NL1015098C2 - Vergrendelingssysteem voor een pompdispenser. - Google Patents

Description

I 1

Vergrendelingssysteem voor een porapdispenser

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vergrendelingssysteem voor een pompdispenser, omvattende een pompafsluiter en een daarin beweegbaar geplaatste zuigerstang.

Pompdispensers zijn algemeen in de techniek bekend.

5 Dergelijke inrichtingen worden bijvoorbeeld gebruikt voor het afgeven van een vooraf te bepalen hoeveelheid vloeibare zeep, huidcrème, of andere vloeibare stoffen. Met behulp van een veer wordt de zuigerstang ten opzichte van de pompafsluiter in een hoogste positie gehouden en waarbij de zuigerstang tegen 10 de werking van de veer in naar beneden kan worden bewogen. Een algemeen nadeel van dergelijke pompdispensers is dat elke keer wanneer een dispenserkop, die is bevestigd op de zuigerstang, wordt ingedrukt er een hoeveelheid van de vloeistof wordt af-gegeven. Hoewel dit tijdens gebruik gewenst is, is dit tijdens 15 transport in het algemeen niet het geval. Een oplossing voor dit probleem is het plaatsen van een vulstuk tussen de dispenserkop en de pompafsluiter om een neerwaartse beweging van de dispenserkop, en derhalve het afgeven van een gedeelte van de vloeistof, onmogelijk te maken. Hierbij bestaat echter het na-20 deel dat een dergelijk vulstuk na het eerste gebruik gewoonlijk wordt weggegooid waardoor het later niet meer mogelijk is om de pompdispenser in zijn geheel op een geschikte wijze te vervoeren. Bovendien heeft een dergelijk systeem het nadeel dat de dispenser in de vergrendelde positie veel ruimte in-25 neemt. Tevens zijn in de handel pompdispensers verkrijgbaar waarbij de dispenserkop aan zijn onderzijde nabij de zuigerstang is voorzien van uitwendig schroefdraad, waarmee deze vast gedraaid kan worden op de pompafsluiter die van daarmee samenwerkend inwendig schroefdraad is voorzien. Een nadeel van 30 dit systeem is echter dat verscheidene draaibewegingen nodig zijn om de dispenserkop en de zuigerstang in een neerwaartse positie te houden.

De pompdispensers volgens de stand der techniek hebben derhalve het algemene nadeel dat er een beveiliging wordt 35 verschaft waardoor de dispenser veel ruimte inneemt, dan wel dat er omvangrijke handelingen nodig zijn om de dispenser in een vergrendelde toestand te brengen.

1 0 1 50 9 8"» - 2 -

De onderhavige uitvinding heeft nu tot doel een verbeterd vergrendelingssysteem voor een pompdispenser te verschaffen. Daartoe is de zuigerstang van het vergrendelingssysteem voor een pompdispenser voorzien van ten minste één zich 5 over een afstand van een eerste tot een tweede uiteinde longitudinaal uitstrekkende ribbe, en is de pompafsluiter voorzien van ten minste één groef voor geleiding daarin van de ribbe en ter voorkoming van een rotatiebeweging van de zuigerstang ten opzichte van de pompafsluiter, waarbij het eerste uiteinde van 10 de ribbe bij het in een naar beneden gebrachte positie uit de groef verwijderbaar is, zodanig dat een rotatiebeweging van de zuigerstang ten opzichte van de pompafsluiter mogelijk is.

Hierdoor wordt verkregen, dat wanneer de ribbe bij het naar beneden voeren van de zuigerstang in de groef in de 15 pompafsluiter wordt geleid, zodanig dat het hoogste deel van de ribbe onder het onderste uiteinde van de groef wordt gevoerd, de zuigerstang geroteerd kan worden. Door de veerwer-king wordt de zuigerstang vervolgens weer omhoog geduwd, totdat het eerste uiteinde van de ribbe tegen de onderzijde van 20 de pompafsluiter steunt. Hierdoor wordt voorkomen dat de zuigerstang zich weer omhoog beweegt, tenzij de ribbe in de groef door de pompafsluiter wordt geleid.

