NL1022281C2 - Inrichting en werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding. Download PDF

Info

Publication number
NL1022281C2
NL1022281C2 NL1022281A NL1022281A NL1022281C2 NL 1022281 C2 NL1022281 C2 NL 1022281C2 NL 1022281 A NL1022281 A NL 1022281A NL 1022281 A NL1022281 A NL 1022281A NL 1022281 C2 NL1022281 C2 NL 1022281C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
strapping
bundle
conduit
winding
strapping element
Prior art date
Application number
NL1022281A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1022281A1 (nl
Inventor
Hendrikus Lodewijk Jose Holten
Original Assignee
Dresco B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dresco B V filed Critical Dresco B V
Priority to NL1022281A priority Critical patent/NL1022281C2/nl
Priority to AU2003295283A priority patent/AU2003295283A1/en
Priority to PCT/NL2003/000950 priority patent/WO2004058571A1/en
Publication of NL1022281A1 publication Critical patent/NL1022281A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1022281C2 publication Critical patent/NL1022281C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B27/00Bundling particular articles presenting special problems using string, wire, or narrow tape or band; Baling fibrous material, e.g. peat, not otherwise provided for
    • B65B27/06Bundling coils of wire or like annular objects

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Basic Packing Technique (AREA)

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET WIKKELEN VAN EEN BUIGZAME
LEIDING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een in gewikkeld verband aangebrachte leidingbundel.
5 Voor de verkoop van leidingen, in het bijzonder elektriciteitsleidingen, aan particulieren en bedrijven, kunnen leidingen worden opgedeeld in stukken van een bepaalde lengte, waarbij elk stuk leiding op een haspel wordt gewikkeld. De leiding wordt in dit geval aan de gebruiker 10 aangeboden in een op een haspel gewikkelde toestand.
Voorts zijn wikkelmachines bekend waarin stukken leiding gewikkeld worden tot een leidingbundels. Wanneer in leidingen gewikkeld zijn. worden deze handmatig omsnoerd met behulp van touw, elastiek of dergelijk met als doel de 15 leidingbundel bij elkaar te houden. De leiding wordt in dit geval aan de gebruiker aangeboden in de gebundelde en omsnoerde toestand.
Een bezwaar van het handmatig omsnoeren van de leidingbundels is dat dit zeer arbeidsintensief is. Bovendien 20 levert dit soms een wisselende kwaliteit van het omsnoeren op.
Uit het Zwitserse document CH 618 141 is een wikkelmachine bekend waarin een trommel is voorzien van een drietal klossen waarop een leiding kan worden gewikkeld. De 25 trommel is in drie standen roteerbaar. In de eerste stand wordt een leiding op een klos gewikkeld. In de tweede stand wordt de op de klos gewikkelde leiding omsnoerd. In de derde stand wordt de leiding afgevoerd. Een bezwaar van de bekende wikkelmachine is dat het omsnoeren plaatsvindt in een 1022281 2 toestand waarin de leiding nog op de klos is gewikkeld. Dit betekent dat het midden van de leidingbundel moeilijk toegankelijk is, hetgeen het omsnoeringsproces bemoeilijkt. Tevens is variatie van het aantal en de plaats van de 5 omsnoeringen, de bundelhoogte, de bundeldiameter moeilijk te realiseren.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding een inrichting en werkwijze te verschaffen waarin ten minste enige van de 'bovengenoemde bezwaren zijn ondervangen en 10 waarmee de laidingbundels snel, zeker en met relatief weinig arbeidsinspanning te omsnoeren zijn.
Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt daartoe een inrichting verschaft voor het wikkelen van een buigzame leiding omvattende; 15 - een aanvoereenheid voor het aanvoeren van de leiding; - wikkelmiddelen voor het over een voorafbepaalde lengte tot een leidingbundel wikkelen van de leiding; - omsnoeringsmiddelen voor het omsnoeren van de 20 gewikkelde leidingbundel teneinde de leidingbundel bijeen te houden; - een afvoereenheid voor het afvoeren van de omsnoerde leidingbundel; - een grijpeenheid voor het aangrijpen op de 25 buitenzijde van de opgewikkelde leidingbundel en het verplaatsen van de opgewikkelde leidingbundel naar de omsnoeringsmiddelen.
Volgens een voorkeursuitvoering omvatten de wikkelmiddelen een wikkelkern omvatten waarop de leiding te 30 wikkelen is en zijn de wikkelmiddelen en aangrijpeenheid ingericht voor het uit de gewikkelde leidingbundel verwijderen van de wikkelkern en het vervolgens verplaatsen daarvan naar de omsnoeringsmiddelen.
1022281 3
Volgens een verdere uitvoeringsvorm zijn de omsnoeringsmiddelen ingericht voor het door het midden van de leidingsbundel heen leiden van ten minste een omsnoeringselement en het rondom de leidingbundel bevestigen 5 van het omsnoeringselement. Het omsnoeringselement wordt daarbij door de (lege) kern van de leidingbundel gevoerd en vervolgens rondom de leidingen gewikkeld en vastgemaakt
Teneinde de leidingen van de leidingbundel goed bij elkaar te houden, wordt bij voorkeur een aantal 10 omsnoeringselementen op verschillende posities over de leidingen aangebracht. In een bepaalde voorkeursuitvoering worden omsnoeringselementen op drie, met in hoofdzaak gelijke tussenafstanden over de omtrek van de leidingbundel verdeelde posities aangebracht. De gelijke tussenafstanden zorgen voor 15 een optimaal bijeenhouden van de leidingen.
