NL1019537C2

NL1019537C2 - Inrichting en werkwijze voor het verplaatsen, uiteenzetten en bijeenzetten van voorwerpen.

Info

Publication number: NL1019537C2
Application number: NL1019537A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Frans Taco Visser
Original assignee: Visser S Gravendeel Holding
Priority date: 2001-12-11
Filing date: 2001-12-11
Publication date: 2003-06-17
Also published as: CA2469295A1; DK1455566T3; WO2003049534A1; EP1455566B1; US7819620B2; CA2469295C; DE60211023D1; PL373662A1; ATE324029T1; DE60211023T2; US20050135913A1; AU2002354400A1; ES2258166T3; EP1455566A1

Description

G/DY07/MVZ/41 NL 1019537

Inrichting en werkwijze voor het verplaatsen, uiteenzetten en bijeenzetten van voorwerpen.

5

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van opneembare voorwerpen, omvattende: - een vorkachtig orgaan voorzien van tanden voor het opnemen van de voorwerpen, 10 - waarbij tenminste één paar naast elkaar liggende tanden van het vorkachtig orgaan uitgerust is met tenminste één op elke tand aangebrachte, in de langsrichting van de tand aandrijf bare, flexibele drager - middelen voor het tenminste verticaal bewegen van het 15 vorkachtig orgaan, - besturingsmiddelen voor de transportmiddelen en voor de dragers.

Een dergelijke inrichting is bekend uit NL-A-9402104.

Deze bekende inrichting omvat banden waarop de potten 20 zijn geplaatst en waarmee de potten kunnen worden getransporteerd. Voor het oppakken en neerzetten van de potten wordt gebruik gemaakt van een overbrengorgaan dat voorzien is van banden die de potten aan hun zijkanten aangrijpen. Hierbij Worden omvat het overbrengorgaan tanden die elk van twee 25 banden zijn voorzien voor het aangrijpen van de potten. Hiermee is het mogelijk elke rij potten onafhankelijk van de ander potten te besturen.

Hierbij ontstaat het nadeel dat de banden dun en smal moeten worden uitgevoerd, zodat de belasting ervan relatief 30 klein is.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting waarbij de banden voor zwaardere bal-stingen kunnen worden uitgevoerd.

mt9K 37 1 2

Dit doel wordt bereikt, doordat op elk vorkachtig orgaan slechts een flexibele drager is aangebracht.

Door de aanwezigheid van slechts een enkele drager, kan deze zwaarder worden gedimensioneerd.

5 Bij het verplaatsen van voorwerpen kan het interessant zijn om de opstelling van de voorwerpen te wijzigen, en wil men soms de voorwerpen verder of dichter uit elkaar plaatsen. Bij het gebruik van de hierboven beschreven inrichting in een plantenkwekerij , wil men bijvoorbeeld de plantpotten wijder 10 uit elkaar kunnen zetten zodat de groei van de planten bevorderd wordt.

Daartoe kan een dergelijke inrichting uitgevoerd worden met op de tanden aangebrachte klepjes, zoals bekend uit het document NL-A-8902377. Deze klepjes kunnen zo gestuurd worden 15 dat niet alle voorwerpen tezelfdertijd worden neergezet, maar bijvoorbeeld een op twee rijen voorwerpen worden geplaatst, en de op de door de klepjes op de vork vastgehouden voorwerpen elders kunnen geplaatst worden. Hiermee kunnen dus voorwerpen wijder uit elkaar geplaatst worden, maar hierbij is de 20 afstand tussen de geplaatste voorwerpen niet als een variabele in te stellen.

Ook bij de inrichting volgens de uitvinding is dit mogelijk doordat een regelmechanisme is aangebracht, waarmee bij het neerzetten van de potten een bepaalde snelheid wordt 25 gegeven aan de potten, zodanig dat de afstand tussen twee loodrecht op de richting van de tanden staande rijen neergezette potten op een flexibele manier, via het instellen van de snelheid van de drager, kan geregeld worden.

De drager kan volgens de uitvinding bijvoorbeeld uitge-30 voerd worden als een getande riem of ketting.

Wanneer een dergelijke drager belast wordt met het gewicht van de potten, kan het gebeuren dat in de dwarse richting van de drager krachten worden uitgeoefend. Om te vermij- 1 0195 37 ! 3 den dat de drager hierbij verschuift, wordt deze bij voorkeur uitgerust met middelen om de flexibele drager bij dwarse belasting ten opzichte van de tanden op zijn plaats te houden.