Om te voorkomen dat de ribbe door rotatie van de zuigerstang, welke bijvoorbeeld geïnduceerd kan worden door een 25 beweging tegen de dispenserkop, in de groef wordt geleid, en door de veerwerking weer naar boven wordt gedrukt, heeft het de voorkeur dat de pompafsluiter, axiaal verplaatst ten opzichte van de ten minste ene groef, is voorzien van ten minste één, slechts van onderen toegankelijke, uitholling. Door de 30 zuigerstang zodanig te roteren dat de ribbe onder deze uitholling wordt gebracht, zal de ribbe door de veerwerking in de uitholling wordt gedrukt, waardoor een rotatiebeweging niet meer mogelijk is. Om de ribbe uit deze vergrendelde positie te verwijderen, dient de zuigerstang eerst enigszins naar beneden 35 te worden gedrukt en vervolgens weer geroteerd, totdat de ribbe in de groef kan worden geleid.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het van voordeel wanneer het wandgedeelte aan weerszijden van het toegangsgedeelte aan de onderzijde van de groef, en eventueel 40 aan weerszijden van het toegangsgedeelte aan de onderzijde van 1015098» I ‘ - 3 - de uitholling, afgerond is. Hierdoor wordt verkregen dat de ribbe eenvoudig in de groef, respectievelijk de uitholling, kan worden geleid.

Volgens nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm, is 5 het van voordeel dat het tweede uiteinde van de ribbe, dat zich op een lagere positie op de zuigstang bevindt dan het eerste uiteinde, zich bevindt nabij het onderste uiteinde van de zuigerstang, zodanig dat deze zich in de groef bevindt wanneer de zuigerstang zich, vanwege de veerwerking, in de hoog-10 ste positie bevindt. Hierdoor wordt ten eerste verkregen dat er bij het naar beneden drukken van de zuigerstang geen verdraaiing daarvan ten opzichte van de pompafsluiter mogelijk is. Ten tweede zal de zuigerstang daardoor bij het omlaag drukken zijn maximale slag kunnen maken, wat niet het geval 15 zou zijn wanneer het tweede uiteinde zich in de ruststand op een positie hoger dan de pompafsluiter bevindt en bij het naar beneden bewegen van de zuigerstang niet in de groef wordt geleid. Ten derde wordt hierdoor altijd een goede uitgangspositie verkregen wanneer de zuigerstang naar beneden wordt ge-20 drukt om deze vervolgens te kunnen vergrendelen.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm kan het tweede uiteinde van de ribbe zich op een positie dichter bij het eerste uiteinde daarvan bevinden. In dat geval is het mogelijk om de dispenserkop in elke gewenste positie te draaien bij het 25 gebruik daarvan. Hierbij dient het tweede uiteinde zich op een zodanig hoge positie te bevinden, dat de zuigerstang voldoende naar beneden kan worden gedrukt om een gewenste hoeveelheid vloeistof te kunnen verdelen, wanneer het tweede uiteinde niet in de groef wordt geleid, maar de bovenzijde van de pompaf-30 sluiter raakt.

Verdere mogelijkheden en voordelen, alsmede varianten, zullen duidelijk worden uit de hierna volgende beschrijving van de uitvinding, welke wordt gegeven aan de hand van de figuren.

35 De figuren tonen een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.

Fig. l toont een zijaanzicht van een gedeelte van een pompdispenser, waarbij deze gedeeltelijk in doorsnede is weergegeven .

; a r /-j p - 4 -

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van de zuigerstang in de pompafsluiter in de richting van de pijlen II-II in Fig. 1.

Fig. 3 toont een zijaanzicht van een pompdispenser met een gedeeltelijke uitsnede.

5 Fig. 4 toont een onderaanzicht van de pompdispenser volgens de uitvinding in de richting van de pijlen IV-IV van Fig. 3.

Fig. 5 toont een onderaanzicht van een pompdispenser, langs de lijn V-V in Fig. 1.

10 Fig. 6 toont een bovenaanzicht in de richting van de pijlen VI-VI in Fig. 3.

Fig. 7 toont een dwarsdoorsnede van de pompafsluiter in de richting van de pijlen VII-VII in Fig. 2.

Fig. 8 toont een dwarsdoorsnede van de pompafsluiter 15 in de richting van de pijlen VIII-VIII in Fig. 6.

