NL1016712C2 - Wasinrichting voor kisten en kratten en werkwijze voor het wassen van kisten en kratten. - Google Patents

Description

Wasinrichting voor kisten en kratten en werkwijze voor het wassen van kisten en kratten

De uitvinding heeft betrekking op wasinrichtingen voor kisten, kratten of kuubkisten.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het wassen van kisten.

5 Een dergelijke wasinrichting voor kisten welke bijvoorbeeld gebruikt worden in de agrarische sector, is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.847.813. Hierin wordt een wasinrichting beschreven waarin de kist wordt opgetild en dan geroteerd en gewassen. De kist wordt 10 geroteerd om een horizontale as welke loodrecht staat op de transportrichting van de kist door de wasinrichting. De horizontale rotatieas is in verticale richting verplaatsbaar. De bekende wasinrichting heeft als nadeel dat deze beperkingen oplevert ten aanzien van de lengte-afmetingen 15 van de te wassen kisten. De kisten kantelen nl. bij het roteren in langsrichting, d.w.z. dat de benodigde afmetingen van de bekende wasinrichting bepaald worden door de lengte-afmeting van de te wassen kist. Doordat de kist geroteerd wordt om de horizontale as loodrecht op de 20 transportrichting van de kist, is bovendien aan beide uiteinden van de kist in transportrichting extra ruimte benodigd om de kist vrij te kunnen laten roteren.

Het is een verder doel van de uitvinding een efficiënte wasinrichting voor kisten en dergelijke te 1016712 2 verschaffen.

Hiertoe verschaft de uitvinding een wasinrichting, in het bijzonder voor kisten, kratten, welke inrichting een roteerbaar frame met een rotatieas omvat voor het 5 roteren van de kisten, kratten, waarbij de rotatieas evenwijdig is aan de transport richting van de kisten e.d. door de wasinrichting, waarbij de uiteinden van het frame in de transportrichting open zijn voor doorvoer van kisten, kratten. Doordat de rotatieas evenwijdig is aan de trans-10 portrichting van de kisten door de wasinrichting wordt het lengtebereik van de met de wasinrichting te wassen kisten vergroot. Nog een voordeel is dat een kist niet meer opgetild hoeft te worden alvorens deze geroteerd wordt. Bovendien wordt eveneens ruimtebesparing in transportrich-15 ting verkregen doordat de extra ruimte niet meer benodigd is: de uiteinden van de kist blijven, in transportrichting gezien, bij het roteren vast op hun plaats. De bespaarde ruimte kan eventueel benut worden voor plaatsing van kopkantwassers aan beide einden.

20 Opgemerkt wordt dat uit het Franse octrooi 2.154.962 bekend is een automatische reinigingsinrichting voor kisten waarbij een kist via geleidingsrails in en uit de reinigingsinrichting bewogen wordt. De geleidingsrails zijn bevestigd op ringvormige geleiderrails die steunen op 25 rollen, om de reinigingsinrichting te doen roteren. De reinigingsinrichting is verder voorzien van een aan de geleiderrails bevestigde mantel waaraan sproeikoppen bevestigd zijn. De mantel is aan één uiteinde open en aan het andere uiteinde afgesloten om een soort garage te 30 vormen waarin de kist kan worden ingereden. Ter plaatse van het afgesloten uiteinde bevindt zich een aansluiting voor toevoer van reinigingsmedia en perslucht.

Bij voorkeur omvat de wasinrichting middelen voor het in de transportrichting van de kisten door de wasin-35 richting in het midden van een frame positioneren van de kist. De afstand van de kopse kant van de kist tot een bijbehorende kopkantwasser is dan voor beide kopse kanten 1016712 3 gelijk zodat reiniging van de beide kopse kanten even effectief plaatsvindt. Hierbij is aangenomen dat de kop-kantwassers in de transportrichting symmetrisch ten opzichte van het frame aangebracht zijn.

