NL1021115C2 - Gegevensherwinningsschakeling voor het minimaliseren van het vermogensverbruik door niet gehele malen te overbemonsteren. - Google Patents

Gegevensherwinningsschakeling voor het minimaliseren van het vermogensverbruik door niet gehele malen te overbemonsteren. Download PDF

Info

Publication number
NL1021115C2
NL1021115C2 NL1021115A NL1021115A NL1021115C2 NL 1021115 C2 NL1021115 C2 NL 1021115C2 NL 1021115 A NL1021115 A NL 1021115A NL 1021115 A NL1021115 A NL 1021115A NL 1021115 C2 NL1021115 C2 NL 1021115C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
state
data
bits
pattern
Prior art date
Application number
NL1021115A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1021115A1 (nl
Inventor
Yong-Sub Kim
Jin-Kug Lee
Gun-Sang Lee
Original Assignee
Samsung Electronics Co Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Samsung Electronics Co Ltd filed Critical Samsung Electronics Co Ltd
Publication of NL1021115A1 publication Critical patent/NL1021115A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1021115C2 publication Critical patent/NL1021115C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04LTRANSMISSION OF DIGITAL INFORMATION, e.g. TELEGRAPHIC COMMUNICATION
    • H04L7/00Arrangements for synchronising receiver with transmitter
    • H04L7/02Speed or phase control by the received code signals, the signals containing no special synchronisation information
    • H04L7/033Speed or phase control by the received code signals, the signals containing no special synchronisation information using the transitions of the received signal to control the phase of the synchronising-signal-generating means, e.g. using a phase-locked loop
    • H04L7/0337Selecting between two or more discretely delayed clocks or selecting between two or more discretely delayed received code signals
    • H04L7/0338Selecting between two or more discretely delayed clocks or selecting between two or more discretely delayed received code signals the correction of the phase error being performed by a feed forward loop
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04LTRANSMISSION OF DIGITAL INFORMATION, e.g. TELEGRAPHIC COMMUNICATION
    • H04L27/00Modulated-carrier systems
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B20/00Signal processing not specific to the method of recording or reproducing; Circuits therefor
    • G11B20/10Digital recording or reproducing
    • G11B20/14Digital recording or reproducing using self-clocking codes
    • G11B20/1403Digital recording or reproducing using self-clocking codes characterised by the use of two levels
    • G11B20/1423Code representation depending on subsequent bits, e.g. delay modulation, double density code, Miller code
    • G11B20/1426Code representation depending on subsequent bits, e.g. delay modulation, double density code, Miller code conversion to or from block codes or representations thereof

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Synchronisation In Digital Transmission Systems (AREA)
  • Control Or Security For Electrophotography (AREA)