In Fig. 1 wordt een deel van een pompdispenser getoond, waarin duidelijk zijn te onderscheiden de dis-penserkop 1, de zuigerstang 2, een pompafsluiter 3, alsmede een cilinder 4 en een veer 5. Op de zuigerstang 2 zijn, 180° 20 ten opzichte van elkaar over de zuigerstang 2 verdeeld, twee longitudinale ribben 6 voorzien. In de weergegeven positie steunt een aan de onderzijde van de zuigerstang 2 bevestigd verbreed gedeelte tegen een onderzijde van de pompafsluiter 3. De veer 5 zorgt voor een stevig contact tussen dit verbrede 25 gedeelte en de pompafsluiter 3.

In Fig. 2 wordt een bovenaanzicht van de afsluiter 3 getoond in de richting van de pijlen II-II van Fig. 1. Duidelijk in deze figuur te onderscheiden zijn de afsluiter 3, de zuigerstang 2 en de twee ribben 6. De ribben 6 worden geleid 30 door groeven 7 in de pompafsluiter 3. Uit de figuren blijkt duidelijk dat ten gevolge van de ribben 6 een rotatiebeweging van de zuigerstang ten opzichte van de pompafsluiter tijdens een neergaande beweging en in rust niet mogelijk is.

Wanneer de zuigerstang naar beneden wordt gedrukt zal 35 een eerste uiteinde 11 van de ribbe 6 door en vervolgens tot onder de groef 7 in de pompafsluiter 3 worden gevoerd. Wanneer het eerste uiteinde 11 onder de pompafsluiter is gevoerd, is het mogelijk om een rotatiebeweging aan de pompafsluiter uit te voeren. Wanneer de zuigerstang vervolgens wordt losgelaten, 40 zal, door de opwaartse kracht die door de veer 5 wordt uitge- " ~ ^ ' v - 5 - oefend op de zuigerstang, het eerste uiteinde 11 van de ribben 6 tegen de onderzijde van de pompafsluiter 3 worden gedrukt. Een verdere opwaartse verplaatsing van de zuigerstang 2 is dan niet mogelijk. De zuigerstang is derhalve in de onderste posi-5 tie gefixeerd.

Fig. 3 toont de pompdispenser volgens Fig. l, waarbij de zuigerstang zich bevindt in een onderste positie, en waarbij de ribbe 6 zich met zijn boveneinde bevindt in een uitholling 8 welke is voorzien in de onderzijde van de pompafsluiter 10 3. De zuigerstang 2 is hierbij 90° verdraaid ten opzichte van de stand zoals weergegeven in Fig. 1. De dispenserkop 1 wordt in deze Fig. 3 van zijn achterzijde getoond, terwijl de pompaf sluiter 3 van dezelfde zijde wordt getoond als in Fig. 1. De uitholling 8 is derhalve 90° verplaatst ten opzichte van de 15 groef 7. Duidelijk in deze Fig. 3 is te zien dat het randge-deelte aan weerszijden van het toegangsgedeelte van de uitholling 8 enigszins afgerond is. Hierdoor is het makkelijker om het eerste uiteinde 11 van de ribbe 6 in de uitholling 8 te positioneren. Door de uitholling 8 te voorzien, wordt verkre-20 gen dat het niet zondermeer mogelijk is om de dispenserkop 1 te verdraaien, waardoor de ribbe 6 met zijn uiteinde 11 in de groef 7 zal worden gevoerd waardoor het geheel weer naar boven zou kunnen worden gedrukt door de veer 5.

Fig. 4 toont een doorsnede in de richting van de pij-25 len IV-IV in Fig. 3, waarbij duidelijk de groeven 7 alsmede de uithollingen 8 zijn te onderscheiden. Tevens is duidelijk te zien dat de ribben 6 zich bevinden in de uithollingen 8.

Fig. 5 toont een doorsnede in de richting van de pijlen V-V in Fig. 1, en komt in grote lijnen overeen met het 30 aanzicht als weergegeven in Fig. 4, maar waarbij de zuigerstang 2 over 90° is verdraaid. In dit geval bevinden de ribben 6 zich in de groeven 7, en zijn de uithollingen 8 vrij.

Fig. 6 toont een aanzicht in de richting van de pijlen VI-VI van Fig. 3, waarbij de groeven 7 vrij zijn, en waar-35 bij de ribben 6 (niet getoond) zich onder de afdekplaat 3 bevinden .

Fig. 7 toont een doorsnede van de pompaf sluiter 3, in de richting van de pijlen VII-VII van Fig. 2. De zuigerstang 2 alsmede de ribben 6 zijn in deze figuur weggelaten. In deze ** r - 6 - figuur is de uitholling 8 duidelijk te zien, alsmede de afgeronde randgedeelten 10 aan weerszijden daarvan.

