BE1013092A6 - Transportinrichting voor bloempotten en middelen daarvoor om bloempotten van transportllijn te veranderen. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een transportinrichting voor bloempotten (1) welke transportinrichting twee nagenoeg horizontale transportlijnen (2,3) bevat die elkaar kruisen en waarvan de bovenzijden op verschillende niveaus gelegen zijn en middelen (4) om de bloempotten (1) van transportlijn te veranderen . Deze middelen (4) bevatten minstens twee tegenover elkaar opgestelde eindeloze meeneeminrichtingen (17,18) die langs de bovenzijde van de laagste transportlijn (2) zijn gelegen en tot aan de bovenzijde van de hoogste transportlijn (3) reiken, waarbij de naar elkaar gekeerde gedeelten van de eindeloze aangedreven meeneemelementen (21,31) van deze meeneeminrichtingen (17,18) zich op een afstand van elkaar bevinden die kleiner is dan de breedte van de bovenkant van de bloempotten (1) en tevens over een afstand hellend zijn.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Transportinrichting voor bloempotten en middelen daarvoor om bloempotten van transportlijn te veranderen. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voor bloempotten, welke transportinrichting twee nagenoeg horizontale transportlijnen bevat die een hoek met elkaar maken en middelen om bloempotten van transportlijn te veranderen. 



  Dergelijke transportinrichtingen worden veel gebruikt in de bloem- en tuinbouw waar planten in bloempotten worden gekweekt. 



  Deze bloempotten worden in wagens of verrijdbare rekken aangevoerd en moeten in rijen op tafels worden geplaatst of omgekeerd. 



  De transportinrichting bevat een meestal stationair opgestelde langse transportlijn, bijvoorbeeld een transportband, en een kleinere dwarse transportlijn, bijvoorbeeld eveneens een band die deel kan uitmaken van of samenwerkt met een machine om bloempotten van deze dwarse transportlijn op een tafel te plaatsen of omgekeerd van de grond of een tafel op de dwarse transportlijn te plaatsen. 



  Bij het aanvoeren worden de bloempotten in een continue rij op de langse transportlijn aangevoerd en in groepen die een rij op de grond of op een tafel moeten vormen door voornoemde middelen op de dwars gerichte transportband verplaatst vanwaar ze samen door voornoemde machine opgenomen worden en op een tafel geplaatst worden. Terwijl de bloempotten door de machine opgenomen of neergezet 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 worden, worden de volgende bloempotten op de dwarse transportband geplaatst. 



  Vooraleer de volgende rij bloempotten neergezet of opgenomen wordt, moeten deze dwarse transportband en de tafel uiteraard ten opzichte van elkaar worden verplaatst. 



  Bij het afvoeren geschiedt het omgekeerde en worden dus, van een tafel opgenomen en op de dwarse transportlijn geplaatste, bloempotten groepsgewijze op de langse transportband gebracht. 



  Bij bekende transportinrichtingen zijn de middelen om de bloempotten van de langse naar de dwarse transportlijn te brengen of omgekeerd gevormd door middelen om de bloempotten   een   voor één van de ene op de andere tranportlijn te schuiven. 



  Dit betekent dat in deze transportinrichtingen de twee transportlijnen op dezelfde hoogte gelegen zijn, waaruit voortvloeit dat   een   van de transportlijnen, meestal de dwarse transportlijn, juist moet eindigen tegen de andere die een eind doorloopt. 



  De transportlijn die eindigt tegen de andere moet dus een juiste lengte hebben en daardoor meestal op maat worden vervaardigd, waardoor deze transportlijn relatief duur is. 



  Daarenboven zijn de afmetingen van de tafels niet altijd dezelfde zodat in een zelfde bedrijf meerdere transportlijnen met verschillende afmetingen moeten aanwezig zijn. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  Met dergelijke bekende middelen om bloempotten van de ene transportlijn op de andere te schuiven, moeten tijdens dit schuiven de tranportlijnen vast ten opzichte van elkaar zijn. In de praktijk zijn voornoemde machine en de dwarse transportband stationair en de tafels verplaatsbaar, hetgeen veel ruimte vereist. 