Een omsnoeringselement is bij voorkeur gevormd van polypropyieen. Uit dit materiaal bestaande delen laten zich eenvoudig aan elkaar bevestigen door de delen te smelten, tegen elkaar aan te brengen en te laten stollen. Bijzonder 20 goed toepasbaar zijn polypropyieen banden (breedte tussen 0,2. en l cm en dikte circa 0,5 mm) . Polypropyieen is stevig en laat zich bovendien eenvoudig bewerken. Een polypropyieen band kan bijvoorbeeld eenvoudig aan een andere polypropyieen band worden bevestigd door beide banden of een van de banden 25 geheel of gedeeltelijk te laten smelten en door de banden daarna tegen elkaar aan te drukken. Na afkoeling van de banden is dan een stevige koppeling tussen de banden tot stand gebracht.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de 30 omsnoeringsmiddelen: - een eerste, in hoofdzaak U~vormig element en een tweede, in hoofdzaak U-vormig element; ,1022281 4 - verplaatsingsmiddelen voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de boogelementen tussen een geopende stand waarin een leidingbundel tussen de benen van de elementen verplaatsbaar is en een gesloten stand waarin een 5 been van de boogelementen zich uitstrekt door de kern van de leidingbundel; - transportmiddelen voor het langs de elementen rondom de leidingbundel transporteren van een omsnoeringselement.
10 Door het omsnoeringselement langs de door de twee U- vormige elementen gevormde boog te transporteren, kunnen de gewikkelde leidingen plaatselijk geheel door het omsnoeringselement omgeven worden. Met behulp van bevestigingsmiddelen worden het begindeel en een einddeel van 15 het de rondom een leidingbundel aangebrachte omsnoeringslement aan elkaar bevestigd. Op deze wijze kan de omsnoering snel en efficiënt tot stand worden gebracht.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de transportmiddelen ingericht voor het in een eerste richting 20 transporteren van het omsnoeringselement voor het rondom de leidingbundel aanbrengen daarvan en het in een tweede, tegenovergestelde richting transporteren van het omsnoeringselement voor het rondom de leidingbundel aantrekken van het om de leidingbundel aangebrachte 25 omsnoeringselement. Door het omsnoeringselement aan te trekken voordat het einddeel en begindeel van het omsnoeringselement aan elkaar worden bevestigd, worden de leidingen in de leidingbundel strak tegen elkaar getrokken, hetgeen leidt tot compacte afmetingen van de leidingbundel en 30 tot een verkleinde kans dat de leiding los raakt.
Volgens een verdere voorkeursuitvoering omvat de inrichting: 1022281 5 - verwarmingsmiddelen voor het plaatselijk smelten van het genoemde begindeel en einddeel van een rondom een elementbundel aangebracht omsnoeringselement; - aandrukmiddelen waarmee het verwarmde begindeel en 5 einddeel van het omsnoeringselement tegen elkaar aan te drukken zijn. In een verdere voorkeursuitvoering omvat de inrichting: - tussen de betreffende omsnoeringselementdelen aan te brengen verwarmingsmiddelen voor het plaatselijk verwarmen 10 van de omsnoeringselementdelen; - aandrukmiddelen die zijn ingericht voor het bij aanwezigheid van verwarmingsmiddelen aan weerszijden tegen het verwarmingsorgaan drukken van de omsnoeringselementdelen en het bij verwijderde verwarmingsmiddelen tegen elkaar aan 15 drukken van de omsnoeringselementdelen.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de aanvoereenheid buffermiddelen voor het bufferen van de aanvoer van de leiding. Hierdoor kunnen wisselingen in de door de wikkelmiddelen veroorzaakte vraag naar meer of 20 minder leiding opgevangen worden en kan een juiste aanvoer van leiding geregeld worden.
Volgens een ander aspect van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het wikkelen van een buigzame leiding, de stappen omvattende van: 25 a) het aanvoeren van de leiding; b) het over een voorafbepaalde lengte tot een leidingbundel wikkelen van de leiding; bl) het aan de buitenzijde van de leidingbundel aangrijpen daarvan; 30 b2) verplaatsen van de gewikkelde leidingbundel; c) het omsnoeren van de gewikkelde leidingbundel teneinde de leidingbundel bijeen te houden en het tegelijkertijd aanvoeren van leiding en het over een 1022281 6 voorafbepaalde lengte tot een volgende leidingbundel wikkelen daarvan; en e) het afvoeren van de omsnoerde leidingbundel.
Enige verdere voordelige werkwijzen zijn beschreven 5 in de bijgevoegde werkwijze conclusies. Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoering daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren.
10 - figuur 1 toont een draadwinding voorzien van een drietal omsnoeringen; - fLiguur 2 toont een aanzicht in perspectief van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een draadwikkelmachine volgens de uitvinding; 15 - figuur 3 toont een meer gedetailleerd aanzicht in perspectief van de wikkelsectie en omsnoeringssector van de draadwikkelmachine uit figuur 2; - figuur 4 toont een verder uitgewerkt aanzicht op een perspectief van de regeleenheid van figuur 3; 20 - figuur 5 toont een aanzicht in perspectief van een detail van de regeleenheid; - figuren 6A tot en met 6C tonen, in dwarsdoorsneden over lijn A-A uit figuur 1, de verschillende stadia van het omsnoeringsproces.
