerk, dat het basislichaam (17) een borgplaat (13) met ten minste twee benen (53, 55) 10 en een daartussen gelegen verbindingsgedeelte (51) omvat, waarbij de benen (53, 55) in de behuizing (11) steken en zijvlakken (57) hebben, die tegen de binnenzijde van de behuizing liggen en ten minste een holte (59) omvatten, waarbij de binnenzijde van de behuizing ten minste een verhoging (45) 15 omvat, die in de ten minste ene holte (59) van de benen (53, 55) grijpt, en waarbij het verbindingsgedeelte (51) van de borgplaat (13) een afdekking van het open kopvlak (27) van de behuizing (11) vormt en gelijktijdig voor het borgen van het eerste uiteinde (19) van de beugel aan het basislichaam (17) ingericht is. 20

2. Slot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de borgplaat (13) vier benen omvat, waarbij twee eerste benen (53) aan een uiteinde van het verbindingsgedeelte (51) en twee tweede benen (55) aan een tegenoverliggend uiteinde van het verbindingsgedeelte (51) gevormd zijn. 25

3. Slot volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ieder been (53, 55) van de borgplaat een holte (59) omvat. 102BS88

4. Slot volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tenminste ene verhoging aan de binnenzijde van de behuizing een indrukking (45) betreft. 5

5. Slot volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste beugeleinde (19) om het verbindingsgedeelte (51) van de borgplaat (13) grijpt of aan het verbindingsgedeelte (51) gefixeerd is.

6. Slot volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de behuizing (11) door een plaatvouwkonstruktie met vier langszijden (23), een gesloten kopvlak (25) en een open kopvlak (27) gevormd wordt, waarbij twee tegenover elkaar liggende langszijden elk voorzien zijn van twee overlappende zijwanden (29, 31), 15

7. Slot volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het gesloten kopvlak (19) bij de overgang naar ten minste een naburige zijwand (33) van de behuizing in een ronding gekromd is.

8. Slot volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat tenminste een zijwand (29) van de behuizing aan een langsrand een zijdelingse borglip (41) heeft, die zich uitstrekt door een opneemspleet (39).

9. Slot volgens een der conclusies 6 t/m 8, met het kenmerk, dat de 25 overlappende zijwanden (29, 31) door een lasnaad met elkaar verbonden zijn.

10. Slot volgens een der conclusies 6 t/m 9, met het kenmerk, dat de overlappende zijwanden (29, 31) met elkaar verbonden zijn door ten minste 30 een veiligheidsplug (91), die zich in een dwarsrichting (T) door de 1026889 overlappende zijwanden heen uitstrekt en aan ieder uiteinde een borgverbreding, in het bijzonder een blokkeernok (93) of een vervormdeel (95) omvat.

11. Slot volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het basislichaam (17) een dwarsschoot (15) omvat, die zich binnen de behuizing (11) in een dwarsrichting (T) tussen tegenover elkaar liggende zijwanden (29, 31) van de behuizing uitstrekt en daaraan in de dwarsrichting (T) en in de axiale richting (L) van de behuizing gefixeerd is. 10

12. Slot volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de dwarsschoot (15) twee uiteinden omvat, die door de tegenover elkaar liggende zijwanden (29, 31) heen uit de behuizing (11) steken en die aan de buitenzijde van de behuizing elk een borgverbreding, in het bijzonder een blokkeernok (63) of 15 een vervormdeel (65) omvatten.

13. Slot volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de dwarsschoot (15) ten minste een schouder (69) omvat, die met een been (53, 55) van de borgplaat (13) samenwerkt, teneinde de dwarsschoot in 20 dwarsrichting (T) te borgen. j

14. Slot volgens een der conclusies 11 t/m 13, met het kenmerk, dat het eerste beugeleinde (19) om het verbindingsgedeelte (51) van de borgplaat (13) en bovendien om de dwarsschoot (15) grijpt. 25

15. Slot volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste beugeleinde (19) een kettingschakel (71) of een scharnierstang betreft. 1026889

16. Slot volgens een der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat de flexibele beugel een kabel, bij voorkeur een omhulde kabel (81), betreft en dat het eerste uiteinde (19) van de kabel (81) achter een opneemopening (83) van het verbindingsgedeelte (51) van de borgplaat (13) samengeperst is. 5 1026883