NL8701271A - Vasthoudelement, in het bijzonder voor het bevestigen van ten minste een buis. - Google Patents

Description

NL 34.295-Me/lb * %

Vasthoudelement, in het bijzonder voor het bevestigen van ten minste één buis.

De uitvinding heeft betrekking op een vasthoudelement, in het bijzonder voor het bevestigen van ten minste één buis, voorzien van een de buis omgrijpend vasthoudgedeelte en ten minste één bevestigingsgedeelte, dat met een verdraaimogelijk-5 heid van het vasthoudelement in een bevestigingsgedeelte van een ander vasthoudelement kan worden gesnapt.

Als stand van de techniek is reeds een constructie bekend, waar als bevestigingsgedeelte een flensvormig kopdeel wordt toegepast, waaraan een aansluitend halsdeel van geringe 10 diameter is gevormd (GB-A-1.481.309). Het aan een ander vasthoudelement bevestigde tegendeel bezit twee uitsparingen, waarbij de ene uitsparing op het kopdeel en de aansluitende uitsparing op het halsdeel van het andere vasthoudelement is afgestemd. Op deze wijze zijn twee vasthoudelementen met 15 elkaar te verbinden, daar kopdeel en halsdeel van het ene vasthoudelement in de bijbehorende uitsparingen van het andere vasthoudelement snappen. De vasthoudelementen kunnen dan ten opzichte van elkaar worden verdraaid, bijvoorbeeld wanneer de vast te houden, in het vasthoudgedeelte aangebrachte 20 buizen elkaar dienen te kruisen. Bij deze bekende constructie is het nadelig, dat twee verschillende vasthoudgedeelten dienen te zijn aangebracht, zodat steeds twee verschillende uitvoeringsvormen van vasthoudelementen noodzakelijk zijn. Hierdoor ontstaat een aanzienlijke tijd- en kostenverspilling 25 en een omslachtige voorraadvoering.

Tot de stand van de techniek behoort voorts een kabel-klem, waarbij aan een klemelement ten minste een uit een aantal diameters bestaande pen is gevormd, die in een van passende vormen voorzien, hulsvormig tegendeel van een andere 30 kabelklem kan worden gesnapt (DE-B-2345843). Wederom zijn twee delen nodig, welke elkaar dienen aan te vullen, waarbij deze delen gedwongen verschillende vormen bezitten, teneinde met elkaar te kunnen samenwerken.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding, een 35 vasthoudelement van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, dat zodanig is uitgevoerd, dat op eenvoudige wijze de tijd- en kostenverspilling, alsmede de voorraad worden vermin- 3 7 7 ·: 7 7 " vJ i -4 i · * - 2 - derd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat het bevestigingsgedeelte van het vasthoudelement en het be-vestigingsgedeelte van het andere vasthoudelement identiek 5 zijn uitgevoerd. Door deze constructief speciaal gevormde identiteit van de beide bevestigingsgedeelten ontstaat een aanzienlijke vermindering aan tijd en kosten, alsmede aan voorraad, daar thans alle vasthoudelementen identiek zijn uitgevoerd.

10 In een verdere uitwerking van de uitvinding kan bij een vasthoudelement, waarvan het bevestigingselement een flensvormig cilindrisch kopdeel met een aansluitend halsdeel van geringere diameter bezit, het halsdeel ten opzichte van een inbrengzone voor het hals- en kopdeel van het andere 15 vasthoudelement achteruit zijn verplaatst. Hierbij staat het halsdeel schuin op de langsas van het bevestigingsgedeelte, waarbij de inbrengzone in de langsas van het bevestigingsgedeelte als omgekeerd T-vormige uitsparing is uitgevoerd. Op deze wijze grijpen het kopdeel en het halsdeel 20 van het ene bevestigingselement in het overeenkomstig gevormde kopdeel en halsdeel van het andere bevestigingselement bij een volledige identieke uitvoering van de voorge-noemde delen, waarbij desondanks een goede vergrendeling bij een gelijktijdige verdraaimogelijkheid van het ene vasthoud- 25. element ten opzichte van het andere vasthoudelement is gewaarborgd .