5 In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de wasin richting een klem voor het, tijdens het roteren, op zijn plaats houden van de kist waarbij de klem gevormd wordt door een eerste klemdeel dat op de bovenrand van de kist drukt en een tweede klemdeel dat op de onderzijde of 10 onderrand van de kist drukt. Bij voorkeur is het eerste klemdeel een hefboomarm welke wordt bediend door een hefboomarmcilinder en is het tweede klemdeel de transportbaan zelf. Doordat de hefboomarm ter plaatse van de bovenrand van de kist relatief geringe afmetingen heeft is 15 de kist tijdens klemmen goed toegankelijk en dus goed te wassen.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de wasinrichting een of meer met de kist meeroterende waskoppen voor het reinigen van de binnenzijde van de kist. Deze 20 waskoppen zijn bij voorkeur aangebracht op het eind van in en uit de kist beweegbare armen. De armen zijn beweegbaar tussen een buiten de kist gelegen ruststand en een serie binnen de kist reikende werkstanden.

Bij voorkeur is de waskoparm aan zijn andere eind 25 bevestigd aan een roteerbaar aangedreven stang, die zich bij voorkeur dwars op de rotatieas van de trommel uitstrekt. Voor de aandrijving van de stang kan deze voorzien zijn van een radiaal uitstekende kruk, die verzwaard wordt middels een hydraulische of pneumatische 30 cilinder.

Bij voorkeur zijn een of meer paren armen met waskoppen aangebracht op de trommel. De voomoemde stangen liggen dan ter hoogte van de kopkanten van de te wassen kist. Voor verhoging van de effectiviteit van het wassen 35 kunnen de armen in de ruststand verder reiken dan een halve kistlengte, zodat zij tijdens het wassen dieper kunnen reiken. Zij zullen dan in ruststand voor een deel schuin 1016712 4 naast elkaar liggen. Om te voorkomen dat de armen of de waskoppen elkaar dan tijdens beweging treffen, is er in een verdere ontwikkeling in voorzien, dat de armen aangebracht zijn voor verzwaaiing onder een al dan niet constante hoek 5 ten opzichte van een verticaal middenlangsvlak van de kist. Op eenvoudige wijze kan dat bij de voornoemde horizontale roteerbare stangen bereikt worden door de armen om een as loodrecht op de stang scharnierbaar aan de stang te bevestigen, en een extra dwarsverbinding te voorzien tussen 10 de arm en de trommel. Deze dwarsverbinding kan bijvoorbeeld een lengte-vaste pendels taaf zijn, die aan een eind universeel scharnierend verbonden is met de trommel en aan het andere eind op gelijke wijze met een zijde van de arm. Aldus worden de armen in tegengestelde richting weg te 15 zwenken wanneer deze opgeklapt worden uit een kist, zodat voorkomen wordt dat de waskoppen en/of de armen tegen elkaar aankomen. Ten behoeve van dit in tegengestelde richting wegzwenken van de armen strekken de extra verbindingen zich in een bovenaanzicht in radiale richting 20 aan weerszijden van de armen uit.

De uitvinding voorziet verder in een werkwijze voor het wassen van kisten, kratten in een wasinrichting met een roteerbaar frame met een rotatieas, omvattend de stappen van het invoeren van de kist in de wasinrichting 25 bij het eerste uiteinde van het frame, het om een as evenwijdig aan de invoerrichting roteren van de kist, het wassen van de kist, het terugroteren van de kist en het uitvoeren van de kist bij het tweede uiteinde van het frame.

30 De uitvinding zal hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van de figuren verduidelijkt worden. Getoond wordt in: figuur 1 een schematisch aanzicht in perspectief van een uitvoeringsvoorbeeld van de wasinrichting volgens 35 de uitvinding, gezien vanaf de uitvoerzijde; figuur 2 een schematisch aanzicht in perspectief van de wasinrichting van figuur 1, gezien vanaf de invoer- 1016712 5 zijde; figuur 3 een verticaal eindaanzicht op de wasinrichting van de figuren 1 en 2; figuur 4 een zijaanzicht op de wasinrichting van 5 de voorgaande figuren; figuur 5 een bovenaanzicht op de wasinrichting van de voorgaande figuren; figuur 6 een schematisch perspectivisch aanzicht op de wasinrichting van figuur 1, met daarin een te wassen 10 kist; en figuur 7 een detail de ophanging van een wasarm van de wasinrichting van de voorgaande figuren.

