NL8902377A - Potplantentransporteur. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Potplantentransporteur.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van meerdere potplanten waarbij de inrichting is voorzien van middelen om tenminste in een rij geplaatste plantpotten op te heffen en te verplaatsen

Een dergelijke inrichting is bekend en omvat meer in het bijzonder meerdere stijve, U-vormige steunorganen, die elk dienen voor het ondersteunen van slechts een plantpot tijdens het opheffen en verplaatsen daarvan. De steunorganen zijn voorts, bij voorkeur onder een hoek van 90° verbonden met een gestel van het Neurenbergsysteem dat het tevens mogelijk maakt om de plantpotten op een zekere afstand van elkaar te plaatsen.

Voorts is het bekend om meerdere potplanten te transporteren door de potplanten te plaatsen op laadborden, de van potplanten voorziene laadborden op te heffen en te verplaatsen, bij voorkeur met bijvoorbeeld een vorkheftruck,

Jf en op de gewenste plaats de potplanten voor de verdere behandeling van de planten met de hand van de laadborden te nemen en neer te zetten.

Het bezwaar van de bekende inrichtingen is dat zij zeer arbeidsintensief zijn en bovendien bij toepassing van laadborden voorzieningen moeten worden getroffen om te voorkomen dat potten tijdens het transport van de laadborden daar vanaf vallen. Daarentegen worden bij toepassing van de U-vormige steunorganen deze organen, vanaf enige hoogte, onder de bovenranden van de plantpotten gebracht, welke handeling gemakkelijk leidt tot beschadiging van de bladeren van de in de potten aanwezige planten.

Gevonden is nu een inrichting die deze bezwaren niet bezit.

De inrichting volgens de uitvinding wordt hierdoor gekenmerkt dat de inrichting is voorzien van tenminste een met een gestel verbonden draagvlak voor plantpotten, bestaande uit tenminste twee langwerpige dragers, waarbij de afstand tussen de naburige dragers kleiner is dan de diameter aan de bovenzijde van een plantpot, doch groter dan de diameter aan de onderzijde van deze plantpot.

De inrichting volgens de uitvinding bezit het voordeel dat een koppeling tot stand kan worden gebracht met middelen om de inrichting horizontaal te kunnen verplaatsen.

Dergelijke middelen bestaan doelmatig uit een vorkheftruck of een handkar. Aldus is een eenvoudige en gemakkelijke verplaatsing van het draagvlak gewaarborgd.

Doordat de afstand tussen de naburige dragers groter is dan de diameter aan de onderzijde van de in een rij geplaatste plantpotten kunnen de langwerpige dragers kontakt-vrij langs deze potten worden bewogen. Doordat voorts de afstand tussen de naburige dragers eveneens kleiner is dan de diameter aan de bovenzijde van de in de rij geplaatste plantpotten, worden deze plantpotten opgeheven wanneer het draagvlak naar boven wordt bewogen. Dit opheffen van de potplanten vindt derhalve plaats vanaf de onderzijde van de potten zodat de planten zelf niet worden beschadigd tijdens het opheffen en verplaatsen.

Doordat bovendien de potplanten op een positie tussen de bovenrand en de onderzijde van de potten worden ondersteund tijdens het opheffen en verplaatsen bestaat er geen risico dat een of meerdere potten tijdens het opheffen verloren gaan.

Bij voorkeur is de inrichting voorzien van meerdere, in het bijzonder twee draagvlakken voor plantpotten. De draagvlakken zijn doelmatig zodanig ten opzichte van elkaar met het gestel verbonden dat tenminste in de laagst mogelijke stand de langwerpige dragers van een draagvlak rusten op de dragers van het daaronder aanwezige draagvlak. Hoewel het aantal draagvlakken kan worden gevarieerd, wordt de bovengrens daa-rvan bepaald door de dikte van de toegepaste langwerpige dragers. Vanuit de beginstand van de inrichting, d.w.z. die stand waarbij alle draagvlakken op elkaar rusten en gereed zijn om de eerste rij plantpotten op te kunnen heffen, kan dit opheffen namelijk alleen plaatsvinden wanneer de totale dikte van de op elkaar gestapelde langwerpige dragers van de opeenvolgende draagvlakken nog een in hoofdzaak kontaktvrije passage daarvan langs de plantpotten mogelijk maakt.