In een verdere uitwerking van de uitvinding kan het dwarsbeen van de omgekeerd T-vormige uitsparing als door-gangsopening zijn uitgevoerd, die zich over de gehele breedte 30 van het vasthoudelement uitstrekt. Hierbij is het loodrechte been van de omgekeerd T-vormige uitsparing door een zich dwars op de langsas van het bevestigingsgedeelte uitstrekkend lijf en door het schuine halsdeel begrensd. De inbrengzone tussen het dwarsbeen en het loodrechte been van de omgekeerd 35 T-vormige uitsparing bezit een zich in de langsrichting van het bevestigingsgedeelte uitstrekkende U-vormige begrenzing. In deze begrenzing kan het kop- en halsdeel van het andere vasthoudelement ingebracht worden.

De begrenzing is hierbij in een verdere uitwerking 40 van de uitvinding in dwarsdoorsnede wigvormig uitgevoerd, 'S, · ’’ * * rj > - 3 - * waarbij het brede deel van de wig naar het dwarsbeen van de omgekeerd T-vormige uitsparing is toegekeerd. Voorts kan het dwarsbeen in de inbrengrichting in twee trappen zijn uitgevoerd, waarbij in de inbrengrichting het achterste ge-5 deelte althans gedeeltelijk een diepere trap bezit dan het voorste gedeelte. Bij de overgang tussen beide gedeelten is een verende vinger aangebracht, waarbij het cilindrische kop-deel aan de bovenzijde een met de verende vinger van het andere vasthoudelement samenwerkende arreteerpen bezit.

10 Op deze wijze is met behulp van de verende vinger van een vasthoudelement en de arreteerpen van een ander vasthoudelement een betrouwbare vergrendeling van twee met elkaar samenwerkende vasthoudelementen te bereiken.

Voorts bestaat volgens de uitvinding de mogelijkheid, 15 dat ten minste twee bevestigingsgedeelten op een afstand van elkaar op een schaal van het vasthoudgedeelte zijn aangebracht .

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van het 20 vasthoudelement volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een vooraanzicht van het vasthoudelement volgens de uitvinding bij geopende schalen.

Fig. 2 is een zij-aanzicht van het vasthoudelement volgens fig. 1.

25 Fig. 3 is een gedeeltelijk gebroken aanzicht van een vasthoudgedeelte, op grotere schaal.

Fig. 4 is een gedeeltelijk gebroken bovenaanzicht van een vasthoudgedeelte.

Fig. 5 toont twee in doorsnede weergegeven, gedeelte-30 lijk gebroken vasthoudgedeelten van twee met elkaar te verbinden vasthoudelementen, kort voor de montage.

Fig. 6 toont twee via hun betreffende vasthoudgedeelten gemonteerde vasthoudelementen, in doorsnede en gedeeltelijk gebroken.

35 Het in fig. 1 en 2 weergegeven vasthoudelement 10 bestaat in wezen uit een vasthoudgedeelte 1 en een bevesti-gingsgedeelte 2. Het vasthoudgedeelte 1 is uit een bovenschaal 3 en een onderschaal 6 gevormd. Via lippen 4 en 5 is de bovenschaal 3 met de onderschaal 6 verbonden. In het 40 bovenste gebied bezit de bovenschaal 3 een elastisch lijf 7, . i * * - 4 - alsmede een vergrendeling 8. De onderschaal 6 bezit aan de rechterzijde volgens fig. 1 een contravergrendeling 9.

In de bovenschaal 3 kan een buis worden ingebracht, waarbij het elastische lijf bij het inbrengen van de buis 5 in de richting met de wijzers van de klok mee wordt verzwenkt, doch tengevolge van zijn elasticiteit een zeker vasthouden van de buis ook bij een geringere diameter bewerkstelligt. Thans wordt de bovenschaal 3 om het draaipunt van de lip 4 in de onderschaal 6 gezwenkt, waarbij de lip 5 wordt afge-10 scheurd. In de sluitstand snapt de vergrendeling 8 van de bovenschaal 3 in de contravergrendeling 9 van de onderschaal 6, zodat een een niet nader weergegeven buis vasthoudend gesloten vasthoudelement 10 aanwezig is.

De onderschaal 6 bezit twee op een hoekafstand van 15 elkaar gelegen bevestigingsgedeelten 2. Elk bevestigingsge-deelte 2 bestaat in wezen uit een flensvormig cilindrisch kopdeel 11 en een halsdeel 12. Tussen kopdeel 11 en hals-deel 12 is volgens fig. 3 een tussenruimte 24 aanwezig. Op de bovenzijde van het kopdeel 11 is centrisch een arreteer-20 pen 23 aangebracht.