25 De in figuur 2 en verder getoonde wikkelmachine volgens de uitvinding heeft ondermeer als doel het volautomatisch wikkelen van draadbundels en het voorzien van de aldus gewikkelde draadbundels van een of meer omsnoeringen. In figuur 1 is een dergelijke van een drietal 30 omsnoeringen voorziene draadbundel 1 weergegeven. In het getoonde voorbeeld zijn de draden vervaardigd van buigzaam materiaal, zoals bijvoorbeeld elektriciteitsdraden 2. Elektriciteitsdraden 2 bestaan uit een tweetal geleidende 1022281 7 kernen 3,3' en een daarom heen aangebrachte buigzame isolatie 4. Nadere draden of leidingen, al dan niet voorzien van één of meer kernen, zijn echter evenzeer toepasbaar. De draden of leidingen zijn gewikkeld en daarna omsnoerd met een drietal 5 omsnoeringsbanden 5,5',5'', vervaardigd van kunststof zoals polypropyleen. De polypropyleen banden 5,5',5''vastgelast. De banden 5,5',5'' vertonen derhalve een aantal verdikkingen 6,6’,6’' als gevolg van de respectievelijke lasverbindingen.
De bundels 1 hebben over het algemeen een diameter 10 van circa 90, 140 of 190 millimeter met een bijbehorende dikte die kan variëren tussen de 15 en 70 millimeter. De genoemde polypropyleen omsnoeringsbanden 5,5',5''zijn over het algemeen niet breder dan 5 millimeter met een dikte van circa 0,5 millimeter. De aldus omwikkelde draadbundel 1 wordt 15 vervaardigd door de in figuur 2 weergegeven draadwikkel-machine 6.
In figuur 2 is een voorkeursuitvoeringsvorm van een dergelijke draadwikkelmachine 6 weergegeven. De draadwikkelmachine bestaat uit een afwikkelsectie A, een 20 dansersectie B , een wikkelsectie C, een omsnoeringssectie D, en een afvoereenheid E. De invoer tot de afwikkelsectie A bestaat uit op een haspel gewikkelde leiding. De leiding afkomstig van de afwikkelsectie A gaat naar de dansersectie B. Vanuit de dansersectie B gaat de draad naar de 25 draadinvoereenheid 12 van de wikkelsectie C. Met behulp van de draadinvoereenheid wordt de leiding ingevoerd in de draadwikkeleenheid 13. De gewikkelde leiding wordt met behulp van een grijpelement naar de omsnoeringssectie D gebracht, welke sectie is opgebouwd uit een aantal 30 draadomsnoeringseenheden. Op het moment dat de draad binnen door de genoemde grijpeenheid in de omsnoeringssectie D geplaatst is, kan het omsnoeringsproces starten. De eenmaal omsnoerde bundeldraad wordt door een uitstoter van de 1022281 8 afvoersectie E uit de machine gestoten, waarna de verschillende fabricagestappen vanaf de draadinvoereenheid weer opnieuw worden uitgevoerd. De uitvoer van de afvoersectie E bestaat uit in cirkelverband gebrachte en van 5 omsnoeringen voorziene stukken leiding.
De afwikkelsectie functioneert als volgt. Een volle haspel H, dat wil zeggen een geheel met een leiding 1 omwikkelde haspel, wordt door een bedieningspersoon in één van de afwikkeleenheden 7,7' geplaatst. De haspels kunnen 10 hierin vrij roteren. De rotatiebeweging van de haspels wordt gestuurd door een (niet-weergegeven) elektromotor. Het uiteinde van de leiding 1 wordt door een eerste, zich verticaal uitstrekkende roller 8,8 en een schuin geplaatste roller 9,9' geleid en door het bedieningspersoon naar de 15 dansersectie B getrokken.
De bedieningspersoon brengt de leiding 1 naar de dansersectie B en geleidt de leiding rondom een bovenrol 10 en een in een verticale richting vrij verplaatsbare, danserrol 11. De functie van de danserrol 11 is het op 20 spanning houden van de leiding 1 en het functioneren als een buffer voor het daarna volgende wikkelproces.
Het snoer wordt neergeslagen om de bovenste, vaste rol 10 en de onderste danserrol 11 gewikkeld en wordt vervolgens geleid naar de draadwikkelsectie C.
25 Uitgaande van een stilstaande haspel H (of H') zal naar mate de draadinvoersectie meer draad vraagt (trekt), de danserrol 11 naar boven bewegen. Een of meer sensoren (niet weergegeven) detecteren dat de danserrol 11 vanaf zijn onderste positie naar boven beweegt. De eerder genoemde 30 haspelaandrijving zal nu een bepaalde rotatiesnelheid moeten leveren om het verlies aan draad 1 weer te compenseren. Naar mate er meer draad opgevraagd wordt, zal de danserrol 11 sneller omhoog bewegen. Hierdoor zal als de danserrol 11 1022281 9 hoger komt, de betreffende haspel H,H' sneller moeten gaan draaien om het verlies aan draad aan te vullen. Omgekeerd geldt hetzelfde. Als er geen draad meer wordt afgenomen zou de nog draaiende haspel H,H' draad 1 blijven leveren waarop 5 de danserrol 11 verder in neerwaartse richting beweegt. Op een gegeven moment bereikt de danserrol 11 een door de genoemde sensoren gedetecteerde positie, waarbij aandrijving van de haspel H,H' niet meer gewenst is en de aandrijfmotor uitgeschakeld wordt.