  De uitvinding heeft een transportinrichting als doel die voornoemde nadelen vermijdt en relatief goedkoop kan worden uitgevoerd met transportlijnen van standaard lengte en waarbij uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de overbrenging van bloempotten van de ene naar de andere transportlijn tijdens de verplaatsing in haar geheel van   een   van de transportlijnen ten opzichte van de andere correct kan plaatsvinden. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de bovenzijden van de twee transportlijnen op verschillende niveaus gelegen zijn en dus deze transportlijnen elkaar kunnen kruisen, terwijl de middelen om de bloempotten van transpprtlijn te veranderen minstens twee tegenover elkaar opgestelde eindeloze meeneeminrichtingen bevatten die langs de bovenzijde van de laagste transportlijn zijn gelegen en tot aan de bovenzijde van de hoogste transportlijn reiken, waarbij de naar elkaar gekeerde gedeelten van de eindeloze aangedreven meeneemelementen van deze meeneeminrichtingen zieh op een afstand van elkaar bevinden die kleiner is dan de breedte van de bovenkant van de bloempotten zodat deze bloempotten tussen voornoemde gedeelten kunnen gegrepen en meegenomen worden,

   en tevens over een afstand hellend zijn zodat deze meegenomen bloempotten bij hun verplaatsing door de meeneemelementen ook in hoogte worden verplaatst tussen de ene en de andere transportlijn. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 Minstens   een   van de transportlijnen kan ten opzichte van de andere verplaatsbaar zijn en de meeneeminrichtingen kunnen met deze verplaatsbare transportlijn verbonden zijn zodat ze gelijktijdig met deze transportlijn worden verplaatst. 



  De eindeloze meeneemelementen kunnen riemen of banden zijn, in welk geval de meeneeminrichtingen een gestel bevatten, minstens twee wielen en middelen om minstens   een   van deze wielen aan te drijven. 



  In een uitvoeringsvorm is boven de hoogste transportlijn een deflector opgesteld om de bloempotten van deze transportlijn tussen de meeneeminrichtingen te leiden. 



  Deze deflector kan door een gedeelte van een meeneeminrichting worden gevormd of door een gelijkaardige bijkomende meeneeminrichting die onder een hoek ten opzichte van de bovenste transportlijn opgesteld is. 



  De uitvinding heeft ook betrekking op de middelen om bloempotten van transportlijn te veranderen uit de transportinrichting volgens een van de vorige uitvoeringsvormen. Deze middelen kunnen als dusdanig, en dus los van de transportinrichting in de handel gebracht worden en zijn daardoor gekenmerkt dat ze minstens twee tegenover elkaar opgestelde eindeloze meeneeminrichtingen bevatten. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een transportinrichting voor bloempotten en middelen om bloempotten van transportlijn te veranderen volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 figuur 1 een zicht in perspectief weergeeft van een transportinrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 op grotere schaal een bovenaanzicht weergeeft van een gedeelte van de transportinrichting van figuur
1   ;   figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2. 



  De transportinrichting voor bloempotten 1 weergegeven in de figuren bestaat in hoofdzaak uit een eerste, langse horizontale transportlijn 2, een tweede horizontale transportlijn 3, die een hoek maakt met en in het weergegeven voorbeeld loodrecht of dwars op eerste transportlijn 2 is gericht, en daarenboven hoger gelegen is en deze laatste kruist, en middelen 4 om bloempotten 1 van transportlijn 2,3 te veranderen. 



  De bloempotten 1 zijn in het weergegeven voorbeeld rond, maar ze zouden ook vierkant kunnen zijn. Ze zijn bij voorkeur uit kunststof vervaardigd. 



  De langse transportlijn 2 is een transportband en bestaat uit een eindeloze band 5 die geleid wordt over rollen 6 die gelagerd zijn in een gestel 7 dat op de grond 8 staat. Een van de rollen 6 wordt aangedreven door een niet in de figuren weergegeven motor. 



  De dwarse transportlijn 3 is eveneens een transportband en bestaat uit een eindeloze band 9 die zich over rollen 10 uitstrekt waarvan er   een   op het uiteinde aangedreven wordt door een motor 11. 



  De rollen 10 worden gedragen door een gestel 12 dat zelf bevestigd is aan een gestel 13 van een machine 14 voor het 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 opnemen en neerzetten van   bloempotten l   waarvan de transportlijn 3 deel uitmaakt of waaraan deze transportlijn 3 gekoppeld is. 