Fig. 8 toont een dwarsdoorsnede in de richting van de pijlen VIII-VIII van Fig. 6, waarbij duidelijk de groef 7 kan 5 worden herkend. Ook de groef 7 is voorzien van afgeronde, in feite taps toelopende, wandgedeelten aan weerszijden van het toegangsgedeelte aan de onderzijde van de groef 7. Hierdoor wordt een eenvoudige positionering van het eerste uiteinde 11 van de ribbe 6 van onderen af mogelijk.

10 Het is mogelijk om de ribbe 6 korter uit te voeren dan zoals weergegeven in de figuren. Bijvoorbeeld is het mogelijk om met name het tweede uiteinde 12 te verplaatsen naar een positie dichter bij het eerste uiteinde 11. In dat geval is het mogelijk om de zuigerstang, alsmede de daarmee verbon-15 den dispenserkop 1 vrij te roteren. Indien het tweede uiteinde 12 voldoende hoog is aangebracht, is er voldoende mogelijkheid om de zuigerstang 2 en de daarmee verbonden dispenserkop 1 over een zodanige afstand naar beneden te bewegen dat een gewenste hoeveelheid vloeistof wordt opgepompt.

20 Tevens is het mogelijk om de ribbe 6 als een inte graal gedeelte van de zuigerstang 2 uit te voeren, bijvoorbeeld door deze zuigerstang 2 ovaal te maken, waarbij de grootste diameter aan weerszijden van de zuigerstang 2 de twee ribben 6 vormt. De zuigerstang kan daarbij boven het eerste 25 uiteinde 11 cilindrisch zijn gevormd. De pompafsluiter 3 omvat in dat geval een opening welke een overeenkomstige ovale doorsnede heeft, waarbij het ovale gedeelte bij een naar beneden verplaatste positie onder de pompafsluiter 3 wordt gevoerd, waardoor deze kan worden geroteerd. Ook in dat geval zal het 30 eerste uiteinde 11 tegen de onderzijde van de pompafsluiter 3 steunen.

De uitvoeringsvormen zoals deze in de figuren staan weergegeven dienen niet te worden opgevat als een beperking van het bereik van de uitvinding. Aanpassingen en verbeterin-35 gen kunnen eenvoudig door een deskundige in de techniek worden aangebracht ten opzichte van de in de tekeningen weergegeven en de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen. De beschermings-omvang van de uitvinding wordt slechts bepaald door de hierna volgende conclusies.

1015098*

Claims (5)

1. Vergrendelingssysteem voor een pompdispenser, omvattende : een pompafsluiter (3) en 5 een daarin beweegbaar geplaatste zuigerstang (2), waarbij de zuigerstang (2) is voorzien van ten minste één zich over een afstand van een eerste uiteinde (11) tot een tweede uiteinde (12) longitudinaal uitstrekkende ribbe (6) , en de pompafsluiter (3) is voorzien van ten minste één groef 10 (7) voor geleiding daarin van de ribbe (6), waarbij het eerste uiteinde (11) van de ribbe (6) bij het in een naar beneden gebrachte positie uit de resp. groef (7) verwijderbaar is, zodanig dat een rotatiebeweging van de zuigerstang (2) ten opzichte van de pompafsluiter (3) mogelijk 15 is.

2. Vergrendelingssysteem voor een pompdispenser volgens conclusie 1, waarbij de pompafsluiter (3), axiaal verplaatst t.o.v. de ten minste ene groef (7), is voorzien van ten minste één, slechts van onderen toegankelijke, uitholling 20 (8) .

3. Vergrendelingssysteem voor een pompdispenser volgens conclusie 1 of 2, waarbij het wandgedeelte aan weerszijden van het toegangsgedeelte aan de onderzijde van de groef (7) afgerond is.

4. Vergrendelingssysteem voor een pompdispenser vol gens conclusie 2 of 3, waarbij het wandgedeelte aan weerszij -den van het toegangsgedeelte van de uitholling (8) afgerond is.

5. Vergrendelingssysteem voor een pompdispenser vol-30 gens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede uiteinde (12) van de ribbe (6) zich op een zodanige positie bevindt, dat deze zich in de groef (7) bevindt wanneer de zuigerstang (2) zich in een bovenste positie bevindt. 1. i v