NL1011473C2 - Stelsel voor het bevestigen van een paneel. - Google Patents

Description

Titel: Stelsel voor het bevestigen van een paneel.

De onderhavige uitvinding betreft een stelsel voor het bevestigen van een paneel op een wand, in het bijzonder op het dak van een voertuig, welke wand voorzien is van 5 een opening, waarbij het paneel met behulp van het stelsel beweegbaar is tussen een eerste of gesloten stand waarin het paneel de opening in hoofdzaak afsluit en een tweede of geopende stand waarin het paneel de opening ten minste gedeeltelijk vrijgeeft, waarbij het stelsel omvat: - een zwenkarm, die zich uitstrekt van een proximaal uiteinde naar een distaai 10 uiteinde en die voorzien is van middelen voor het bevestigen van het paneel, - hefmiddelen, voor het laten roteren van de zwenkarm ten opzichte van de wand, en - aandrijfmiddelen voor het bekrachtigen van de hefmiddelen en voor het laten bewegen van het paneel tussen de eerste en de tweede stand.

15 Het stelsel volgens de onderhavige uitvinding is met name geschikt voor een opendakconstructie voor een auto. Met behulp van het stelsel wordt het dakpaneel verplaatsbaar bevestigd op het dak van de auto.

Een stelsel volgens in de aanhef genoemde soort is bekend uit hel Europese octrooi 20 0.543.427, op naam de aanvraagster. Volgens dit octrooi is het paneel bevestigd in een lijst, die rondom een opening in het dak is aangebracht. Het paneel is bevestigd op twee zwenkarmen, die aan weerszijden aan het paneel zijn bevestigd. Met behulp van deze armen kan het paneel zwenken ten opzichte van de lijst. Het proximale einde van elk van de zwenkarmen is, via een koppelarm, scharnierend verbonden met 25 een proximaal gedeelte van een aandrijfschuif. Deze schuiven kunnen in de rails worden verplaatst. Op elk van de schuiven is bovendien, aan het distale einde daarvan, een hefboom gemonteerd die schamierbaar verbonden is met de zwenkarm. Bij het openen van het paneel worden de aandrijfschuiven, met behulp van bijvoorbeeld een kabel, van een proximaal einde van de rails in distale richting 30 verplaatst. Bij het eerste gedeelte van die beweging zwenkt het paneel, met behulp van de hefbomen, naar een gekantelde stand of hefstand. Het paneel zwenkt daarbij, in de rijrichting van de auto gezien, om de voorzijde, zodat de achterzijde van het paneel uitsleekt boven het dak. Tussen de achterzijde van het paneel en het dak 1 o 1 1 4 7 3,a 2 ontstaat daarbij een ventilatiespleet.

Het feitelijke openschuiven van het dak gebeurt door de aandrijfschuiven verder in de distale richting te bewegen. Aangezien de zwenkarmen en de hefbomen met het de aandrijfschuiven zijn verbonden, verschuiven deze zwenkarmen en hefbomen samen 5 met het daarop gemonteerde paneel als geheel (in de gekantelde stand) in de distale richting van de opening. Door deze schuifbeweging wordt het proximale gedeelte van de opening vrijgeven.

Bij open daken van auto’s is het dat de verhouding tussen het oppervlak van de 10 opening die in het dak is aangebracht (grootte van het paneel) en het oppervlak dat daadwerkelijk kan worden vrijgegeven (maximaal geopende stand) zo gunstig mogelijk is. In het geval dat het paneel over een relatief grote afstand kan worden verplaatst, kan een relatief kleine opening volstaan om een gewenst oppervlak van het dak te openen. Een dergelijke gunstige verhouding tussen de grootte van het paneel 15 en het daadwerkelijk te openen oppervlak vereist, in de constructie volgens de stand van de techniek, dat de afstand tussen het draaipunt van de hefboom met de aandrijfschuif tot het draaipunt van het proximale einde van de zwenkarm, zo klein mogelijk wordt gehouden. Deze afstand tussen het draaipunt aan het proximale einde van de zwenkarm en het draaipunt van de hefboom komt overeen met de lengte 20 waarover het paneel verbonden is met de ondersteunende geleidingsrail en wordt ook wel de basis van het stelsel genoemd. Deze basis is met name van belang voor de stabiliteit van het paneel in de geopende stand. Het zal duidelijk zijn dat in de geopende stand het paneel gaat werken als windvanger. Om te voorkomen dat het stelsel onder invloed van de door de wind uitgeoefende krachten verbuigt of 25 anderszins hinder ondervindt, moet de stabiliteit van het paneel voldoende groot zijn.