10 De functie van de wikkelsectie C is ondermeer het wikkelen van een specifieke leiding 1 met een gegeven draadlengte, draadbreedte en schaalafstand. De draadwikkelsectie omvat een draadinbrengeenheid 12 en een draadwikkeleenheid 13. Een functie van de draadinbrengeenheid 15 12 is het invoeren van de draad 1 op een wikkeldoorn bij het wikkelen van elke nieuwe bundeldraad. De changeerinrichting van de draadinbrengeenheid moet zorgen dat de draad bij elke omwenteling van de wikkeleenheid een draaddiameter dikte naar onder of boven verplaatst. Dit om een zo gelijkmatig 20 mogelijke bundel draad te verkrijgen. Hier vindt ook de lengtemeting van de draad plaats. De lengtemeting is tweeledig. Ten eerste wordt de te wikkelen draadlengte hiermee bepaald. Ten tweede kan men nagaan hoeveel lengte er reeds van de haspel is genomen en hoeveel lengte nog op de 25 haspel aanwezig is. Verder wordt met de lengtemeting ook de snelheid van de draad bepaald.
De functie van de draadwikkeleenheid 13 is om draad van de draadinvoereenheid 12 invoer over te nemen, het draad op de gewenste lengte te wikkelen en de gewikkelde bundel 30 vrij te geven aan de grijpeenheid. De draadwikkeleenheid bestaat uit twee wikkelschijven, een wikkeldoorn, een klemeenheid en twee geleideplaten 21,22 (figuur 3). De wikkelschijven geleiden het draad vanaf de draadinvoereenheid 10222δ1 ' 10 12 tot op de wikkeldoorn. De klemeenheid klemt het ingevoerde draad tegen de bovenste wikkelschijf, de wikkeldoorn dient om de bundel draad te wikkelen en de geleideplaten 21,22 dienen om de draadbundel naar de omsnoeringssectie D te kunnen 5 bewegen.
De draad wordt aangevoerd vanuit de draadinbrengeenheid 12 onder de bovenste wikkelschijf tot naast de wikkeldoorn. Een klemeenheid klemt de draad vast tegen de bovenste wikkelschijf. Op een gegeven moment begint 10 de wikkeldoorn te draaien met een zodanige snelheid dat de draadsnelheid nagenoeg constant blijft (instelbaar tussen de 0 en 8 m/sec) van circa 5 meter per seconde. Als de gewenste wikkellengte bereikt is, wordt de draad afgeknipt. Een grijpeenheid 20 pakt voor het knippen de draadbundel vast 15 zodat deze niet los kan schieten tijdens het knippen. Na het knippen wordt de wikkeldoorn over een bepaalde hoek (tussen de 0 en 720 graden) doorgedraaid totdat het uiteinde van de draad zich dichter bij de grijpeenheid 20 bevindt. De doorn wordt dan uit de bundel draad getrokken, de geleideplaten 20 worden enigszins verplaatst, waarna draadbundel uit de wikkelsectie C verwijderd kan worden. Als de bundel eruit is draait de wikkeldoorn naar een beginpositie, de klemeenheid opent zich weer om een nieuwe draad te ontvangen en de cyclus kan weer van voren af aan beginnen.
25 Het transport van de wikkelsectie naar de omsnoeringssectie vindt plaats door gebruik te maken van de eerder genoemde grijpeenheid 20, onderste geleidingsplaat 21, en een bovenste geleidingsplaat 22. Het transport van de omsnoeringssectie D naar de afvoersectie E vindt plaats door 30 gebruik te maken van een uitstoter 23 en een aftransporteenheid 24.
De functie van de grijpeenheid 20 is om de draad van de draadwikkelsectie C naar de omsnoeringssectie D te 1022281 11 brengen. Als de draad in de wikkelsectie C bijna op de gewenste lengte is, komt de grijpeenheid 20 naar voren en klemt voor het knippen van de draad de bundel vast. De grijpeenheid 20 omvat een tweetal armen 29,29' (figuur 4), 5 die voorzien zijn van grijpblokken 28,28. De binnenzijde van de grijpblokken 28,28' hebben een vorm die overeenstemt met die van de draden van de draadbundel teneinde de houvast van de grijpblokken op de draadbundel te vergroten.
Transport van de draadbundel 1 vindt plaats langs de 10 eerder genoemde geleidingsplaten 21, 22. De functie van geleidingsplaten 21,22 is om de bundeldraad 1 tijdens het transport opgesloten te houden. Om een ongehinderd transport mogelijk te maken worden de geleidingsplaten, nadat de draad gewikkeld en afgeknipt is, enigszins gelost. In het in figuur 15 4 weergegeven voorbeeld wordt om bij het transport een vrije doorgang aan de draadbundel 1 te verlenen de bovenste geleideplaat 22 circa 3 millimeter gelost. Dit is in figuur 4 is aangegeven met pijl . Zodoende kan de grijpeenheid 20 de draadbundel 1 naar de omsnoeringssectie D verplaatsen (pijl 20 P2) .
Bij de omsnoeringssectie D aangekomen blijft grijpeenheid 20 de bundeldraad 1 vastklemraen tot de hierna uit een te zetten omsnoeringsactie gereed is. Na voltooiing van de omsnoeringsactie wordt de grijpeenheid 20 teruggevoerd 25 naar de wikkelsectie C en blijft daar wachten tot de volgende bundel gereed is alvorens een nieuwe transportcyclus gestart kan worden.
Een omsnoeringseenheid 27 van de omsnoeringssectie D is in meer detail weergegeven in figuren 4 en 5. De 30 omsnoeringseenheid dient ervoor te zorgen dat elke draadbundel op een drietal posities tegelijk omwikkeld wordt met een polypropyleen band, dat de polypropyleen banden gelost worden en dat de banden daarna worden afgeknipt.
1022281 12
In figuur 4 is weergegeven hoe draadbundel 1 in de grijpeenheid 20 is vastgeklampt en wordt in een geleidingsboog 30 wordt geschoven. De geleidingsboog 30 omvat een bovenste deel 31 en een onderste deel 32, waarbij het 5 onderste deel ten opzichte van het bovenstaande deel verticaal verplaatsbaar is (pijl P3) . Nadat de open ruimte (van de draadbundelkern) tussen het bovenste U-vormige deel 31 en het onderste U-vormige deel 32 van de geleidingsboog 30 is aangebracht, wordt het onderste deel 32 naar boven 10 verplaatst totdat de twee naar boven uitstekende benen 34 van de onderste boog 32 grijpen in de twee naar onderen stekende benen 33 van de bovenste boog 31. In deze toestand strekken de draden van de draadbundel 1 zich uit rondom één van beide benen van de geleidingsboog 30.
