NL1004020C1 - Inrichting voor het kneden van degen en pasta's. - Google Patents

Description

Inrichting voor het kneden van degen en pasta's

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het kneden van een massa, bestaande uit een bloemsoort, een vloeistof zoals water en andere passende toevoegingen, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit 5 een liggende langwerpige trog voorzien van een gebogen bodem met daarop aansluitende staande zijwanden en een in de trog werkzaam, roterend aangedreven roer- en kneed-werk.

Het is algemeen bekend om een mengsel van bloem 10 en andere componenten machinaal te kneden teneinde op industriële wijze massaprodukten te kunnen voorbereiden voor het vervolgproces. Het kneden van een bepaald pro-dukt vindt veelal plaats in een daarvoor bestemde kneedmachine, waarvan een aantal uitvoeringen bekend zijn. Zo 15 is bekend om het deeg te kneden in een bakvormige trog, waarin een kneedmechanisme rond een verticale as roteert. Het is ook bekend om het kneden in een min of meer continu proces door een trog te laten plaatsvinden, waarbij een kneedwerk rond een horizontale as roteert. Het pro-20 bleem bij deze laatste typen inrichtingen is dat het proces niet voor alle deegmassasoorten kan worden uitgevoerd. Dit is vanwege de gecompliceerde constructie van het kneedmechanisme.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren te 25 ondervangen en een kneedinrichting te verschaffen, waarbij alle mogelijke soorten deeg kunnen worden vervaardigd ongeacht de samenstelling daarvan.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat het roer- en kneedwerk bestaat uit 30 tenminste één rond de hartlijn van de trogbodem aangedreven buis of staaf, die in draaibare steunen aan weerseinden van de trog zijn opgenomen, waarbij de diameters van de roterende buizen of staven nagenoeg met elkaar [ 0 0 0 2 0 2 overeenstemmen en de omgeschreven cirkel op korte afstand van de trogbodem ligt.

Dankzij de slechts in de langsrichting van de trog werkzame buis of staaf wordt geen enkele hinder 5 ondervonden wanneer bij het invoeren van het mengsel aan de ene zijde van de trog tijdens het transport door de trog een hindernis wordt ondervonden door het te kneden mengsel, waardoor een ongestoord kneedproces naar de uitgang aan de andere zijde van de trog plaatsvindt.

10 Aangezien de buizen vlak langs de bodem van de trog bewegen is proefondervindelijk bewezen dat het kneedproces optimaal wordt uitgevoerd.

Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding is de inrichting voorts voorzien van een liggende, 15 ten opzichte van de trog stationaire centrale buis of staaf tussen de roterende buizen. Daarmee wordt een tweede "vaste" wand tegenover de trogwand gecreëerd, waardoor een dubbele kneedwerking op het mengsel in de trog ontstaat.

20 Het verdient de voorkeur volgens de uitvinding om de niet-roterende buis of staaf vast in de eindsteun op te nemen, waardoor deze niet om zijn eigen langsas zal meeroteren tijdens het kneden.

De dwarsdoorsnede van de buis is bij voorkeur 25 cirkelvormig, maar kan desgewenst elke van de cirkelvorm afwijkende vorm hebben, bijvoorbeeld een vierkantsvorm.

De trog is bij voorkeur voorzien van een uit-voeropening in een staande zijwand daarvan. Dit veroorzaakt een uitstroom van het deeg ter hoogte van een vlak 30 iets boven de rotatieas van het kneedwerk, waardoor een continue "stroom" van deeg uit de trog wordt afgevoerd.

Bij voorkeur is de trog aan de bovenzijde open, waardoor het mengsel, dat vooraf is voorzien van een hoeveelheid vocht, zoals water, vrij van bovenaf in de 35 trog kan worden ingevoerd aan het van de uitvoeropening afgekeerde einde daarvan. Is de trog gesloten dan stelt de uitvinding voor om een invoeropening voor het mengsel in de tegenover liggende zijwand aan te brengen, waardoor 100*020 3 wordt verzekerd dat een langsstroom door de trog van het te kneden mengsel plaatsvindt.

Voor schoonmaakdoeleinden verdient het de voorkeur om de trog ten opzichte van het draaggestel, dat 5 eveneens het kneedwerk draagt, op en neer beweegbaar aan te brengen, teneinde de trog van het kneedwerk te scheiden en de toegankelijkheid daartoe te vergroten.