Description

Korte aanduiding: Gegevensherwinningsschakeling voor het minimali seren van het vermogensverbruik door niet gehele malen te overbemonsteren.
De uitvinding heeft betrekking op een gegevensoverdrachtsscha-keling en meer in het bijzonder op een gegevensherwinningsschakeling en -werkwijze voor het verminderen van het vermogensverbruik en het minimaliseren van fouten als gevolg van klokskew door het niet een 5 geheel aantal malen uitvoeren van overbemonstering. _____
In de meeste huidige beeldverwerkingssystemen worden gegevens verwerkt in een digitaal gebied en een overgang tussen systemen gebruikt een analoog signaal, dat eenvoudig uit te voeren is. De een analoog signaal gebruikende overgang heeft echter een nadeel 10 van een beperkte nauwkeurigheid als gevolg van ruis tussen signalen en andere analoge fouten. Om dit probleem op te lossen is het doeltreffender om direct een digitaal signaal over te dragen.
In het algemeen wordt in een gegevensoverdrachtsschakeling voor het overdragen van voorafbepaalde gegevens een werkwijze, die paral-15 lelie gegevenskanalen gebruikt, gebruikt voor digitale overgang tussen systemen. Wanneer het aantal gegevensoverdrachtskanalen toeneemt, kan de parallelle gegevenskanalen gebruikende werkwijze echter te lijden hebben aan problemen. Om deze reden is een recente trend het gebruik van seriële overdracht in plaats van parallelle overdracht.
20 De seriële overdrachtskanalen gebruikende werkwijze heeft een voordeel ten opzichte van de parallelle overdrachtskanalen gebruikende werkwijze, aangezien minder kanalen gebruikt worden. Indien gegevens worden overgedragen onder gebruikmaking van seriële overdrachtskanalen, dient echter in de meeste gevallen een snel serieel signaal her-25 steld te worden tot een parallel gegevenssignaal aan het ontvangstein-de. Wanneer seriële gegevens tot een parallelle-gegevensformaat hersteld worden, kan in dit stadium gegevensherwinning moeilijk zijn als gevolg van klokskew aan het ontvangsteinde.
Om dit probleem op te lossen wordt in de gangbare techniek een 30 bitsectie van een ontvangen signaal twee- of driemaal overbemonsterd en worden gegevens roet een hoge frequentie vastgesteld als actuele gegevens. Het tweemaal overbemonsteren heeft echter een nadeel van een lagere nauwkeurigheid en het driemaal overbemonsteren heeft een na- 1021115
I I
I deel, aangezien het moeilijk is om een schakeling voor het genereren I
I van snelle kloksignalen uit te voeren. I
I Om de bovenstaande problemen op te lossen is het een eerste doel I
van de uitvinding om een gegevensherwinningsschakeling voor het mini- I
I 5 maliseren van vermogensverbruik door niet een geheel aantal malen te I
I overbemonsteren. I
I Het is een tweede doel van de uitvinding om een gegevensherwin- I
I ningswerkwijze voor het minimaliseren van vermogensverbruik door niet I
I een geheel aantal malen te overbemonsteren te verschaffen. I
I 10 Volgens een aspect van de uitvinding is een gegevensherwinnings- I
I schakeling verschaft, welke schakeling omvat: een fasevergrendelde lus I
I voor het genereren van een aantal kloksignalen, die elk gesynchroni- I
I seerd zijn met een ingangskloksignaal en een verschillende vertra- I
I gingstijd hebben; een overbemonsteringseenheid voor het niet een ge- I
I 15 heel aantal malen overbemonsteren van seriële gegevens, die vanaf de I
I buitenzijde ingevoerd zijn, in reactie op het aantal kloksignalen, en I
I het afgeven van het overbemonsteringsresultaat als van een aantal bits I
I gevormde monstergegevens; een patroondetector voor het ontvangen van I
I de door het aantal bits gevormde monstergegevens en het genereren van I
I 20 een van een aantal bits gevormd patroonsignaal door middel van het I
I detecteren van niveauovergangen tussen bits van de monstergegevens; I
I een toestandsaccumulator voor het ontvangen van het van het aantal I
I bits gevormde patroonsignaal, het accumuleren van de frequentie van I
I optreden van het patroonsignaal, en het afgeven van het patroonsignaal I
I 25 met de hoogste frequentie van optreden als een van een aantal bits I
I gevormd toestandssignaal; een toéstandselectieorgaan voor het ont- I
I vangen van het van het aantal bits gevormde toestandssignaal, en het I
I genereren van een van een aantal bits gevormd toestandselectiesignaal I
voor het selecteren van bits in voorafbepaalde posities in de monster- I
I 30 gegevens; en een gegevensselectieorgaan voor het ontvangen van de mon- I
I stergegevens, het selecteren van bits van de monstergegevens in reac- I
I tie op het toestandselectiesignaal, waarbij de bits corresponderen met I
I het toestandselectiesignaal, en het afgeven van de geselecteerde bits I
I als van een aantal bits gevormde herwonnen gegevens. I
35 Het verdient de voorkeur, dat de overbemonsteringseenheid een I
I aantal bemonsteringsmiddelen heeft, elk bestemd voor het ontvangen I
I van de seriële gegevens, het bemonsteren van de seriële gegevens in I
I reactie op elk kloksignaal van het aantal kloksignalen, en het afgeven I
I van één bit van de monstergegevens. I
I · ,~\ 5 I
I '·'£ .· 'o I
- 3 -
Het verdient de voorkeur, dat de overbemonsteringseenheid elke bitsectie van de ingevoerde seriële gegevens 2,7 maal overbemonstert.
Volgens een ander aspect van de uitvinding is een gegevensher-5 winningswerkwijze verschaft, welke werkwijze bevat (a) het genereren van een aantal kloksignalen, die elk met een ingangskloksignaal gesynchroniseerd zijn en een verschillende vertragingstijd hebben; (b) het niet een geheel aantal malen overbemonsteren van seriële gegevens, die vanaf de buitenzijde zijn ingevoerd, in reactie op het 10 aantal kloksignalen, en het afgeven van het overbemonsteringsresul-taat.als van een aantal bits gevormde monstergegevens; (c) het ontvangen van de van het aantal bits gevormde monstergegevens, en het genereren van een van een aantal bits gevormd patroonsignaal door middel van het detecteren van een niveauovergang tussen bits van de monster-15 gegevens; (d) het ontvangen van het van het aantal bits gevormde pa-troonsignaal, het accumuleren van de frequentie van optreden van het patroonsignaal, en het afgeven van het patroonsignaal met de hoogste frequentie van optreden als een van een aantal bits gevormd toestands-signaal; (e) het ontvangen van het van het aantal bits gevormde toe-20 standssignaal en het genereren van een van een aantal bits gevormd toestandselectiesignaal voor het selecteren van bits in voorafbepaalde posities in de monstergegevens; en (f) het ontvangen van de monstergegevens, het selecteren van bits van de monstergegevens in reactie op het toestandselectiesignaal, waarbij de bits corresponderen met het 25 toestandselectiesignaal, en het afgeven van de geselecteerde bits als van een aantal bits gevormde herwonnen gegevens.
Het verdient de voorkeur, dat in stap (b) elke bitsectie van de ingevoerde seriële gegevens 2,7 maal overbemonsterd wordt.
Zoals hierboven beschreven is, voeren de gegevensherwinnings-30 schakeling en -werkwijze volgens de uitvinding overbemonstering van een niet geheel aantal malen uit, zodat de klokfrequentie van een fasevergrendelde lus voor het herwinnen van gegevens met dezelfde frequentie op een lager niveau is ingesteld en daardoor wordt het vermogens verbruik geminimaliseerd.
35 De voorgaande en andere doelen, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de meer gedetailleerde beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, zoals deze in de bijgevoegde tekening is weergegeven, waarin gelijke verwij-zingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen in de verschillende 1021115
I - 4 - I
I aanzichten. De figuren zijn niet noodzakelijkerwijs op schaal, in I
I plaats daarvan wordt de nadruk gelegd op het weergeven van de princi- I
I pes van de uitvinding. I
I Fig. 1 is een blokschema van een gegevensherwinningsschakeling I
I 5 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. I
I Fig. 2 is een blokschema, dat een overbemonsteringseenheid van I
I fig. 1 toont. I
I Fig. 3 is een diagram, dat vijf bemonsteringsgevallen, geclassi- I
I ficeerd met betrekking tot de mate van skew van kloksignalen toont. I
I 10 Fig. 4 is een schakelingsschema, dat een patroondetector van I
I fig. 1 toont. I
Fig. 5 is een tabel, die detectiekarakteristieken van de pa- I
I troondetector van fig. 4 toont. I
Fig. 6 is een schakelingsschema van een toestandsaccumulator van I
I 15 fig. 1. I
I Fig. 7 is een stroomschema, dat de werking van de toestandsaccu- I
I mulator van fig. 6 toont. I
I Fig. 8 is een toestandsdiagram, dat de werking van een toestand- I
selectieorgaan van fig. 1 toont. I
I 20 Fig. 9 is een blokschema van het toestandselectieorgaan van fig. I
I ï. I
I Fig. 10 is een blokschema van een gegevensselectieorgaan van I
I fig. 1. I
I Fig. 11 is een tabel, die de werking van het gegevensselectieor- I
I 25 gaan van fig. 10 toont. I
I Onder verwijzing naar fig. 1 bevat een gegevensherwinningsscha- I
I keling 10 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding een I
I fasevergrendelde lus 110, een overbemonsteringseenheid 120, een pa- I
I troondetector 130, een toestandsaccumulator 140, een toestandselectie- I
I 30 orgaan 150 en een gegevensselectieorgaan 160. I
I De fasevergrendelde lus 110 genereert een aantal kloksignalen I
I (CKP) met verschillende vertragingstijden. In de schakeling van fig. 1 I
I hebben de kloksignalen acht verschillende vertragingstijden. De klok- I
I signalen (CKP) worden parallel toegevoerd aan de overbemonsteringseen- I
I 35 heid 120 en worden gebruikt als bemonsteringskloksignalen. I
I In reactie op het aantal kloksignalen (CKP) bemonstert de over- I
I bemonsteringseenheid 120 de vanaf de buitenzijde (SDIN) ingevoerde I
I seriële gegevens een niet geheel aantal malen, en genereert het over- I
I bemonsteringsresultaat als monstergegevens (SAMD) die een aantal bits I
I . i f) p -j -1 J g * I
- 5 - hebben. Hierin zijn de seriële gegevens (SDIN) een vanaf de buitenzijde ingevoerd 3-bits lang signaal. Dit wil zeggen, dat de overbemonste-ringseenheid 120 de 3-bits lange seriële gegevens acht maal bemonstert en het overbemonsteringsresultaat als 8-bit lange monstergegevens af-5 geeft. Wanneer de overbemonsteringseenheid 120 elk één bit lange sectie van het ingangssignaal 2,7 maal bemonstert, wordt de overbemonste-ringseenheid 120 gekarakteriseerd door het niet een geheel aantal maal bemonsteren. Wanneer de seriële-gegevensinvoer (SDIN) wordt overbemonsterd in reactie op de 8 kloksignalen (CKP), geeft elk bit van de 8-10 bit monstergegevens één van vijf bemonsteringsgevallen aan, welke gevallen geclassificeerd zijn met betrekking tot de mate van skew van kloksignalen. In de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is een aantal bemonsteringsgevallen geclassificeerd in vijf gevallen. Hierna zal de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven 15 onder verwijzing naar de vijf bemonsteringsgevallen. De structuur van de overbemonsteringseenheid 120 zal in detail worden beschreven, wanneer fig. 2 wordt beschreven.
De patroondetector 130 ontvangt door de overbemonsteringseenheid 120 afgegeven 8-bits lange monstergegevens, detecteert niveauovergan-20 gen tussen bits van de monstergegevens, en genereert een 5-bits lang patroonsignaal (PATS). Wanneer monstergegevens (SAMD) het resultaat van 2,7 maal overbemonsteren van seriële gegevens (SDIN) zijn, detecteert het 5-bits patroonsignaal (PATS) met welk bemonsteringsgeval het overbemonsteringsresultaat correspondeert uit de vijf bemonsteringsge-25 vallen, die op kunnen treden, door skew van kloksignalen (CKP).
De toestandsaccumuiator 140 ontvangt het door de patroondetector 130 afgegeven 5-bits lange patroonsignaal (PATS) en genereert een 5-bits lang toestandssignaal (STAS). Van de patroonsignalen (PATS) wordt het patroonsignaal met de hoogste frequentie van optreden geaccumu-30 leerd en afgegeven als het 5-bits lange toestandssignaal (STAS).