In de constructie volgens het hierboven genoemde Europese octrooi is de wens om de opening zo veel mogelijk vrij te geven, strijdig met de wens om het paneel in de geopende stand zo stabiel mogelijk te houden.

30

Het is het doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een stelsel van de in de aanhef genoemde soort met behulp waarvan een paneel kan worden bewogen van een gesloten stand naar een geopende stand, waarbij enerzijds liet paneel zo ver in-· s \ X ** 3 mogelijk kan worden verplaatst om de opening zo veel mogelijk vrij te geven, terwijl anderzijds de stabiliteit van het paneel gedurende de hele beweging daarvan voldoende groot blijft.

5 Dat doel wordt in de onderhavige uitvinding voorzien doordat de zwenkarm twee elementen en omvat, die schuifbaar of telescopisch met elkaar verbonden zijn waarbij het proximale uiteinde van een van de elementen via een draaipunt scharnierend is verbonden met een stationair gedeelte van het stelsel of van de wand.

10 Door deze maatregel wordt bewerkstelligd dat het draaipunt van de zwenkarm stationair is ten opzicht van de ondergrond, dat wil zeggen de wand. Dat betekent dat de zwenkarm bij het openen van het paneel niet als een geheel met het paneel meebeweegt ten opzichte van de wand, maar dat de zwenkarm bij het openschuiven van het paneel in lengte toeneemt. De hefmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een 15 hefboom, kunnen wel meebewegen met het paneel. Het stationaire draaipunt tussen de zwenkarm en de wand enerzijds en het meebewegende draaipunt tussen de wand en de hefmiddelen anderzijds, bewerkstelligen dat de lengte van de basis van het stelsel tijdens het openen van het paneel toeneemt.

Dat is gunstig voor de stabiliteit.

20 De hoekverdraaiing van het paneel ten opzichte van de ondergrond wordt bepaald door enerzijds de lengte van de hefmiddelen en anderzijds dc afstand van de hefmiddelen tot aan het stationaire draaipunt. Daardoor zal de hoekverdraaiing van het paneel ten opzichte van de ondergrond afnemen bij het naar buiten schuiven van het paneel.

25

Volgens een voorkeur hebbende uitvoeringsvorm is het mogelijk dat de zwenkarm een tussenelement omvat, dat enerzijds schuifbaar verbonden is met een eerste element, en anderzijds schuifbaar verbonden is met een derde element. Daarbij is het mogelijk dat de middelen voor het bevestigen van het paneel zijn aangebracht op het 30 derde element.

Door deze maatregel is het mogelijk dat het paneel wordt bevestigd op het distale element, dat schuifbaar is aangebracht op respectievelijk hel eerste en het J f'. - 4 tussenelement van de zwenkarm. Het is daardoor mogelijk dat de bewegingsvrijheid van het paneel ten opzichte van het stationaire draaipunt verder wordt vergroot. De uiterste stand van het paneel ten opzichte van het stationaire draaipunt wordt niet bepaald door de afstand tussen het stationaire draaipunt en het einde van het tweede 5 element, ofwel de afstand tussen het stationaire draaipunt en de hefboom. Door de extra lengte die het derde element verschaft kan het paneel nog verder worden doorgeschoven uit de opening. Daardoor wordt het mogelijk om de opening in de geheel geopende toestand over een relatief groot oppervlak vrij te geven.

10 Verder is het volgens de onderhavige uitvinding mogelijk dat de elementen van de zwenkarm zijn uitgevoerd als telescoopelementen, waarbij het proximale element verbonden is met een eerste uiteinde van een trek-duwband, die via een geleidingsgroef nabij het distale uiteinde van het tussenelement wordt geleid naar een bevestiging voor een tweede uiteinde van de trek-duwband, welke bevestiging is 15 aangebracht op het derde element.