5 In het geval van een ketting bijvoorbeeld, kan deze voor zien zijn van vingers om de ketting bij dwarse belasting ten opzichte van de tanden op zijn plaats te houden.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding wordt op alle tanden van het vorkachtig orgaan één flexibele drager 10 aangebracht, waarbij deze dragers bij voorkeur door één gemeenschappelijke aandrijfas worden aangedreven. Op deze manier worden de kosten van de inrichting tot een minimum beperkt .

Men wil de onderlinge afstand tussen de opeenvolgende te 15 plaatsen rijen voorwerpen nauwkeurig kunnen instellen. Om deze afstand te regelen wordt de inrichting volgens de uitvinding voorzien van een regelaar, welke de snelheid van de flexibele dragers kan instellen.

Het is in het bijzonder interessant indien deze regelaar 20 de snelheid van de flexibele dragers in functie van de snelheid van de transportmiddelen kan regelen. Zodoende kan men bijvoorbeeld de netto snelheid van de voorwerpen t.o.v. de plaats waarop de voorwerpen terechtkomen constant regelen, en wordt de onderlinge afstand tussen de neergezette rijen be-25 paald door deze constante snelheid en de oorspronkelijke onderlinge afstand.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het verplaatsen van opneembare voorwerpen, waarbij een vorkachtig orgaan voorzien van tanden voorwerpen opneemt en 30 vervolgens op een andere plaats neerzet.

Zoals reeds eerder vermeld kan het hierbij voordelig zijn om de voorwerpen verder uiteen of dichter bijeen te zetten. Daartoe onderscheidt de werkwijze volgens de uitvinding zich 1 019537 1 4 door, bij het opnemen of bij het neerzetten van de opneembare voorwerpen, de snelheid van de voorwerpen ten opzichte van de tanden te regelen door middel van in de langsrichting op de tanden beweegbare flexibele dragers, waarbij elke tand maxi-5 maal één drager heeft. Door het regelen van deze snelheid past men dus de onderlinge afstand tussen de loodrecht op de tandrichting neergezette rijen voorwerpen aan.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding is het gebruikelijk dat de voorwerpen alle tezelfdertijd door de vork worden 10 opgenomen, en naar de bestemming worden getransporteerd.

Vervolgens wordt de snelheid van de opgenomen voorwerpen ten opzichte van de tanden lager dan de transportsnelheid van de tanden geregeld, zodanig dat de neergezette voorwerpen in rijen worden neergezet waarbij de onderlinge afstand tussen 15 de rijen groter is dan hun onderlinge afstand bij het opnemen van de voorwerpen.

Bij de voorkeurswerkwijze worden de op te nemen voorwerpen volgens een dambordpatroon opgesteld. Dit is een veelgebruikte opstelling in plantenkwekerijen, vermits men zo een 2 0 bepaalde ruimte tussen de potten voorziet, waardoor de planten onbelemmerd kunnen groeien. Na verloop van tijd zijn de planten echter in omvang toegenomen en wil men ze nog verder uit elkaar plaatsen.

Hiertoe kan men, volgens een werkwijze van de uitvinding, 25 de planten alle tezelfdertijd opnemen en ze vervolgens elders neerzetten waarbij de snelheid van de flexibele drager ten opzichte van de tanden bij het neerzetten zo geregeld wordt, dat de neergezette voorwerpen afkomstig uit twee naast elkaar liggende rijen, een onderlinge afstand hebben die groter is 30 dan hun onderlinge afstand in het oorspronkelijk dambordpa-troon.

Soms wil men voorwerpen ook dichter bijeen plaatsen. In het geval van plantpotten zou dit het geval kunnen zijn wan- 10195 37 1 5 neer men de planten naar de winkel of de markt wil transporteren, en bij voorkeur zoveel mogelijk potten tezelfdertijd vervoert in een vrachtwagen.

Voor het bijeen zetten van voorwerpen voorziet de uitvin-5 ding een werkwijze waarbij de snelheid van de flexibele drager ten opzichte van de tanden bij het neerzetten door middel van de regelaar hoger geregeld wordt dan de transportsnelheid van de tanden, zodanig dat de neergezette voorwerpen een onderlinge afstand hebben die kleiner is dan hun onderlinge 10 afstand bij het opnemen van de voorwerpen.