  De machine 14 kan van een bekende constructie zijn en enkel in figuur 1 werd een gedeelte ervan weergegeven, namelijk het gestel 13. 



  Dit gestel 13 is in de richting van de transportlijn 3 in lengte instelbaar en is voorzien van wielen 15 waarmee het verrijdbaar is over rails 16 die in de langsrichting van de transportlijn 2 op de grond 8 vastgemaakt zijn. 



  De middelen 4 om bloempotten 1 van transportlijn te veranderen, bevatten twee tegenover elkaar gelegen meeneeminrichtingen 17 en 18 die zieh langs de horizontale bovenzijde van de hoogste, dit is de dwarse transportlijn 2 uitstrekken. 



  De meeneeminrichting 17, die aan de zijde van de machine 14 gelegen is, bevat een door een draaglat 19 gevormd gestel, drie daaraan door middel van lagers 20 opgehangen riemschijven 21,22 en 23 en een rond deze riemschijven 21,22, 23 aangebrachte riem 24 die een eindeloos meeneemelement vormt. 



  De draaglat 19 is door middel van een gestel 25 opgehangen aan voornoemd gestel 13 van de machine 14. 



  Deze draaglat 19 bevat aan de zijde van de transportlijn 3 een horizontaal gedeelte en op een afstand daarvan een neerwaarts hellend gedeelte. Aan dit eerste gedeelte is de riemschijf 21 door een lager 20 wentelbaar rond een verticale as draaibaar vastgemaakt zodat ze dus horizontaal 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 en met een gedeelte boven de bovenzijde van de transportlijn 3 is gelegen. 



  Deze riemschijf 21 wordt via een op de draaglat 19 vastgemaakte tandwielkast 26 aangedreven door een motor 27. 



  De andere riemschijven 22 en 23 zijn wentelbaar aan het hellende gedeelte van de draaglat 19 opgehangen rond assen die loodrecht op dit gedeelte gericht zijn en die dus schuin gericht zijn ten opzichte van de grond 8. 



  De riemschijf 23 op het laagste uiteinde van de draaglat 19 is met haar as in de langsrichting van deze draaglat 19 verschuifbaar maar wordt door een veer 28 naar het uiteinde geduwd waardoor de riem 24 aangespannen wordt. 



  De tegenoverliggende meeneeminrichting 18 is op analoge manier opgebouwd en bevat dus eveneens een draaglat 29 waaraan door middel van lagers 30 drie riemschijven 31, 32 en 33 opgehangen zijn waarrond een riem 34 als eindeloos meeneemelement is aangebracht. 



  De draaglat 29 is door middel van een gestel 35, dat   een   geheel vormt met voornoemd gestel 25, aan het gestel 13 vastgemaakt. 



  De draaglat 29 bestaat uit drie gedeelten met verschillende helling waarbij het bovenste en horizontale gedeelte langer is dan bij de draaglat 19. 



  De bovenste riemschijf 31 is trouwens volledig boven de bovenzijde van de transportlijn 3 gelegen, op een kleine afstand daarvan. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 Deze riemschijf 31 wordt via een tandwielkast 36 aangedreven door een motor 37. 



  De middelste riemschijf 32 is opgehangen aan het middelste gedeelte van de draaglat 29 en de derde riemschijf 33 is op een verschuifbare manier opgehangen aan het laagste uiteinde van de draaglat 29 en wordt door een spanveer 38 weggeduwd zodat de riem 34 opgespannen wordt. 



  De riemschijven 21,22 en 23 zijn in de langsrichting van de transportlijn 2 verschoven ten opzichte van de riemschijven 31,32 en 33. 



  Bovenop de transportlijn 3 is een deflector 39 opgesteld die in feite ook een eindeloze meeneeminrichting is. 



  Deze laatste bevat een eindeloze riem 40 die rond twee riemschijven 41 en 42 is aangebracht waarvan de ene op dezelfde as als de riemschijf 31 vastgemaakt is en dus ook door de motor 37 wordt aangedreven en de andere, iets kleinere riemschijf 42 op een verend instelbare manier opgehangen is aan het uiteinde van een horizontale arm 43 die vast is aan de draaglat 29, maar er een hoek mee maakt en zich schuin ten opzichte van de langsrichting van transportlijn 3 uitstrekt. 