Met behulp van de trek-duwband wordt bewerkstelligd dat wanneer het tussenelement ten opzichte van het proximale element wordt bewogen, automatisch het distale element ook wordt bewogen ten opzichte van het proximale element. Aangezien de 20 trek-duwband zich uitstrekt vanaf proximale element, via een geleidingsgroef in het tussenelement naar een bevestiging op het distale element, zal bij een beweging van het tussenelement ten opzichte van het proximale element het distale element een beweging maken ten opzichte van het tussenelement die groter is dan de beweging van het tussenelement ten opzichte van het proximale element. Wanneer de trek-25 drukband bij het bewegen van de respectievelijke onderdelen niet uitrekt of anderszins van lengte verandert, zal het distale element twee maal zo snel bewegen als het tussenelement.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is het mogelijk dat het stelsel een gelei-30 dingsrail omvat, die zich in de langsrichting van de opening uitstrekt van een proximaal uiteinde naar een distaai uiteinde, waarbij de aandrijfmiddelen verbonden zijn met de hefmiddelen via een aandrijfschuif die in de geleidingsrail beweegbaar is tussen het proximale en het distale uiteinde daarvan, waarbij de helmiddelen met een '101 1 4 7 3 ' 5 eerste uiteinde verbonden zijn met de aandrijfschuif en met een tweede uiteinde verbonden zijn met de zwenkarm. Daarbij is het mogelijk dat de hefmiddelen met het tweede uiteinde daarvan verbonden zijn met het tussenelement en dat de hefmiddelen een hefboom omvatten, waarbij de hefboom met het eerste uiteinde scharnierend 5 verbonden is met de aandrijfschuif en met het tweede uiteinde scharnierend verbonden is met het tussenelement.

De aandrijfschuif, met daarop de hefboom, kunnen voor het openschuiven van het dak, gezamenlijk in distale richting verplaatst worden. De maximale opengeschoven 10 stand wordt bereikt wanneer de aandrijfschuif het distale uiteinde van de rails bereikt. In die stand zal de zwenkarm maximaal uitgeschoven zijn. Doordat het distale element ten opzicht van het tussenelement is bewogen, kan een zeer gunstige verhouding tussen het oppervlak van het paneel en het opgeschoven gedeelte van de opening worden bereikt. Verder zal basis in de maximale stand ook een maximale 15 lengte hebben en daarmee een gunstige invloed op de stabiliteit.

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat het stelsel een koppelarm omvat, die met een eerste uiteinde scharnierend verbonden is met de aandrijfschuif en met een tweede uiteinde scharnierend verbonden is met het tussenelement.

20

Door deze maatregel is het vanuit de gesloten stand mogelijk dal de aandrijfschuif eerst een zekere afstand beweegt ten opzichte van het tussenelement. In dit traject zal de aandrijfschuif vooral de hefboom laten roteren, en daarmee het paneel laten roteren ten opzichte van het dak.

25

Verder voorziet de onderhavige uitvinding in een open-dak constructie voor een voertuig voorzien van het stelsel volgens de uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de volgende 30 figuren, waarin

Figuur 1 een gedeelte van het dak van een auto toont waarin een te openen paneel is aangebracht.

J U I i -- v o *<< 6

Figuur 2 de verschillende onderdelen toont die gebruikt worden in een uitvoeringsvorm van de constructie volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 3 de constructie toont voor een open-dak volgens de onderhavige uitvinding in 5 de gesloten stand.

Figuur 4 de constructie toont volgens de onderhavige uitvinding in opgeklapte toestand.

10 Figuur 5 de constructie toont volgens de onderhavige uitvinding in uitgeschoven toestand.

Figuur 6 een detail weergeeft van de bevestiging van de telescoopclementen van de constructie volgens de onderhavige uitvinding, in de gesloten stand.

15

Figuur 7 de bevestiging toont van de drie telescoopelementen in een tenminste gedeeltelijk geopende stand.