De uitvinding zal verder toegelicht worden aan de hand van de volgende figuren:

Figuur 1 is een perspectivisch zicht van een inrichting volgens de uitvinding; 15 Figuur 2 is een dwarsdoorsnede van drie tanden van een inrichting volgens de uitvinding welke potten opnemen;

Figuur 3 is een doorsnede in de langsrichting van een tand van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 4 is een doorsnede in de dwarsrichting van een 20 tand van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 5 toont een in een dambord patroon opgestelde serie potten, en het resulterend patroon na het opnemen en vervolgens neerzetten van de potten volgens een werkwij ze van de uitvinding; 25 Figuur 1 toont een heftruck 1 die voorzien is van een vork 2 met tanden 3. Elke tand 3 is uitgerust met een flexibele drager 4 die door middel van een aandrijfwiel met een gemeenschappelijke aandrijfas 6 gekoppeld is, waardoor de dragers 4 t.o.v. de tanden 3 in de lengterichting beweegbaar 30 zijn.

Deze flexibele drager kan gevormd worden door een ketting of een riem, waarbij de keuze onder andere afhankelijk is van 10195 37 Ί 6 de aard van de voorwerpen die men wil transporteren en uiteraard ook van de kostprijs van beide soorten dragers.

De drager 4 kan bijvoorbeeld op de tand 3 worden aangebracht door middel van het aandrijfwielwiel 5 en drie gelei-5 dewielen 7, 8, 9, zoals getoond in figuur 3.

Figuur 4 toont een als een ketting uitgevoerde drager 12 in dwarsdoorsnede, waarbij een deel van de schalmen van de ketting van vingers 13 is voorzien zodat de ketting bij dwarse belasting niet ontspoort. De tand wordt aan de zijkanten 10 voorzien van stangen 14 voor de lagers van het geleidewiel 7.

De te verplaatsen voorwerpen zijn bijvoorbeeld bloempotten 10 met een rand 11, welke tussen de tanden 3 opgenomen kunnen worden, waarbij de randen 11 steunen op de dragers 4, zoals getoond in figuur 2.

15 In plantenkwekerijen beschikt men doorgaans over machines die de plantpotten in een dambordpatroon neerzetten, omdat gebleken is dat dit patroon heel geschikt is voor een gelijkmatige, onbelemmerde groei van de planten. Na verloop van tijd zijn de planten echter in omvang toegenomen en wil men 20 ze nog verder uit elkaar plaatsen.

Figuur 5 illustreert de voorkeurswerkwijze van de uitvinding waarbij de potten 10 in een dambordpatroon alle tezelfdertijd door de vork 2 opgenomen worden (figuur 5A). Dit gebeurt door de vork naar beneden te brengen tot een hoogte 25 waarbij de tanden lager liggen dan de rand van de potten. Vervolgens rijdt de bestuurder in de richting van de rijen potten zodanig dat de tanden langs de randen van alle te transporteren potten liggen. Daarna beweegt men de vork omhoog, en kunnen de potten door de heftruck 1 naar de gewenste 30 bestemming worden getransporteerd. Bij aankomst op de gewenste bestemming wordt de vork naar beneden bewogen zodanig dat de potten bijna de grond aanraken. Daarna rijdt de heftruck 10195 37 7 achteruit en wordt de drager aangedreven met een snelheid die lager is dan de snelheid waarmee de truck achteruit rijdt.

Op die manier worden de potten rij per rij van de dragers geschoven, en hebben de neergezette voorwerpen afkomstig uit 5 twee naast elkaar liggende rijen, een onderlinge afstand die groter is dan hun onderlinge afstand in het oorspronkelijk dambordpatroon, zoals getoond in figuur 5B.

De snelheid van de dragers bij het neerzetten van de potten kan ofwel constant geregeld worden, ofwel geregeld 10 worden in functie van de rijsnelheid van de heftruck. Deze laatste werkwijze in het bijzonder handig omdat de bestuurder dan niet met een constante snelheid hoeft achteruit te rijden bij het neerzetten, en de potten toch, met een constante afstand tussen de rijen, wijder kunnen gezet worden.

15 Hoe lager de dragersnelheid geregeld wordt in functie van de achteruitrijdsnelheid, hoe verder de rijen uit elkaar komen te staan, waarbij de onderlinge afstand tussen twee rijen dus nauwkeurig kan worden ingesteld, en gegeven wordt door het product van de oorspronkelijke onderlinge afstand 20 met het quotiënt van de heftrucksnelheid en de dragersnelheid. Dit quotiënt is dus bepalend voor het verschil in onderlinge afstand tussen twee rijen voor en na het neerzetten van de potten, en dit quotiënt moet dus constant geregeld worden indien men wil dat dit verschil constant is.