  In de figuren is de transportinrichting weergegeven tijdens het overbrengen van een groep van tien bloempotten 1 van de transportlijn 2 naar de hoger gelegen transportlijn 3, waarvan ze bijvoorbeeld door de machine 14 kunnen worden opgenomen om op de grond of op een tafel geplaatst te worden. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  De transportbanden 9 en 5 worden aangedreven in de zin weergegeven door de pijlen 44 en 45 en de riemschijven 21 en 31 worden aangedreven in de zin weergegeven door de pijlen 46 en 47. 



  Telkens   een   van de bloempotten 1 de twee meeneeminrichtingen 17 en 18 bereikt, wordt hij onder zijn bovenste rand tussen de twee riemen 24 en 34 van deze meeneeminrichtingen 17 en 18 gegrepen. Doordat deze hellend opgesteld zijn, wordt deze bloempot 1 van de band 5 opgelicht en, met een snelheid die groter is dan de snelheid van de band 5, verplaatst tot boven de band 9. 



  De riemschijven 21 en 31 zijn zo gelegen dat de bloempot 1 zieh enkele millimeter boven de bovenzijde van de band 9 bevindt wanneer hij deze laatste bereikt. 



  Doordat de riem 24 rond de riemschijf 23 omkeert, wordt deze bloempot 1 vrijgelaten en valt hij op de band 9, terwijl de riem 40 van de deflector 39 deze bloempot 1 van richting doet veranderen en leidt naar het midden van de eindeloze band 9 die deze bloempot 1 verder in de zin van de pijl 45 meeneemt. 



  Het is duidelijk dat door de rotatiezin van alle motoren om te keren de bloempotten 1 in tegengestelde richting kunnen worden verplaatst en dus kunnen worden overgebracht van de hoogste transportlijn 3 naar de laagste transportlijn 2. 



  Het verdient in dit geval de voorkeur de twee meeneeminrichtingen 17 en 18 iets hoger te plaatsen zodat de bloempotten 1 wanneer ze door deze laatste vrijgelaten worden zieh nog enkele millimeter boven de band 5 bevinden. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 De afstand tussen de meeneeminrichtingen 17 en 18 kan instelbaar gemaakt worden om de middelen 4 te kunnen aanpassen aan de grootte van de bloempotten 1. 



  De meeneemelementen van deze meeneeminrichtingen 17 en 18 kunnen in plaats van riemen 24 of 34 banden zijn, waarbij de riemschijven dan wielen zijn. Het aantal riemschijven of wielen moet niet noodzakelijk drie zijn, maar minstens twee. 



  De deflector 39 moet ook niet noodzakelijk verbonden zijn aan de meeneeminrichting 18 maar kan een onafhankelijk werkende eindeloze transportinrichting zijn. Deze deflector 39 moet trouwens niet noodzakelijk een eindeloze transportinrichting zijn maar kan bestaan uit al dan niet aangedreven geleidingsrollen of zelfs uit een stationaire geleiding. 



  Met de hiervoor beschreven middelen 4 om de   bloempotten l   van transportlijn te veranderen, worden deze laatste feilloos en snel van de ene naar de andere transportlijn 2, 3 overgebracht. 



  Hierbij kan de transportlijn 3 tijdens dit overbrengen, bijvoorbeeld samen met de machine 14, zonder problemen worden verplaatst. 



  Doordat de meeneeminrichtingen 17 en 18 verbonden zijn met het gestel 13 van deze machine 14 worden ze immers mee verplaatst. 



  In een variante kunnen deze meeneeminrichtingen 17 en 18 evenwel niet met dit gestel 13 verbonden zijn maar bijvoorbeeld rechtstreeks op het gestel 12 van de transportlijn 3 vastgemaakt zijn. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 



  Indien de machine 14 niet verrijdbaar is, kunnen de meeneeminrichtingen 17 en 18 zelfs op een al dan niet verrijdbaar eigen onderstel aangebracht zijn. 



  De transportlijn 3 kan een standaardlengte bezitten en met een gedeelte aan de van de machine 14 afgekeerde zijde ten opzichte van de transportlijn 2 uitsteken. Dit laat toe dat deze transportlijn 2 op andere plaatsen is gelegen in de langsrichting van de transportlijn 3 en dus de transportinrichting aan te passen aan andere afmetingen van de tafels en/of de machine 14. 