15 De geleidingsboog 30 heeft als functie het geleiden van een polypropyleen band 35 onder de draadbundel en door de kern daarvan heen. In figuur 5 en figuren 6A-6C is de werking van de omsnoeringseenheid in verder detail weergegeven. De polypropyleen band 35 wordt met behulp van een niet 20 weergegeven transportmechanisme van onderaf de boog 30 in gevoerd (pijl P4) - De polypropyleen band 35 wordt verder geduwd (pijl Ps) door de boog en komt op een gegeven moment aan de onderzijde van het onderste deel 32 van de boog 30 terecht (pijl P6) . De polypropyleen band 35 wordt tot 25 stilstand gebracht wanneer het einddeel 42 daarvan voorbij deel 41 gepositioneerd is tussen een afdrukplaat 41, een in de richting van pijl P8 geschoven verwarmingselement 38 (gearceerd weergegeven), en een klemonderdeel 37. Het klemonderdeel 37 kan opwaarts worden geplaatst (P9) om het 30 uiteinde van de polypropyleen band 35 vast te klemmen.
Wanneer de polypropyleen band derhalve in de eindpositie is aangekomen wordt het uiteinde door het klemonderdeel 37 gegrepen en gefixeerd, waarna het niet- 1022281 13 weergegeven transportmechanisme van de polypropyleen band zijn draairichting omkeert. Als gevolg hiervan wordt een trekbeweging (pijl P7) op de polypropyleen band 35 uitgeoefend. Deze trekbeweging wordt met een constante kracht 5 uitgevoerd om een vooraf bepaalde spanning in polypropyleen band tot stand te brengen. Zodra de band in voldoende mate is teruggetrokken worden van onderaf aandruknokken 39 en 44 naar boven verplaatst (pijl P10) , zoals in figuur 6A is weergegeven. Het banddeel tussen de beide nokken 37 en 44 is 10 hiermee spanningsloos geworden.
Door het verwarmingselement 38 laat men vervolgens een stroom van tussen de 40 en 60 Ampère (afhankelijk van de afmetingen en eigenschappen van de band) lopen teneinde een voldoende grote warmteontwikkeling te verkrijgen. Bij een 15 stroom van 50 Ampère wordt na circa 0,6 seconden, als de polypropyleen band 35 half doorgesmolten is, het verwarmingselement 38 teruggetrokken (in de richting tegenovergesteld aan richting van pijl P8) , zoals is weergegeven in figuur 6B. De ruimte tussen de tegenover 20 elkaar liggende delen van de band 35 bevat in deze toestand gesmolten materiaal (gesmolten polypropyleen) (in figuur 6B met stippellijnen aangegeven). Hierna wordt de aandruknok 39 verder in opwaartse inrichting (pijl Pu) verplaatst. De twee deels gesmolten lagen polypropyleen band worden hierbij in 25 elkaar gedrukt, waardoor een stevige lasverbinding ontstaat.
Nadat een voldoend stevige lasverbinding tot stand is gebracht, wordt een mes 4 0 naar boven geplaatst (pijl P12) dat de polypropyleen band 35 afknipt. De afdrukplaat 41 wordt tussen de polypropyleen band en de draadbundel uit getrokken, 30 waardoor de draadbundel vrij komt te liggen. De draadbundel is nu omsnoerd en gelast en ligt geklemd tussen de twee geleidingsplaten 21 en 22. Hierna wijken de geleidingsplaat 1022281 14 21 en 22 enigszins en wordt de omsnoerde draadbundel 1 verwijderd.
In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt de draadbundel 1 omsnoerd met één poiypropyleen band. In een 5 verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de draadbundel 1 echter op meer posities en bij voorkeur op drie posities omsnoerd, zoals is weergegeven in figuur 1. In een bepaalde uitvoering wordt de hierboven constructie van de omsnoeringseenheid 27 dan meervoudig respectievelijk drievoudig uitgevoerd. In 10 andere uitvoeringsvormen wordt slechts een omsnoeringseenheid gebruikt om de drie omsnoeringen uit te voeren, waarbij de draadbundel na de eerste en tweede omsnoering telkens over een hoek van circa 120 graden gedraaid wordt.
Het verwijderen van de draadbundel uit de 15 omsnoeringssectie D geschiedt door middel van een uitstoter 23. De functie van de uitstoter 23 is op een eenmaal omsnoerde bundeldraad bij de omsnoeringssectie weg te halen en op de afvoereenheid 24 te stoten, zoals is weergegeven in figuur 2. De afvoereenheid 24 omvat één of meer rollenbanen, 20 waarlangs de vervaardigde producten onder invloed van de zwaartekracht kunnen worden afgevoerd.
In een verdere, niet-weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm worden de wikkelsectie C en omsnoeringssectie D gecombineerd. De voor het wikkelen 25 toegepaste wikkelkern of wikkeldoorn wordt hierbij tevens gebruikt in het omsnoeringsproces. De wikkeldoorn of -kern is dan in een bepaalde uitvoering voorzien van groeven in het omtreksoppervlak. Na draad gewikkeld te hebben, wordt de wikkeldoorn/-kern tot stilstand gebracht en wordt de 30 poiypropyleen band door de betreffende groef geleid, op soortgelijke wijze als in de eerder beschreven uitvoering de polypropyleenband door de geleidingsboog 30 wordt geleid. De groef vormt hierbij als het ware een deel van de ' ü22281 15 geleidingsboog 30. Deze uitvoering van de draadwikkelmachine is niet alleen compacter, maar tevens eenvoudiger hetgeen een positieve invloed kan hebben op de betrouwbaarheid en levensduur daarvan.
5 De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de beschreven voorkeursuitvoeringsvormen. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.
1022281