Uit fig. 5 volgt, dat het halsdeel 12 schuin op de « langsas van het bevestigingsgedeelte verloopt. Onder het halsdeel 12 bevindt zich een inbrengzone 13 voor het identiek uitgevoerde hals- en kopgedeelte van een ander vasthoud-25: element. Deze inbrengzone 13 is in wezen als omgekeerd T-vor- mige uitsparing uitgevoerd met een dwarsbeen 14 volgens fig. 3 en een loodrecht been. Het dwarsbeen 14 van de inbrengzone is als doorgangsopening 15 gevormd, die zich over de gehele breedte van de schaal 6 van het vasthoudelement 10 30 uitstrekt.

Het loodrechte been van de omgekeerd T-vormige uitsparing is door een dwars op de langsas van het bevestigingsgedeelte 2 verlopend lijf 17 en door het schuine hals-gedeelte 12 begrensd. Het lijf 17 vormt het onderste been 35 van een U-vormige begrenzing 18, zoals in fig. 2 en 4 is te zien. De beide tegenover elkaar gelegen zijwanden van de U-vormige begrenzing zijn als wig 19 uitgevoerd en zijn tegenover elkaar gelegen.

Uit fig. 3 en 5 volgt, dat de doorgangsopening 15 in 40 twee trappen is uitgevoerd, waarbij in de inbrengrichting het "7 ^ “7 i -* t u* » ί ·*· - 5 - «* ·%> achterste gedeelte althans gedeeltelijk een diepere trap 20 bezit dan de bodem van de doorgangsopening 15. Bij de over-gang tussen het voorste en achterste gedeelte is hierbij een verende vinger 22 volgens fig. 5 aangebracht. Voorts is in 5 het voorste gedeelte van de inbrengzone 13 een groef 21 aanwezig. Deze groef 21 is ongeveer op de diepte van de arreteer-pen 23 van een ander vasthoudelement afgestemd.

In fig. 4 en 5 is te zien, dat onder het kopdeel 11 een schouder 25 is aangebracht, die volgens fig. 1 en 2 10 in een ribbe 26 overgaat. Deze ribbe 26 dient voor de versterking van de onderschaal 6.

Bij de in fig. 5 en 6 schematisch geïllustreerde montage van een vasthoudelement 10 met een ander vasthoudelement 101 wordt het cilindrische kopdeel 11 van het vasthoudelement 15 10 in de doorgangsopening 15' van het andere vasthoudelement gebracht, omgekeerd grijpt het cilindrische kopdeel 11' van het vasthoudelement 101 in de doorgangsopening 15 van het vasthoudelement 10. Hierbij zijn telkens de arreteerpennen 23 en 23’ in de groeven 21 en 21' van het vasthoudelement 20 10 en 10' geleid.

In het verdere verloop van de montagebeweging geraakt de betreffende arreteerpen achter de verende vinger 22, resp.

22', zoals in fig. 6 is geïllustreerd, zodat daarmede de vergrendeling van het vasthoudelement 10 met het vasthoudele-25 ment 10' is beëindigd. Zoals te zien is, legert het kopdeel 11 van het vasthoudelement 10 in de doorgangsopening 151 van het vasthoudelement 10' en omgekeerd het kopdeel 11' van het vasthoudelement 10' in de doorgangsopening 15 van het vasthoudelement 10.

30 Na de uitgevoerde montage is het vasthoudelement 10 ten opzichte van het vasthoudelement 10' te verdraaien, en weliswaar tot ongeveer 90° naar de ene resp. naar de andere zijde, waarbij de beweging daardoor is begrensd, dat het schuine halsdeel 12 van het vasthoudelement 10 tegen het 35 schuine halsdeel 12* van het vasthoudelement 10’ aanslaat.

De tussenruimte 24 volgens fig. 3 is hierbij zodanig gevormd, dat het lijf 17, de ü-vormige begrenzing 18 en de wig 19 van een ander vasthoudelement in deze tussenruimte 24 kunnen worden gelegerd.