De uitvinding wordt nader toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een aantal uit-10 voeringsvoorbeelden. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting, waarbij een deel van de trog is weggebroken, fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend perspecti-15 visch aanzicht in een tweede gebruiksstand van de inrichting, fig. 3a, b, c, d, e en f een staande doorsnede door de trog met daarin aangebracht kneedwerk voorzien van verschillende uitvoeringen van buis- of staafvormige 20 kneedelementen.

In fig. 1 is met het cijfer 1 het hoofdgestel van de inrichting weergegeven, dat hier bestaat uit een tweetal op afstand van elkaar geplaatste posten 2 aan de bovenzijde onderling verbonden door een hoofdligger 3.

25 Aan de hoofdligger 3 zijn een tweetal op afstand van elkaar gelegen L-vormige steunen 4 bevestigd, waarbij aan het ondereinde van het naar beneden wijzende been een roterende schijfvormige steun 5 is aangebracht (zie ook fig. 2), welke dient voor het ondersteunen van een twee-30 tal buis- of staafvormige kneedelementen 6, die hieronder nog nader worden toegelicht.

De posten 2 dragen elk een op en neer beweegbare slede 7, welke is voorzien van een naar buiten wijzende steunplaat 8, aan het eind waarvan de kopwanden 9 van 35 een trog 10 draaibaar zijn gelagerd. De trog 10 heeft een in hoofdzaak U-vormige naar boven open gestalte, waarbij wordt opgemerkt dat de omlaagwijzende benen van de 10 0 5 0 2 0 4 L-vormige steun 4 naast de kopzijde 9 van de trog 10 worden opgenomen, zie fig. 1.

De slede 7 van de trog 10 wordt door middel van cilinders 11 op en neer bewogen, zodat de trog 10 vanuit 5 de in fig. 1 getoonde werkpositie naar een omlaaggebrach-te positie volgens fig. 2 kan worden verschoven.

Volgens het hoofdkenmerk van de uitvinding bestaat het kneedwerk uit tenminste één liggend staaf- of buisvormig lichaam 6, dat rond de hartlijn van de trogbo-10 dem A-A, indien de trog in de werkstand volgens fig. l staat, roteerbaar is. In de in fig. 1 en 2 getoonde vorm is een vaste buis of staafvormig kneedelement 12 niet roteerbaar in de naar beneden wijzende benen van de L-vormige steunen 5 bevestigd. De schijf-vormige steunen 15 5 draaien rond deze staaf 12 onder medeneming van de bij voorkeur vast in de schijf 5 aangebrachte einden van de kneedelementen 6.

De aandrijving van de schijfvormige elementen 5 vindt plaats via een transmissie 13, van willekeurige 20 aard, die in de steunen 4 is opgenomen. Deze transmissie bestaat hier uit een met de schijf 5 verbonden tandwiel 14, waaromheen een ketting 15 is geslagen die door een motor 16 is aangedreven.

De trog 10 is aan de buitenste staande zijwand 25 voorzien van een afvoeropening 17.

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt. In een vultrechter, welke met onderbroken lijn boven de inrichting in fig. l is weergegeven, worden de ingrediënten toegevoerd, schematisch aangegeven met de 30 pijlen PI, P2 en P3. Dit mengsel loopt volgens de pijl P4 uit in de ene zijde, dat wil zeggen aan de in fig. 1 voorste zijde van de trog 10 en zal deze in bepaalde mate eenzijdig doen vullen. Door het roteren van de schijven 5 door middel van de motoren 16 zullen de staven 6 rond de 35 vaste staaf 12 gaan roteren en zal het mengsel worden gekneed. Doordat de omgeschreven cirkel rond de roterende staven 6 vlak langs de trogbodem van de trog 10 loopt, ontstaat tussen de staaf 6 en de trogbodem een knedende 1 0 3 0 2 0 5 werking op het mengsel. Ten gevolge van het toevoeren van het mengsel aan de ene zijde, zal het te kneden mengsel in de richting van de pijl P6 door de trog 10 heen bewegen. Doordat er geen enkele in axiale zin aangebracht 5 obstakel aanwezig is, vindt dit transport ongehinderd plaats totdat het volledig geknede mengsel terechtkomt bij de uitstroomopening 17. Ten gevolge van de stuwende werking van de staven 6 wordt stapsgewijs het geknede mengsel uit de opening 17 gevoerd en kan verder worden 10 getransporteerd op een niet getoonde tansportinrichting naar een verdere procesmachine volgens pijl P7.