Claims (39)

1. Inrichting voor het wikkelen van een buigzame leiding omvattende: - een aanvoereenheid voor het aanvoeren van de leiding; 5. wikkelmiddelen voor het over een voorafbepaalde lengte tot een leidingbundel wikkelen van de leiding; - omsnoeringsmiddelen voor het omsnoeren van de gewikkelde leidingbundel teneinde de leidingbundel bijeen te houden; 10. een afvoereenheid voor het afvoeren van de omsnoerde leidingbundel; gekenmerkt door - een grijpeenheid voor het aangrijpen op de buitenzijde van de opgewikkelde leidingbundel en het 15 verplaatsen van de opgewikkelde leidingbundel naar de omsnoeringsmiddelen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de wikkelmiddelen een wikkelkern omvatten waarop de leiding te wikkelen is en waarbij de wikkelmiddelen en aangrijpeenheid 20 zijn ingericht voor het uit de gewikkelde leidingbundel verwijderen van de wikkelkern en het vervolgens verplaatsen daarvan naar de omsnoeringsmiddelen.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij een grijpeenheid een tweetal airmen (29,29') omvat, die zijn 25 voorzien van grijpblokken (28,28') waarmee de gewikkelde leidingbundel vast te houden is.
4. Inrichting volgens conclusies 1-3, waarbij de omsnoeringsmiddelen zijn ingericht voor het door de kern van de leidingsbundel heen leiden van ten minste een 30 omsnoeringselement en het rondom de leidingbundel bevestigen van het omsnoeringselement.
1 U22281
5. Inrichting volgens conclusies 1-4, waarbij de omsnoeringsmiddelen zijn ingericht voor het op verschillende posities aanbrengen van omsnoeringselementen,
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de 5 omsnoeringsmiddelen zijn ingericht voor het op twee of meer, in hoofdzaak gelijkmatig over de leidingbundel verdeelde posities aanbrengen van omsnoeringselementen.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de omsnoeringsmiddelen zijn ingericht voor het op drie posities 10 aanbrengen van omsnoeringselementen.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ^omsnoeringsmiddelen omvatten: - een eerste, in hoofdzaak gebogen element en een tweede, in hoofdzaak gebogen element; 15. verplaatsingsmiddelen voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de gebogen elementen tussen een geopende stand waarin een leidingbundel tussen de benen van de elementen verplaatsbaar is en een gesloten stand waarin een been van de elementen zich uitstrekt door de kern van de 20 le i di ngbunde1; - transportmiddelen voor het langs de elementen rondom de leidingbundel transporteren van een omsnoeringselement.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de gebogen 25 elementen in hoofdzaak U-vormig zijn.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij de transportmiddelen zijn ingericht voor het in een eerste richting transporteren van het omsnoeringselement voor het rondom de leidingbundel aanbrengen daarvan en het in een 30 tweede, tegenovergestelde richting transporteren van het omsnoeringselement voor het rondom de leidingbundel aantrekken van het om de leidingbundel aangebrachte omsnoeringselement. 1022281
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de transportmiddelen zijn ingericht voor het onder een voorafbepaalde spanning aantrekken van het omsnoeringselement.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende bevestigingsmiddelen voor het aan elkaar bevestigen van een begindeel en een einddeel van een rondom een leidingbundel aangebracht omsnoeringslement.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de 10 bevestigingsmiddelen lasmiddelen omvatten voor het aan elkaar lassen van de betreffende omsnoeringselementdelen. 14 ._ Inrichting volgens conclusie 12, omvattende: - verwarmingsmiddelen voor het plaatselijk smelten van het genoemde begindeel en einddeel van een rondom een 15 elementbundel aangebracht omsnoeringselement; - aandrukmiddelen waarmee het verwarmde begindeel en einddeel van het omsnoeringselement tegen elkaar aan te drukken zijn.
15. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, 20 omvattende: - tussen de betreffende omsnoeringselementdelen aan te brengen verwarmingsmiddelen voor het plaatselijk verwarmen van de omsnoeringselementdelen; - aandrukmiddelen die zijn ingericht voor het bij 25 aanwezigheid van verwarmingsmiddelen aan weerszijden tegen het verwarmingsorgaan drukken van de omsnoeringselementdelen en het bij verwijderde verwarmingsmiddelen tegen elkaar aan drukken van de omsnoeringselementdelen.
16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 30 welke snijmiddelen voor het afsnijden van de omsnoeringsband omvat. 1022281
17. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aanvoereenheid buffermiddelen omvat voor het bufferen van de aanvoer van de leiding.
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5 waarbij een omsnoeringselement ten minste eenmaal in hoofdzaak dwars op de wikkelrichting rondom de leidingbundel wordt geleid.
19. Leidingbundel, omvattende: - een over een voorafbepaalde lengte tot een 10 leidingwikkeling gewikkelde buigzame leiding; - een op ten minste een positie rondom de leidingwikkeling aangebracht omsnoeringselement.