Het toestandselectieorgaan 150 ontvangt het 5-bits lange toestandssignaal (STAS) en genereert een toestandselectiesignaal, dat een aantal bits heeft, voor het selecteren van bits van voorafbepaalde posities in monstergegevens. Het toestandselectiesignaal kan door een 35 combinatie van 3 bits worden uitgedrukt.
Het gegevensselectieorgaan 160 ontvangt de monstergegevens (SAMD), selecteert bits in de monstergegevens (SAMD), die corresponderen met het toestandselectiesignaal (SELS), in reactie op het toe- 1021115 1
I - 6 - I
I standselectiesignaal (SELS) en geeft de geselecteerde bits als 3-bits I
I herwonnen gegevens (RECD) af. I
I De gegevensherwinningsschakeling 100 volgens de uitvinding, die I
I de hierboven beschreven structuur heeft, overbemonstert elke één-bit I
I 5 sectie van de ingevoerde seriële gegevens (SD1N) 2,7 maal en selec- I
I teert 3 bits uit elke 8 bits, die bemonsterd zijn op elke niveauover- I
gang van de overbemonsterde monstergegevens (SAMD), om gegevens te I
I herwinnen. Zelfs wanneer skew in een ingangskloksignaal optreedt, kun- I
nen daardoor gegevens stabiel herwonnen worden en door het een niet I
I 10 geheel aantal malen bemonsteren kan de frequentie van een kloksignaal I
I (CKP) van de fasevergrendelde lus 110 verlaagd worden, terwijl nog I
I steeds gegevens bij dezelfde frequentie herwonnen worden. Daardoor kan I
I het vermogensverbruik verminderd worden. I
Onder verwijzing naar fig. 2 heeft de overbemonsteringseenheid I
I 15 120 een aantal bemonsteringsorganen 201 tot en met 215. Elk van de I
I bemonsteringsorganen 201 tot en met 215 ontvangt seriële gegevens I
I (SDIN), bemonstert de seriële gegevens (SDIN) in reactie op één van I
I het aantal kloksignalen CKP0 tot en met CKP7, en geeft vervolgens één- I
I bit monstergegevens (SAMD) af. De in fig. 1 weergegeven overbemonste- I
20 ringseenheid 120 heeft 8 bemonsteringsorganen 201 tot en met 215. Elk I
I van de bemonsteringsorganen 201 tot en met 215 bemonstert seriële ge- I
I gevens (SDIN) en geïnverteerde seriële gegevens (/SDIN) in reactie op I
I een kloksignaal (CKP) en geeft monstergegevens (SAMD) af. Daardoor I
I worden de monstergegevens (SAMD) 8 bits. I
I 25 Wanneer 3-bits lange seriële gegevens (SDIN) in reactie op 8 in I
de fasevergrendelde lus 110 gegenereerde kloksignalen (CKP) worden I
I bemonsterd, kunnen bemonsteringsgevallen in vijf gevallen met betrek- I
I king tot skew van kloksignalen (CKP) worden geclassificeerd, zoals is I
weergegeven in fig. 3. I
I 30 In fig. 3 zijn de kloksignalen (CKP), die overbemonstering uit- I
I voeren, aangeduid door middel van pijlen. Onder hen geeft een pijl in I
een cirkel een geval aan, waarin seriële gegevens (SDIN) actueel doel- I
I treffend bemonsterd worden, en een pijl zonder een cirkel geeft een I
I geval aan, waarin seriële gegevens (SDIN) dicht bij een punt van ni- I
I 35 veauovergang bemonsterd worden en de mate van het optreden van fouten I
I hoog is. I
I Een eerste geval (CASE1) geeft een geval aan, waarin de seriële I
I gegevens (SDIN) in fase voor een kloksignaal liggen, een vijfde geval I
I (CASE5) geeft een geval aan, waarin de seriële gegevens (SDIN) in fase I
I 1 o? i m a - 7 - achter van een kloksignaal (CKP) liggen, en een derde geval (CASE3) geeft een geval aan, waarin de seriële gegevens (SDIN) dezelfde fase als die van een kloksignaal (CKP) hebben.
Wanneer gegevens worden herwonnen om fouten als gevolg van skew 5 te verwijderen, wordt er bepaald met welk bemonsteringsgeval van de in fig. 3 weergegeven vijf bemonsteringsgevallen elk bit van monstergege-vens (SAMD) correspondeert. Vervolgens dienen effectieve monstergege-vensbits (corresponderend met omcirkelde pijlen) van elk geval van gegevensmonsters afgegeven te worden.
10 Indien de monstergegevensbits corresponderen met het eerste ge val (CASE1) worden bemonsterde gegevens door de eerste, vierde en zevende kloksignalen (CKP) van de 8 kloksignalen (CKP) afgegeven. Indien de monstergegevensbits corresponderen met het tweede geval (CASE2), dan worden bemonsterde gegevens door de tweede, vierde en zevende 15 kloksignalen (CKP) afgegeven. Indien de monstergegevensbits corresponderen met het derde geval (CASE3), dan worden bemonsterde gegevens door de tweede, vijfde en achtste kloksignalen (CKP) afgegeven. Indien de monstergegevensbits corresponderen me het vierde geval (CASE4), dan worden bemonsterde gegevens door de derde, vijfde en achtste klok-20 signalen (CKP) afgegeven, indien de monstergegevensbits corresponderen met het vijfde geval (CASE5), dan worden de bemonsterde gegevens door de eerste, derde en zesde kloksignalen (CKP) afgegeven.
Onder verwijzing naar fig. 4, heeft de patroondetector 130 XOR-middelen 411 tot en met 417 en AND-middelen 431 tot en met 435. De 25 XOR-middelen 411 tot en met 417 ontvangen door de overbemonsterings-eenheid 120 afgegeven monstergegevens (SAMD) en detecteren niveauover-gangen tussen naburige bits. Hiervoor genereren de XOR-middelen 411 tot en met 417 patroondetectiesignalen (XORS1-XORS7) door middel van het uitvoeren van een XOR-bewerking op elk tweetal naburige bits in 8-30 bit monstergegevens (SAMD). Hierin zijn bits van de 8-bit monstergegevens met DO tot en met D7 aangeduid.
AND-middelen 431 tot en met 435 geven eerste tot en met vijfde patroonsignalen (PATS1-PATS5) af door middel van het uitvoeren van AND-bewerkingen op patroondetectiesignalen (X0RS1-X0RS7), die elk door 35 bits van de monstergegevens, die niet tegelijkertijd gegenereerd worden, gegenereerd worden.
De werking van de patroondetector 130 zal nu onder verwijzing naar fig. 4 in detail worden beschreven.
1021115*
I - 8 - I
I Het XOR-middel 411 genereert een eerste patroondetectiesignaal I
(X0RS1) door middel van het uitvoeren van een XOR-bewerking op het I
I eerste bit (DO) en het tweede bit (Dl) van de monstergegevens (SAMD). I
I Dit wil zeggen, dat het eerste patroondetectiesignaal (XORS1) het re- I
I 5 sultaat is van het waarnemen van een niveauovergang tussen het eerste I
I bit (DO) en het tweede bit (Dl) van de monstergegevens (SAMD). Indien I
I de uitgang van het XOR-middel 411 zich op het logische "hoge" niveau I
I bevindt, wordt er bepaald dat een niveauovergang aanwezig is. Boven- I
I dien genereert het XOR-middel 412 een tweede patroondetectiesignaal I
I 10 (XORS2) door middel van het uitvoeren van een XOR-bewerking op het I
I tweede bit (Dl) en het derde bit (D2) van de monstergegevens (SAMD). I
I Dit wil zeggen, dat het tweede patroondetectiesignaal (XORS2) het re- I
I sultaat is van het waarnemen van een tweede overgang tussen het tweede I
I bit (Dl) en het derde bit (D2) van de monstergegevens (SAMD). Boven- I
I 15 dien genereert het XOR-middel 413 een derde patroondetectiesignaal I
I (XORS3) door het uitvoeren van een XOR-bewerking op het derde bit (D2) I
I en het vierde bit (D3) van de monstergegevens (SAMD). Dit wil zeggen, I
I dat het derde patroondetectiesignaal (XORS3) het resultaat is van het I
I waarnemen van een niveauovergang tussen het derde bit (D2) en het I
I 20 vierde bit (D3) van de monstergegevens (SAMD). I
I pp deze wijze genereren de XOR-middelen 411 tot en met 417 de I
I eerste tot en met de zevende patroonsignalen (XORS1-XORS7) door middel I
I van het uitvoeren van een XOR-bewerking op elk tweetal naburige bits I
I van de monstergegevens (SAMD). I
I 25 Br wordt nu verwezen naar fig. 4, waarin AND-middelen 431 tot en I
I met 435 eerste tot en met vijfde patroonsignalen (PATS1-PATS5) afgeven I
I door middel van het uitvoeren van een AND-bewerking op twee of drie I
I patroondetectiesignalen uit de eerste tot en met zevende patroondetec- I
I tiesignalen (XORS1-XORS7), waarbij de twee of drie patroondetectiesig- I
I 30 nalen worden gegenereerd uit monstergegevensbits, die niet tegelijker- I
I tijd gegenereerd zijn. I
I Meer in het bijzonder genereert het AND-middel 431 een eerste I
I patroonsignaal (PATS1) door het uitvoeren van een AND-bewerking op het I
I tweede patroondetectiesignaal (XORS2) en het vijfde patroondetectie- I
I 35 signaal (XORS5). I
I Het AND-middel 432 genereert een tweede patroonsignaal (PATS2) I
I door middel van het uitvoeren van een AND-bewerking op het derde pa- I
I troondetectiesignaal (X0RS3) en het vijfde patroondetectiesignaal I
I (XORS5). I
I 1021(15' I
- 9 -
Het AND-middel 433 genereert een derde patroonsignaal (PATS3) door middel van het uitvoeren van een AND-bewerking op het derde pa-troondetectiesignaal (XORS3) en het zesde patroondetectiesignaal (X0RS6).
5 Het AND-middel 434 genereert een vierde patroonsignaal (PATS4) door middel van het uitvoeren van een AND-bewerking op het eerste patroondetectiesignaal (X0RS2), het vierde patroondetectiesignaal (X0RS4) en het zesde patroondetectiesignaal (X0RS6).
Het AND-middel 432 genereert een vijfde patroonsignaal (PATS5) 10 door middel van het uitvoeren van een AND-bewerking op het vierde patroondetectiesignaal (XORS4) en het zevende patroondetectiesignaal (XORS7).
Hierin zijn de eerste tot en met de vijfde patroonsignalen (PATS1-PATS5) signalen bestemd voor het detecteren met welk geval van 15 de vijf bemonsteringsgevallen (CASE1-CASE5) elk van de monstergege-vensbits correspondeert. Indien een van de eerste tot en met de vijfde patroonsignalen (PATS1-PATS5) wordt afgegeven op een logisch "hoog" niveau, wordt er onderkend, dat het corresponderende bemonsteringsge-val gedetecteerd is. Afhankelijk van de structuur van de schakeling, 20 kan er onderkend worden, dat het corresponderende bemonsteringsgeval gedetecteerd is, indien een van de eerste tot en met de vijfde patroonsignalen (PATS1-PATS5) op een logisch "laag" niveau wordt afgegeven.
Onder verwijzing naar fig. 3 tot en met 5 zal nu de werking van 25 de patroondetector 130 in detail worden beschreven.
Het derde bemonsteringsgeval (CASE3) zal als een voorbeeld beschreven worden. Het eerste bit (DO) van de monstergegevens wordt bemonsterd op een punt waarop seriële gegevens zich in een overgang bevinden, zodat er niet bepaald wordt of de gegevenswaarde als een lo-30 gisch "laag" niveau of als een logisch "hoog" niveau wordt herkend. De gegevenswaarde van het tweede bit (Dl) en de gegevenswaarde van het derde bit (D2) zijn gelijk, zodat het tweede patroondetectiesignaal (XORS2), dat het uitgangssignaal van het XOR-middel 412 is, zich op het logische "lage" niveau bevindt. Het derde bit (D2) en het vierde 35 bit (D3) hebben verschillende logische niveaus, derhalve bevindt het derde patroondetectiesignaal (XORS3), dat het uitgangssignaal van het XOR-middel 413 is, zich op het logische "hoge" niveau.
Op deze wijze bevinden het vierde patroondetectiesignaal (XORS4), het vijfde patroondetectiesignaal (XORS5) en het zevende pa- j! Π p -3 ,> - .
I - 10 - I
troondetectiesignaal (XORS7) zich op het logische "lage" niveau, ter- I I wijl het zesde patroondetectiesignaal (XORS6) zich op het logische I I "hoge" niveau bevindt. I I Het AND-middel 431 voert een AND-bewerking op het tweede pa- I I 5 troondetectiesignaal (XORS2) en het vijfde patroondetectiesignaal I
(XORS5) uit en geeft het eerste patroonsignaal (PATS1) op het logische I I "lage" niveau af. Het AND-middel 432 voert een AND-bewerking op het I I derde patroondetectiesignaal (XORS3) en het vijfde patroondetectiesig- I I naai (XORS5) uit en geeft het tweede patroonsignaal (PATS2) op het I I 10 logische "lage" niveau af. Het AND-middel 433 voert een AND-bewerking I
op het derde patroondetectiesignaal (XORS3) en het zesde patroondetec- I I tiesignaal (XORS6) uit en geeft het derde patroonsignaal (PATS3) op I I het logische "hoge" niveau af. Het AND-middel 434 voert een AND-bewer- I I king op het eerste patroondetectiesignaal (XORS1), het vierde patroon- I