Met voordeel is elk draagvlak voorzien van tenminste drie, bij voorkeur dertien in hoofdzaak horizontale, langwerpige dragers. Aldus is het mogelijk om per draagvlak tenminste twee bij voorkeur twaalf rijen plantpotten tegelijk op te heffen en te verplaatsen.

Bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvinding verbonden met een bedieningsinrichting voor automatische besturing van de inrichting. De toepassing van een dergelijke inrichting maakt het mogelijk om op eenvoudige wijze, zonder menselijke krachtsinspanning, een groot aantal plantpotten tegelijk op te heffen en op afstand van de oorspronkelijke plaats weer neer te zetten.

Doelmatig zijn de vrije uiteinden van de dragers voorzien van plantpotvergrendelingsmiddelen.

Deze middelen voorkomen dat plantpotten op een willekeurig tijdstip tijdens het opheffen en verplaatsen van de potten vanaf de vrije uiteinden van de dragers worden verloren.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening, waarin

Fig. 1 - een perspektivisch vooraanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft;

Pig. 2 - een perspektivisch aanzicht toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 3 - een ander aanzicht van een- inrichting volgens fig. 2 toont, en

Fig. 4a-4d vooraanzichten tonen van enkele stadia tijdens het opheffen van plantpotten met de inrichting volgens fig. 2.

Fig. 5 - een zijaanzicht toont van een inrichting volgens fig. 3, gekoppeld aan een vorkheftruck.

In fig. 1 is een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven.

Zoals is weergegeven omvat de inrichting langwerpige, bij voorkeur horizontale dragers zoals 1 en 2, die zijn verbonden met een gestel 3. Dit gestel 3 is voorzien van een koppelorgaan 4, waardoor het mogelijk is om de inrichting te koppelen aan bijvoorbeeld een vorkheftruck.

Opgemerkt wordt dat dit koppelorgaan elke voor het onderhavige doel geschikte vormgeving kan bezitten, en is ter vereenvoudiging niet nader weergegeven.

Het is aldus mogelijk om de inrichting zowel vertikaal als horizontaal te verplaatsen.

Opgemerkt wordt dat de afstand tussen de dragers uiteraard is aangepast aan de afmetingen van de te verplaatsen plantpotten. Wanneer de lengte van de dragers en de breedte van het draagvlak + 1,5 m. bedragen, kunnen met de weergegeven inrichting, die 13 dragers omvat, 12 rijen plantpotten met in elke rij 12 potten worden opgeheven en verplaatst. Door derhalve de inrichting te koppelen aan bijvoorbeeld een vorkheftruck is het aldus mogelijk om zonder enige menselijke krachtsinspanning 144 potplanten tegelijk op te heffen en te verplaatsen. Uiteraard kan dit aantal per draagvlak worden gewijzigd door het aantal dragers aan te passen.

In fig. 2 is een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding schematisch weergegeven.

Meer in het bijzonder omvat deze uitvoeringsvorm twee boven elkaar geplaatste draagvlakken voor plantpotten, bestaande uit langwerpige dragers zoals 1 en 2, resp. 6 en 7. Het draagvlak met de dragers 1 en 2 is verbonden met gestel 3, dat is voorzien van een koppelorgaan 4 om een koppeling mogelijk te maken aan bijvoorbeeld een vorkheftruck. Gestel 5 dat is verbonden met de dragers zoals 6 en 7, is zodanig verbonden met gestel 3 dat een vertikale verplaatsing langs de kolommen van gestel 3 tot stand kan worden gebracht. Dit kan bijvoorbeeld worden gewaarborgd met behulp van een zuigerinrichting 8. Opgemerkt wordt dat de dragers 1 en 6, resp. 2 en 7 van de beide draagvlakken in de beginstand op elkaar rusten en doelmatig dezelfde breedte en onderlinge afstand bezitten. In fig. 3 is schematisch de toestand weergegeven waarbij gestel 5 vertikaal is verplaatst ten opzichte van gestel 3.

De werking van de inrichting volgens de uitvinding is als volgt, uitgaande van plantpotten die allen rusten op een ondergrond.

De inrichting zoals is weergegeven in fig. 2, waarbij de draagvlakken op elkaar rusten, wordt zodanig verplaatst dat de op te heffen en te verplaatsen rijen plantpotten zich bevinden tussen de opeenvolgende drager-samenstellen (1, 6 en 2, 7 enz.).