20. Inrichting of leidingbundel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de leidingen 15 elektriciteitsdraadvoerende leidingen zijn.
21. Inrichting of leidingbundel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het omsnoeringselement gevormd is van kunststof.
22. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij het 20 omsnoeringselement is vervaardigd van polypropyleen.
23. Inrichting of leidingbundel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het omsnoeringselement bandvormig is.
24. Inrichting of leidingbundel volgens een der 25 voorgaande conclusies, waarbij de breedte van het omsnoeringselement tussen 0,2 en 1 cm bedraagt.
25. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de dikte van het omsnoeringselement circa 0,5 mm bedraagt.
26. Werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding, de stappen omvattende van: a) het aanvoeren van de leiding; 1022281 b) het over een voorafbepaalde lengte tot een leidingbundel wikkelen van de leiding; c) het omsnoeren van de gewikkelde leidingbundel teneinde de leidingbundel bijeen te houden; en 5 e) het afvoeren van de omsnoerde leidingbundel. gekenmerkt door het na stap b uitvoeren van bl) het aan de buitenzijde van de leidingbundel aangrijpen daarvan; b2) verplaatsen van de gewikkelde leidingbundel; 10 en door het tegelijk met stap c uitvoeren van de stap: cl) het tegelijkertijd aanvoeren van leiding en het over een voorafbepaalde lengte tot een volgende leidingbundel wikkelen daarvan.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, omvattende het 15 door het midden van de leidingbundel heen leiden van ten minste een omsnoeringselement en het rondom de leidingbundel bevestigen van het omsnoeringselement.
28. Werkwijze volgens conclusie 26 of 27, omvattende het op verschillende posities aanbrengen van 20 omsnoeringselernenten.
29. Werkwijze volgens conclusie 26, 27 of 28, omvattende het op twee of meer, in hoofdzaak gelijkmatig over de leidingbundel verdeelde posities aanbrengen van omsnoeringselernenten.
30. Werkwijze volgens conclusie 29, omvattende het op drie posities aanbrengen van omsnoeringselernenten.
31. Werkwijze volgens een der conclusies 26-30, omvattende: - het ten opzichte van elkaar verplaatsen van een 30 eerste in hoofdzaak gebogen element en een tweede, in hoofdzaak gebogen element tussen een geopende stand waarin een leidingbundel tussen de benen van de elementen verplaatsbaar is en een gesloten stand waarin een been van 1022281 de boogelementen zich uitstrekt door de kern van de leidingbundel; en - het langs de elementen rondom de leidingbundel transporteren van een omsnoeringselement.
32. Werkwijze volgens conclusie 31, omvattende het in een eerste richting transporteren van het omsnoeringselement voor het rondom de leidingbundel aanbrengen daarvan en het in een tweede, tegenovergestelde richting transporteren van het omsnoeringselement voor het rondom de leidingbundel 10 aantrekken van het om de leidingbundel aangebrachte omsnoeringselement.
33 Werkwijze volgens conclusie 32, omvattende het onder een voorafbepaalde spanning aantrekken van het omsnoeringselement.
34. Werkwijze volgens een der conclusies 26-33, omvattende het aan elkaar bevestigen van een begindeel en een einddeel van een rondom een leidingbundel aangebracht omsnoeringslement.
35. Werkwijze volgens conclusie 34, omvattende het 20 aan elkaar lassen van de betreffende omsnoeringselementdelen.
36. Werkwijze volgens een der conclusies 26-35, omvattende het plaatselijk smelten van het genoemde begindeel en einddeel van een rondom een elementbundel 25 aangebracht omsnoeringselement; het tegen elkaar aandrukken van het verwarmde begindeel en einddeel van het omsnoeringselement.
37. Werkwijze volgens een der conclusies 26-36, omvattende: 0. het tussen de betreffende omsnoeringselementdelen aanbrengen van verwarmingsmiddelen voor het plaatselijk verwarmen van de omsnoeringselementdelen; 1022281 - het bij aanwezigheid van verwarmingsmiddelen aan weerszijden tegen het verwarmingsorgaan drukken van de omsnoeringselementdelen - het vervolgens bij verwijderde verwarmingsmiddelen 5 tegen elkaar aan drukken van de omsnoeringselementdelen.
38. Werkwijze volgens een der conclusies 26-37, omvattende het afsnijden van het omsnoeringselement.
39. Werkwijze volgens een der conclusies 26-38, omvattende het ten minste eenmaal in hoofdzaak dwars op de 10 wikkelrichting rondom de leidingbundel leiden van een omsnoeringselement. 40Werkwij ze volgens een der conclusies 26-39, waarin de inrichting volgens een der conclusies 1-25 wordt toegepast. 15 1022281
NL1022281A 2002-12-30 2002-12-30 Inrichting en werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding. NL1022281C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022281A NL1022281C2 (nl) 2002-12-30 2002-12-30 Inrichting en werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding.
AU2003295283A AU2003295283A1 (en) 2002-12-30 2003-12-30 Device and method for winding a flexible cable
PCT/NL2003/000950 WO2004058571A1 (en) 2002-12-30 2003-12-30 Device and method for winding a flexible cable