Figuur 1 toont een gedeelte van een auto 1 w'aarbij in het dak 3 een paneel 2 is 20 aangebracht. Het paneel 2 is aangebracht in een opening 66 in hel dak 3. Het paneel is te verplaatsen tussen een eerste stand waarin het paneel 2 de opening in hoofdzaak afsluit, en een tweede stand waarin het paneel 2 is weggeschoven naar de achterzijde van de auto, zodat de opening 66 tenminste gedeeltelijk vrij komt. In de figuur 1 is het dak enigszins geopend, waardoor het paneel 2 uit het dak van de auto 1 steekt.

25

Om het dak te kunnen verplaatsen van de eerste, gesloten stand, naar de tweede, geopende stand, wordt het dak doorgaans eerst gekanteld naar een hefstand om een zwenkas en daarna naar achter geschoven. Dat betekent dat het dak in de schuine stand naar achter beweegt. De gekantelde- of hef-stand wordt doorgaans gebruikt om 30 de binnenruimte effectief te ventileren, terwijl het windgeruis beperkt gehouden wordt. Het is duidelijk dat het paneel in de geopende stand gaat werken als windvanger. In de eerste plaats is het uit aërodynamisch oogpunt van belang dat de hoeveelheid wind die het paneel vangt zo gering mogelijk is. Bovendien is het zo dat 7 hoe meer weerstand het paneel zal ondervinden des te groter de krachten zullen worden die gezet zullen worden op het mechanisme met behulp waarvan het paneel uit het dak wordt bewogen. Om de hierboven genoemde redenen is het daarom voordelig dat het paneel 2 in de geopende stand zo dicht mogelijk bij het dak 3 van 5 de auto blijft. Dat betekent dat ook de hoekverdraaiing waarover het paneel wordt gezwenkt zo klein mogelijk wordt gehouden.

In figuur 2 zijn de onderdelen te zien die gebruikt worden in de constructie die wordt gebruikt voor het naar buiten schuiven van het paneel 2 zoals dat getoond is in figuur 10 1. In het dak 3 van een auto 1 wordt een vaste rail (niet weergegeven) gemonteerd waarin verplaatsbaar een aandrijfschuif 11 geplaatst wordt. Deze aandrijfschuif 11 omvat aan de bovenzijde daarvan een geleidingsgleuf 12. Bovendien omvat de aandrijfschuif 11 bevestigingsogen 13 waarin draaibaar een hefboom 14 geplaatst kan worden.

15

Deze hefboom 14 is enerzijds met nokken 15 verbonden in de bevestigingsogen 13 van de aandrijfschuif 11 en is anderzijds met de bevestigingsnokken 16 draaibaar verbonden met het bevestigingsgedeelte 17 dat is aangebracht in een schuifdeel 18. Het schuifdeel 18 omvat bovendien een gekromde geleidingsbaan 1'λ 20

Aan de aandrijfschuif 11 zit niet alleen de hefboom 14 bevestigd, maar ook de koppelarm 20. Deze koppelarm 20 is met behulp van eerste nokken verplaatsbaar en draaibaar bevestigd in de geleidingsgleuf 12. Verder omvat de koppelarm 20 nokken 22 met behulp waarvan de koppelarm draaibaar verbonden is in een opneemgedeelte 25 23 dat is aangebracht in een eerste eindblok 24. Dit eerste cindblok 24 wordt hieronder verder toegelicht.

De aandrijfschuif 11 vormt samen met de hefboom 14, het schuifdeel 18 en de koppelarm 20 het "aandrijfgedeelte" van de constructie volgens de onderhavige 30 uitvinding.

De feitelijke arm van de constructie, met behulp waarvan het paneel 2 uit de auto wordt bewogen wordt gevormd door drie telescoopelementen respectievelijk A, B en 8 C. Op de bovenzijde van het telescoopelement C zal het paneel 2 worden bevestigd. Voor de duidelijkheid is in figuur 2 het paneel 2 niet afgebeeld. Het eerste telescoopelement A heeft aan een eerste uiteinde daarvan een schamiergedeelte 30. Aan het andere uiteinde van het telescoopelement A is een flexibele trek- en 5 drukband 31 bevestigd. Met behulp van deze flexibele trek-drukband 31 wordt het telescoopelement A verbonden met het telescoopelement C.