15 detectiesignaal (XORS4) en het zesde patroondetectiesignaal (XORS6) I I uit en geeft het vierde patroonsignaal (XORS4) op het logische "lage" I I niveau af. Het AND-middel 435 voert een AND-bewerking op het vierde I
patroondetectiesignaal (X0RS4) en het zevende patroondetectiesignaal I I (XORS7) uit en geeft het vijfde patroonsignaal (PATS5) op het logische I I 20 "lage" niveau af. I
Daardoor bevindt slechts het derde patroonsignaal (PATS3) van de I I eerste tot en met vijfde patroonsignalen (PATS1~PATS5) zich op het I I logische "hoge" niveau en dit correspondeert met het derde geval I I (CASE3) van de vijf bemonsteringsgevallen (CASE1-CASE5). Door middel I I 25 van het detecteren van patroonsignalen (PATS) met het logische "hoge" I I niveau wordt op deze wijze gedetecteerd met welk bemonsteringsgeval I I elk monstergegevensbit correspondeert. I I Fig. 5 toont patroonsignalen (PATS), met de patroonsignalen cor- I I responderende bemonsteringsgevallen (CASE1~CASE5) en karakteristieken I I 30 van met elk bemonsteringsgeval (CASE1-CASE5) corresponderende monster- I I gegevensbits. Detectiepunten tonen monstergegevensbits, waarin de ge- I I gevenswaarde verandert met betrekking tot elk bemonsteringsgeval I I (CASE1-CASE5). De patroondetector 130 detecteert de bits waarin de I I gegevenswaarde verandert. I I 35 Onder verwijzing naar fig. 6 bevat de toestandsaccumulator 140 I I eerste tot en met vijfde accumulatoren 610 tot en met 690 en een AND- I I middel 605 voor het genereren van een terugstelsignaal (RESET) voor I I het terugstellen van de eerste tot en met vijfde accumulatoren 610 tot I I en met 690. I
I 1021115 I
- 11 -
De eerste accumulator 610 ontvangt en accumuleert het eerste pa-troonsignaal (PATS1) in reactie op een ingangskloksignaal (CK) en indien het eerste patroonsignaal (PATS1) een voorafbepaald aantal malen geaccumuleerd is, wordt een eerste toestandssignaal (STASI) afgegeven 5 op het eerste logische niveau. Hierbij kan het eerste logische niveau een logisch "hoog” niveau of een logisch "laag" niveau zijn, afhankelijk van de structuur van een schakeling. Om de bovenstaande bewerking uit te voeren bevat de eerste accumulator 610 flip-flops 611 tot en met 613, XOR-middelen 614 en 616, een X-NOR-middel 615, NAND-poorten 10 617 en 619 en een NOR-poort 618. De flip-flops 611 tot en met 613 van de eerste accumulator 610 worden teruggesteld in reactie op een door het AND-middel 605 gegenereerd terugstelsignaal (RESET).
De structuur van de eerste accumulator 610 zal nu beschreven worden. Het XOR-middel 614 voert een XOR-bewerking op het eerste pa-15 troonsignaal (PATS1) en het uitgangssignaal (Ql) van de flip-flop 611 uit. De flip-flop 611 ontvangt het uitgangssignaal van het XOR-middel 614 en genereert een uitgangssignaal (Ql) in reactie op het ingangskloksignaal (CK). De NAND-poort 617 voert een AND-bewerking op het eerste patroonsignaal (PATS1) en het uitgangssignaal (Ql) van de flip-20 flop 611 uit, inverteert het resultaat en geeft vervolgens het geïnverteerde resultaat af.
Het X-NOR-middel 615 voert een X-NOR-bewerking op het uitgangssignaal van de NAND-poort 617 en het uitgangssignaal (Q2) van de flipflop 612 uit. De flip-flop 612 ontvangt het uitgangssignaal van het 25 X-NOR-middel 615 en genereert een geïnverteerd uitgangssignaal (QB2) in reactie op het ingangskloksignaal (CK). De NOR-poort 618 voert een OR-bewerking op het uitgangssignaal van de NAND-poort 617 en het geïnverteerde uitgangssignaal (QB2) van de flip-flop 612 uit, inverteert het resultaat en geeft het geïnverteerde resultaat af.
30 Het XOR-middel 616 voert een XOR-bewerking op het uitgangssig naal van de NOR-poort 618 en het uitgangssignaal (Q3) van de flip-flop 613 uit. De flip-flop 613 ontvangt het uitgangssignaal van het XOR-middel 616 en genereert een uitgangssignaal (Q3) in reactie op het ingangskloksignaal (CK). De NAND-poort 619 voert een AND-bewerking op 35 het uitgangssignaal van de NOR-poort 618 en het uitgangssignaal (Q3) van de flip-flop 613 uit, inverteert het resultaat en geeft het geïnverteerde resultaat als het eerste toestandssignaal (STASI) af.
Dit wil zeggen dat, indien het eerste patroonsignaal (PATSl) 7 maal geaccumuleerd is onder gebruikmaking van de drie flip-flops 611 f 02111 & t
- 12 - I
tot en met 613, de eerste accumulator 610 het geaccumuleerde signaal I
als het eerste toestandssignaal (STASI) afgeeft. Hierbij geldt, dat I
des te meer malen het eerste patroonsignaal (PATS1) geaccumuleerd I
wordt, des te beter dit is. In de onderhavige uitvoeringsvorm is de I
5 frequentie van de accumulatie echter willekeurig ingesteld op 7 maal. I
De frequentie van de accumulatie van het eerste patroonsignaal (PATS1) I
voor het genereren van het eerste toestandssignaal (STASI) is derhalve I
niet tot 7 maal beperkt en kan veranderen afhankelijk van de werkwijze I
van construeren van de schakeling voor de eerste accumulator 610. I
10 De structuur van elk van de tweede tot en met vijfde accumulato- I
ren 630, 650, 670 en 690 is overeenkomstig die van de eerste accumula- I
tor 610. Dit wil zeggen, dat de tweede accumulator 630 flip-flops 631 I
tot en met 633, XOR-middelen 634 en 636, X-NOR-middel 635, NAND-poor- I
ten 637 en 639, en NOR-poort 638 bevat. De derde accumulator 650 bevat I
15 flip-flops 651 tot en met 653, XOR-middelen 654 en 656, X-NOR-middel I
655, NAND-poorten 657 en 659 en NOR-poort 658. De vierde accumulator I
670 bevat flip-flops 671 tot en met 673, XOR-middelen 674 en 676, I
X-NOR-middel 675, NAND-poorten 677 en 679, en NOR-poort 678. De vijfde I
accumulator 690 bevat flip-flops 691 tot en met 693, XOR-middelen 694 I
20 en 696, X-NOR-middel 695, NAND-poorten 697 en 699, en NOR-poort 698. I
De tweede tot en met de vijfde accumulatoren 630 tot en met 690 I
ontvangen de tweede tot en met de vijfde patroonsignalen (PATS2~PATS5) I
en geven geaccumuleerde uitgangssignalen af, de tweede tot en met de I
vijfde toestandssignalen (STAS2-STAS5). De werkingen van de zes I
25 accumulatoren 610 tot en met 690 zijn gelijk en daardoor is de be- I
schrijving van de resterende accumulatoren 630 tot en met 690 weggela-
ten om herhaling te voorkomen. I
Het AND-middel 605 voert een AND-bewerking op de eerste tot en I
met de vijfde toestandssignalen (STAS1~STAS5) uit en geeft een terug- I
30 stelsignaal (RESET) af. Dit wil zeggen, dat het terugstelsignaal I
(RESET) wordt afgegeven indien één van de eerste tot en met de vijfde I
patroonsignalen (PATS1-PATS5) op het eerste logische niveau wordt ge- I
genereerd. Dit wil zeggen dat, indien één van de eerste tot en met de I
vijfde patroonsignalen (PATS1~PATS5) zeven maal geaccumuleerd is en I
35 één van de eerste tot en met de vijfde toestandssignalen (STAS1~STAS5) I
gegenereerd is, de eerste tot en met de vijfde toestandssignalen I
(STAS1-STAS5) alle teruggesteld worden. I
Onder verwijzing naar fig. 7 bevat de werking van de toestands- I
accumulator 140 stappen 711 tot en met 717 voor het genereren van het I
1021115 I
- 13 - eerste toestandssignaal (STASI), stappen 721 tot en met 727 voor het genereren van het tweede toestandssignaal (STAS2), stappen 731 tot en met 737 voor het genereren van het derde toestandssignaal (STAS3), stappen 741 tot en met 747 voor het genereren van het vierde toe-5 standssignaal (STAS4), en stappen 751 tot en met 757 voor het genereren van het vijfde toestandssignaal (STAS5).
Onder verwijzing naar fig. 6 en 7 zal nu de werking van de toe-standsaccumulator 140 in detail worden beschreven. De stappen voor het genereren van het eerste toestandssignaal (STASI) zullen eerst be-10 schreven worden.
Er wordt verondersteld, dat de flip-flops 611 tot en met 613 van de eerste accumulator 610 elk geinitialiseerd zijn op het logische "lage” niveau. De eerste accumulator 610 accumuleert in stap 711 de eerste patroonsignalen (PATS1), die elk in reactie op het ingangsklok-15 signaal (CK) zijn ingevoerd. Indien het eerste patroonsignaal (PATS1) op het logische "hoge" niveau aan de in fig. 6 weergegeven eerste accumulator 610 wordt toegevoerd, geeft het XOR-middel 614 een logisch "hoog" niveausignaal aan de flip-flop 611 af. In reactie op het in-gangskloksignaal (CK) genereert de flip-flop 611 op dit moment een 20 uitgangssignaal (Ql) op een logisch "hoog" niveau. Bovendien voert de NAND-poort 617 een AND-bewerking op het eerste patroonsignaal(PATS1) en het uitgangssignaal (Ql) van de flip-flop 611 uit, inverteert deze poort het resultaat en genereert deze poort een uitgangssignaal op een logisch "laag" niveau. Het X-NOR-middel 615 geeft een logisch, "hoog" 25 niveausignaal aan de flip-flop 612 af. In reactie op het ingangsklok-signaal (CK) genereert de flip-flop 612 daardoor een uitgangssignaal (Q2) op een logisch "hoog" niveau. De NOR-poort 618 voert een OR-be-werking op het uitgangssignaal van de NAND-poort 617 en het geïnverteerde uitgangssignaal (QB2) van de flip-flop 612 uit, inverteert het 30 resultaat en genereert een uitgangssignaal op een logisch "hoog" niveau. Het XOR-middel 616 geeft een logisch "hoog" niveausignaal aan de flip-flop 613 af. In reactie op het ingangskloksignaal (CK) genereert de flip-flop 613 daardoor een uitgangssignaal (Q3) op een logisch "hoog" niveau. De NAND-poort 619 voert een AND-bewerking op het uit-35 gangssignaal van de NOR-poort 618 en het uitgangssignaal (Q3) van de flip-flop 613 uit, inverteert het resultaat en geeft een logisch "laag" niveausignaal als het eerste toestandssignaal (STASI) af. Indien het eerste patroonsignaal (PATS1) op het logische "lage" niveau
* 021115 I
- 14 - I
wordt ingevoerd, wordt het eerste toestandssignaal (STASI) op het Ιο- I
gische "hoge" niveau afgegeven. I
Onder verwijzing naar fig. 7, wordt er in stap 713 bepaald of de I
frequentie van optreden van het eerste patroonsignaal (PATSl) al dan I
5 niet 7 maal is. Hiervoor wordt bepaald of het eerste toestandssignaal I
(STASI) al dan niet gegenereerd is. Bovendien kan de frequentie van I
optreden anders bepaald worden afhankelijk van de schake1ingsstruc- I
tuur. Indien het eerste patroonsignaal (PATSl) op het logische "hoge" I
niveau 7 maal gegenereerd is, wordt in stap 715 het eerste toestands- I
10 signaal (STASI) afgegeven op het logische "lage" niveau, en in stap I
717 stelt een terugstelsignaal (RESET) de eerste tot en met de vijfde I
accumulatoren 610 tot en met 690 terug. I
De werking van het genereren van het tweede toestandssignaal I
(STAS2) is overeenkomstig die van het eerste toestandssignaal (STASI). I
15 Dit wil zeggen dat, indien bepaald wordt dat de frequentie van optre- I
den van het tweede patroonsignaal (PATS2) 7 maal is, het tweede toe- I
standssignaal (STAS2) wordt opgewekt en in stap 727 de eerste tot en I
met de vijfde accumulatoren 610 tot en met 690 worden teruggesteld. I
Dezelfde stappen worden toegepast voor de derde tot en met vijfde toe- I
20 standssignalen (STAS3-STAS5) en om herhaling te voorkomen zullen der- I
halve gedetailleerde beschrijvingen weggelaten worden. I
Indien een van de eerste tot en met de vijfde patroonsignalen I
(PATS1-PATS5), die in de eerste tot en met de vijfde accumulatoren 610 I
tot en met 690 zijn ingevoerd, het eerst 7 maal op het logische "hoge" I
25 niveau geaccumuleerd is, wordt het corresponderende toestandssignaal I
(STAS) op het logische "lage" niveau gegenereerd. I
Indien het toestandssignaal (STAS) gegenereerd is, wordt boven- I
dien een terugstelsignaal (RESET) veranderd naar het logische "lage" I
niveau en elk van de accumulatoren 610 tot en met 690 worden terugge- I
30 steld en gereedgemaakt voor het ontvangen van een nieuw signaal. I
Aangezien een van de eerste tot en met de vijfde patroonsignalen I
(PATS1-PATS5) op het logische "hoge" niveau correspondeert met een van I