In het kort zal nu besproken worden welke componenten de wasinrichting heeft.

15 Figuren 1 en . 2 tonen een wasinrichting 1 volgens de uitvinding voor het wassen van kisten 2. De wasinrichting 1 omvat een roteerbaar frame 3 met twee ringvormige uiteinden 30,30, dat hierna met trommel wordt aangeduid. De trommel kan worden afgedekt door een mantel van bijvoor-20 beeld plaatstaal. Een dergelijke cirkelcilindervormige mantel is niet in de figuren getoond.

Het frame 3 heeft een rotatieas 6 (figuren 3 en 4) welke evenwijdig is aan de transportrichting A van de kisten door de wasinrichting 1. Voor het invoeren van een 25 kist in de wasinrichting 1 omvat de wasinrichting 1 een aanvoertransportbaan 10,10 met rollen en een met het frame 3 vast verbonden transportbaan 5,5 met rollen of kettingen of riemen. De aanvoertransportbaan 10,10 en de transportbaan 5,5 zijn koppelbaar, bijvoorbeeld door een klauwkoppe-30 ling. De transportbaan 5,5 kan alternatief voorzien zijn van een eigen aandrijving. Voor het uitvoeren uit de wasinrichting 1 van een kist 2 is de transportbaan 5,5 voorzien alsmede een afvoertransportbaan 11,11 (zie figuur 6) met rollen. De transportbaan 5,5 en de afvoertransportbaan 35 11,11 zijn eveneens, bijvoorbeeld door een klauwkoppeling, koppelbaar. De transportbanen zijn voorzien van geleidingen, zoals rails, voor steun van de kisten tijdens 1016712 6 transport.

De wasinrichting 1 steunt op een basisframe 25 dat bijvoorbeeld op de grond rust. Het frame 3 rust met de ringvormige uiteinden 30,30 op het basisframe 25 middels 5 rollen 35 waarvan er in figuur 1 twee zichtbaar zijn. De rollen 35 kunnen worden aangedreven om de trommel te roteren. De rollen 35 waarvan de rotatieassen samenvallen kunnen verbonden zijn door middel van een aandrijfas 40.

Hefboomarmen 7,7 (zie in het bijzonder figuur 3) 10 zijn scharnierend aangebracht op een U-vormig profiel 8 welke met het frame 3 vast verbonden is. Elke hefboomarm 7,7 wordt bediend door een aan het U-vormige profiel 8 bevestigde hefboomarmcilinder 9,9. De hefboomarmen zijn aangebracht om van boven af op een kistbovenrand te druk-15 ken. De betreffende kist wordt dan met de onderzijde tegen de transportbaan 5,5 geklemd gehouden, zodat de kist als het ware een geheel vormt met de trommel tijdens het roteren. De plaatshoogte van de hefbomen 7 en de cilinders 9 kan eventueel worden ingesteld, om te passen bij een 20 andere kisthoogte.

De wasinrichting 1 is aan de invoerzijde voorzien van twee of meer aan weerszijden van de kistbaan opgestelde sproeierpalen 41, waarmee tijdens de invoer van een kist de zijkanten daarvan worden besproeid met water. Met behulp 25 van niet weergegeven sproeiers wordt de onderkant besproeid.

De wasinrichting 1 omvat in dit voorbeeld voorts twee kopkantenwassers 19,19, voor het wassen van de kopse kanten van een kist 2. Elke kopkantwasser 19 is hiertoe 30 uitgevoerd als een verticale buis met sproeiers. Opgemerkt wordt dat een horizontale buis met sproeiers ook mogelijk is. De kopkantenwassers 19,19 transleren langs de kopse kanten van een kist 2 via geleidingen 20,20 doordat de verticale buis met sproeiers op een wagen 21,21 met vier 35 wieltjes zit, die langs de geleiding 20 wordt getransporteerd. Elke wagen 21,21 is verbonden met kabels 22,22, welke kabels 22,22 eveneens via diverse katrolschijven 1016712 7 23,23 verbonden zijn met kopkantwasserzuigerstangen 24,24. De geleidingen 20,20 van de kopkantenwassers 19,19 zijn vast met het frame 3 verbonden.