Het telescoopelement A wordt schuifbaar geplaatst in het telescoopelement B. Dit telescoopelement B wordt op zijn beurt schuifbaar aangebracht in het 10 telescoopelement C. Het schuifdeel 18 zal daarbij ook schuifbaar in het telescoopelement B zijn ondergebracht.

Het telescoopelement B is aan beide zijden voorzien van een eindblok. Aan de in figuur 2 afgebeelde voorzijde is een eerste eindblok 24 te zien dat aan het eerste 15 uiteinde van het telescoopelement B is ingebracht. Het eerste eindblok 24 is met behulp van bevestigingsmiddelen 28 bevestigd in element B. Aan het tegenoverliggende uiteinde van het telescoopelement B wordt een tweede eindblok 25 aangebracht. Dit tweede eindblok 25 is voorzien van een geleidingsgleuf 26, voor het geleiden van de flexibele trek- en drukband 31. Bovendien is het tweede eindblok 25 20 voorzien van bevestigingsmiddelen 27 met behulp waarvan het tweede eindblok 25 wordt bevestigd in het telescoopelement B.

De telescoopelementen A, B en C worden schuifbaar aan elkaar bevestigd met behulp van een flexibele trek-duwband 31. Deze flexibele trek-duwband 31 is met een 25 uiteinde bevestigd aan het uiteinde van het telescoopelement A. Aan het andere uiteinde is de flexibele trek- en drukband 31 voorzien van bevestigingsmiddelen 32 voor de bevestiging van de trek- en drukband 31 aan het telescoopelement C. Voor de bevestiging van de flexibele trek- en drukband 31 is het telescoopelement C voorzien van bevestigingsmiddelen 40. In de ingeschoven toestand zal de flexibele 30 trek-drukband vanaf het uiteinde van het telescoopelement A via de geleidingsgleuf 26 in het tweede eindblok 25 in de richting van de bevestigingsmiddelen 40 van telescoopelement C worden geleid. Door deze constructie wordt bereikt dat de telescoopelementen A, B en C weliswaar aan elkaar verbonden zijn maar ten opzichte 9 van elkaar verplaatsbaar zijn. De flexibele trek- en drukband 31 kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Een mogelijke uitvoeringsvorm bestaat erin dat een dunne buigzame metalen strip uit bijvoorbeeld RVS wordt opgesloten tussen twee eveneens buigzame strips uit een kunststof. Voor een goede geleiding van de trek- en 5 duwband 31 heeft de kunststof van de trek- en duwband 31 samen met het materiaal van de geleidingsgleuf 26 in het tweede eindblok 25 een relatief lage wrijvingscoëfficiënt.

De werking van de telescoopconstructie volgens de onderhavige uitvinding zal verder 10 worden toegelicht aan de hand van de figuren 3, 4 en 5.

In figuur 3 is het geval weergegeven dat het paneel 2 zich in de gesloten toestand bevindt. In de figuren 3, 4 en 5 wordt de linkerkant van de tekeningen steeds aangeduid met de voorkant of proximale zijde. De rechterkant in de tekeningen is de 15 achterkant of de distale zijde. Deze verwijzingen worden gemaakt vanwege de functie van het schuifdak, dat in het gebruik van de voorzijde van een voertuig naar de achterzijde van het voertuig verplaatsbaar is. In figuur 3 is te zien dat de respectievelijke telescoopelementen A, B en C in elkaar geschoven zijn. Het telescoopelement A is met het voorste gedeelte 30 daarvan draaibaar bevestigd in een 20 geleidingsgroef 50 die wordt opgespannen in een frame 51. In figuur 3 is ook te zien dat het paneel aan de achterzijde ook via een frame 52 aansluit op het dak 3. Om te voorkomen dat er door een veelheid van lijnen onduidelijkheid ontstaat, zijn in figuur 3 de koppelarm 20 en de hefboom 14 weergegeven met behulp van een lijn. Tussen het frame 51 en het dak 3 is een afdichting 71 aangebracht om eventuele lekkage te 25 voorkomen. Een dergelijke afdichting 72 is ook aangebracht tussen het frame 52 en het dak 3. Tussen het paneel 2 en de respectievelijke frames 51 en 52 kunnen ook afdichtingen zijn aangebracht. Deze afdichtingen staan niet in de figuur afgebeeld. Het is duidelijk dat de afdichtingen kunnen bestaan uit elk geschikt materiaal, zoals bijvoorbeeld rubber.