Hoewel de inrichting in het hier weergegeven uitvoe-ringsvoorbeeld twee draagvlakken bezit, kan dit aantal worden uitgebreid, mits wordt gewaarborgd dat de daardoor verkregen totale hoogte van de boven elkaar aanwezige dragers een probleemvrije passage daarvan in de beginstand, langs de op te heffen plantpotten, mogelijk is.

De tussen de dragersamenstellen aanwezige plantpotten worden vervolgens opgeheven door het gestel 5 vertikaal ten opzichte van gestel 3 te verplaatsen. Doordat de afstand tussen naburige dragers kleiner is dan de diameter aan de bovenzijde van een plantpot, zullen de plantpotten tussen de dragers blijven hangen.

Het met gestel 5 verbonden draagvlak wordt op een zodanige afstand van het met gestel 3 verbonden draagvlak gebracht dat de met gestel 3 verbonden dragers zoals 1 en 2 kunnen worden toegepast om een volgende verzameling plantpotten op te heffen.

De op de diverse draagvlakken aanwezige plantpotten worden vervolgens getransporteerd en op de gewenste plaats neergezet door de hierboven uiteengezette handelingen in omgekeerde volgorde uit te voeren.

Fig. 4 toont enkele stadia tijdens het opheffen van plantpotten met een inrichting zoals in fig. 2 is weergegeven, d.w.z. met twee draagvlakken. Meer in het bijzonder is in fig. 4a de beginstand weergegeven, waarbij de dragersamenstellen 1, 6 en 2, 7 zich nabij de bodem van de plantpot en ter weerszijden daarvan bevinden. In fig. 4b is de toestand weergegeven waarbij het draagvlak met de dragers 6, 7 is verplaatst door gestel 5 te verplaatsen, zodanig dat de plantpotten nog juist steunen op de ondergrond. Door verdere verplaatsing van gestel 5 worden de plantpotten opgeheven (fig. 4c) en kan met de in de beginstand gebleven dragers, zoals 1, 2 verbonden met gestel 3, een andere verzameling plantpotten worden opgeheven (zie fig. 4d).

Opgemerkt wordt dat de dragers (1, 2, 6, 7) zijn weergegeven met een rechthoekige doorsnede. Het zal de deskundige echter duidelijk zijn dat deze eveneens bijvoorbeeld een ronde doorsnede kunnen bezitten. Voorts kunnen de dragers hol zijn.

Voorts kunnen de vrije uiteinden van de dragers zijn voorzien van plantpotvergrendelingsmiddelen. Dergelijke middelen dienen om te voorkomen dat de nabij de uiteinden van de dragers aanwezige plantpotten tijdens het opheffen en verplaatsen van de inrichting daar vanaf vallen.

Fig. 5 toont in zij-aanzicht een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, bestaande uit twee draagvlakken, die zijn voorzien van te verplaatsen potplanten, en waarbij de inrichting is gekoppeld aan een (gedeeltelijk weergegeven) vorkheftruck. Uiteraard kan het aantal draagvlakken worden uitgebreid, mits de totale hoogte van de op elkaar geplaatste langwerpige dragers een probleem-vrije passage daarvan langs de plantpotten niet in de weg staat.

Claims (5)

1. Inrichting voor het transporteren van meerdere potplanten waarbij de inrichting is voorzien van middelen om tenminste in een rij geplaatste plantpotten op te heffen en te verplaatsen, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van tenminste een met een gestel verbonden draagvlak voor plantpotten, bestaande uit tenminste twee langwerpige dragers, waarbij de afstand tussen de naburige dragers kleiner is dan de diameter aan de bovenzijde van een plantpot, doch groter dan de diameter aan de onderzijde van deze plantpot.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van meerdere, bij voorkeur twee draagvlakken voor plantpotten.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk draagvlak is voorzien van tenminste 3, bij voorkeur 13, in hoofdzaak, horizontale, langwerpige dragers (1, 2; 6, 7).

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de vrije uiteinden van de dragers zijn voorzien van plantpot-vergrendelingsmiddelen.

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de inrichting is verbonden met een bedieningsinrichting voor automatische besturing van de inrichting.