de vijf bemonsteringsgevallen (CASE1-CASE5) betekent de opwekking van I
een logisch "laag" niveautoestandssignaal (STAS) nadat een logisch I
35 "hoog" niveaupatroonsignaal (PATS) 7 maal geaccumuleerd is, dat de I
accumulator 140 het bemonsteringsgeval, dat de hoogste frequentie van I
de vijf bemonsteringsgevallen (CASE1-CASE5) heeft, bepaalt en het be- I
monsteringsgeval afgeeft. I
1 °21115 i I
- 15 -
Onder verwijzing naar fig. 8 ontvangt het toestandselectieorgaan 150 de eerste tot en met de vijfde toestandssignalen (STAS1-STAS5) en genereert een toestandselectiesignaal (SELS) met een aantal bits voor het selecteren van bits in voorafbepaalde posities in monstergegevens.
5 Dit wil zeggen dat, indien een in de toestandsaccumulator 140 gegenereerd toestandssignaal (STAS) verschilt van het voorgaande toestands-signaal, het toestandselectieorgaan 150 een toestandselectiesignaal (SELS) genereert door het bepalen van de continuïteit van de toestandssignalen.
10 Indien slechts een van de eerste tot en met vijfde toestandssig nalen (STASl,vSTAS5) gegenereerd wordt op het eerste logische niveau, stelt het toestandselectieorgaan 150 hiervoor 3-bitgegevens als een toestandselectiesignaal (SELS) in. Indien vervolgens een van het voorgaande toestandssignaal (STAS) verschillend toestandssignaal (STAS) 15 eenmaal wordt opgewekt op het eerste logische niveau, stelt het toestandselectieorgaan 150 een voorafbepaald tussensignaal (HOLD) in voor het weergeven van de toestand. Daardoor stelt het toestandselectieorgaan (150) zes gevallen van toestanden in. Dit wil zeggen dat elk van vijf toestanden van de zes toestanden van 3-bitgegevens gevormd zijn 20 en de resterende ene toestand een tussentoestand (HOLD) is voor het aangeven van een proces, waarin een in het toestandselectieorgaan 150 ingevoerd toestandssignaal (STAS) zich in overgang bevindt.
Indien een toestandssignaal (STAS) correspondeert met de tussen-toesteand (HOLD) worden met het voorgaande toestandssignaal (STAS) 25 corresponderende 3-bitgegevens ingesteld als een toestandselectiesignaal (SELS) en overeenkomstig het volgende toestandssignaal kan het toestandselectiesignaal (SELS) veranderd worden in gegevens met met het voorgaande toestandssignaal (STAS) corresponderende 3 bits, of andere 3 bits die met het volgende toestandssignaal, dat in het toe-30 standselectieorgaan 150 wordt ingevoerd, corresponderen. Dit wil zeggen, dat de tussentoestand (HOLD) werkt als een kanaal tussen de resterende vijf toestanden, die elk 3-bitgegevens hebben, en tegelijkertijd als een filter functioneert.
Indien een van het voorgaande toestandssignaal (STAS) verschil-35 lend toestandssignaal (STAS) eenmaal wordt opgewekt op het eerste logische niveau, worden met het voorgaande toestandssignaal (STAS) corresponderende 3-bitgegevens afgegeven als het toestandselectiesignaal (SELS). Indien een van het voorgaande toestandssignaal (STAS) verschillend toestandssignaal (STAS) opnieuw wordt opgewekt op het eerste V0 2 111 s___ I - 16 -
logische niveau, worden met het nieuwe toestandssignaal (STAS) corres- I
I ponderende 3-bitgegevens afgegeven als het toestandselectiesignaal I
(SELS). Hierbij kan het eerste logische niveau volgens de structuur I
I van het toestandselectieorgaan 150 een logisch "hoog" niveau of een I
I 5 logisch "laag" niveau zijn. I
I Onder verwijzing naar fig. 8 wordt meer in het bijzonder het I
I toestandselectiesignaal (SELS) ingesteld op "000", indien het eerste I
I toestandssignaal (STASI) is gegenereerd op het eerste logische niveau. I
I Indien het tweede toestandssignaal (STAS2) gegenereerd is op het eer- I
10 ste logische niveau, wordt het toestandselectiesignaal (SELS) op "001" I
I ingesteld. Indien het derde toestandssignaal (STAS3) gegenereerd is op I
het eerste logische niveau, wordt het toestandselectiesignaal (SELS) I
I op "010" ingesteld. Indien het vierde toestandssignaal (STAS4) gegene- I
I reerd is op het eerste logische niveau, wordt het toestandselectiesig- I
15 naai (SELS) op "011” ingesteld, indien het vijfde toestandssignaal I
I (STAS5) gegenereerd is op het eerste logische niveau, wordt het toe- I
I standselectiesignaal (SELS) op "100" ingesteld. Hierbij zijn de eerste I
logische niveaus alle het logische "lage" niveau. I
I In fig. 8 duiden A tot en met E en a tot en met e overgangswegen I
20 tussen toestanden aan. Dit wil zeggen, dat A een overgangsweg aanduidt I
I wanneer het eerste toestandssignaal (STASI) zich op het logische I
I "lage" niveau bevindt en de resterende tweede tot en met vijfde toe- I
I standssignalen (STAS2-STAS5) zich op het logische "hoge" niveau bevin- I
I den. Op overeenkomstige wijze duidt B een overgangsweg aan wanneer het I
25 tweede toestandssignaal (STAS2) zich op het logische "lage" niveau I
I bevindt en de eerste en derde tot en met vijfde toestandssignalen I
I (STASI, STAS3-STAS5) zich op het logische "hoge" niveau bevinden. C I
I duidt een overgangsweg aan wanneer het derde toestandssignaal (STAS3) I
I zich op het logische "lage" niveau bevindt en de eerste, tweede, I
I 30 vierde en vijfde toestandssignalen (STASI, STAS2, STAS4 en STAS5) zich I
I op het logische "hoge” niveau bevinden. D duidt een overgangsweg aan I
I wanneer het vierde toestandssignaal (STAS4) zich op het logische I
I "lage" niveau bevindt en de eerste tot en met derde en vijfde toe- I
I standssignalen (STAS1~STAS3, STAS5) zich op het logische "hoge" niveau I
I 35 bevinden. E duidt een overgangsweg aan wanneer het vijfde toestands- I
I signaal (STAS5) zich op het logische "lage" niveau bevindt en de eer- I
I ste tot en met vierde toestandssignalen (STAS1~STAS4) zich op het Ιο- I
I gische "hoge" niveau bevinden. I
I t021115 1 I
- 17 -
Letter a duidt een overgangsweg aan wanneer slechts het eerste toestandssignaal (STASI) zich op het logische "lage" niveau bevindt, dit wil zeggen dat, nadat het toestandselectiesignaal (SELS) op "000" is ingesteld, een van het voorgaande toestandssignaal verschillend 5 toestandssignaal (STAS) eenmaal is gegenereerd. Letter b duidt een overgangsweg aan wanneer slechts het tweede toestandssignaal (STAS2) zich op het logische "lage" niveau bevindt, dit wil zeggen dat, nadat het toestandselectiesignaal (SELS) op "001" is ingesteld, een van het voorgaande toestandssignaal verschillend toestandssignaal (STAS) een-10 maal wordt gegenereerd. Letter c duidt een overgangsweg aan wanneer slechts het derde, toestandssignaal (STAS3) zich op het logische "lage" niveau bevindt, dit wil zeggen dat, nadat het toestandselectiesignaal (SELS) op "010" is ingesteld, een van het voorgaande toestandssignaal verschillend toestandssignaal (STAS) eenmaal wordt gegenereerd. Letter 15 d duidt een overgangsweg aan wanneer slechts het vierde toestandssignaal (STAS4) zich op het logische "lage" niveau bevindt, dit wil zeggen dat, nadat het toestandselectiesignaal (SELS) op "011" is ingesteld, een van het voorgaande toestandssignaal verschillend toestandssignaal (STAS) eenmaal wordt gegenereerd. Letter e duidt een over-20 gangsweg aan wanneer slechts het vijfde toestandssignaal (STAS5) zich op het logische "lage" niveau bevindt, dit wil zeggen dat, nadat het toestandselectiesignaal (SELS) op "100" is ingesteld, een van het voorgaande toestandssignaal verschillend toestandssignaal (STAS) eenmaal wordt gegenereerd. H duidt een overgangsweg aan wanneer de eerste 25 tot en met vijfde toestandssignalen (STAS1-STAS5) zich alle op het logische "hoge" niveau bevinden.
Beschouw onder verwijzing naar fig. 8 het geval, waarin het eerste toestandssignaal (STASI) zich op het logische "lage" niveau bevindt en de resterende toestandssignalen (STAS2-STAS5) zich alle op 30 het logische "hoge" niveau bevinden, corresponderend met een toestand waarin het toestandselectiesignaal (SELS) op "000" is ingesteld. Indien een met een toestand, waarin slechts het tweede toestandssignaal (STAS2) op het logische "lage" niveau bevindt en de resterende toestandssignalen (STASI, STAS3, STAS5) zich op het logische "hoge" ni-35 veau bevinden, corresponderend toestandssignaal (STAS) in het toe-standselectieorgaan 150 wordt ingevoerd, wordt de toestand van het toestandselectieorgaan 150 via weg "a" op een tussentoestand (HOLD) ingesteld. Ook in dit geval wordt het toestandselectiesignaal (SELS) 1021115 < I - 18 - ingesteld op "000", corresponderend met de voorgaande toestand en afgegeven.
I Indien een met de toestand, waarin slechts het tweede toestands- I
I signaal (STAS2) zich op het logische "lage" niveau bevindt en de res-
I 5 terende toestandssignalen (STASI, STAS3~STAS5) zich op het logische I
I "hoge" niveau bevinden, corresponderend toestandssignaal (STAS) nog- I
maals in het toestandselectieorgaan 150 wordt ingevoerd, wordt de toe- I
stand van het toestandselectieorgaan 150 verplaatst naar een toestand, I
I waarin het toestandselectiesignaal (SELS) op "001" is ingesteld. Daar- I
I 10 door wordt "001" als het toestandselectiesignaal (SELS) afgegeven. I
I Onder verwijzing naar fig. 9 bevat het toestandselectieorgaan I
I 150 een gegevensopslageenheid 910, een toestandspositieopslageenheid I
I 920, een codeermiddel 930, een vergelijkingsmiddel 940, een stuureen- I
heid 950 en een selectiemiddel 960. I
15 De gegevensopslageenheid 910 ontvangt met het huidige toestands- I
I signaal (STAS) corresponderende 3-bitgegevens en slaat deze op en I
I geeft de 3-bitgegevens als het toestandselectiesignaal (SELS) af. De I
toestandspositieopslageenheid 920 genereert een toestandspositiesig- I
I naai (SPS), dat een voorafbepaalde tussentoestand (HOLD) aangeeft. I
20 Hierbij kunnen de gegevensopslageenheid 910 en de toestandspositieop- I
I slageenheid 920 flip-flops zijn. Bovendien kan een logisch "hoog" ni- I
veau of een logisch "laag" niveau van het toestandspositiesignaal I
I (SPS) de tussentoestand (HOLD) aangeven, afhankelijk van de wijze van I
I constructie van de toestandselectie-eenheid 150. I
I 25 Het codeermiddel 930 ontvangt een nieuw toestandssignaal (STAS) I
I en genereert 3-bitgegevens. Het vergelijkingsmiddel 940 genereert een I
I vergelijkingssignaal (COMS) door middel van het vergelijken van in het I
I codeermiddel 930 gegenereerde 3-bitgegevens en door de gegevensopslag- I
I eenheid 910 afgegeven 3-bitgegevens. I
I 30 De stuureenheid 950 genereert een toestandspositiestuursignaal I
I (SPCS) voor het besturen van de toestandspositieopslageenheid 920 in I
reactie op het toestandspositiesignaal (SPS) en het vergelijkingssig- I
I naai (COMS). Het selectiemiddel 960 selecteert in reactie op het toe- I
I standspositiesignaal (SPS) door het codeermiddel 930 gegenereerde 3- I
35 bitgegevens of door de gegevensopslageenheid 910 afgegeven 3-bitgege- I
I vens en geeft de geselecteerde gegevens aan de opslageenheid 910 af. I
I Bij voorkeur bevat de stuureenheid 950 een eerste selectiemiddel I
951 voor het selecteren van het toestandspositiesignaal (SPS) of een I
I door het inverteren van het toestandspositiesignaal (SPS) verkregen I
I_1 π o 4 * r» j__._I
- 19 - signaal in reactie op het vergelijkingssignaal (COMS), en een tweede selectiemiddel (953) voor het selecteren van het uitgangssignaal van het eerste selectiemiddel (951) of het geïnverteerde toestandspositie-signaal (SPS) in reactie op het toestandspositiesignaal (SPS). Hierbij 5 kunnen het selectiemiddel 960, het eerste selectiemiddel (951) en het tweede selectiemiddel (953) multiplexers zijn.
Onder verwijzing naar fig. 9 zal nu de werking van de toestand-selectie-eenheid (150) worden beschreven.
Het in de toestandspositieopslageenheid 920 gegenereerde toe-10 standspositiesignaal (SPS) bevindt zich op het logische "lage" niveau, wanneer de toestand van het toestandselectieorgaan 150 een tussentoe-stand (HOLD) uit de zes toestanden is, en bevindt zich op het logische "hoge" niveau, wanneer de toestand van het toestandselectieorgaan 150 één van de resterende vijf toestanden is. Het logische niveau van het 15 toestandspositiesignaal (SPS) kan veranderd worden afhankelijk van de wijze van constructie van de schakeling van het toestandselectieorgaan 150.