De wasinrichting 1 omvat verder -in dit voorbeeld 5 twee- waskoppen 12 voor het wassen van het inwendige van een kist. Elke waskop 12,12 is bevestigd aan een uiteinde van een arm 14,14. Zie in het bijzonder figuur 7. Het andere uiteinde van de arm 14,14 is verbonden, bijvoorbeeld door een klemverbinding 15, met een dwarsstaaf 13,13, 10 waarbij scharnieren in de richtingen E mogelijk is. De arm 14 is opgebouwd uit twee met elkaar koppelbare delen 14a, 14b, Het deel 14b kan vervangen worden door een vergelijkbaar deel met een grotere lengte. Dat kan nodig zijn bij wisseling van kisthoogte. Het wassen wordt name-15 lijk bevorderd indien de waskop op halve kisthoogte in de kist kan worden gehouden.

De waskop 12,12 kan in de kist 2 neer- en opgeklapt worden door de dwarsstaaf 13,13 om zijn as te roteren (richtingen D) , waartoe de dwarsstaaf 13 voorzien is van 20 een kruk 42, die verbonden is met een cilinder 16,16 welke aan het frame 3 bevestigd is en die in en uitgezet kan worden in de richtingen C.

Het zwenken in dwarsrichting (E) maakt het mogelijk relatief lange armen 14 te gebruiken en toch de 25 waskoppen in het langsmiddenvlak van de kist of trommel te brengen voor het sproeien. Zoals te zien is in de figuren 5 en 7 strekken de armen 14 zich in de ruststand schuin uit. Om toch te bewerkstelligen dat zij in een middengelegen sproeistand in de kist terecht komen, is voorzien in 3 0 verbindingsstaven 17, waarmee de armen 14 aan hun zijde beweegbaar verbonden zijn met het frame 3, in het bijzonder een langsbalk daarvan. De verbinding van de staaf 17 met arm 14 en frame 3 geschiedt middels flexibele overgangen of universeelscharnieren 18. De staven 17 zijn gelegen aan de 35 zijde van de betreffende arm 14, waar ook de andere, tegenovergestelde arm 14 gelegen is.

De beweging en de positionering van de waskoppen 1016712 8 12,12 is nu zodanig is dat de waskoppen 12,12 of de armen 14,14 bij het op- en neer bewegen langs elkaar kunnen bewegen. Wanneer de waskoppen 12,12 opgeklapt worden, zullen de staven 17,17 met de einden 18,18 die bevestigd 5 zijn aan de armen 14,14 die beweging volgen, maar met de andere einden 18,18 op hun plaats blijven. Hierdoor ontstaat de beweging in dwarsrichting. In de neergeklapte positie bevinden de waskoppen 12,12 en de armen 14,14 zich, in dwarsrichting, in het midden van de kist 2. Opgemerkt 10 wordt dat de neergeklapte positie van de waskoppen 12,12 niet in de figuren 1, 2 of 3 is getoond.

Hierna zal besproken worden hoe het wasproces in de wasinrichting l plaatsvindt.

Een kist 2 (zie figuur 6 - om redenen van duide-15 lijkheid is slechts één helft van een kist 2 getekend) kan bijvoorbeeld met een heftruck op de aanvoertransportbaan 10,10 worden gezet waar de kist 2 door voorweeksproeiers wordt voorgeweekt. Zolang het wasproces van een kist 2 in de wasinrichting 1 duurt kan de voorweekinrichting een 20 andere kist 2 op de aanvoertransportbaan 10,10 nat maken. Wanneer nu het wassen van de kist 2 in de wasinrichting 1 voltooid is en de trommel in goede positie staat (dat wil zeggen met de transportbaan 5,5 in één lijn met de aanvoertransportbaan 10,10 en de afvoertransportbaan 11,11) 25 kan de transportbaan 5,5 aangedreven worden waardoor de gewassen kist 2 vanuit de wasinrichting 1 van de transportbaan 5,5 op de afvoertransportbaan 11,11 komt te staan. Tegelijkertijd wordt de andere kist van de aanvoertransportbaan 10,10 op de transportbaan 5,5 de wasinrich-30 ting 1 binnengeleid.