25 Deze werkwijze kan uiteraard vele malen herhaald worden om de potten, naarmate de grootte van de planten toeneemt, verder en verder uit elkaar te plaatsen. Ook kan men de potten opnieuw dichter bijeen plaatsen wanneer men ze bijvoorbeeld wenst te transporteren naar een markt of een winkel.

30 Hierbij is de werkwijze identiek aan deze die hierboven werd beschreven, met dit verschil dat men de dragersnelheid sneller dan de achteruitrijdsnelheid van de heftruck moet regelen bij het neerzetten.

1019537 ' 8

De uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de hierboven beschreven voorbeelden, en kan bijvoorbeeld aangepast worden voor het opnemen van andere voorwerpen, of kan uitge-voerd worden met verschillende aandrijfassen waardoor de 5 dragers met een verschillende snelheid kunnen aangedreven worden. Zo kan men zich nog vele andere varianten bedenken die alle tot het domein van de uitvinding behoren.

1019537

Claims

1. Inrichting voor het verplaatsen van opneembare voorwerpen, omvattende: 5. een vorkachtig orgaan voorzien van tanden voor het opnemen van de voorwerpen, - waarbij tenminste één paar naast elkaar liggende tanden van het vorkachtig orgaan uitgerust is met tenminste één op elke tand aangebrachte, in de langsrichting van de tand aan- 10 drijfbare, flexibele drager, - bewegingsmiddelen voor het tenminste verticaal bewegen van het vorkachtig orgaan, en - besturingsmiddelen voor de dragers en de bewegingsmiddelen, met het kenmerk, dat op elk vorkachtig orgaan slechts 15 een flexibele drager is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de flexibele drager voorzien is van middelen om de flexibele drager bij dwarse belasting ten opzichte van de tanden op zijn plaats te houden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de flexibele drager een getande riem is.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de flexibele drager een ketting is.

5. Inrichting volgens conclusies 2 en 4, met het kenmerk, 25 dat de ketting voorzien is van vingers om de ketting bij dwarse belasting ten opzichte van de tanden op zijn plaats te houden.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transport- en bewegingsmiddelen een hef- 30 truck zijn.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op alle tanden van het vorkachtig orgaan één flexibele drager is aangebracht. i Λίας 37

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat alle flexibele dragers door middel van een gemeenschappelijke aandrijfas worden aangedreven.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat de snelheid van de flexibele dragers via een regelaar wordt ingesteld.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de snelheid van de flexibele dragers in functie van de snelheid van de transportmiddelen kan geregeld wordt met behulp 10 van de regelaar.

12. Werkwijze voor het verplaatsen van opneembare voorwerpen, waarbij een vorkachtig orgaan voorzien van tanden voorwerpen opneemt en vervolgens op een andere plaats bij een bepaalde transportsnelheid neerzet met het kenmerk, dat, bij 15 het opnemen of bij het neerzetten van de opneembare voorwerpen, de snelheid van de voorwerpen ten opzichte van de tanden geregeld wordt door middel van in de langsrichting op de tanden beweegbare flexibele dragers, waarbij elke tand maximaal één drager heeft.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de voorwerpen alle tezelfdertijd worden opgenomen, met het kenmerk, dat, bij het neerzetten van de voorwerpen, de snelheid van de opgenomen voorwerpen ten opzichte van de tanden lager wordt geregeld dan de transportsnelheid van de tanden.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij de op te nemen voorwerpen volgens een dambordpatroon, bestaande uit loodrecht op de vorken geplaatste rijen opgesteld zijn, met het kenmerk, dat de snelheid van de flexibele drager ten opzichte van de tanden bij het neerzetten zo geregeld wordt, 30 dat de afstand tussen twee neergezette rijen groter is dan hun onderlinge afstand in het oorspronkelijk dambordpatroon.

14. Werkwij ze volgens conclusie 12, waarbij de voorwerpen alle tezelfdertijd worden opgenomen, met het kenmerk, dat de •1019537 i ’ snelheid van de flexibele drager ten opzichte van de tanden bij het neerzetten hoger geregeld wordt dan de transportsnelheid van de tanden. 4 mem 37