  Deze variabele ligging van de transportlijn 2 laat zelfs toe het gestel 13 van de machine 14 instelbaar te maken om over rails met verschillende afstanden van elkaar te kunnen rijden. 



  De hoek tussen de transportlijnen 2 en 3 moet niet noodzakelijk 900 zijn. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke transportinrichting voor bloempotten en middelen om bloempotten van transportlijn te veranderen, kunnen in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de hieraan toegevoegde conclusies te treden.

Claims (1)

1. Conclusies. l.-Transportinrichting voor bloempotten (1), welke transportinrichting twee nagenoeg horizontale transportlijnen (2, 3) bevat die een hoek met elkaar maken en middelen (4) om de bloempotten (1) van transportlijn te veranderen, daardoor gekenmerkt dat de bovenzijden van de twee transportlijnen (2, 3) op verschillende niveaus gelegen zijn en dus deze transportlijnen (2, 3) elkaar kunnen kruisen, terwijl de middelen (4) om de bloempotten (1) van transportlijn te veranderen minstens twee tegenover elkaar opgestelde eindeloze meeneeminrichtingen (17, 18) bevatten die langs de bovenzijde van de laagste transportlijn (2) zijn gelegen en tot aan de bovenzijde van de hoogste transportlijn (3) reiken, waarbij de naar elkaar gekeerde gedeelten van de eindeloze aangedreven meeneemelementen (21,

   31) van deze meeneeminrichtingen (17, 18) zich op een afstand van elkaar bevinden die kleiner is dan de breedte van de bovenkant van de bloempotten (1) zodat deze bloempotten (1) tussen voornoemde gedeelten kunnen gegrepen en meegenomen worden, en tevens over een afstand hellend zijn zodat deze meegenomen bloempotten (l) bij hun verplaatsing door de meeneemelementen (21, 31) ook in hoogte worden verplaatst tussen de ene en de andere transportlijn (2, 3).

   2.-Transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat minstens een van de transportlijnen (2, 3) ten opzichte van de andere verplaatsbaar is en de meeneeminrichtingen (17, 18) met deze verplaatsbare transportlijn (3) verbonden zijn zodat ze gelijktijdig met deze transportlijn (3) worden verplaatst. <Desc/Clms Page number 13> 3.-Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de eindeloze meeneemelementen (21, 31) riemen of banden zijn en de meeneeminrichtingen (17, 18) een gestel (19, 29) bevatten, minstens twee riemschijven of wielen (21, 22, 23 ; 31, 32, 33) en middelen (27, 37) om minstens een van deze riemschijven of wielen aan te drijven.

   4.-Transportinrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat boven de hoogste transportlijn (3) een deflector (39) opgesteld is om de EMI13.1 bloempotten (1) van deze transportlijn (3) tussen de meeneeminrichtingen (17, 18) te leiden. 5.-Transportinrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat deze deflector (39) een bijkomende eindeloze meeneeminrichting is die onder een hoek ten opzichte van de hoogste transportlijn (3) opgesteld is.

   6.-Transportinrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het gestel en de aandrijving van de bijkomende meeneeminrichting gemeenschappelijk zijn met een EMI13.2 van voornoemde meeneeminrichtingen (17, 7.-Transportinrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de transportlijnen (2, 3) elkaar nagenoeg loodrecht kruisen.

   8.-Transportinrichting volgens een van de vorige conlusies, daardoor gekenmerkt dat een van de transportlijnen (3) deel uitmaakt van of gekoppeld is aan een machine (14) voor het behandelen, bijvoorbeeld opnemen en neerzetten, van bloempotten (1). <Desc/Clms Page number 14> EMI14.1

   9.-Transportinrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de machine (14) voor het behandelen van bloempotten (1) een verrijdbaar gestel (13) bezit en de meeneeminrichtingen (17, 18) aan dit gestel vastgemaakt zijn.

   10.-Middelen om bloempotten van transportlijn te veranderen uit de transportinrichting volgens een van de vorige conclusies.

   11.-Middelen om bloempotten van transportlijn te veranderen, daardoor gekenmerkt dat ze minstens twee tegenover elkaar opgestelde eindeloze meeneeminrichtingen (17, 18) bevat.