De aandrijving van de transportbaan 5,5 komt van buiten de trommel door middel van een klauwkoppeling. Wanneer de trommel in de positie staat dat de kist 2 gewisseld kan worden dan is de klauwkoppeling in aangrij-35 ping. Alternatief kan de aandrijving ook van een elektromotor of hydromotor in de trommel komen. De aanvoertransportbaan 10,10 en de afvoertransportbaan 11,11 zijn bij- 1016712 9 voorbeeld rollenbanen onder een lichte helling. De aanvoer-transportbaan 10,10 en de afvoertransportbaan 11,11 kunnen ook horizontaal zijn waarbij een aandrijving voorzien is voor het verplaatsen van een kist 2.

5 Bij het invoeren van een (voorgeweekte) kist 2 in de wasinrichting 1 worden door stationaire, aan weerszijden geplaatste sproeiers 41 en sproeiers aan de onderzijde van de kist 2 de bodem en zijkanten gereinigd doordat de kist 2 zich langs deze sproeiers verplaatst.

10 De (voorgeweekte) kist 2 wordt in de wasinrich ting 1 in langsrichting in het midden van het frame 3 ingevoerd. Een kist 2 die in de wasinrichting 1 wordt ingevoerd, wordt in langsrichting in het midden van het frame 3 gepositioneerd met behulp van een (niet weergege-15 gen) pallet je dat in de baan van de kist 2 opgesteld is en bij aanraking -via een centrale besturingseenheid- zorgt voor het afslaan van de aandrijving van de transportbaan 5,5, De plaats van het pallet je in langsrichting is instelbaar. Praktisch wordt, bij een partij kisten 2 met een 20 zelfde lengte, de positie van het palletje voor het wassen ingesteld; bij een volgende partij kisten met een andere lengte dient de positie van de sensor opnieuw ingesteld te worden. Deze opstelling is dus geschikt voor het na elkaar wassen van meerdere kisten 2 met dezelfde lengte-afmetin-25 gen. Door ervoor te zorgen dat de kist 2 precies in het midden komt te staan in het frame 3 in de transport richting 4 is de afstand van de kopkantwassers 19,19 tot de kopse kanten van de kist 2 gelijk.

Wanneer een kist 2 zich aldus in langsrichting in 30 het midden van het frame 3 bevindt worden de cilinders 9 bediend en raakt de kist 2 ingeklemd tussen hefboomarmen 7,7 en de transportbaan 5,5, in het bijzonder de voornoemde geleidingen daarvan. De hefboomarmen 7 drukken op de bovenzijranden van de kist 2 waarbij de kist 2 op de 35 transportbaan 5,5 wordt gedrukt. De transportbaan 5,5 fungeert dus als steungeleiding voor de kist 2.

De kopkantenwassers 19,19 wassen vervolgens de 1016712 10 kopse kanten van de kist 2. Door de meerdere katrolschijven 23 is de slag groter dan die van de cilinder. Door middel van dit, bij elke kopkantwasser 19 voorziene, bewegings-mechanisme wordt elke kopkantwasser 19 tegelijk voor de 5 kist 2 langs bewogen totdat de uiterste positie bereikt is waarin de kopkantenwassers 19,19 naast de baan van de kist 2 gepositioneerd zijn.

De waskoppen 12,12 dalen in de kist 2. De was-koppen 12,12 zijn voorzien van draaischijven 26 met mond-10 stukken die schuin staan. De draaischijf 26 is roteerbaar in de richtingen G. Door de waterdruk zal de draaischijf 26 vanzelf gaan draaien. Het asje van de draaischijf 26 is via een tandwieloverbrenging verbonden met een verticale draaias voor de waskop 12. Hierdoor zal deze ook verdraaid 15 kunnen worden in de richtingen F.