30

In figuur 3 is verder te zien dat de aandrijfschuif 11 verplaatsbaar is ondergebracht in een geleidingsrail 60. Deze rail 60 strekt zich uit in de langsrichting van het voertuig 1, waarin de dakconstructie is aangebracht. Aan deze geleidingsrail 60 zijn verder een 101 14 7 3-5 10 eerste vaste nok 61 en een tweede vaste nok 62 verbonden. Dat wil zeggen dat deze nokken niet verplaatsbaar zijn ten opzichte van de geleidingsrail 60. Zoals hieronder zal worden besproken zullen deze nokken 61 en 62 worden gebruikt voor naar buiten zwenken van het paneel 2 bij het openen van het paneel 2 en voor het naar binnen 5 zwenken van het paneel en bij het sluiten daarvan.

Aan de aandrijfschuif 11 zijn verder aandrijfmiddelen 63 verbonden met behulp waarvan de aandrijfschuif 11 naar keuze naar (in de figuur weergegeven richtingen) naar links of naar rechts kan worden bewogen. Deze aandrijfmiddelen 63 zijn 10 schematisch weergegeven met behulp van een lijn. De aandrijfmiddelen 63 kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door een kabel die wordt aangedreven met behulp van een motor (niet afgebeeld).

In Figuur 4 is de constructie volgens de onderhavige uitvinding lc zien waarbij het 15 paneel 2 over een hoek α gekanteld is ten opzichte van het dak 3 van het voertuig. Deze kanteling is in de eerste plaats teweeg gebracht door de verschuiving van de aandrijfschuif 11. De geleidingsgleuf 19 is bewogen over de vaste nok 61. Door de vorm van de baan van deze geleidingsgleuf 19 over de vaste nok 61 is het paneel 2 al enigszins naar buiten bewogen. In de tweede plaats is de zwenkbeweging 20 bewerkstelligd door middel van de hefboom 14. Deze hefboom 14 is voorzien van een gleuf 65, welke gleuf samenwerkt met de vaste nok 62. Door de verplaatsing van de aandrijfschuif II wordt de daaraan gekoppelde hefboom 14 via de geleidingsgleuf 65 bewogen over vaste nok 62. Door deze beweging wordt het paneel 2 door de hefboom 14 naar buiten gekanteld. De werking van de gleuf 65 die is aangebracht in 25 de hefboom 14 samen met de geleidingsgleuf 19 die is aangebracht in het schuifdeel 18, kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd zoals de zwenkconstructie die bekend is uit het Europese octrooi 0.543.427, op naam van dezelfde aanvraagster. Voor een gedetailleerde werking van deze zwenkbeweging wordt daarom hierbij een verwijzing gemaakt naar dit Europese octrooi.

30

Het draaipunt voor de kantelbeweging van het paneel 2 wordt gevormd door het uitstekende gedeelte 30 aan het telescoopelement A. Vanuit de stand die is afgebeeld in figuur 4 wordt hel telescoopmechanisme waarop het paneel 2 is bevestigd verder , % 1 .

i * 4 ' .. . % ·' l 11 uitgeschoven door de aandrijfschuif 11 verder te bewegen in de richting van de achterzijde van de opening 66 in het dak 3. Door de aandrijfschuif 11 verder te bewegen wordt het telescoopelement B door de koppelarm 20 verder naar rechts bewogen (zoals weergegeven is in de tekening). Door het naar rechts bewegen van 5 het telescoopelement B wordt ook het telescoopelement C verder naar rechts bewogen.