Er wordt verondersteld, dat "000" als met het huidige toestands-signaal (STAS) corresponderende 3-bitgegevens in de gegevensopslageen-20 heid 910 is opgeslagen. Vervolgens bevindt het toestandspositiesignaal (SPS) zich op het logische "hoge" niveau en wordt het toestandselec-tiesignaal (SELS) als "000" afgegeven. Indien op dit moment een toe-standssignaal, dat correspondeert met een toestand, waarin slechts het tweede toestandssignaal (STAS2) zich op het logische "lage" niveau be-25 vindt en de resterende toestandssignalen (STASI, STAS3-STAS5) zich op het logische "hoge" niveau bevinden, als een nieuw toestandssignaal (STAS) in het codeermiddel 930 wordt ingevoerd, geeft het codeermiddel 930 "001" als 3-bitgegevens af. Het vergelijkingsmiddel 940 ontvangt en vergelijkt de door het codeermiddel 930 afgegeven 3-bitgegevens met 30 de 3-bitgegevens in de gegevensopslageenheid 310. Indien twee 3-bitge-gevensafgiften gelijk zijn, geeft het vergelijkingsmiddel 940 het vergelijkingssignaal (COMS) op het logische "hoge" niveau af. In de onderhavige uitvoeringsvorm wordt het vergelijkingssignaal afgegeven op het logische "lage" niveau, doch het omgekeerde kan eveneens gebruikt 35 worden.
De stuureenheid 950 genereert in reactie op het toestandspositiesignaal (SPS) en het vergelijkingssignaal (COMS) een toestandsposi-tiestuursignaal (SPCS) voor het besturen van de toestandspositieopslageenheid 920. Meer in het bijzonder selecteert het eerste selectie- 0211.1 Si /
I - 20 - I
I middel 951 van de stuureenheid 950 in reactie op het vergelijkingssig- I
I naai (COMS) het toestandspositiesignaal (SPS) of het geïnverteerde I
I toestandspositiesignaal (SPS) en geeft het geselecteerde signaal af. I
Aangezien het vergelijkingssignaal zich op het logische "lage" niveau I
5 bevindt, geeft het eerste selectiemiddel 951 het geïnverteerde toe- I
I standspositiesignaal (SPS), dat zich op het logische "lage" niveau I
I bevindt, af. in reactie op het toestandspositiesignaal (SPS) selec- I
I teert het tweede selectiemiddel 953 het uitgangssignaal van het eerste I
I selectiemiddel 951 of het geïnverteerde toestandspositiesignaal (SPS) I
I 10 en geeft het geselecteerde signaal als het toestandspositiestuursig- I
I naai (SPCS) af. Het toestandspositiestuursignaal (SPCS) bevindt zich I
op het logische "lage” niveau. Daardoor wordt een signaal met een Ιο- I
gisch "laag" niveau ingevoerd in de toestandspositieopslageenheid 920 I
I en verandert het toestandspositiesignaal (SPS) naar een logisch "laag" I
I 15 niveau. Dit betekent, dat de toestand van de toestandselectie-eenheid I
I 150 een tussentoestand (HOLD) is. I
I In reactie op het toestandspositiesignaal (SPS) selecteert het I
I selectiemiddel 960 de door het codeermiddel 930 gegenereerde 3-bitge- I
gevens of de door de gegevensopslageenheid 910 afgegeven 3-bitgegevens I
I 20 en geeft de geselecteerde gegevens aan de gegevensopslageenheid 910 I
I af. Aangezien het toestandspositiesignaal (SPS) zich voor de overgang I
I op het logische "hoge" niveau bevindt, levert het selectiemiddel 960 I
I de door de gegevensopslageenheid 910 afgegeven 3-bitgegevens aan de I
I gegevensopslageenheid 910. Daardoor zijn de 3-bitgegevens van de gege- I
I 25 vensopslageenheid 910 "000", hetgeen de voorgaande gegevenswaarde is, I
I en wordt "000" als het toestandselectiesignaal (SELS) afgegeven. I
I Dit wil zeggen dat, aangezien een van het voorgaande toestands- I
I signaal (STAS) verschillend toestandssignaal (STAS) eenmaal is inge- I
I voerd, het door de toestandselectie-eenheid 150 afgegeven toestandse- I
I 30 lectiesignaal (SELS) niet verandert, doch de toestand van het toe- I
I standselectieorgaan 150 naar de tussentoestand (HOLD) verandert. I
I Indien een in het toestandselectieorgaan 150 ingevoerd nieuw I
I toestandssignaal (STAS) correspondeert met een toestand, waarin I
I slechts het tweede toestandssignaal (STAS2) zich op het logische I
I 35 "lage" niveau bevindt en de resterende toestandssignalen (STASI, I
STAS3-STAS5) zich op het logische "hoge" niveau bevinden, dan geeft I
I het codeermiddel 930 weer "001" als 3-bitgegevens af. Aangezien de I
I door het codeermiddel 930 afgegeven 3-bitgegevens niet dezelfde zijn I
als de 3-bitgegevens van de gegevensopslageenheid 910, geeft het ver- I
I 1 0-2 Π si · - 21 - gelijkingsmiddel 940 het vergelijkingssignaal (COMS) op het logische "lage" niveau af.
In reactie op het vergelijkingssignaal (COMS) selecteert het eerste selectiemiddel 951 van de stuureenheid 950 het toestandsposi-5 tiesignaal (SPS) of het geïnverterteerde toestandspositiesignaal (SFS) en geeft het geselecteerde signaal af. Aangezien het vergelijkingssignaal (COMS) zich op het logische "lage" niveau bevindt, geeft het eerste selectiemiddel 951 het geïnverteerde toestandspositiesignaal (SPS), dat zich op het logische "hoge" niveau bevindt, af. In reactie 10 op het toestandspositiesignaal (SPS) selecteert het tweede selectiemiddel 953 het uitgangssignaal van het eerste selectiemiddel (951) of het geïnverteerde toestandspositiesignaal (SPS) en geeft het geselecteerde signaal als het toestandspositiestuursignaal (SPCS) af. Aangezien het toestandspositiesignaal (SPS) zich op het logische "lage" 15 niveau bevindt, geeft het tweede selectiemiddel 953 het geïnverteerde toestandspositiesignaal (SPS) als het toestandspositiestuursignaal (SPCS) af. Het toestandspositiestuursignaal (SPCS) bevindt zich op het logische "hoge" niveau. Daardoor wordt een signaal met een logisch "hoog" niveau ingevoerd in de toestandspositieopslageenheid 920 en 20 wordt het toestandspositiesignaal (SPS) weer naar het logische "hoge" niveau veranderd. Dit betekent, dat de toestand van het toestandselec-tieorgaan 150 vanuit de tussentoestand (HOLD) naar één van de vijf resterende toestanden, die elk 3-bitgegevens hebben, verandert.
In reactie op het toestandspositiesignaal (SPS) selecteert het 25 selectiemiddel 960 de door het codeermiddel 930 gegenereerde 3-bitgegevens of de door de gegevensopslageenheid 910 afgegeven 3-bitgegevens en geeft de geselecteerde gegevens aan de gegevensopslageenheid 910 af. Aangezien het toestandspositiesignaal (SPS) zich voor overgang op het logische "lage" niveau bevindt, levert het selectiemiddel 960 de 30 door het codeermiddel 930 afgegeven 3-bitgegevens aan de gegevensopslageenheid 910. Daardoor hebben de 3-bitgegevens van de gegevensopslageenheid 910 een nieuwe gegevenswaarde, "001", en wordt "001"als het toestandselectiesignaal (SELS) afgegeven.
Dit wil zeggen dat, aangezien een van het voorgaande toestands-35 signaal verschillend toestandssignaal (STAS) tweemaal is ingevoerd, het door de toestandselectie-eenheid 150 afgegeven toestandselectiesignaal (SELS) nieuwe 3-bitgegevens heeft en de toestand van het toe-standselectieorgaan 150 naar één van de toestanden, die elk 3-bitgegevens hebben, wordt veranderd.
1 021115 ’
I - 22 - I
I indien een nieuw toestandssignaal (STAS), dat gelijk is aan het I
voorgaande toestandssignaal (STAS), wordt ingevoerd, verandert op deze I
I wijze de waarde van het toestandspositiesignaal (SPS) of het toestand- I
I selectiesignaal (SELS) niet. I
I 5 Onder verwijzing naar fig. 10 bevat het gegevensselectieorgaan I
I 160 een aantal selectiemiddelen 1010 tot en met 1030. De selectiemid- I
I delen 1010 tot en met 1030 ontvangen elk m bits (hierin is m een na- I
I tuurlijk getal en niet nul) van de monstergegevens. In reactie op het I
I toestandselectiesignaal (SELS) selecteert elk van de selectiemiddelen I
I 10 1010 tot en met 1030 één bit van de ontvangen m bits van de monsterge- I
gevens en geeft het bit als een herwonnen gegevensbit (RECD1~RECD3) I
I af. in de uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn de selec- I
I tiemiddelen 1010 tot en met 1030 van de toestandselectie-eenheid 160 I
I drie multiplexers. Bovendien zijn m-bit monstergegevens (SAMD), die in I
I 15 elk selectiemiddel 1010-1030 worden ingevoerd, gevormd van 3 bits. I
I De multiplexer 1010 ontvangt drie doorlopende bits (DO, Dl, D2) I
I van de door de overbemonsteringseenheid 120 afgegeven 8-bit monsterge- I
I gevens en selecteert in reactie op het toestandselectiesignaal (SELS) I
I één bit en geeft het geselecteerde bit als één bit (RECD0) van de her- I
I 20 wonnen gegevens af. De multiplexer 1020 ontvangt drie doorlopende bits I
I (D2, D3, D4) en selecteert in reactie op het toestandselectiesignaal I
I (SELS) één bit en geeft het geselecteerde bit als één bit (RECD1) van I
I de herwonnen gegevens af. De multiplexer 1030 ontvangt drie doorlopen- I
I de bits (D5, D6, D7) en selecteert in reactie op het toestandselectie- I
I 25 signaal (SELS) één bit en geeft het geselecteerde bit als één bit I
I (RECD2) van de herwonnen gegevens af. I
I Fig. 11 is een tabel, die de werking van het gegevensselectieor- I
I gaan van fig. 10 weergeeft. Dit wil zeggen, dat fig. 11 geclassifi- I
I ceerde uitgangsgegevens van multiplexers, welke corresponderen met het I
I 30 toestandselectiesignaal (SELS), toont. I
I Onder verwijzing naar fig. 10 en 11 zal nu de werking van het I
I gegevensselectieorgaan 160 in detail worden beschreven. I
I Indien de waarde van het 3-bits toestandselectiesignaal (SELS) I
I "000" is, selecteren de multiplexers 1010 tot en met 1030 het eerste I
I 35 gegevensbit (DO), het vierde gegevensbit (D3) en het zevende gegevens- I
I bit (D6) van de monstergegevens (SAMD) en geven deze bits af. Het ge- I
I val, waarin de waarde van het 3-bits toestandselectiesignaal (SELS) I
I ”000" is, correspondeert met het geval, waarin slechts het eerste toe- I
I standssignaal (STASI) zich op het logische "lage" niveau bevindt, en I
I 5 ü * ] 1 1 5 I
- 23 - de resterende toestandssignalen (STAS2-STAS5) zich op het logische "hoge" niveau bevinden. Bovendien correspondeert het geval met het geval waarin het eerste patroonsignaal (PATS1) op het logische "hoge" niveau wordt gegenereerd, en correspondeert met het eerste geval 5 (CASE1) van de vijf bemonsteringsgevallen (CASE1~CASE5). onder verwijzing naar fig. 2 zijn effectieve bits van bemonsteringsgegevens in het eerste geval (CASE1) de eerste, de vierde en de zevende bits, die in fig. 11 zijn weergegeven.
Indien de waarde van het 3-bits toestandselectiesignaal (SELS) 10 "001" is, selecteren de multiplexers 1010 tot en met 1030 op overeen- _J?omstige_wijjze_ het tweede gegevensbit _(D1), het vierde gegevensbit (D3) en het zevende gegevensbit (D6) van de monstergegevens (SAMD) en geven deze bits af. Dit correspondeert met het tweede geval (GASE2) van de bemonsteringsgevallen (CASE1-CASE5).
15 Op deze wijze geeft het toestandselectieorgaan 160 in reactie op het toestandselectiesignaal (SELS) effectieve gegevensbits van de monstergegevens (SAMD) als de herwonnen gegevens (RECD1-RECD2) af.
Zoals hierboven beschreven is, voert de gegevensherwinningsscha-keling en -werkwijze volgens de uitvinding een overbemonstering een 20 niet geheel aantal malen uit, zodat de klokfrequentie van een fasever-grendelde lus voor het herwinnen van gegevens met dezelfde frequentie op een lager niveau is ingesteld en daardoor wordt het vermogensver-bruik geminimaliseerd.
Hoewel de uitvinding in detail is weergegeven en beschreven on-25 der verwijzing naar voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, zal het voor de vakman op dit gebied van de techniek duidelijk zijn dat daarin talrijke veranderingen in vorm en details aangebracht kunnen worden zonder de gedachte en het kader van de uitvinding, zoals deze door de bijgevoegde conclusies gedefinieerd is, te verlaten.
1021115