Op het moment dat de waskoppen 12,12 werkzaam zijn roteert men de trommel over 180° door aandrijving van rollen 35. Alle rollen 35 kunnen zijn aangedreven, maar dit kan ook beperkt zijn tot bijvoorbeeld twee rollen. Er 2 0 blijft geen water in de kist 2 staan omdat de kist 2 voorzien is van spleten.

Als het wassen lang genoeg heeft geduurd en klonters en dergelijke uit de kist 2 gespoeld zijn, de wastijd is instelbaar, dan zal de trommel terugroteren in 25 de positie zodat de transportbaan 5,5 onderin zit. De aandrijving van de transportbaan 5,5 is dan weer aangekoppeld. De waskoppen 12,12 worden weer uit de kist 2 gehaald en als het terugroteren is voltooid worden de klemmen 7,7 losgenomen. De kist 2 wordt vervolgens naar buiten getranspor- 3 0 teerd door de transportbaan 5,5 en de afvoertransportbaan 11,11.

Ondertussen wordt een nieuwe kist 2 ingevoerd in de wasinrichting 1 en herhaalt de cyclus zich.

Een gewassen kist 2 welke de trommel heeft 35 verlaten zal een (optionele) , niet getoonde, naspoelin-richting doorlopen. De naspoelinrichting omvat bijvoorbeeld een ringbuis met sproeiers waaruit of schoon water komt, of 1016712 11 water met desinfectievloeistof. Door de desinfectie-vloei-stof wordt de kist 2 ook ontsmet waardoor ziektekiemen en dergelijke gedood kunnen worden. Het is echter ook mogelijk na te spoelen in de trommel, zodat de emissie van 5 verontreinigingen beperkt wordt gehouden. Hiertoe kunnen deuren voorzien zijn voor het aan de invoer- en uitvoerzijde sluiten van de trommel.

In figuur 6 is schematisch de situatie weergegeven waarin de kist 2 nog niet geroteerd is. De waskoppen 10 12,12 zijn al wel in de kist 2 gedaald. Het is ook mogelijk de kist 2 te roteren en gedurende of na het roteren de waskoppen 12,12 in de kist 2 te laten dalen. Voor, tijdens of na het terugroteren van de kist 2 worden de waskoppen 12,12 weer opgeklapt. De twee waskoppen 12,12 zijn indirect 15 met het frame 3 verbonden en roteren dus met de kist 2 mee.

Er moet bij de kisten 2 vooral gedacht worden aan gebruik in de agrarische sector, bijvoorbeeld voor de opslag van wortelen, aardappelen, en dergelijke, alsook van diepvriesprodukten, vis en vlees. De kist 2 wordt tijdens 20 het wasproces geroteerd om de rotatieas 6 zodat tijdens het wasproces van de kist 2 de grote delen (restproduct) eruit vallen. Hierdoor blijft er niets achter in de kist 2. Doordat de rotatieas 6 evenwijdig is aan de transportrich-ting 4 van de kist 2 door de wasinrichting 1 is de lengte 25 afmeting van de kist 2 minder van belang en kunnen met één wasinrichting 1 kisten 2 met verschillende lengte afmetingen gewassen worden. Als voorbeeld kunnen met de in figuur 1 getoonde wasinrichting 1 kisten 2 gewassen worden waarvan de kistmaten kunnen variëren: 30 in de hoogte van 80 cm tot 150 cm.

in de breedte van 80 cm tot 125 cm. in de lengte van 80 cm tot 230 cm. Uiteraard kan voor andere maten een bijpassende wasinrichting 1 ontworpen worden. Een voordeel van de hierboven 35 vermelde maten is dat de wasinrichting 1 vervoerbaar blijft over de weg.

Bij voorkeur heeft de trommel open uiteinden. Dit 1016712 12 vergemakkelijkt het invoeren en uitvoeren van een kist 2 in resp. van de wasinrichting 1. Aan het vooreinde en achtereinde van de trommel kunnen deuren geplaatst worden, bijvoorbeeld flappen. Het invoeren kan verder vergemak-5 kelijkt worden door de aanvoertransportbaan 10,10 met rollen onder een lichte helling te plaatsen.