De uiterste uitschuifstand van het mechanisme volgens de onderhavige uitvinding wordt afgebeeld in figuur 5. Zoals te zien is vormt het paneel 2 in de stand volgens 10 figuur 5 een hoek β met het dak 3. Deze hoek β is kleiner dan de hoek α die is afgebeeld in figuur 4. Zoals te zien is in vooral de figuren 4 en 5 is het telescoopelement B met de geleidingsrail 60 verbonden via enerzijds de koppelarm 20 en anderzijds de hefboom 14. De beweging van het telescoopelement C wordt bewerkstelligd door de koppeling van het telescoopelement C met het 15 telescoopelement A via de flexibele trek-duwband 31. Deze bevestiging wordt verder toegelicht aan de hand van de figuren 6 en 7. Aangezien de respectievelijke telescoopelementen A, B, C een gemeenschappelijk draaipunt hebben dat wordt gevormd door het uitstekende gedeelte 30 dat is bevestigd aan hel telescoopelement A zal de achterzijde van het paneel 2, relatief dicht bij het dak blijven. Dit is vooral 20 in te zien door een vergelijking tussen de figuren 4 en 5. De hoek verdraaiingen α en β die staan afgebeeld in de figuren 4 en 5, worden bepaald door enerzijds de lengte van de hefboom 14 en anderzijds door de afstand van de hefboom 14 tot het draaipunt van het uitstekende gedeelte 30 in het frame 51. Hoe verder nu de hefboom 14 wordt bewogen naar rechts (in de richting van het draaipunt af), des te kleiner zal 25 de resulterende hoek zijn tussen het paneel 2 en het dak 3.

Zoals hierboven al staat vermeld, is het doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een constructie voor de bevestiging van een paneel in een opening van een dak van bijvoorbeeld een voertuig, waarbij het paneel in de geopende stand de 30 opening in hoofdzaak vrij geeft, en waarbij de stabiliteit van het paneel in de geopende stand relatief groot is. Bovendien is het voordelig dat het paneel in verticale richting over een relatief kleine afstand ten opzichte van het dak wordt verplaatst. Door de hierboven beschreven wijze van uitschuiven van het paneel 2 12 worden deze doelen bereikt.

Bovendien wordt bereikt dat de stabiliteit van het paneel 2 over de gehele hefbeweging van het paneel 2 relatief hoog wordt gehouden. De basis van het 5 mechanisme dat wordt gebruikt voor het uitschuiven van het paneel 2 wordt gevormd door de afstand tussen de hefboom 14 en het draaipunt dat wordt gevormd door het uitstekende gedeelte 30. De basis die hoort bij de stand zoals die is weergegeven in figuur 4 heeft een lengte van D. Bij het naar buiten schuiven van het paneel 2 uit de opening 66 neemt de afstand van de hefboom 14 tot het draaipunt 30 toe. De basis 10 die hoort bij de stand die is weergegeven in figuur 5 heeft een lengte van E. Dat betekent dat de lengte van de basis toeneemt tijdens het naar buiten schuiven van het paneel. Dat betekent dus dat de stabiliteit van het paneel 2 bij het uitschuiven van het paneel 2 positief wordt beïnvloed.

15 In figuur 6 is de bevestiging te zien van de telescoopelementen A, B en C, waarbij de verschillende elementen met elkaar verbonden zijn met behulp van de flexibele trek-duwband 31. Zoals gezegd is het telescoopelement A aan de achterzijde daarvan verbonden met de trek-duwband 31. Deze trek-duwband 31 wordt via een geleiding in het eindblok 25 gevoerd in de richting van de bevestiging 40 die is aangebracht in 20 het telescoopelement C. Het element 30, dat het voorste uiteinde vormt van het telescoopelement A, is in de bewegingsrichting van het paneel in hoofdzaak vast verbonden met de ondergrond. Dat wil zeggen dat, tijdens het uitschuiven van de respectieve telescoopelementen A, B en C, wanneer het telescoopelement B met behulp van de aandrijfmiddelen in de richting wordt bewogen weg van het element 25 30, het element C ten opzichte van het element A wordt meegevoerd.

In figuur 7 is de stand weergegeven dat de elementen A, B en C enigszins uit elkaar zijn bewogen. Door de geleiding van de flexibele trek-drukband 31 via de geleidingsgroef 26 in het eindblok 25 zal het element C twee maal zo snel bewegen 30 ten opzichte van het element A, als het element B.