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022281A NL1022281C2 (nl) 2002-12-30 2002-12-30 Inrichting en werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding.
NL1022281 2002-12-30

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1022281A1 NL1022281A1 (nl) 2004-07-13
NL1022281C2 true NL1022281C2 (nl) 2004-07-26

Family

ID=32678037

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022281A NL1022281C2 (nl) 2002-12-30 2002-12-30 Inrichting en werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU2003295283A1 (nl)
NL (1) NL1022281C2 (nl)
WO (1) WO2004058571A1 (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR101015512B1 (ko) * 2010-05-31 2011-02-16 주식회사 한양이앤씨 권취선재 포장장치
EP2426055B1 (de) * 2010-09-03 2013-06-12 KB Anlagentechnik GmbH Bindevorrichtung und -verfahren für Spaltbandringe
CN106275562B (zh) * 2015-06-26 2019-03-08 广东联塑机器制造有限公司 一种管材自动收卷捆包流水线
CN106275560B (zh) * 2015-06-26 2018-11-09 广东联塑机器制造有限公司 一种用于自动收卷机的自动捆包设备
CN106314848B (zh) * 2015-06-26 2018-11-09 广东联塑机器制造有限公司 一种用于自动收卷机管材捆包的导带送带装置
CN106218993A (zh) * 2016-08-26 2016-12-14 赣州金信诺电缆技术有限公司 一种线缆自动剪裁捆扎装置
CN107600505A (zh) * 2017-09-20 2018-01-19 无锡恒泰电缆机械制造有限公司 电线圈内穿捆扎的全自动扎带机
CN107978447B (zh) * 2017-12-27 2023-06-27 国网上海市电力公司 带自动卸料功能的变压器线圈绕线机
CN109455573A (zh) * 2018-11-21 2019-03-12 张家港市港塑机械有限公司 在线全自动高速收卷打包机
CN113734503A (zh) * 2021-09-09 2021-12-03 江苏博之旺自动化设备有限公司 一种线缆捆扎装置及方法
CN115231036B (zh) * 2022-08-18 2024-01-19 湖州学院 一种基于电气加工的电缆线束自动化装配设备
CN116040066B (zh) * 2023-04-03 2023-08-04 常州市武进区南夏墅宏昊机械设备有限公司 光伏电缆线绕圈尼龙扎带机
CN117302698B (zh) * 2023-11-30 2024-02-02 海阳三贤电子科技有限公司 一种汽车线束卷绕设备

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1477096A (fr) * 1966-04-22 1967-04-14 Krupp Ag Huettenwerke Dispositif de bottelage des fils métalliques de paquets de fils à l'aide d'un fil de liage
US3995409A (en) * 1975-05-02 1976-12-07 Fmc Corporation Strapping apparatus
CH618141A5 (en) * 1976-12-21 1980-07-15 Usinage Tubes Pour Electr Method and automatic device for coiling a hose
EP0099606A2 (en) * 1982-07-21 1984-02-01 IN.SET. Industriale Settala S.p.A. Improved automatic machine for packaging cable or hose into coils
US4660358A (en) * 1984-10-18 1987-04-28 Hans Deissenberger Tying method for tying winding material and tying apparatus for performing the same
EP0230398A1 (fr) * 1986-01-15 1987-07-29 Maillefer S.A. Installation de liage d'une torche sur un enrouleur

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3543692A1 (de) * 1985-12-11 1987-06-19 Breyell Metall Verfahren und einrichtung zum abbinden von bandringen

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1477096A (fr) * 1966-04-22 1967-04-14 Krupp Ag Huettenwerke Dispositif de bottelage des fils métalliques de paquets de fils à l'aide d'un fil de liage
US3995409A (en) * 1975-05-02 1976-12-07 Fmc Corporation Strapping apparatus
CH618141A5 (en) * 1976-12-21 1980-07-15 Usinage Tubes Pour Electr Method and automatic device for coiling a hose
EP0099606A2 (en) * 1982-07-21 1984-02-01 IN.SET. Industriale Settala S.p.A. Improved automatic machine for packaging cable or hose into coils
US4660358A (en) * 1984-10-18 1987-04-28 Hans Deissenberger Tying method for tying winding material and tying apparatus for performing the same
EP0230398A1 (fr) * 1986-01-15 1987-07-29 Maillefer S.A. Installation de liage d'une torche sur un enrouleur

Also Published As

Publication number Publication date
AU2003295283A1 (en) 2004-07-22
NL1022281A1 (nl) 2004-07-13
WO2004058571A1 (en) 2004-07-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1022281C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het wikkelen van een buigzame leiding.
CN101622184B (zh) 用于制造纤维束的装置和方法
RU2440282C2 (ru) Устройство и способ для обвязывания предметов плоской лентой
MX2007009704A (es) Metodo y dispositivo para formar una hoja superior de pelicula a partir de una bobina de pelicula.
EP2205369B1 (fr) Dispositif d'inspection d'une bande métallique
KR20090098976A (ko) 셔틀을 교환하기 위한 셔틀 교환 시스템 및 방법
TW200944431A (en) Strap exchanger for a strapping system
NL8800787A (nl) Automatische pakketvastmaakmachine.
CN106006176A (zh) 一种光缆自动裁剪设备
EP1893492B1 (en) Method of winding cables
CN214455674U (zh) 光纤线输送系统
KR102555879B1 (ko) 광섬유 제조 기계 및 상기 유형의 기계에 광섬유를 위치 결정하는 방법
FR2528023A1 (fr) Procede et dispositif pour la reprise de produits plats se presentant en disposition en ecailles, en particulier pour la reprise de feuilles imprimees
FI80003C (fi) Foerfarande och anordning foer att mata fjaellartat nedfallande tryckprodukter till en mellanstation.
JP2001146206A (ja) シートの束を帯締めする方法および装置
US20040040450A1 (en) Wire coil winding apparatus and method
EP1181229B1 (en) Methods and appratus to roll up a cable, wire, rope or the like in a ring
EP0820930B1 (fr) Cercleuse de bobines de bandes de matériau
JP3086030B2 (ja) フィルムによる包装装置
WO1995012525A1 (en) Coil tying apparatus and method
JPS63208463A (ja) ロール帯締め機及び帯締め方法
JP2799923B2 (ja) 自動端末処理装置
FI127727B (en) Winder for winding binding material
FR2580255A1 (fr) Procede et dispositif pour deposer une feuille de recouvrement sur le dessus d'un objet emballe deplace longitudinalement
JPS604050B2 (ja) 自動巻取結束装置

Legal Events

Date Code Title Description
AD1B A search report has been drawn up
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20080701