Claims (31)

1. Gegevensherwinningsschakeling omvattende: I een fasevergrendelde lus voor het genereren van een aantal klok- I signalen, die elk gesynchroniseerd zijn met een ingangskloksignaal en I een verschillende vertragingstijd hebben; I 5 een overbemonsteringseenheid voor het niet een geheel aantal ma- I len overbemonsteren van seriële gegevens, die vanaf de buitenzijde I ingevoerd zijn, in reactie op het aantal kloksignalen, en het afgeven I van het overberaonsteringsresultaat als van een aantal bits gevormde I monstergegevens; I 10 een patroondetector voor het ontvangen van de door het aantal I bits gevormde monstergegevens, en het genereren van een van een aantal I bits gevormd patroonsignaal door middel van het detecteren van ni- I veauovergangen tussen bits van de monstergegevens; I een toestandsaccuraulator voor het ontvangen van het van het aan- I 15 tal bits gevormde patroonsignaal, het accumuleren van de frequentie I van optreden van het patroonsignaal, en het afgeven van het patroon- I signaal met de hoogste frequentie van optreden als een van een aantal I bits gevormd toestandssignaal; I een toestandselectieorgaan voor het ontvangen van het van het I 20 aantal bits gevormde toestandssignaal, en het genereren van een van I een aantal bits gevormd toestandselectiesignaal voor het selecteren I van bits in voorafbepaalde posities in de monstergegevens; en I een gegevensselectieorgaan voor het ontvangen van de monsterge- I gevens, het selecteren van bits van de monstergegevens in reactie op I 25 het toestandselectiesignaal, waarbij de bits corresponderen met het I toestandselectiesignaal, en het afgeven van de.geselecteerde bits als I van een aantal bits gevormde herwonnen gegevens. I
2. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 1, waarbij I de overbemonsteringseenheid omvat: I 30 een aantal bemonsteringsmiddelen, die elk ingericht zijn voor I het ontvangen van de seriële gegevens, het bemonsteren van de seriële I gegevens in reactie op elk kloksignaal van het aantal kloksignalen, en I het afgeven van één bit van de monstergegevens. I
3. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 1, waarbij I 35 de overbemonsteringseenheid elke één-bit sectie van de seriële in- I gangsgegevens 2,7 maal overbemonstert. I ^211151 I - 25 -
4. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 2, waarbij de overbemonstering 8 bemonsteringsmiddelen heeft.
5. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 2, waarbij elk bemonsteringsmiddel de seriële gegevens en de geïnverteerde se- 5 riële gegevens in reactie op het kloksignaal bemonstert.
6. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 1, waarbij, wanneer de seriële ingangsgegevens in reactie op het aantal kloksigna-len bemonsterd zijn, elk bit van de van het aantal bits gevormde mon-stergegevens één van een aantal bemonsteringsgevallen aangeeft, welke 10 gevallen met betrekking tot de mate van skew van kloksignalen geclassificeerd zijn.
7. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 1, waarbij de patroondetector omvat: XOR-middelen voor het uitvoeren van een XOR-bewerking op elk 15 tweetal naburige bits van de van het aantal bits gevormde monsterge-gevens en het afgeven van het resultaat als een van een aantal bits gevormd patroondetectiesignaal; en AND-middelen voor het uitvoeren van een AND-bewerking op bits van het van het aantal bits gevormde patroondetectiesignaal, die elk 20 door bits van de monstergegevens, die niet tegelijkertijd gegenereerd worden, zijn gegenereerd en het afgeven van het resultaat als eerste tot en met vijfde patroonsignalen.
8. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 7, waarbij de eerste tot en met de vijfde patroons ignalen aangeven met welk be- 25 monsteringsgeval uit het aantal bemonsteringsgevallen elk bit van de monstergegevens correspondeert, en elk waarvan één van hét aantal bemonsteringsgevallen, die met betrekking tot de mate van skew van kloksignalen zijn geclassificeerd, aangeeft wanneer de seriële ingangsgegevens in reactie op het aantal kloksignalen worden bemonsterd.
9. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 1, waarbij de toestandsaccumulator omvat: een aantal accumulatoren, die elk één van het aantal patroonsig-nalen in reactie op het ingangskloksignaal accumuleren, en één van de toestandssignalen op een eerste logisch niveau afgeven indien het pa-35 troonsignaal een voorafbepaald aantal malen geaccumuleerd is; en een AND-middel voor het uitvoeren van een AND-bewerking op de toestandssignalen en het genereren van een terugstelsignaal voor het terugstellen van het aantal accumulatoren. 10211151 9 < I - 26 - I
10. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 9, waarbij I I de toestandsaccumulator omvat: I I een eerste accumulator voor het ontvangen en accumuleren van I I het eerste patroonsignaal in reactie op het ingangskloksignaal en het I I 5 afgeven van het eerste toestandssignaal op het eerste logische niveau, I I indien het eerste patroonsignaal een voorafbepaald aantal malen geac- I I cumuleerd is; I I een tweede accumulator voor het ontvangen en accumuleren van het I I tweede patroonsignaal in reactie op het ingangskloksignaal en het af- I I 10 geven van het tweede toestandssignaal op het eerste logische niveau, I I indien het tweede patroonsignaal een voorafbepaald aantal malen geac- I I cumuleerd is; I I een derde accumulator voor het ontvangen en accumuleren van het I I derde patroonsignaal in reactie op het ingangskloksignaal en het afge- I I 15 ven van het derde toestandssignaal op het eerste logische niveau, in- I I dien het derde patroonsignaal een voorafbepaald aantal malen geaccumu- I I leerd is; I I een vierde accumulator voor het ontvangen en accumuleren van het I I vierde patroonsignaal in reactie op het ingangskloksignaal en het af- I I 20 geven van het vierde toestandssignaal op het eerste logische niveau, I I indien het vierde patroonsignaal een voorafbepaald aantal malen geac- I I cumuleerd is; I I een vijfde accumulator voor het ontvangen en accumuleren van het I I vijfde patroonsignaal in reactie op het ingangskloksignaal en het af- I I 25 geven van het vijfde toestandssignaal op het eerste logische niveau, I I indien het vijfde patroonsignaal een voorafbepaald aantal malen geac- I I cumuleerd is; en I een AND-middel voor het uitvoeren van een AND-bewerking op de I I eerste tot en met de vijfde toestandssignalen en het genereren van een I I 30 terugstelsignaal voor het terugstellen van de eerste tot en met de I I vijfde accumulatoren. I
11. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 1, waarbij I I het toestandselectieorgaan het toestandselectiesignaal instelt op 3- I I bitgegevens indien slechts één van de eerste tot en met de vijfde I I 35 toestandssignalen op het eerste logische niveau gegenereerd is, het I I toestandssignaal instelt op met het voorgaande toestandssignaal cor- I I responderende 3-bitgegevens indien een van het voorgaande toestands- I I signaal verschillend toestandssignaal eenmaal op het eerste logische I I niveau gegeneerd is, het toestandselectiesignaal instelt op met een I I 1 ü £ 1 i i c i I I · t i * I - 27 - nieuw toestandssignaal corresponderende 3-bitgegevens indien het van het voorgaande toestandssignaal verschillende nieuwe toestandssignaal nogmaals op het eerste logische niveau gegenereerd is, en indien een van het voorgaande toestandssignaal verschillend toestandssignaal een-5 maal op het eerste logische niveau gegenereerd is, een voorafbepaalde tussentoestand instelt om de toestand weer te geven.
12. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 11, waarbij het toestandselectieorgaan het toestandselectiesignaal op "000" instelt indien slechts het eerste toestandssignaal op het logische 10 niveau gegenereerd is; op "001" instelt indien slechts het tweede toestandssignaal op het eerste logische niveau gegenereerd is; op "010” instelt indien slechts het derde toestandssignaal op het eerste logische niveau gegenereerd is; op *011" instelt indien slechts het vierde toestandssignaal op het eerste logische niveau gegenereerd 15 is; en op "100" instelt indien slechts het vijfde toestandssignaal op het eerste logische niveau gegenereerd is.
13. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 12, waarbij het toestandselectieorgaan omvat: een gegevensopslageenheid voor het ontvangen en opslaan van met 20 het huidige toestandssignaal corresponderende 3-bitgegevens en het afgeven van de gegevens als het toestandselectiesignaal; een toestandspositieopslageenheid voor het genereren van een toestandspositiesignaal, dat de voorafbepaalde tussentoestand aangeeft; 25 een codeermiddel voor het ontvangen van een nieuw toestandssig naal en het genereren van 3-bitgegevens; een vergelijkingsmiddel voor het vergelijken van door het codeermiddel gegenereerde 3-bitgegevens en door de gegevensopslageenheid afgegeven 3-bitgegevens en het genereren van een vergelijkingssignaal; 30 een stuureenheid voor het genereren van een toestandspositie- stuursignaal voor het besturen van de toestandspositieopslageenheid in reactie op het toestandspositiesignaal en het vergelijkingssignaal; en een selectiemiddel voor het selecteren van door het codeermiddel gegenereerde 3-bitgegevens of door de gegevensopslageenheid afgegeven 35 3-bitgegevens in reactie op het toestandspositiesignaal en het afgeven van de geselecteerde gegevens aan de gegevensopslageenheid.
14. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 13, waarbij de stuureenheid omvat: 1021115
15. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 1, waarbij I het gegevensselectieorgaan omvat; I een aantal selectiemiddelen voor het ontvangen van m bits I (waarin m een natuurlijk getal en niet nul is) van het van het aan- I tal bits gevormde monstergegevens, het selecteren van één bit van de I 15 ontvangen m bits van de monstergegevens in reactie op het toestandse- I lectiesignaal en het afgeven van het geselecteerde bit als een her- I wonnen-gegevensbit. I
16. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 15, waar- I bij het selectiemiddel een multiplexer is. I
17. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 15, waar- bij de in het selectiemiddel ingevoerde m bits van monstergegevens 3 I bits van de monstergegevens zijn. I
18. Gegevensherwinningsschakeling volgens conclusie 15, waar- I bij het gegevensselectieorgaan drie multiplexers heeft. I
19. Gegevensherwinningswerkwijze omvattende de stappen van; I (a) het genereren van een aantal kloksignalen, die elk met een I ingangskloksignaal gesynchroniseerd zijn en een verschillende ver- I tragingstijd hebben; I (b) het niet een geheel aantal malen overbemonsteren van se- I 30 riële gegevens, die vanaf de buitenzijde zijn ingevoerd, in reactie I op het aantal kloksignalen, en het afgeven van het overbemonsterings- I resultaat als van een aantal bits gevormde monstergegevens; I (c) het ontvangen van de van het aantal bits gevormde monsterge- I gevens, en het genereren van een van een aantal bits gevormd patroon- I 35 signaal door middel van het detecteren van een niveauovergang tussen I bits van de monstergegevens; I (d) het ontvangen van het van het aantal bits gevormde patroon- I signaal, het accumuleren van de frequentie van optreden van het pa- I ,troonsignaal, en het afgeven van het patroonsignaal met de hoogste I 102111% ' I - 29 - frequentie van optreden als een van een aantal bits gevormd toestands-signaal; (e) het ontvangen van het van het aantal bits gevormde toe-standssignaal en het genereren van een van een aantal bits gevormd 5 toestandselectiesignaal voor het selecteren van bits in voorafbepaalde posities in de monstergegevens; en (f) het ontvangen van de monstergegevens, het selecteren van bits van de monstergegevens in reactie op het toestandselectiesignaal, waarbij de bits corresponderen met het toestandselectiesignaal, en het 10 afgeven van de geselecteerde bits als van een aantal bits gevormde herwonnen gegevens.
20. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 19, waarbij in stap (b) elke één-bit sectie van de seriële ingangsgegevens 2,7 maal overbemonsterd wordt.
21. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 19, waar bij, wanneer de seriële ingangsgegevens in reactie op het aantal kloksignalen bemonsterd zijn, elk bit van de van het aantal bits gevormde monstergegevens één van een aantal bemonsteringsgevallen aangeeft, welke gevallen met betrekking tot de mate van skew van kloksig-20 nalen geclassificeerd zijn.
22. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 19, waarbij stap (c) omvat: (cl) het uitvoeren van een XOR-bewerking op elk tweetal naburige bits van de van het aantal bits gevormde monstergegevens en het 25 afgeven van het resultaat als een van een aantal bits gevormd pa-troondetectiesignaal; en (c2) het uitvoeren van een AND-bewerking op bits van het van het aantal bits gevormde patroondetectiesignaal, welke elk door bits van de monstergegevens, die niet tegelijkertijd gegenereerd worden, 30 zijn gegenereerd en het af geven van het resultaat als eerste tot en met vijfde patroonsignalen.
23. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 22, waarbij de eerste tot en met de vijfde patroonsignalen aangeven met welk be-monsteringsgeval van het aantal bemonsteringsgevallen elk bit van de 35 monstergegevens correspondeert en die elk één van het aantal bemonsteringsgevallen, die met betrekking tot de mate van skew van kloksignalen geclassificeerd zijn, aangeeft wanneer de seriële ingangsgegevens in reactie op het aantal kloksignalen bemonsterd worden. 1021115’
24. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 23, waarbij stap (d) omvat: I (dl) het ontvangen en accumuleren van de eerste tot en met de I vijfde patroonsignalen in reactie op het ingangskloksignaal; I 5 (d2) het detecteren van het patroon dat de hoogste frequentie I van optreden heeft door middel van het bepalen of elk van de eerste I tot en met de vijfde patroonsignalen een voorafbepaalde aantal malen I geaccumuleerd is; I (d3) het afgeven van één toestandssignaal uit de eerste tot en I 10 met de vijfde toestandssignalen als een signaal op het eerste logische I niveau, waarbij het afgegeven toestandssignaal correspondeert met het I gedetecteerde patroonsignaal, dat de hoogste frequentie van optreden I heeft; en (d4) het uitvoeren van een initialisatiebewerking voor het ont- I 15 vangen van nieuwe eerste tot en met vijfde patroonsignalen. I
24. I CONCLUSIES I
25. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 19, waarbij I in stap (e) het toestandselectiesignaal wordt ingesteld op 3-bitgege- I vens indien slechts één van de eerste tot en met de vijfde toe- I standssignalen op het eerste logische niveau gegenereerd is, op met I 20 het voorgaande toestandssignaal corresponderende 3-bitgegevens wordt I ingesteld indien een van het voorgaande toestandssignaal verschillend I toestandssignaal eenmaal op het eerste logische niveau gegenereerd is, I op met een nieuw toestandssignaal corresponderende 3-bitgegevens inge- I steld wordt indien het van het voorgaande toestandssignaal verschil- I 25 lende nieuwe toestandssignaal nogmaals pp het eerste logische niveau I gegenereerd is, en op een voorafbepaalde tussentoestand voor het weer- I geven van de toestand wordt ingesteld indien een van het voorgaande I toestandssignaal verschillend toestandssignaal eenmaal op het eerste I logische niveau gegenereerd is. I
26. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 25, waarbij I in stap (e) het toestandselectiesignaal op ”000" wordt ingesteld I indien slechts het eerste toestandssignaal op het eerste logische I niveau gegeneerd wordt; op "001" ingesteld wordt indien slechts het I tweede toestandssignaal op het eerste logische niveau gegenereerd I 35 wordt; op "010" wordt ingesteld indien slechts het derde toestands- I signaal op het eerste logische niveau gegenereerd wordt; op "011" I wordt ingesteld indien slechts het vierde toestandssignaal op het I eerste logische niveau gegenereerd wordt; en op "100" wordt ingesteld I 1021115 < I - 31 - indien slechts het vijfde toestandssignaal op het eerste logische niveau gegenereerd wordt.
27. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 19, waarbij stap (e) omvat: 5 (el) het ontvangen en opslaan van met het huidige toestandssig naal corresponderende 3-bitgegevens en het afgeven van de gegevens als het toestandselectiesignaal? (e2) het genereren van een toestandspositiesignaal, dat de voorafbepaalde tussentoestand aangeeft; 10 (e3) het ontvangen van een nieuw toestandssignaal en het geneieren van_ 3-bitgegevens; _____ . _____ (e4) het vergelijken van de nieuwe 3-bitgegevens en de huidige 3-bitgegevens en het genereren van een vergelijkingssignaal; (e5) het genereren van een toestandspositiestuursignaal. voor 15 het besturen van de toestandspositiesignaaleenheid in reactie op het toestandspositiesignaal en het vergelijkingssignaal; en (e6) het selecteren van de nieuwe 3-bitgegevens of de huidige 3-bitgegevens in reactie op het toestandspositiesignaal en het afgeven van de geselecteerde gegevens als het toestandselectiesignaal.
28. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 27, waarin stap (e5) omvat: (e51) het selecteren van het toestandspositiesignaal of het geïnverteerde toestandspositiesignaal in reactie op het vergelijkingssignaal en het afgeven van het geselecteerde signaal; en 25 (e52) het selecteren van het uitgangssignaal van stap (e51) of het geïnverteerde toestandspositiesignaal in reactie op het toestandspositiesignaal en het afgeven van het geselecteerde signaal als het toestandspositiestuursignaal.
28. I een eerste selectiemiddel voor het selecteren van het toe- I standspositiesignaal of het geïnverteerde toestandspositiesignaal in I reactie op het vergelijkingssignaal en het afgeven van het geselec- I teerde signaal; en I 5 een tweede selectiemiddel voor het selecteren van het uitgangs- I signaal van het eerste selectiemiddel of het geïnverteerde toestands- I positiesignaal in reactie op het toestandspositiesignaal en het afge- I ven van het geselecteerde signaal als het toestandspositiestuursig- I naai. I
29. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 19, waarbij 30 in stap (f) een aantal selectiemiddelen gebruikt wordt voor het ontvangen van m bits (waarin m een natuurlijk getal en niet nul is) van de van het aantal bits gevormde monstergegevens, het selecteren van één bit van de ontvangen m bits van de monstergegevens in reactie op het toestandselectiesignaal en het afgeven van het geselecteerde bit 35 als een herwonnen gegevensbit.
30. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 29, waarbij de in het selectiemiddel ingevoerde m bits van monstergegevens 3 bits van de monstergegevens zijn. 1021115 I - 32 - I
30. I
31. Gegevensherwinningswerkwijze volgens conclusie 29, waarbij I I in stap (f) drie multiplexers gebruikt worden. I i ίΐ l=) -t 4 λ I «' vc. ii s j Q .
NL1021115A 2001-08-27 2002-07-19 Gegevensherwinningsschakeling voor het minimaliseren van het vermogensverbruik door niet gehele malen te overbemonsteren. NL1021115C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
KR10-2001-0051772A KR100413765B1 (ko) 2001-08-27 2001-08-27 비 정수배 오버 샘플링에 의해 전력 소모를 낮추는 데이터복원 회로
KR20010051772 2001-08-27