40 Elk vasthoudelement 10, resp. 10’ is van identiek uit- ... -; i :» ? l " - 6 - gevoerde bevestigingsgedeelten 2 voorzien.

Ondanks de identieke vorm van de bevestigingsgedeelten 2 is het mogelijk, twee vasthoudelementen 10 en 10' met elkaar te verbinden, waarbij na het uitvoeren van deze ver-5 binding desondanks een zwenkmogelijkheid over maximaal 90° naar links, resp. naar rechts is gewaarborgd. De totale inrichting bestaat uit kunststof, zodat het mogelijk is, door neerdrukken van de verende vingers 22, resp. 22' de verbinding los te maken en een demontage uit te voeren.

10 De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op verschillende wijzen binnen het kader van de uitvinding kan worden gevarieerd.

;* · '-n 4

: 1 ' * S 'i I

" * · **· *

Claims (13)

1. Vasthoudelement, in het bijzonder voor het bevestigen van ten minste één buis, voorzien van een de buis omgrijpend vasthoudgedeelte en ten minste één bevestigingsge-deelte, dat met een verdraaimogelijkheid van het vasthoud- 5 element in een bevestigingsgedeelte van een ander vasthoud-element kan worden gesnapt, met het kenmerk, dat het bevestigingsgedeelte (2) van het vasthoudelement (10) en het bevestigingsgedeelte van het andere vasthoudelement (10*) identiek zijn uitgevoerd.

2. Vasthoudelement volgens conclusie 1, waarvan het bevestigingselement een flensvormig cilindrisch kopdeel met een aansluitend halsdeel van geringere diameter bezit, met het kenmerk, dat het halsdeel (12) ten opzichte van een inbrengzone (13) voor het hals- en kopdeel (11, 12) van 15 het andere vasthoudelement (10*) naar achteren is verplaatst.

3. Vasthoudelement volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het halsdeel (12) schuin op de langsas van het -bevestigingsgedeelte verloopt.

4. Vasthoudelement volgens conclusie 2 en 3, met 20 het kenmerk, dat de inbrengzone (13) in de langsas van het bevestigingsgedeelte (2) als omgekeerd T-vormige uitsparing is uitgevoerd.

5. Vasthoudelement volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het dwarsbeen (14) van de omgekeerd

25 T-vormige uitsparing als doorgangsopening (15) is uitgevoerd, die zich over de gehele breedte van het vasthoudelement (10) uitstrekt.

6. Vasthoudelement volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het loodrechte been (16) van de 30 omgekeerd T-vormige uitsparing door een zich dwars op de langsas van het bevestigingsgedeelte (2) uitstrekkend lijf (17) en door het schuine halsdeel (12) begrensd is.

7. Vasthoudelement volgens conclusies 5 en 6, met het kenmerk, dat de inbrengzone (13) tussen het 35 dwarsbeen (14) en het loodrechte been (16) van de omgekeerd T-vormige uitsparing een zich in de langsrichting van het bevestigingsgedeelte uitstrekkende U-vormige begrenzing (18) bezit. . ;: v 71 ,- - 8 -

8. Vasthoudelement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de begrenzing (18) in dwarsdoorsnede wigvormig is uitgevoerd, waarbij het brede deel van de wig (19) naar het dwarsbeen (14) van de omgekeerd T-vormige 5 uitsparing is toegekeerd.

9. Vasthoudelement volgens conclusie 4 en 5, met het kenmerk, dat het dwarsbeen (14) in de inbreng-richting in twee trappen is uitgevoerd.

10. Vasthoudelement volgens conclusie 9, met 10. e t kenmerk, dat in de inbrengrichting het achterste gedeelte althans gedeeltelijk een diepere trap (20) bezit dan de bodem van de doorgangsopening (15).

11. Vasthoudelement volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat bij de overgang tussen de trap (20) 15 en de bodem van de doorgangsopening (15) een verende vinger (22) is aangebracht.

12. Vasthoudelement volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het cilindrische kopdeel (11) aan de bovenzijde een met de verende vinger (22') van het andere 20 vasthoudelement (10') samenwerkende arreteerpen (23) bezit.

13. Vasthoudelement volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste twee bevestigingsgedeelten (2) op een afstand van elkaar op een schaal (6) van het vasthoudgedeelte (1) zijn aangebracht.