Indien het werk beëindigd is, kan de trog 10 omlaag worden bewogen dankzij het bekrachtigen van de cilinder 11 die de slede 7 omlaag beweegt, waarna de trog 15 volgens de pijl P8 kan worden gekanteld en toegankelijk wordt voor schoonmaakdoeleinden. Eveneens kan het kneed-werk gemakkelijk worden schoongemaakt aangezien dit geheel vrijhangt.

De figuur 3 laat een aantal uitvoeringsvoor-20 beelden zien van mogelijke vormen voor het kneedwerk.

Fig. 3a heeft een vaste centrale buis, waaromheen een tweetal relatief dunne staven parallel en diametraal tegenover elkaar in de roterende steunen 5 zijn bevestigd.

25 Fig. 3b toont een drietal staven, die in de roterende steun 5 zijn bevestigd, zonder een centrale vaste staaf.

Fig. 3c toont een tweetal buisvormige omtreks-buizen met een vaste centrale staaf, een en ander conform 30 de uitvoering in fig. 1.

Fig. 3d toont een vierkantsvorm van kneedele-menten welke in de roterende steun 5 zijn bevestigd.

Fig. 3e toont een tweetal vierkantsbuizen.

Fig. 3f toont een drietal vierkantsbuizen.

35 De uitvinding is gebaseerd op de eigenschap dat de omtrekscirkel, welke overeenkomt met de omtrek van de roterende steun dicht langs de bodem van de trog verloopt, waardoor tussen de roterende staven en de bodem ^ * 6 van de trog een kneedwerking ontstaat. Is er sprake van een vaste centrale staaf, zie fig. 3a en c, dan is een tweede spleetvormige ruimte B gecreëerd, waarin een kneedwerking optreedt.

5 Het is tevens mogelijk om de bodem van de trog van een rug 20 te voorzien waardoor tevens een extra kneedwerking op het mengsel tot stand wordt gebracht. De rug kan van willekeurige aard zijn en is hier uitgevoerd als een kanaalvormige uitstulping, een en ander zodanig 10 dat het onderste bodemdeel tangentiaal aan de imaginaire binnencirkel van de trogbodem verloopt.

Opgemerkt wordt dat de trog verder kan zijn voorzien van een holle ruimte 21, waarin een verwarmings-of koelmedium kan stromen.

15 De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

1004020

Claims (11)

1 C " - C 0

1. Inrichting voor het kneden van degen en pasta's, bestaande uit een bloemsoort, een vloeistof zoals water en andere passende toevoegingen, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een liggende langwer-5 pige trog voorzien van een gebogen bodem met daarop aansluitende staande zijwanden en een in de trog werkzaam, roterend aangedreven roer- en kneedwerk, met het kenmerk, dat het roer- en kneedwerk bestaat uit tenminste één rond de hartlijn van de trogbodem aangedreven buis of 10 staaf, die in draaibare steunen aan weerseinden van de trog zijn opgenomen, waarbij de diameters van de roterende buizen of staven nagenoeg met elkaar overeenstemmen en de omgeschreven cirkel op korte afstand van de trogbodem ligt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een liggende, ten opzichte van de trog stationaire centrale buis of staaf tussen de roterende buizen is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het 20 kenmerk, dat elke roterende buis of staaf vast in de eindsteunen daarvan is opgenomen.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de diameter van de vaste buis of staaf 1 tot 1,25 maal groter is dan die van de roterende buizen of 25 staven.

5. Inrichting volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van elke buis een van een cirkel afwijkende vorm heeft.

6. Inrichting volgens conclusie 1-5, met het 30 kenmerk, dat de kromtestraal van de trog-bodem ongeveer iets groter is dan de helft van de gesommeerde diameters van de drie buizen of staven.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trogbodem een of meer 35 langsruggen heeft.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de langsrug is gevormd door een getrapt bodemdeel.

9. Inrichting volgens een der voorgaande con- 5 clusies, met het kenmerk, dat de trog is voorzien van een uitvoeropening nabij een eind van de staande zijwand.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat in langsrichting gezien op afstand van de uitvoeropening een invoeropening in de tegenoverliggende 10 zijwand is aangebracht.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voor reinigingsdoeleinden of dergelijke het roer en/of kneedwerk en de trog van elkaar scheidbaar zijn ondergebracht in een hoofdgestel. Ui : ,