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1021115A1 NL1021115A1 (nl) 2003-03-03
NL1021115C2 true NL1021115C2 (nl) 2005-02-07

Family

ID=36675062

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1021115A NL1021115C2 (nl) 2001-08-27 2002-07-19 Gegevensherwinningsschakeling voor het minimaliseren van het vermogensverbruik door niet gehele malen te overbemonsteren.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US7069481B2 (nl)
JP (1) JP3978382B2 (nl)
KR (1) KR100413765B1 (nl)
NL (1) NL1021115C2 (nl)
TW (1) TWI236810B (nl)

Families Citing this family (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2003304225A (ja) * 2002-04-09 2003-10-24 Mitsubishi Electric Corp データリカバリ回路
EP1578076A4 (en) * 2002-12-27 2006-06-21 Matsushita Electric Ind Co Ltd DEVICE AND METHOD FOR SYMBOL POSITIONING
DE102004014695B4 (de) * 2003-03-26 2007-08-16 Infineon Technologies Ag Takt- und Datenwiedergewinnungseinheit
FR2854293B1 (fr) * 2003-04-25 2005-07-22 St Microelectronics Sa Dispositif de reception de donnees serie
US7415089B2 (en) * 2004-03-16 2008-08-19 Industrial Technology Research Institute High-speed serial link clock and data recovery
US7489739B2 (en) * 2004-09-17 2009-02-10 Rambus, Inc. Method and apparatus for data recovery
DE102004063105A1 (de) * 2004-12-22 2006-07-13 Robert Bosch Gmbh Verfahren und Vorrichtung zur Übertragung von Informationen in einem Netzwerk
US7623608B2 (en) * 2005-05-19 2009-11-24 Microsemi Corp. - Analog Mixed Signal Group Ltd. Asynchronous data reception without precision timing reference
KR100894123B1 (ko) * 2005-09-16 2009-04-20 후지쯔 가부시끼가이샤 데이터 재생 회로
JP4964006B2 (ja) * 2006-04-19 2012-06-27 パナソニック株式会社 パルス信号受信装置、パルス化qpsk信号受信装置、及びパルス信号受信方法
KR100819097B1 (ko) * 2006-12-05 2008-04-02 삼성전자주식회사 랜덤 에지 샘플링을 이용한 클럭 및 데이터 복원회로 및그 복원방법
US7929654B2 (en) * 2007-08-30 2011-04-19 Zenko Technologies, Inc. Data sampling circuit and method for clock and data recovery
US7991097B2 (en) * 2007-10-04 2011-08-02 Himax Technologies Limited Method and apparatus for adjusting serial data signal
JP5463976B2 (ja) * 2010-03-11 2014-04-09 富士通株式会社 受信回路及びサンプリングクロック制御方法
TWI423588B (zh) 2010-12-23 2014-01-11 Ind Tech Res Inst 位準變遷判斷電路及其方法
KR101338542B1 (ko) * 2012-06-26 2014-01-03 세종대학교산학협력단 비동기 데이터 독출 장치 및 방법

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0502260A1 (en) * 1991-03-05 1992-09-09 ALCATEL BELL Naamloze Vennootschap Synchronizing circuit
US5197086A (en) * 1990-12-28 1993-03-23 International Business Machines Corporation High speed digital clock synchronizer
EP0562183A1 (en) * 1992-03-27 1993-09-29 ALCATEL BELL Naamloze Vennootschap Synchronization method and device realizing said method
EP0738057A2 (de) * 1995-04-12 1996-10-16 Siemens Aktiengesellschaft Verfahren und Anordnung zur Bitsynchronisation
EP0942553A2 (en) * 1998-03-12 1999-09-15 Nec Corporation Oversampling type clock recovery circuit with power consumption reduced

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3946379A (en) * 1974-05-31 1976-03-23 Rca Corporation Serial to parallel converter for data transmission
US4109236A (en) * 1977-06-17 1978-08-22 Honeywell Information Systems Inc. Apparatus for digital data recovery from mass storage devices
US4802009A (en) * 1987-07-13 1989-01-31 Rca Licensing Corporation Digitally controlled phase locked loop system
US5313496A (en) * 1990-12-26 1994-05-17 Trw Inc. Digital demodulator circuit
JP3355261B2 (ja) * 1995-07-20 2002-12-09 株式会社日立製作所 ビット同期回路及びビット同期方法
US5850422A (en) * 1995-07-21 1998-12-15 Symbios, Inc. Apparatus and method for recovering a clock signal which is embedded in an incoming data stream
US5905769A (en) * 1996-05-07 1999-05-18 Silicon Image, Inc. System and method for high-speed skew-insensitive multi-channel data transmission
JP2000174736A (ja) * 1998-12-08 2000-06-23 Sharp Corp ビット同期回路
KR100371300B1 (ko) * 1999-06-21 2003-02-06 샤프 가부시키가이샤 비트동기회로
JP4618960B2 (ja) * 1999-09-21 2011-01-26 エヌエックスピー ビー ヴィ クロック回復
US6272193B1 (en) * 1999-09-27 2001-08-07 Genesis Microchip Corp. Receiver to recover data encoded in a serial communication channel
US6847789B2 (en) * 2000-02-17 2005-01-25 Broadcom Corporation Linear half-rate phase detector and clock and data recovery circuit

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5197086A (en) * 1990-12-28 1993-03-23 International Business Machines Corporation High speed digital clock synchronizer
EP0502260A1 (en) * 1991-03-05 1992-09-09 ALCATEL BELL Naamloze Vennootschap Synchronizing circuit
EP0562183A1 (en) * 1992-03-27 1993-09-29 ALCATEL BELL Naamloze Vennootschap Synchronization method and device realizing said method
EP0738057A2 (de) * 1995-04-12 1996-10-16 Siemens Aktiengesellschaft Verfahren und Anordnung zur Bitsynchronisation
EP0942553A2 (en) * 1998-03-12 1999-09-15 Nec Corporation Oversampling type clock recovery circuit with power consumption reduced

Also Published As

Publication number Publication date
JP3978382B2 (ja) 2007-09-19
JP2003134097A (ja) 2003-05-09
US20030041292A1 (en) 2003-02-27
KR20030018189A (ko) 2003-03-06
KR100413765B1 (ko) 2003-12-31
TWI236810B (en) 2005-07-21
US7069481B2 (en) 2006-06-27
NL1021115A1 (nl) 2003-03-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1021115C2 (nl) Gegevensherwinningsschakeling voor het minimaliseren van het vermogensverbruik door niet gehele malen te overbemonsteren.
US6959058B2 (en) Data recovery apparatus and method for minimizing errors due to clock skew
US5216554A (en) Digital phase error estimator
US7961012B2 (en) Apparatus and method for preventing generation of glitch in a clock switching circuit
US6937683B1 (en) Compact digital timing recovery circuits, devices, systems and processes
JPS62151053A (ja) ノイズ除去回路
JP5067504B2 (ja) データ受信回路
US7295139B2 (en) Triggered data generator
JP3813151B2 (ja) 遷移検出、妥当正確認および記憶回路
US6469544B2 (en) Device for detecting abnormality of clock signal
US8275085B2 (en) Apparatus and method for recovering data
CN115472204A (zh) 移位寄存器电路和用于控制移位寄存器电路的方法
KR20100005948A (ko) 싱글 비트 블라인드 오버샘플링 데이터 복원회로 및복원방법
US20070069927A1 (en) Method of transmitting a serial bit-stream and electronic transmitter for transmitting a serial bit-stream
JPH0590970A (ja) Cmiエンコーダ回路
JP3257065B2 (ja) ディジタルpll装置
JP2003333110A (ja) シリアルデータ受信回路
US6907095B1 (en) Clock ride-over method and circuit
JP2009253722A (ja) パラレル/シリアル変換回路
KR0172459B1 (ko) 클럭재생방법 및 장치
US6266381B1 (en) Frequency control arrangement
CN116794962A (zh) 一种大动态测量范围高分辨率多用途时间数字转换器电路
JPH10135838A (ja) Cmi/nrz変換回路
CN117526904A (zh) 熵源电路
CN114461473A (zh) 检测串化器的时序的方法、检测电路及电子装置

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 20041202

PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20110201