De bedoeling van de gehele wasinrichting 1 is dat deze eenvoudig, storingvrij en goedkoop is. Voor de toevoer van water wordt niet gebruik gemaakt van draaikoppelingen, 10 maar van flexibele slangen. De trommel wordt dan ook niet doorgedraaid maar steeds weer teruggedraaid, van de bovenstand naar de benedenstand.

1016712

Claims (15)

1. Wasinrichting, in het bijzonder voor kisten, kratten, welke inrichting een roteerbaar frame met een rotatieas omvat voor het roteren van de kisten, kratten, waarbij de rotatieas evenwijdig is aan de transportrichting 5 van de kisten e.d. door de wasinrichting, waarbij de uiteinden van het frame in de transportrichting open zijn voor doorvoer van kisten, kratten.

2. Wasinrichting volgens conclusie 1 waarbij het frame cirkelcilindervormig is.

3. Wasinrichting volgens conclusie 2 voorts voor zien van middelen voor het voor roterende aandrijving aangrijpen van het frame ter plaatse van de eindvlakken van het frame.

4. Wasinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met 15 het kenmerk, dat de wasinrichting middelen omvat voor het in de transportrichting van de kisten door de wasinrichting in het midden van een frame positioneren van de kist.

5. Wasinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de middelen voor het in de transportrichting 20 van de kisten door de wasinrichting in het midden van het frame positioneren van de kist een opmerkmiddel, zoals een aanslag, omvatten die bij voorkeur verplaatsbaar is opgesteld.

6. Wasinrichting volgens conclusie 5 of 6, met 25 het kenmerk, dat het opmerkmiddel gekoppeld is met een centrale regelinrichting welke een aandrijving van een transportbaan regelt.

7. Wasinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de transportbaan koppelbaar is met een aan- 30 voertransportbaan en een afvoertransportbaan.

8. Wasinrichting volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de wasinrichting een klem omvat voor het, tijdens het roteren, op zijn plaats houden van de kist.

9. Wasinrichting volgens conclusie 8, met het 1016712 % kenmerk, dat de klem gevormd wordt door een eerste klemdeel dat op de bovenrand van de kist drukt en een tweede klemdeel dat op de onderzijde of onderrand van de kist drukt.

10. Wasinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het eerste klemdeel een hefboomarm is welke wordt bediend door een hefboomarmcHinder en dat het tweede klemdeel de transportbaan is.

11. Wasinrichting volgens conclusie 10, met het 10 kenmerk, dat de hefboomarm en de hefboomarmcilinder zijn bevestigd aan een U-vormig profiel.

12. Wasinrichting volgens een der voorgaande conclusies omvattende een met de kist, krat meeroterende waskop voor het reinigen van de binnenzijde van de kist, 15 krat, waarbij de waskop voorzien is aan een uiteinde van een arm, met het kenmerk, dat het andere uiteinde van de arm bevestigd is aan een dwarsstaaf, bij welke bevestiging een scharnier is voorzien waaromheen de arm in dwarsrich-ting kan zwenken, welke dwarsstaaf door middel van een 20 dwarsstaaf cilinder om zijn as roteerbaar is, welke arm in dwarsrichting via een verbindingsstaaf extra verbonden is met de trommel, welke verbindingsstaaf voorzien is van beweegbare verbindingen.

13. Wasinrichting volgens conclusie 12, waarbij 25 een of meer paren armen met waskoppen aangebracht zijn op de trommel, waarbij de voornoemde dwarsstaven ter hoogte van de kopkanten van de te wassen kist liggen, waarbij de armen in de ruststand verder reiken dan een halve kist-lengte, en in ruststand voor een deel schuin naast elkaar 30 liggen.

14. Wasinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame aan beide uiteinden is voorzien van kopkantwassers.

15. Werkwijze voor het wassen van kisten, kratten 3 5 in een wasinrichting met een roteerbaar frame met een rotatieas, met het kenmerk, dat de werkwijze de stappen omvat van het invoeren van de kist in de wasinrichting bij 1016712 « het eerste uiteinde van het frame, het om een as evenwijdig aan de invoerrichting roteren van de kist, het wassen van de kist, het terugroteren van de kist en het uitvoeren van de kist bij het tweede uiteinde van het frame. 1016712