Hierboven is gesproken van het geval dat het paneel 2 vanuit een gesloten stand naar buiten wordt gevoerd met behulp van het mechanisme volgens de onderhavige 13 uitvinding. Het is duidelijk dat met behulp van het mechanisme het paneel 2 ook teruggebracht kan worden in de gesloten stand, wanneer de handelingen worden uitgevoerd in hoofdzaak in de volgorde volgens de figuren 5, 4 en 3.

1 0 Ί '! 4 i :i Ί

Claims (8)

1. Stelsel voor het bevestigen van een paneel (2) op een wand, in het bijzonder op het dak van een voertuig, welke wand (3) voorzien is van een opening (66), waarbij 5 het paneel (2) met behulp van het stelsel beweegbaar is tussen een eerste of gesloten stand waarin het paneel de opening (66) in hoofdzaak afsluit en een tweede of geopende stand waarin het paneel (2) de opening (66) ten minste gedeeltelijk vrijgeeft, waarbij het stelsel omvat: - een zwenkarm, die zich uitstrekt van een proximaal uiteinde naar een distaai 10 uiteinde en die voorzien is van middelen voor het bevestigen van het paneel (2), - hefmiddelen (14), voor het laten roteren van de zwenkarm ten opzichte van de wand (3), en - aandrijfmiddelen (63) voor het bekrachtigen van de hefmiddelen (14) en voor het laten bewegen van het paneel (2) tussen de eerste en de tweede stand, met het 15 kenmerk, dat de zwenkarm twee elementen (A, C) omvat, die schuifbaar of telescopisch met elkaar verbonden zijn, waarbij het proximale uiteinde (30) van een van de elementen (A) via een draaipunt (50) scharnierend is verbonden met een stationair gedeelte van het stelsel of van de wand (3).

2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zwenkarm een tussenelement (B) omvat, dat enerzijds schuifbaar verbonden is met een eerste (A) element, en anderzijds schuifbaar verbonden is met een derde (C) clement.

3. Stelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de middelen voor het 25 bevestigen van het paneel (2) zijn aangebracht op het derde element (C).

4. Stelsel volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de elementen van de zwenkarm (A, B, C) zijn uitgevoerd als telescoopelementen, waarbij het eerste element (A) verbonden is met een eerste uiteinde van een trek-drukband (31), die via 30 een geleidingsgroef (26) nabij het distale uiteinde van het tussenelement (B) wordt geleid naar een bevestiging (40) voor een tweede uiteinde van de trek-duwband (31), welke bevestiging (40) is aangebracht op het derde element (C). 101 1 4 7 3-¾

5. Stelsel volgens een van de voorgaande conclusies waarbij dat hel stelsel een gelei-dingsrail (60) omvat, die zich in de langsrichting van de opening (66) uitstrekt van een proximaal uiteinde naar een distaai uiteinde, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen (63) verbonden zijn met de hefmiddelen (14) via een aandrijfschuif 5 (11) die in de geleidingsrail (60) beweegbaar is tussen het proximale en het distale uiteinde daarvan, waarbij de hefmiddelen (14) met een eerste uiteinde verbonden zijn met de aandrijfschuif (11) en met een tweede uiteinde verbonden zijn met de zwenkarm.

6. Stelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de hefmiddelen (14) met het tweede uiteinde daarvan verbonden zijn met het tussenelement (B).

7. Stelsel volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de hefmiddelen een hefboom (14) omvatten, waarbij de hefboom (14) met het eerste uiteinde 15 scharnierend verbonden is met de aandrijfschuif (11) en met hel tweede uiteinde scharnierend verbonden is met het tussenelement (B).

8. Stelsel volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dal het stelsel een koppelarm (20) omvat, die met een eerste uiteinde scharnierend verbonden is met de 20 aandrijfschuif (11) en met een tweede uiteinde scharnierend verbonden is met het tussenelement (B). 1 Open-dak constructie voor een voertuig voorzien van het stelsel volgens een van de voorgaande conclusies.